NTFR 2008/2507 - Koepelvrijstelling ook van toepassing op diensten aan één afnemer van een groepering
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersCBIT, een groepering van ziekenhuizen en andere in de gezondheidszorg actieve instellingen, verricht tegen betaling diensten op het gebied van de gezondheidszorg ten behoeve van de bij haar aangeslotenen, die een activiteit uitoefenen die is vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig zijn. De diensten zijn vrijgesteld van btw op de voet van art. 11, lid 1, sub u, Wet OB 1968, dat uitvoering geeft aan art. 13, A, lid 1, sub f, Zesde Richtlijn. CBIT verricht voor sommige van de aangeslotenen ook diensten waarvoor zij aan hen afzonderlijk een vergoeding in rekening heeft gebracht. CBIT is wat deze laatste diensten betreft een naheffingsaanslag in de btw opgelegd. Vaststaat dat deze diensten direct nodig zijn voor het uitoefenen van de vrijgestelde activiteiten van de leden van de groepering en dat geen sprake is van concurrentieverstoring. Op de vraag of de aan de leden van die groepering gevraagde bedragen overeenstemmen met het aan die leden toekomende aandeel in de gezamenlijke uitgaven in de zin van art. 13, A, lid 1, sub f, Zesde Richtlijn verklaart het Hof van Justitie EG voor recht: ‘art. 13, A, lid 1, sub f, Zesde Richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat, gesteld dat aan de overige bij die bepaling gestelde voorwaarden is voldaan, de dienstverrichtingen door een zelfstandige groepering ten behoeve van haar leden voor de in die bepaling voorziene vrijstelling in aanmerking komen, zelfs als deze diensten ten behoeve van één of enkele van die leden zijn verricht'.