NTFR 2011/1407 - Effectenbeleggingsmaatschappijen in de CCCTB; een déjà vu?
Aflevering 26, gepubliceerd op 30-06-2011 geschreven door mr. dr. H. VermeulenNagenoeg elk land heeft één of meer fiscale regelingen getroffen om collectief beleggen te faciliteren. Het doel van deze regelingen is om collectieve beleggingen een gelijke behandeling te geven met individuele, rechtstreekse beleggingen. Hiermee wordt fiscale neutraliteit beoogd. Het zou voor een particuliere belegger geen fiscaal verschil mogen maken of hij zelf belegt of dat hij gebruik maakt van een collectief; een beleggingsinstelling. Belegt hij zelf, dan wordt hij slechts in de heffing van inkomstenbelasting betrokken. Belegt hij door middel van een collectief, dan moet worden bezien of en hoe dat collectief in de heffing wordt betrokken. Vanuit Nederlands perspectief kan zo een collectief als fiscaal transparant en als niet-fiscaal transparant worden aangemerkt. In het eerste geval is er geen heffing op het niveau van het collectief. Deze wordt vanuit een fiscaal oogpunt genegeerd. Een dergelijke wijze van collectief beleggen is fiscaal neutraal vanuit een oogpunt van inkomsten- en vennootschapsbelasting. In het tweede, niet-fiscaal transparante geval zal het collectief als lichaam voor de heffing van vennootschapsbelasting en dus als belastingplichtige worden aangemerkt. Naast inkomstenbelasting op het niveau van de particulier wordt het collectief immers als vennootschapsbelastingbelastingplichtige in de heffing van vennootschapsbelasting betrokken. Teneinde collectieve belegging niet te discrimineren is er een regeling nodig die deze vennootschapsbelastingheffing op het niveau van het collectief voor de vennootschapsbelasting opheft.