Aflevering 45

Gepubliceerd op 10 november 2011

NTFR 2011/2482 - Objectvrijstelling voor buitenlandse winst – waarom eigenlijk?

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 geschreven door prof. mr. T. Bender
In het Belastingplan 2012 is voorgesteld de methode van belastingvrijstelling te vervangen door een objectvrijstelling als methode om dubbele belasting van buitenlandse bedrijfswinsten in de vennootschapsbelasting te voorkomen (hierna: het wetsvoorstel).Wetsvoorstel Belastingplan 2012, Kamerstukken II, 2011-2012, 33 003, NTFR 2011/2360; V-N 2011/45A.4. Het verschil tussen deze twee voorkomingsmethoden is dat bij belastingvrijstelling een buitenlands verlies in mindering komt bij het bepalen van de in Nederland belastbare winst, terwijl objectvrijstelling de buitenlandse opbrengst – en dus ook het buitenlands verlies – buiten de heffingsgrondslag houdt. Uit het wetsvoorstel blijkt niet eenduidig waarom deze ingrijpende systeemwijziging wordt voorgesteld, en waarom objectvrijstelling beter is dan belastingvrijstelling. Wel toont het wetsvoorstel dat een ingewikkelde regeling nodig is om de objectvrijstelling te effectueren.

NTFR 2011/2485 - Commentaar NOB op concept Uitvoeringsregeling AWR inzake anbi's

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011
De NOB stuurt commentaar op het concept Uitvoeringsregeling AWR inzake commerciële activiteiten van anbi's alsmede enige nadere opmerkingen naar aanleiding van het wetsvoorstel Geefwet en op anbi’s en andere maatschappelijke organisaties gerichte voorstellen in het Belastingplan 2012 en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 aan de Tweede Kamer.

NTFR 2011/2486 - Ontwerp AMvB Research en Development Aftrek (RDA)

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft een concept algemene maatregel van bestuur inzake de research en developmentaftrek (RDA) aan de Tweede Kamer gezonden (Besluit RDA). In deze AMvB is opgenomen voor welke kosten en uitgaven Agentschap NL een RDA-beschikking zal afgeven.

NTFR 2011/2487 - Participatie in film-cv vormt geen bron van inkomen

ECLI:NL:HR:2011:BU1991, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende had participaties in drie film-cv’s. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat daarbij geen sprake was van winst uit onderneming. Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 5 juli 2006, NTFR 2007/228, heeft het hof het vermoeden gerechtvaardigd geacht dat op voorhand vaststond dat, afgezien van het beoogde gebruik van fiscale faciliteiten, geen positief resultaat kon worden verwacht. Volgens het hof lag het vervolgens op de weg van belanghebbende om dit vermoeden te ontzenuwen, maar het hof achtte belanghebbende daarin niet geslaagd. In cassatie komt belanghebbende met motiveringsklachten tevergeefs op tegen dit hofoordeel.

NTFR 2011/2488 - Toerekening resultaat Zwitserse AG van dga van belanghebbende aan belanghebbende is terecht

ECLI:NL:PHR:2011:BT8777, datum uitspraak 06-10-2011, publicatiedatum 04-01-2013
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende drijft een onderneming die papier inkoopt en weer verkoopt. De dga van belanghebbende was verantwoordelijk voor de in- en verkoop en relatiebeheer. De dga hield vanaf 1995 tevens het volledige belang in een AG die statutair gevestigd is in Zwitserland. Enig bestuurder van de AG is een belastingadviseur. Net als voor belanghebbende houdt de dga zich vanaf de oprichting van de AG ook voor de AG bezig met in- en verkoop van papier en met relatiebeheer. De dga is niet in dienstbetrekking bij de AG en heeft geen opdracht tot het uitvoeren van die werkzaamheden ontvangen van de AG. Voor de oprichting van de AG werden alle resultaten uit de door de dga geleide in- en verkoop van papier verantwoord in de omzet van belanghebbende. Na de oprichting van de AG besliste de dga van geval tot geval of een concrete transactie door de AG wordt verricht of door belanghebbende.

NTFR 2011/2489 - Achtste standaardvoorwaarde bij geruisloze omzetting voor buitenlandse aandeelhouder is toegestaan

ECLI:NL:RBARN:2011:BR1931, datum uitspraak 14-07-2011, publicatiedatum 18-07-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbenden (X en Y) wonen in Duitsland en drijven samen in de vorm van een vof een onderneming. Zij verdienen hun inkomen (nagenoeg) geheel in Nederland en opteren voor binnenlandse belastingplicht. In 2007 hebben ze hun onderneming ingebracht in een daartoe opgerichte bv. Daarbij hebben ze verzocht om toepassing van de faciliteit van de geruisloze omzetting (art. 3.65, lid 1, Wet IB 2001). In de beschikking die de inspecteur afgeeft, is de nieuwe 8ste Standaardvoorwaarde opgenomen. Deze voorwaarde houdt in dat de inspecteur de aanslag verhoogt met het claimverlies (geconserveerde bedrag) en onder voorwaarden uitstel van betaling verleent voor dit bedrag. De conserverende aanslag vervalt – anders dan bij ingezetenen in Nederland – niet na verloop van tien jaren. In geschil is of het opnemen van de nieuwe 8ste Standaardvoorwaarde is toegelaten.

NTFR 2011/2491 - Voor openingsbalans werkzaamheid bij waardebepaling pand rekening houden met verhuurde staat

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. W.J.H. Antonisse Adv. LLM
Tussen belanghebbende en de inspecteur is in geschil de waardering van het door belanghebbende aan een bv waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, verhuurd pand op de openingsbalans van zijn werkzaamheidsvermogen per 1 januari 2001. Het tussen belanghebbende en de bv opgestelde huurcontract voorziet in een opzegtermijn van drie maanden en een termijn van verlenging steeds met drie maanden. Bij minnelijke taxatie van de onroerende zaak die is uitgevoerd door een door belanghebbende uitgekozen taxateur en een taxateur van de Belastingdienst, komen de taxateurs eenstemmig tot de conclusie dat de waarde in het economische verkeer in verhuurde staat per 1 januari 2001 moet worden vastgesteld op € 190.000 en de waarde in het economische verkeer vrij van huur per 1 oktober 2004 op € 220.000.

NTFR 2011/2492 - Ontbreken van loonbelastingverklaringen leidt tot toepassing anoniementarief

ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7311, datum uitspraak 04-08-2011, publicatiedatum 12-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. drs. G. Benning
Belanghebbende heeft een aannemersbedrijf. De meeste werknemers van belanghebbende zijn Polen. Bij een boekenonderzoek is geconstateerd dat loonbelastingverklaringen ontbraken. Na het boekenonderzoek maar voor het opleggen van de naheffingsaanslag heeft belanghebbende een aantal loonbelastingverklaringen overgelegd. De inspecteur heeft hiermee bij het opleggen van de naheffingsaanslag geen rekening gehouden en heeft het anoniementarief toegepast. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de inspecteur terecht het anoniementarief heeft toepast. De betreffende loonbelastingverklaringen waren niet vóór de eerste loonverstrekking bij de loonadministratie aanwezig.

NTFR 2011/2497 - Afzien van uitoefening optierechten vormt vervreemding

ECLI:NL:HR:2011:BT6844, datum uitspraak 07-10-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende was werknemer van een vennootschap die behoorde tot het C-concern. Houdstermaatschappij van het C-concern was B bv. Belanghebbende heeft in 1998 optierechten verkregen op certificaten van aandelen in B bv. In november 1999 heeft belanghebbende een overeenkomst gesloten inhoudende dat hij geen gebruik zal maken van zijn uitoefeningsrechten. Belanghebbende heeft hiervoor een vergoeding van f 1.515.000 ontvangen. In geschil is of de overeenkomst de vervreemding van een aanmerkelijk belang door belanghebbende inhield. Hof Den Bosch 30 december 2010, nr. 09/00555, (NTFR 2011/1013) heeft geoordeeld dat uit de overeenkomst moet worden afgeleid dat belanghebbende feitelijk afstand heeft gedaan van het uitoefenen van zijn optierechten, zodat sprake is van een vervreemding. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel van het hof.

NTFR 2011/2498 - Hoofdprijs oudejaarsloterij 2004 behoort tot rendementsgrondslag 2004

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende heeft de hoofdprijs van € 20.000.000 gewonnen in de oudejaarsloterij van de Staatsloterij. De uitslag is op 31 december 2004, tijdens een televisie-uitzending, bekendgemaakt om enkele minuten vóór 24.00 uur. Het prijzengeld is op 4 januari 2005 op de bankrekening van belanghebbende bijgeschreven. Hof Den Bosch (NTFR 2010/2822) heeft geoordeeld dat de prijs behoort tot de rendementsgrondslag aan het einde van het kalenderjaar 2004. De Hoge Raad is het daarmee eens en verwijst voor de gronden naar de onderdelen 7.14 t/m 7.18 van de conclusie van A-G Niessen in deze zaak (NTFR 2011/1710). Daarbij merkt de Hoge Raad nog op dat de onderhavige heffing geen inbreuk vormt op het Europeesrechtelijke eigendomsrecht.

NTFR 2011/2499 - Aftrek verbouwingskosten monumentenpand

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is sinds 2004 eigenaar van een appartement gelegen aan de a-straat 1 te Z. Het appartement maakt onderdeel uit van een voormalige koekfabriek, een rijksmonument, en is gerealiseerd binnen het te behouden monumentale gedeelte. De aanwijzing als rijksmonument is overgegaan op de in de voormalige koekfabriek tot stand gekomen appartementen. Het appartement kwalificeert als eigen woning (art. 3.111, lid 1, Wet IB 2001) en als monumentenpand (art. 6.31, lid 2, Wet IB 2001). In verband met de realisatie van de appartementen zijn onderhoudskosten gemaakt. Het aandeel van belanghebbende hierin bedraagt € 41.276.

NTFR 2011/2500 - Geen bedrijfsfusiefaciliteit voor overdrachtswinst klantenbestand

ECLI:NL:HR:2011:BQ9061, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende hield zich tot 30 december 2003 bezig met onroerendgoedbeheer en met het exploiteren van een belastingadvieskantoor. Belanghebbende had drie leden ( A, E en F). A en E waren ieder voor 50% gerechtigd tot het vermogen en de jaarwinst van belanghebbende. Op 17 december 2003 is opgericht G UA met het doel daarin de belastingadvieswerkzaamheden van belanghebbende onder te brengen. Leden van G UA werden belanghebbende alsmede A, E en F. De laatste drie dienden ieder € 1.500 in te brengen als ledenkapitaal. A en E waren ieder voor 45% gerechtigd tot het vermogen en de jaarwinst van G UA en belanghebbende was dat voor 10%. Bij onderhandse akte van 31 december 2003 is overeengekomen om het klantenbestand van het belastingadvieskantoor per 1 januari 2004 om 0.00 uur over te dragen aan G UA. Ter zake van deze overdracht heeft de inspecteur € 320.000 tot de belastbare winst van belanghebbende van 2003 gerekend. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2010/2566) is dat terecht. De Hoge Raad stelt voorop dat, nu de belastingadvieswerkzaamheden na het einde van het boekjaar 2003 niet meer voor rekening van belanghebbende werden uitgeoefend, de aan die werkzaamheden toe te rekenen overdrachtswinst tot de winst van het boekjaar 2003 moet worden gerekend en niet tot die van 2004. Voorts kan belanghebbende geen aanspraak doen gelden op de bedrijfsfusiefaciliteit, aangezien het door belanghebbende verkregen lidmaatschapsrecht in G UA een belang van 10,14% in het vermogen van G UA vertegenwoordigt, welk vermogen vrijwel uitsluitend bestaat uit het door belanghebbende ingebrachte zelfstandige onderdeel van haar onderneming. Voorts heeft het hof terecht het beroep van belanghebbende op de Fusierichtlijn verworpen.

NTFR 2011/2502 - Griffierecht vormt inbreuk op recht op toegang tot de rechter

ECLI:NL:RVS:2011:BR1257, datum uitspraak 04-07-2011, publicatiedatum 12-07-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. R. den Ouden
Een vreemdeling verblijft sinds 2007 in de extra beveiligde inrichting (EBI) in Vught. Met het verrichten van arbeid in de EBI verdient de vreemdeling maximaal 76 cent per uur. Hij heeft geen aanspraak op een vast aantal werkuren per week. De vreemdeling komt in maart 2011 in hoger beroep inzake een besluit waarbij zijn verblijfsrecht is beëindigd. Daarvoor is hij een griffierecht van € 227 verschuldigd. De vreemdeling heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht gelet op zijn beperkte financiële middelen. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vormt de verplichting tot betaling van het griffierecht een wezenlijke inbreuk op het onder andere door art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde recht op toegang tot de rechter. Dat het griffierecht niet is voldaan, staat daarom niet in de weg aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep.

NTFR 2011/2504 - Hof treedt buiten de rechtstrijd

ECLI:NL:HR:2011:BO8438, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Hof Amsterdam (NTFR 2009/1668) heeft geoordeeld dat de inspecteur ten onrechte de procedure van art. 181bis, lid 2, UCDW – inhoudende dat de belanghebbende moet kunnen reageren op een onderzoek naar de aangegeven douanewaarde – niet heeft nageleefd. Om die reden heeft het hof de zaak teruggewezen naar de inspecteur, zodat deze procedure alsnog kan worden toegepast. In cassatie klaagt de staatssecretaris terecht erover dat het hof met dit oordeel buiten de rechtstrijd is getreden. Uit de hofuitspraak en de stukken van het geding blijkt immers niet dat belanghebbende over de schending van deze regel heeft geklaagd. De Hoge Raad wijst het geding terug naar Hof Amsterdam.

NTFR 2011/2506 - Beroep tegen aanslag IB/PVV 1991 is onredelijk laat ingediend

ECLI:NL:GHAMS:2011:BU1576, datum uitspraak 20-10-2011, publicatiedatum 26-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Over het jaar 1991 is aan belanghebbende een ambtshalve aanslag IB/PVV opgelegd. Nadat betaling uitbleef, is in november 1999 aan belanghebbende een dwangbevel uitgevaardigd. Daarop heeft er enige correspondentie tussen de inspecteur en (gemachtigde van) belanghebbende plaatsgehad. In januari 2009 stelt een gemachtigde van belanghebbende dat tegen voornoemde aanslag bezwaar is gemaakt en dat op dat bezwaar nog geen uitspraak is gedaan. Tijdens de zitting voor het hof was belanghebbende niet aanwezig omdat hij gedetineerd was. Het hof is van oordeel dat de gemachtigde er in redelijkheid niet van heeft kunnen uitgaan dat het hof uit eigen beweging voor vervoer zou zorgen, omdat hij het hof er niet van op de hoogte had gesteld dat belanghebbende was gedetineerd. Het hof is van oordeel dat het belang dat belanghebbende heeft om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, in de omstandigheden van het onderhavige geval minder zwaar weegt dan een voortvarende behandeling van de zaak. Het gaat om een oude, in 1994 opgelegde aanslag voor het jaar 1991. Belanghebbende was aanwezig bij de behandeling van de zaak bij de rechtbank, heeft zijn stellingen toegelicht en de gemachtigde heeft een uitvoerige verklaring van belanghebbende bij de stukken gevoegd. Het hof moet bovendien eerst de ontvankelijkheid van het beroep bij de rechtbank beoordelen en de gedingstukken bevatten hiervoor voldoende schriftelijke informatie. Aan de hoogte van de ambtshalve opgelegde aanslag 1991 dan wel het tijdstip waarop deze aanslag is opgelegd, zal het hof niet toekomen. Naar het oordeel van het hof is het beroep tegen de fictieve weigering uitspraak te doen op het bezwaarschrift van 14 februari 2000 onredelijk laat ingediend, omdat belanghebbende reeds in 2000 had moeten beseffen dat de inspecteur geen uitspraak op het bezwaarschrift zou doen.

NTFR 2011/2507 - Uitspraak op bezwaar in twee etappes zorgt voor verwarring bij fiscaal deskundige: termijnoverschrijding is verschoonbaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6903, datum uitspraak 20-09-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd. Het bezwaarschrift van belanghebbende is door de inspecteur afgedaan door middel van een uitspraak in twee etappes; te weten een brief van de eenheid met dagtekening 16 november 2007 en een beschikking vanuit Apeldoorn met dagtekening 31 december 2007. Het op 16 januari 2008 ingekomen beroepschrift van belanghebbende is door de rechtbank ontvankelijk verklaard. De inspecteur gaat hiertegen in hoger beroep. Het hof overweegt dat het geschrift van 16 november 2007 de uitspraak op bezwaar is en dat het beroepschrift buiten de zeswekentermijn ingediend. Echter, door binnen de beroepstermijn een verminderingsbeschikking te versturen heeft de inspecteur bij belanghebbende voor verwarring gezorgd. De te late indiening van het beroepschrift is derhalve verschoonbaar.

NTFR 2011/2508 - Procederen vanwege verzilveringsregeling: geen onredelijk gebruik van procesrecht

ECLI:NL:GHARN:2011:BT7637, datum uitspraak 04-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Aan belanghebbende is voor 2006 een nihilaanslag opgelegd, berekend naar een verzamelinkomen van € 12.824. Belanghebbende maakt aanspraak op hogere aftrek aan ziektekosten dan door de inspecteur in aanmerking is genomen. Rechtbank Arnhem heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld en het verzamelinkomen verminderd tot € 11.831. Belanghebbende gaat in hoger beroep. Eén uur voor de zitting ontvangt het hof een uitstelverzoek. Dit verzoek wordt niet gehonoreerd. De inspecteur erkent in hoger beroep dat belanghebbende een belang heeft bij verlaging van het drempelinkomen in verband met de zogenoemde verzilveringsregeling, maar meent niettemin dat belanghebbende het procesrecht onredelijk gebruikt. Daarom wenst hij een veroordeling van belanghebbende in de proceskosten. Het hof acht belanghebbende niet erin geslaagd de door haar geclaimde hogere ziektekostenaftrek aannemelijk te maken. Het hof ziet echter geen reden belanghebbende te veroordelen in de proceskosten.

NTFR 2011/2510 - Navorderingsaanslagen ter zake van verzwegen banktegoeden zijn niet voortvarend genoeg opgelegd

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7287, datum uitspraak 27-09-2011, publicatiedatum 12-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Op 18 februari 2005 zijn door de Belgische autoriteiten gegevens verstrekt inzake Nederlandse rekeninghouders die een buitenlandse bankrekening zouden hebben aangehouden. In maart 2007 is het project Bank Zonder Naam van start is gegaan, waarbij belanghebbende op 24 mei 2007 als rekeninghouder is geïdentificeerd. Op 1 november 2007 is belanghebbende door de inspecteur aangeschreven om informatie omtrent zijn buitenlandse bankrekening te verstrekken. Vervolgens zijn met dagtekening 31 december 2007 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1995 en 2002 en een navorderingsaanslag vermogensbelasting over het jaar 1996 opgelegd met verhogingen en een vergrijpboete van 100%. Nadien zijn met dagtekening 24 december en 30 december 2008 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1996 t/m 2004 en navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1997 t/m 2000 opgelegd met verhogingen en vergrijpboetes van 100%. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de navorderingsaanslagen IB 1996 t/m 2001 en vermogensbelasting 1997 t/m 2000 niet voortvarend genoeg heeft opgelegd en vernietigt deze aanslagen en de daarbij behorende verhogingen en vergrijpboetes. De navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 1995 en vermogensbelasting 1996 waren wel voortvarend opgelegd. Deze navorderingsaanslagen, als ook de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2002 t/m 2004, waren volgens de rechtbank terecht opgelegd. Wel vermindert de rechtbank de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over 2002 t/m 2004, omdat op grond van art. 2.17, lid 4, Wet IB 2001 slechts de helft van de saldi van de bankrekening over die jaren aan belanghebbende dient te worden toegerekend. Ook de verhogingen en vergrijpboetes worden door de rechtbank gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2011/2512 - Belastingdienst schond vereiste van behoorlijke bejegening

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011
Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst niet bereid is om de definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2008 en 2009 van zijn overleden zoon met voorrang vast te stellen. Hij voert aan dat de boedelvereffening pas na vaststelling van de fiscale positie kan worden voltooid. Tevens wilde hij om emotionele redenen de zaak zo snel mogelijk afgewikkeld hebben.

NTFR 2011/2513 - Werkplaats in Nederland kan leiden tot vaste inrichting

ECLI:NL:HR:2011:BT6827, datum uitspraak 07-10-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. H. Lohuis
Belanghebbende, een Belgische BVBA, claimt een vaste inrichting in Nederland te hebben. Hof Den Bosch 25 januari 2010, nr. 09/00439, (NTFR 2010/2220) heeft geoordeeld dat daarvan geen sprake is, nu onvoldoende is gebleken dat in Nederland meer dan alleen opslag plaatsvond. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het hof voorbij is gegaan aan haar stelling dat zij beschikt over een werkplaats in Heerlen, waar assemblage plaatsvindt. Deze klacht slaagt. Zou het door belanghebbende gestelde feit aannemelijk worden bevonden, dan zou dit ertoe kunnen leiden dat belanghebbende in Nederland beschikte over een vaste inrichting, aldus de Hoge Raad. Verwijzing moet volgen.

NTFR 2011/2514 - Valutaverlies komt niet in mindering op teller voorkomingsbreuk 'tweede limiet'

ECLI:NL:HR:2011:BP1473, datum uitspraak 17-06-2011, publicatiedatum 17-06-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende fungeert als groepsfinancieringsmaatschappij. In 2003 heeft zij een aantal leningen verstrekt aan C, een gelieerde vennootschap in Brazilië. Tevens heeft zij in 2003 door een gelieerde vennootschap aan C verstrekte leningen overgenomen. Deze leningen luiden in Amerikaanse dollars dan wel in euro’s. De bruto interest uit Brazilië voor belanghebbende bedraagt € 68.010.791. De op deze inkomsten betrekking hebbende kosten belopen € 52.002.378. Hiertoe behoort onder meer een valutaverlies van € 33.139.763. In geschil is of in het kader van de ‘aftrek elders belast’ de zogenoemde tweede limiet moet worden berekend zonder op de teller van de voorkomingsbreuk het valutaverlies in mindering te brengen. Hof Amsterdam 26 november 2009, nr. 08/00445, (NTFR 2010/799) heeft die vraag bevestigend beantwoord. Koersverschillen als de onderhavige blijven volgens het hof buiten het bereik van art. 11 Verdrag Nederland-Brazilië. Het onderhavige valutaverlies kan volgens het hof voorts niet worden begrepen onder de met de interest ‘verband houdende kosten’ in de zin van art. 36, lid 4, BvdB 2001. De Hoge Raad deelt de zienswijze van het hof.

NTFR 2011/2515 - Buitenlands belastingplichtige heeft geen recht op heffingvrije vermogen

ECLI:NL:PHR:2011:BT1514, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 09-12-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Tot het vermogen van belanghebbende, woonachtig in Duitsland, behoren participaties in A. Dit zijn fiscaal transparante beleggingsfondsen die beleggen in Nederlands vastgoed. In zijn aangifte IB/PVV 2007 heeft hij verzocht om aftrek van het heffingvrije vermogen ad € 20.014. Hij heeft geen gebruik gemaakt van de in art. 2.5 Wet IB 2001 opgenomen keuzeregeling. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur geweigerd het heffingvrije vermogen toe te kennen.

NTFR 2011/2517 - EC start infractieprocedure vanwege strijdigheid met EU-recht van de successie- en schenkbelasting van Spaanse autonome gemeenschappen

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011
De Europese Commissie heeft besloten om een infractieprocedure tegen Spanje te beginnen voor het Hof van Justitie EU vanwege strijdigheid met het EU-recht van de door autonome gemeenschappen geheven successie- en schenkbelasting. Spanje kent een successie- en schenkbelasting op zowel nationaal niveau als op het niveau van de autonome gemeenschappen. Ingevolge de wetgeving van de autonome gemeenschappen worden er belastingvoordelen verleend aan inwoners, waardoor er feitelijk minder belasting is verschuldigd. Niet-inwoners komen niet in aanmerking voor die belastingvoordelen. Volgens de Europese Commissie is die wetgeving in strijd met het vrije verkeer van werknemers en het vrij verkeer van kapitaal. De Europese Commissie had Spanje op 5 mei 2010 en 17 februari 2011 verzocht om de discriminerende heffing ongedaan te maken, maar daar heeft Spanje geen gehoor aan gegeven.

NTFR 2011/2519 - Plaats van vestiging ondernemer gekoppeld aan plaats uitoefening werkzaamheden

Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In 2002 heeft Raab de zetel van zijn bedrijfsuitoefening van Duitsland naar Oostenrijk verplaatst, alwaar hij op twee plaatsen is geregistreerd voor zijn beroepsactiviteiten, zoals het ter beschikking stellen van zijn werknemers aan ondernemingen in Neder-Beieren voor transportactiviteiten op het Duitse grondgebied. Op 1 juli 2002 heeft Raab ook zijn privéwoonplaats van Duitsland naar Oostenrijk verplaatst. Raab verbleef, ondanks deze officiële woonplaatswijziging, echter nog vaak in Duitsland. De Oostenrijkse belastingdienst heeft Raab een btw-nummer toegekend. Raab heeft zijn diensten aan Duitse vervoerondernemingen zonder btw gefactureerd en op deze facturen de vermelding ‘btw verschuldigd door de dienstontvanger overeenkomstig § 13b UStG’ aangebracht. Omdat de Duitse fiscus Raab niet beschouwde als een in het buitenland gevestigd belastingplichtige aangezien hij zijn privéwoonplaats in het betrokken jaar in Duitsland had, heeft hij Raab een btw-aanslag opgelegd. Op de prejudiciële vraag van de verwijzende rechter in de daarop volgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ EU voor recht dat art. 21, lid 1, sub b, Zesde Richtlijn (thans art. 196 Btw-richtlijn) aldus moet worden uitgelegd dat een belastingplichtige reeds als een ‘niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige’ kan worden beschouwd wanneer hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in het buitenland heeft gevestigd.

NTFR 2011/2520 - Bedrijfsmatig verstrekken van deposito's geschiedt als ondernemer

ECLI:NL:HR:2011:BP3871, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van E.H. van den Elsen
Belanghebbende heeft geldsommen verkregen door het uitgeven van obligatieleningen. Deze geldsommen werden door haar ter beschikking gesteld aan een in Bulgarije gevestigde financiële instelling op basis van een aantal deposito-overeenkomsten, waarin het verstrekte bedrag, de rente en looptijd is vermeld. De door belanghebbende in aftrek gebrachte omzetbelasting is door de inspecteur nageheven, omdat belanghebbende niet zou handelen als ondernemer. De Hoge Raad deelt die visie niet. Nu de handelingen van belanghebbende niet worden verricht op dezelfde wijze als een particuliere investeerder doet, maar bedrijfsmatig worden uitgeoefend, verricht belanghebbende deze handelingen als belastingplichtige (HvJ EG 14 november 2000, zaak C-142/99, Floridienne/Berginvest, NTFR 2000/555). Hieraan doet niet af dat belanghebbende daarnaast geen (andere) economische activiteiten verricht. Aangezien het in het onderhavige geval niet om beleggingen in investeringsfondsen gaat, maar om deposito’s, doet ook het EDM-arrest hieraan niet af.

NTFR 2011/2521 - Bijdragen hogescholen aan woningstichting voor studentenhuisvesting zijn belast

ECLI:NL:GHLEE:2011:BT5832, datum uitspraak 27-09-2011, publicatiedatum 29-09-2011
Aflevering 45, gepubliceerd op 10-11-2011 met annotatie van drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
Belanghebbende, een stichting die bezig houdt met volkshuisvesting, heeft met enkele hogescholen afspraken gemaakt voor woonvoorzieningen voor eerstejaars internationale studenten. Belanghebbende heeft daarbij toegezegd passende en betaalbare woonruimte te creëren en de beschikbaarheid daarvan te garanderen. De hogescholen dragen bij in het exploitatietekort van dit project. Over deze bedragen is geen omzetbelasting in rekening gebracht. In geschil is of de bedragen een vergoeding vormen voor een door belanghebbende aan de hogescholen verrichte prestatie, en zo ja welk tarief van toepassing is.