Aflevering 39

Gepubliceerd op 25 september 2008

NTFR 2008/1781 - Rechtswaarden als economische waarden

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 geschreven door prof. dr. A.C. Rijkers
‘De obsessie met bijna gedwongen participatie is ook ingegeven door een beperkt welvaartsbegrip: welvaart is gelijk aan het bruto nationaal product (bnp),’ aldus Kleinknecht in een opinie in het NRC van 26 augustus 2008. Hij keert zich daarin tegen de oekazes uit Den Haag om de Nederlanders ertoe aan te zetten om in het licht van de vergrijzingsproblematiek zowel op weekbasis als op lifetimebasis langer te werken. Kleinknecht verwijst daarbij naar het door HeertjeA. Heertje, ‘Naar echte economie’ (2007) ESB, 92(4525), 772-775. gehouden pleidooi voor een subjectivistisch welvaartsbegrip. Tegenover de beperkte economische beschouwingswijze tot het bereik van de meetbaarheid bepleit Heertje een bredere economische visie. Hij doelt daarmee op een welvaartsbegrip waarin ruimte wordt gemaakt voor ‘kwalitatieve, niet-meetbare gezichtspunten die voor het wel en wee van de burgers evenzeer van belang zijn als de onderdelen van het economische leven die zich lenen voor een cijfermatige expressie.’ Tegen het objectieve en materiële welvaartsbegrip voert hij o.a. aan dat dit geen recht doet ‘aan het voorzien in behoeften van burgers die niet via de markt blijken.’ Een subjectivistisch welvaartsbegrip – volgens Heertje ontsproten aan het subjectivisme van de jaren zeventig van de vorige eeuw – houdt wel mede rekening met kwalitatieve aspecten, natuur, open ruimte, milieu en cultuur. Het moet gaan om de kwaliteit van het bestaan waarin ‘de meetbare kanten van het economisch proces ingebed (zijn) in een integraal kwaliteitsbeleid.’

NTFR 2008/1782 - Belastingplan 2009

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
De minister en de staatssecretaris van Financiën hebben op Prinsjesdag 2008 het Belastingplan 2009 ingediend. Op Prinsjesdag zelf meldden wij u al in een speciale NTFR Prinsjesdag Mail de belangrijkste elementen van het wetsvoorstel. Hieronder nemen wij een uitgebreide samenvatting op met commentaar.

NTFR 2008/1783 - Overige fiscale maatregelen 2009

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft, samen met het Belastingplan 2009, het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2009 (OFM 2009) ingediend. De meer technische aspecten die minder haast hebben, worden opgenomen in een separaat onderhoudswetsvoorstel. In het onderhavige wetsvoorstel gaat het onder meer om toezeggingen en (deels technische) wijzigingen die moeten ingaan per 1 januari 2009. Er worden in dit wetsvoorstel wetten gewijzigd die zich in de volle breedte van het fiscale spectrum bevinden, zowel directe als indirecte belastingen, alsmede enkele niet-fiscale wetten die hiermee verband houden. Op Prinsjesdag zelf meldden wij u al in een speciale NTFR Prinsjesdag Mail de belangrijkste elementen van dit wetsvoorstel en het Belastingplan 2009. Hieronder nemen wij een uitgebreide samenvatting van het wetsvoorstel OFM 2009 op met commentaar.

NTFR 2008/1784 - Miljoenennota 2009

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Het kabinet heeft op Prinsjesdag 2008 de Miljoenennota en de Rijksbegrotingen voor 2009 gepresenteerd. Tegelijk zijn ook het Belastingplan 2009 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2009 gepresenteerd. Op die wetsvoorstellen gaan we apart in. Aan het persbericht bij de Miljoenennota ontlenen wij onderstaande.

NTFR 2008/1785 - Fiscale gevolgen nieuwe slibverwerkingsovereenkomst vallen niet onder garanties bij overname

ECLI:NL:RBZUT:2008:BF0340, datum uitspraak 02-07-2008, publicatiedatum 10-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Dit is het civielrechtelijke vervolg op de fiscale procedure van HR 24 december 2004, nr. 40.283, NTFR 2005/5 en de verwijzingsuitspraak van Hof Den Haag van 7 maart 2006 (ongepubliceerd, kernoverwegingen opgenomen in onderstaand vonnis, r.o. 2.28). In de fiscale procedure is, na cassatie en verwijzing, geoordeeld dat de waterschappen (WHH) als verkopers van B.V. Reduceren Composteren Reststoffen (RCR) die een slibverwerkingsinstallatie exploiteerde, een voordeel van f 36.798.025 hebben doen toekomen aan de koper van RCR, Veluwse Afval Recycling B.V. (VAR). Dat voordeel bestond eruit dat WHH een vordering van f 36.798.025 op RCR voor f 1 aan VAR hebben overgedragen. Dat voordeel kwam aan RCR toe omdat zij meteen na de overname in plaats van de bestaande slibverwerkingsovereenkomst met WHH een nieuwe overeenkomst met WHH tegen veel ongunstiger voorwaarden accepteerde hetgeen viel aan te merken als een uitdeling. Hof Amsterdam deelde die opvatting. De Hoge Raad casseerde echter. Die nieuwe overeenkomst leidde er op grond van de verwijzingsuitspraak van Hof Den Haag toe dat RCR van het bedrag van f 36.798.025 een gedeelte van f 21.000.000 moest afboeken op de boekwaarde van haar investeringen in de slibverwerkingsinstallatie, hetgeen ten koste ging van haar fiscale afschrijvingspotentieel, en dat zij het restant gedurende de looptijd van de nieuwe slibverwerkingsovereenkomst jaarlijks in gedeeltes aan haar winst diende toe te voegen.

NTFR 2008/1789 - Partiële toepassing stamrechtvrijstelling is mogelijk

ECLI:NL:HR:2008:BD3162, datum uitspraak 19-09-2008, publicatiedatum 19-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft als ontslagvergoeding aan een werknemer een stamrecht toegekend ter waarde van in totaal € 65.958. Dit bedrag is onder toepassing van de stamrechtvrijstelling gestort op de bankrekening van de stamrecht-bv van de werknemer. Een deel van € 53.615 ziet op gederfd of te derven loon; het overige deel van € 12.343 ziet op afkoop van het restant aan vakantiedagen, het tegoed aan vakantierechten en een mobiliteitsbijdrage. Rechtbank Breda heeft, anders dan de inspecteur, de vraag of de stamrechtvrijstelling partieel kan worden toegepast – op het deel van de aanspraak dat ziet op gederfd of te derven loon – bevestigend beantwoord. De staatssecretaris heeft daartegen sprongcassatie ingesteld. Hij heeft daarbij betoogd dat als een deel van de aanspraak niet op gederfd of te derven loon ziet, de stamrechtvrijstelling geheel niet van toepassing is. A-G Van Ballegooijen deelt die opvatting niet. Volgens hem kan één aanspraak fiscaal worden gesplitst voor toepassing van vrijstellingsbepalingen. De wettekst sluit partiële toepassing van de stamrechtvrijstelling op de toegekende aanspraak niet uit en partiële toepassing past binnen doel en strekking van de wet.

NTFR 2008/1790 - Gedeeltelijke overdracht leidt tot heffing over gehele pensioenaanspraak

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam geweest bij de bv van haar echtgenoot. In 1989 is haar een pensioen toegezegd. De pensioentoezegging was tot 1 december 2002 volledig verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij. Per die datum bedroeg de waarde van de pensioenaanspraak van belanghebbende € 120.076. In 2002 heeft de verzekeringsmaatschappij op verzoek van belanghebbende een deel van de verplichting ingevolge de pensioenregeling – de waarde van de pensioenaanspraak per 1 januari 1995, ten bedrage van € 36.020 – overgedragen aan de bv. De bedoeling was dat de bv dit deel van het pensioen in eigen beheer zou uitvoeren. Het restant bleef verzekerd bij de verzekeringsmaatschappij. Op het tijdstip van de overdracht heeft belanghebbende geen aandelen in de bv in haar bezit. Haar echtgenoot was ten tijde van de dienstbetrekking, althans in ieder geval tot 1 januari 1995, enig aandeelhouder van de bv. In geschil is of de gedeeltelijke overdracht van de pensioenregeling leidt tot een heffing over de gehele pensioenaanspraak ingevolge art. 19b, lid 1, onder b, jo. lid 2, Wet LB 1964. Rechtbank Arnhem (NTFR 2007/1861) heeft geoordeeld dat een overdracht van een deel van de pensioenaanspraak naar een niet-toegelaten verzekeraar ook leidt tot een fictieve afkoop van het niet-overgedragen pensioenkapitaal. De rechtbank is hierbij van oordeel dat de woorden 'voor zover' in art. 18, lid 1, slotzin, Wet LB 1964 uitsluitend betrekking hebben op de term 'begrenzingen', welke term ziet op de toegestane hoogte van het pensioen. Belanghebbende heeft sprongcassatie ingesteld. Belanghebbende stelt dat de term 'begrenzingen', zoals vermeld in art. 18, lid 1, slotzin, Wet LB 1964, betrekking heeft op alle voorwaarden zoals die zijn opgenomen in art. 18 Wet LB 1964 en verder (in hoofdstuk IIB), waaronder de voorwaarden die worden gesteld aan de verzekeraar. Volgens A-G Van Ballegooijen blijkt uit de wetsystematiek en de wetsgeschiedenis dat de term 'begrenzingen' uitsluitend betrekking heeft op de voorwaarden van de verschillende pensioenvormen zoals bedoeld in art. 18a t/m 18f Wet LB 1964. Voor een ruimere uitleg van de term 'begrenzingen' zijn zijns inziens geen aanknopingspunten te vinden.

NTFR 2008/1792 - Bij geruisloze inbreng mag VPB-latentie worden bepaald op WEV

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD3557, datum uitspraak 21-05-2008, publicatiedatum 11-06-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Bij de geruisloze inbreng van een onderneming in een bv wordt met betrekking tot het bedrijfsmatig geëxploiteerd vastgoed voor de berekening van de verkrijgingsprijs van de aandelen uitgegaan van een VPB-latentie van 12%. Rechtbank Haarlem volgt de inspecteur onder verwijzing naar onder meer de 7e standvoorwaarde die op de geruisloze inbreng van toepassing is verklaard. De 7e standaardvoorwaarde bepaalt dat de VPB-latentie ten minste op 20% wordt gesteld. Hof Amsterdam komt tot een ander oordeel. Volgens het hof moet bij een geruisloze inbreng de verkrijgingsprijs worden vastgesteld op de opgeofferde waarde ter verkrijging van die aandelen waarbij met alle van belang zijnde factoren rekening moet worden gehouden. Bij het vaststellen van die waarde mag de werkelijke waarde van de latente belastingclaim worden gehanteerd in plaats van de 20% genoemd in de 7e standaardvoorwaarde van het van toepassing zijnde besluit, nu evident is dat daardoor als zodanig niet een IB- of VPB-claim verdwijnt. De 7e standaardvoorwaarde is in zoverre onverbindend.

NTFR 2008/1793 - Geen cassatie tegen oordeel inzake hoogte VPB-latentie bij geruisloze inbreng

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraken van Hof Amsterdam van 21 mei 2008, nrs. 07/00163-07/00166. Het hof oordeelde in die zaak dat de zevende standaardvoorwaarde bij de geruisloze inbrengfaciliteit van art. 18 Wet IB 1964 deels onverbindend was. De zevende standaardvoorwaarde bepaalde dat bij de bepaling van de waarde van de aandelen rekening diende te worden gehouden met een vpb-latentie op de stille reserves in de ingebrachte onderneming van ten minste 20%. Het hof oordeelde echter dat die vpb-latentie dient te worden gesteld op de werkelijke hoogte daarvan, nu de verkrijgingsprijs van de aandelen dient te worden gesteld op de waarde in het economische verkeer.

NTFR 2008/1796 - Bevoordeling bij overname landbouwbedrijf vormt schenking

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende oefende gedurende enige jaren met zijn vader in de vorm van een maatschap een veehouderij uit. Op het moment dat zijn vader uit de maatschap treedt, maakt belanghebbende gebruik van zijn recht om de onderneming voort te zetten. Om een nog juist lonende exploitatie van de onderneming mogelijk te maken, bedroeg de overnamesom f 96.602. De waarde in het economische verkeer (WEV) lag op dat moment hoger. Belanghebbende heeft aangifte gedaan van een schenking ter grootte van f 195.302. De inspecteur heeft een aanslag schenkingsrecht opgelegd ten bedrage van f 250.919. Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift hiertegen gesteld dat er (bij nader inzien) in het geheel geen sprake is van een schenking. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd. Hof Den Haag (NTFR 2006/1009) acht een schenking aanwezig omdat art. 21 SW 1956 voorschrijft dat bij de waardering van een onderneming met onderrentabiliteit geen rekening wordt gehouden. Vader en zoon hebben dit bewust wel gedaan. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak beroep in cassatie ingesteld. A-G Van Ballegooijen is met belanghebbende van mening dat art. 21 SW 1956 pas aan de orde komt nadat een schenking in de zin van art. 1 SW 1956 is vastgesteld. Fiscale waardebegrippen spelen in beginsel geen rol. Het hof heeft overwogen dat er een (aanmerkelijk) verschil bestaat tussen de verkrijgingsprijs en de WEV. Derhalve is (ook) in de zin van art. 1 SW 1956 aan het vereiste van een materiële bevoordeling voldaan. Volgens de advocaat-generaal voert belanghebbende eveneens terecht aan dat voor een schenking vrijgevigheid nodig is. Naar zijn opvatting laten de stukken evenwel geen andere conclusie toe dan dat vader zijn zoon wilde bevoordelen door hem door middel van de lage overnameprijs in staat te stellen de onderneming voort te zetten. Verder leert volgens de advocaat-generaal HR 13 februari 2004, nr. C02/233HR niet, dat de overdracht van een landbouwbedrijf tegen agrarische waarde (voortvloeiend uit redelijkheid en billijkheid tussen deelnemers in een samenwerkingsverband en met een reële meerwaardeclausule) een schenking in de zin van art. 1, lid 2, SW 1956 uitsluit, zoals belanghebbende voorstaat. Het hof heeft in overeenstemming met HR 4 maart 2005, nr. C03/247HR, de verkrijging door belanghebbende beoordeeld als schenking. Er is niet gesteld of gebleken dat, tegenover de bevoordeling van belanghebbende, zodanige regelingen waren getroffen ten gunste van de uittredende maat dat geen sprake was van een bevoordeling uit vrijgevigheid, aldus de advocaat-generaal.

NTFR 2008/1797 - Ten onrechte proceskostenvergoeding voor bezwaar toegekend

ECLI:NL:HR:2008:BF1226, datum uitspraak 19-09-2008, publicatiedatum 19-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. J. Snitker
In een aansprakelijkheidsprocedure heeft Hof Den Bosch de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van de bezwaar- en de beroepsfase. In cassatie klaagt de minister van Financiën erover dat ten onrechte een vergoeding is toegekend voor de bezwaarprocedure.

NTFR 2008/1799 - Voormalige gemeentesecretaris als rechter in rioolrechtenzaak: schending rechterlijke onpartijdigheid

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9747, datum uitspraak 09-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. E. Thomas
Aan belanghebbende is een aanslag rioolrechten opgelegd. Rechtbank Almelo 28 februari 2007, nr. 06/01034 heeft deze aanslag gehandhaafd. In appel heeft belanghebbende een wrakingsverzoek ingediend ten aanzien van de behandelend rechter in eerste aanleg. Die rechter is voorheen gemeentesecretaris geweest van (een voorganger van) de heffende gemeente. Het hof geeft aan dat het wrakingsverzoek niet kan worden behandeld, omdat het in de procedure bij de rechtbank had moeten worden ingediend. Wel kan volgens het hof in de bodemzaak worden getoetst of de eis van rechterlijke onpartijdigheid is geschonden. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. De behandelend rechter is destijds namelijk als gemeentesecretaris betrokken geweest bij de vraag of de verfijningsuitkering riolering op mindering zou moeten komen op de kosten die door middel van rioolrechten kunnen worden verhaald, welke vraag één van de geschilpunten vormt in de onderhavige procedure. Het hof wijst de zaak terug naar de rechtbank.

NTFR 2008/1807 - Geen vertrouwensbeginsel voor verkeerde informatie rekenhulp arbeidskorting

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8499, datum uitspraak 12-06-2008, publicatiedatum 24-07-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende werd 65 jaar oud in 2005. De rekenhulp arbeidskorting bij het aangifteformulier 2005 voorziet niet in deze situatie en uit de rekenhulp kwam een te hoog bedrag aan arbeidskorting. In de aangifte wordt de arbeidskorting echter wel tot een juist bedrag vastgesteld. Belanghebbende doet in bezwaar en beroep een beroep op het vertrouwensbeginsel en claimt de hogere, door de rekenhulp beloofde arbeidskorting. Rechtbank Arnhem honoreert dit verzoek niet nu sprake is van een inlichting en niet voldaan is aan het dispositievereiste, zodat volgens vaste jurisprudentie geen beroep kan worden gedaan op het vertrouwensbeginsel.

NTFR 2008/1809 - Geen cassatieberoep tegen hofoordeel inzake foutieve aangifte belastingadviseur

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van Hof Amsterdam van 30 juni 2008, nr. 07/00581, NTFR 2008/1500. Belanghebbende, belastingadviseur, heeft kapitaalverzekeringspolissen met lijfrenteclausule afgesloten die niet voldoen aan de voorwaarden die de Wet IB 2001 stelt om de daarvoor betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorziening in aftrek te kunnen brengen. Het hof overwoog dat de aan belanghebbende, ter zake van de ten onrechte afgetrokken premies opgelegde vergrijpboete van 25% diende te vervallen, omdat belanghebbende geen grove schuld kan worden verweten.

NTFR 2008/1811 - Geen cassatieberoep tegen hofoordeel inzake vergoeding heffingsrente over tweede teruggave

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede af te zien van het instellen van beroep in cassatie tegen Hof Den Bosch 29 juli 2008, nr. 07/00268. In het geval waarin een teruggave van omzetbelasting ambtshalve wordt gevolgd door een tweede teruggave, oordeelde het hof dat de inspecteur bij die tweede teruggave heffingsrente dient te vergoeden. De teruggave houdt immers verband met eerder door leveranciers aan de fiscus voldane omzetbelasting, zodat die voldoening, bezien vanuit doel en opzet van de wettelijke regeling van heffingsrente, op een lijn moet worden gesteld met de afdracht van voorheffingen. De aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting heeft tot op het moment van teruggave onder de fiscus berust, zodat de fiscus in die situatie geen liquiditeitsnadeel lijdt.

NTFR 2008/1814 - Belastingverdrag met Azerbeidzjan ondertekend

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Nederland en Azerbeidzjan hebben op 22 september 2008 een belastingverdrag ondertekend. Het verdrag ziet op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen. De Nederlandse tekst van het verdrag is als brondocument opgenomen (zoals ontleend aan het nieuwsbericht). Het verdrag moet nog voor parlementaire goedkeuring worden voorgelegd in Nederland.

NTFR 2008/1815 - Vereniging die geen onderneming drijft, is geen inwoner in de zin van Verdrag

ECLI:NL:HR:2009:BF0934, datum uitspraak 04-12-2009, publicatiedatum 04-12-2009
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende, buitenlands belastingplichtige, heeft de Amerikaanse nationaliteit en is bestuurder van een vereniging die in Nederland is gevestigd. Uit hoofde van zijn dienstverband met de vereniging geniet belanghebbende een salaris. Belanghebbende heeft in zijn aangiften voor de jaren 1998, 1999 en 2000 een aftrek toegepast voor 'buitenlandse werkdagen op grond van Amerikaanse nationaliteit'. Hiervan is bij de aanslagregeling slechts dat gedeelte van de door belanghebbende van de vereniging ontvangen arbeidsbeloning buiten aanmerking gelaten dat toerekenbaar is aan de in de Verenigde Staten gewerkte dagen. Hof Den Haag (NTFR 2007/1620) heeft beslist dat belanghebbende zijn arbeidsbeloning heeft genoten in de hoedanigheid van bestuurder van een vereniging die in Nederland is gevestigd en niet als werknemer. Art. 17 Verdrag Nederland-Verenigde Staten inzake bestuurders is van toepassing. Het hof heeft het beroep derhalve ongegrond verklaard. Belanghebbende komt in cassatie. A-G Niessen beoordeelt allereerst de vraag of de vereniging naar Nederlands fiscaal recht als ‘inwoner’ kan worden aangemerkt. Niet in geschil is dat de vereniging gelet op art. 4 AWR voor belastingdoeleinden in Nederland is gevestigd. Echter, voor de kwalificatie ‘inwoner’ in de zin van art. 4 Verdrag Nederland-Verenigde Staten is tevens onderworpenheid aan belastingheffing vereist. Een in Nederland gevestigde vereniging is in gevolge art. 2, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet VPB 1969 slechts belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting indien en voor zover zij een onderneming drijft. Voor een dergelijke vereniging is haar domicilie in Nederland niet een kwaliteit die haar onbeperkt belastingplichtig maakt, zoals voor het inwonerschap in de zin van art. 4 Verdrag Nederland-Verenigde Staten is vereist. Nu de onderhavige vereniging geen onderneming drijft en daarom niet VPB-plichtig is, is zij geen inwoner in de zin van het Verdrag Nederland-Verenigde Staten. De advocaat-generaal concludeert derhalve dat het hof van een verkeerde rechtsopvatting is uitgegaan. Het eerste middel slaagt. Art. 17 Verdrag Nederland-Verenigde Staten is niet van toepassing. Wel kan Nederland op grond van art. 16 Verdrag Nederland-Verenigde Staten het door belanghebbende genoten salaris dat hij – als werknemer – ontvangt voor zijn in Nederland gewerkte dagen, belasten.

NTFR 2008/1818 - Ontwikkelassessments vallen niet onder onderwijsvrijstelling

ECLI:NL:RBARN:2008:BD2528, datum uitspraak 12-03-2008, publicatiedatum 27-05-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende voert ontwikkelassessments uit. In geschil is de vraag of deze dienst voor de omzetbelasting is vrijgesteld ingevolge de onderwijsvrijstelling. De rechtbank is van oordeel dat zulks niet het geval is. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het overheersende doel van haar opdrachtgevers met een ontwikkelassessment een andere is dan de meting en rapportage van welomschreven competenties van de deelnemers. De omstandigheid dat de deelnemers tijdens de procedure van een ontwikkelassessment en de terugkoppeling van de resultaten leermomenten zullen kennen, is naar het oordeel van de rechtbank slechts van bijkomstige en/of ondergeschikte aard en voor de opdrachtgevers niet een doel op zich. Omdat de meting en rapportage van de competenties van de deelnemers een belaste prestatie is die niet onder de onderwijsvrijstelling valt, betekent dit dat de mogelijke leeractiviteiten evenmin onder die vrijstelling vallen.

NTFR 2008/1819 - Kluisverhuur door school valt als bijkomende dienst onder onderwijsvrijstelling

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende, een scholengemeenschap, claimde aftrek van voorbelasting. Volgens belanghebbende viel de verhuur van kluisjes namelijk niet onder de onderwijsvrijstelling, zodat ter zake hiervan omzetbelasting verschuldigd was en recht op aftrek van voorbelasting bestond. Rechtbank Arnhem is echter van oordeel dat de kluisverhuur geen doel op zichzelf is, zeer nauw samenhangt met het onderwijs en aldus een bijkomende dienst vormt, welke deelt in de onderwijsvrijstelling.

NTFR 2008/1825 - Structurele tekortkomingen bij bemonstering en analyse van kalverenmest onaannemelijk

ECLI:NL:RBARN:2008:BD6156, datum uitspraak 09-05-2008, publicatiedatum 03-07-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Belanghebbende beroept zich op het feit dat bij de bemonstering en analyse van 'zijn' kalverenmest door de AID fouten moeten zijn gemaakt, aangezien deze mest volgens het forfait per 1.000 kg 1,2 kg fosfaat bevat terwijl de uitslag van het onderzoek met betrekking tot 'zijn' mest 5 á 6 maal hoger uitkomt. Volgens belanghebbende komt een hoeveelheid van 1,2 kg per 1000 kg mest overeen met eerdere analyses van dezelfde mest afkomstig van dezelfde leverancier. Rechtbank Arnhem is echter van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt door belanghebbende dat de bemonstering of analyse van de kalverenmest in zijn geval structurele tekortkomingen vertonen.

NTFR 2008/1826 - Verhuurder van recreatiewoning is belastingplichtige voor rioolrecht

ECLI:NL:HR:2008:BF1208, datum uitspraak 19-09-2008, publicatiedatum 19-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning. Hij verhuurt deze woning telkens voor betrekkelijk korte perioden. De gemeente heeft belanghebbende aangeslagen voor het rioolrecht. Volgens Hof Den Bosch en de Hoge Raad terecht. De eigenaar moet worden aangemerkt als gebruiker van de woning, ook indien hij zelf nimmer in de woning verblijft.

NTFR 2008/1827 - Beroep op gelijke behandeling met woningen in buitengebied faalt

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De gemeente Lochem heeft aan belanghebbende een aanslag in het rioolrecht opgelegd. In deze gemeente zijn 6.979 eigendommen – waaronder die van belanghebbende – aangesloten op het rioolbuizenstelsel. In het buitengebied zijn 1.120 eigendommen niet aangesloten op dat buizenstelsel. Belanghebbende betoogt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden nu de eigendommen in het buitengebied buiten de heffing van het rioolrecht blijven. Volgens de Hoge Raad faalt het betoog. Ook als veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat aan de 1.120 eigendommen wel een aanslag had kunnen worden opgelegd, maar dit niet is gebeurd, faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het buiten de heffing laten van die eigendommen door de gemeente berustte op de opvatting dat die eigendommen niet in de heffing konden worden betrokken. Indien dit beleid berustte op een onjuiste rechtsopvatting, en als aannemelijk is dat dit beleid zonder die onjuiste rechtsopvatting achterwege was gebleven, kan belanghebbende geen beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel brengt niet mee dat de gemeente dat onjuiste beleid ook zou moeten toepassen op belanghebbende.

NTFR 2008/1828 - Geen heffing parkeerbelasting op privéstrook langs openbare weg

ECLI:NL:HR:2008:BF1212, datum uitspraak 19-09-2008, publicatiedatum 19-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. J. Rolleman
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat hij zijn auto heeft geparkeerd op een aan de zijkant van een advocatenkantoor gelegen strook grond dat eigendom is van het advocatenkantoor. In beroep stelt de gemeente Alkmaar bevoegd te zijn tot het heffen van parkeerbelasting, omdat de strook onderdeel uitmaakt van de openbare weg. Zowel Hof Amsterdam als de Hoge Raad stelt de gemeente in het ongelijk. Een eigenaar kan zich in beginsel met succes verzetten tegen het heffen van parkeerbelasting op zijn terrein of weggedeelte. Dit is slechts anders indien de gemeente kan bewijzen dat zij niettemin bevoegd is te heffen, bijvoorbeeld doordat zij over het desbetreffende terrein of weggedeelte het beheer heeft. Daarvan is in dit geval geen sprake.

NTFR 2008/1829 - Bouwleges terecht geheven

ECLI:NL:HR:2008:BF0416, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd. Op grond van de legesverordening is van belanghebbende voor het in behandeling nemen van die aanvraag een bedrag aan leges geheven. De maatstaf voor de leges is de aanneemsom inclusief de omzetbelasting. In cassatie betoogt belanghebbende dat de heffing van het aldus berekende bedrag aan leges strijdig is met het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning.

NTFR 2008/1832 - Kans op droogvallen ligplaats woonark werkt waardedrukkend

ECLI:NL:RBARN:2008:BD6177, datum uitspraak 16-06-2008, publicatiedatum 03-07-2008
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2008
Bij de waardering van een woonark verschillen belanghebbende en gemeente over de vraag of belanghebbende een grotere kans op 'droogval' heeft dan de hem omringende woonarken. Niet in geschil is dat dit, indien aannemelijk, een waardedrukkende factor vormt. Rechtbank Arnhem acht de verhoogde kans op droogval voldoende aannemelijk en is verder van oordeel dat de gemeente ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat er reeds op waardepeildatum sloopplannen bestonden voor de schuur op de wal.