Aflevering 44

Gepubliceerd op 3 november 2011

NTFR 2011/2411 - De vervuiler bepaalt

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 geschreven door mr. R.A.V. Boxem
Deze korte Opinie zal gaan over de voorgenomen verhoging van de griffierechten in belastingzaken en zal een mening daarover bevatten. Iedereen bij wie het onderwerp griffierechten in belastingzaken en/of het eventueel verhogen daarvan sterke emoties oproept, raad ik aan niet verder te lezen.De ervaring heeft mij echter geleerd dat niet iedereen dit soort goedbedoelde adviezen ter harte neemt.

NTFR 2011/2413 - Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2012

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
De staatssecretaris heeft een nota naar aanleiding van het verslag over het Belastingplan 2012 aan de Tweede Kamer gezonden. Ook stuurt de staatssecretaris de derde nota van wijziging op het Belastingplan 2012 in. Daarin zijn wijzigingen opgenomen in het overgangsrecht voor spaarloontegoeden, de buitenlandse aanmerkelijkbelangregeling en de maatregelen tegen overnameholdingconstructies in de vennootschapsbelasting. Op beide nota's gaan we hierna uitgebreid in.

NTFR 2011/2414 - Nota naar aanleiding van het verslag OFM 2012

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
De staatssecretaris heeft een nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 (OFM 2012) aan de Tweede Kamer gezonden. Ook stuurt hij een nota van wijziging op OFM 2012 in, onder meer met een wijziging op het terrein van loon in natura bij gebruik van de werkkostenregeling.

NTFR 2011/2419 - Kwijtscheldingswinstvrijstelling terecht toegepast

ECLI:NL:HR:2011:BT2288, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende participeert met anderen in twee vastgoedmaatschappen die een amusementsboulevard exploiteerden. De vastgoedmaatschappen bleken niet levensvatbaar te zijn. Daarom is tussen de betrokkenen op 31 december 2001 een beëindigingsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan werd belanghebbende bevrijd van een – in verband met de financiering van het vastgoed ontstane – schuld van € 744.886. De verkoop van het onroerend goed leidde tot een verlies voor belanghebbende van € 976.840. Hof Arnhem 18 mei 2010, nr. 08/00527 (NTFR 2010/1427) oordeelde dat belanghebbende met betrekking tot het bedrag van € 744.886 terecht aanspraak heeft gemaakt op de kwijtscheldingswinstvrijstelling. In cassatie voert de minister aan dat ten tijde van de daadwerkelijke kwijtschelding (in 2001 en/of 2003) geen sprake was van het prijsgeven van een niet voor verwezenlijking vatbaar recht. Het middel faalt volgens de Hoge Raad, reeds omdat het berust op een onjuist uitgangspunt (te weten dat vast stond dat een medefinancier vanaf het tijdstip waarop zij de onderhavige lening heeft verstrekt zich uitsluitend zou kunnen verhalen op de onroerende zaken).

NTFR 2011/2420 - Passiefpost voor terugbetalingsverplichting entreegelden golfclub

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende exploiteert een golfbaan op een terrein dat zij in erfpacht heeft. De golfbaan wordt gebruikt door leden van een golfvereniging. Belanghebbende en de golfvereniging hebben een overeenkomst gesloten, op grond waarvan de leden een eenmalig entreegeld aan belanghebbende verschuldigd zijn. Verder heeft belanghebbende een verplichting tot terugbetaling van 70% van dat entreegeld, indien ten tijde van opzegging door het betrokken lid de wachtlijst uit ten minste tien potentiële nieuwe leden bestaat. Belanghebbende heeft voor de terugbetalingsverplichting een passiefpost gevormd. Voorts heeft belanghebbende in de aanleg van een golfbaan en driving range geïnvesteerd. Zij heeft hierop afgeschreven. De inspecteur heeft de passiefpost en de afschrijving niet geaccepteerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de terugbetalingsverplichting op het nominale bedrag van 70% van het entreegeld mag worden gewaardeerd. Dat de terugbetaling alleen hoeft plaats te vinden als entreegelden van nieuwe leden worden ontvangen, doet daaraan niet af, omdat ter zake van de entreegelden van de nieuwe leden ook weer een zelfde terugbetalingsverplichting ontstaat. Verder is het hof ten onrechte voorbijgegaan aan de stelling van belanghebbende dat de investeringen in de golfbaan het recht van erfpacht tot een economisch goed maken waarop kan worden afgeschreven. Verwijzing moet volgen.

NTFR 2011/2421 - Kwijtscheldingsverlies op onzakelijke lening is niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6231, datum uitspraak 20-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft een belang van 50% in A bv. Eind 1998 heeft zij een overeenkomst van geldlening gesloten met A bv. Op 29 november 2005 heeft belanghebbende haar belang in A bv – een vennootschap met een negatief eigen vermogen – verkocht voor € 1. Daarbij heeft belanghebbende haar vorderingen op A bv kwijtgescholden. In verband hiermee heeft belanghebbende voor 2005 een verlies genomen ter hoogte van € 140.833. Dit bedrag is door A bv als kwijtscheldingswinst verantwoord. Dit laatste vormde voor Rechtbank Arnhem aanleiding de correctie door de inspecteur van het door belanghebbende genomen kwijtscheldingsverlies terug te draaien. In hoger beroep stelt het hof voorop dat de fiscale behandeling van een vordering bij een crediteur niet afhankelijk is van de wijze waarop de daartegenover staande schuld bij de debiteur in de belastingheffing wordt betrokken. Voorts is het hof van oordeel dat hier sprake is van een onzakelijke lening vanwege een onzakelijk debiteurenrisico. Dit omdat – onder meer – geen zekerheden zijn verstrekt, er geen aflossingsschema of einddatum is overeengekomen en belanghebbende nimmer invorderingsmaatregelen heeft getroffen. Het hof stelt de inspecteur in het gelijk.

NTFR 2011/2422 - Vrijgevallen surveyreserves kunnen niet aan herinvesteringsreserve worden toegevoegd

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1993, datum uitspraak 08-06-2011, publicatiedatum 18-07-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende vormt onder meer samen met A bv en B bv een fiscale eenheid. A bv heeft in 2005 een schip verkocht. Voor het verplichte periodieke onderhoud had A bv een surveyreserve gevormd. B bv had diverse exploitatiecontracten. Voor de onderhoudskosten van deze contracten had B bv ook een surveyreserve gevormd. De exploitatiecontracten zijn in 2005 beëindigd. Belanghebbende heeft onder meer de vrijgevallen surveyreserves van A bv en B bv aan een herinvesteringsreserve toegevoegd. De inspecteur heeft de vrijgevallen surveyreserves tot de winst gerekend. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat de inspecteur terecht de vrijgevallen surveyreserves tot de winst heeft gerekend. Een herinvesteringsreserve kan slechts worden gevormd ter zake van de boekwinst van het bedrijfsmiddel en niet ter zake van de vrijval van een passiefpost, zoals een surveyreserve. Voorts oordeelt het hof dat de ruilarresten niet voor passiva gelden.

NTFR 2011/2425 - Ontvankelijkheid bezwaar betreffende de sectorindeling premieheffing werknemersverzekeringen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BS7494, datum uitspraak 14-07-2011, publicatiedatum 14-09-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende, uitzendbureau, heeft alle activiteiten overgenomen van een ander uitzendbureau A. Belanghebbende is daarop met ingang van 1 januari 2002 ingedeeld in de sector 052, risicogroep Uitzendbedrijven IIB, dezelfde sectorindeling als A. Bij beschikking van 17 november 2008 heeft de inspecteur de sectorindeling gewijzigd. Daarop verzoekt belanghebbende om de gewijzigde sectorindeling met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002 te laten ingaan. De inspecteur stemt in met een terugwerkende kracht tot 1 januari 2006; voor de periode daarvoor acht hij belanghebbende niet-ontvankelijk. Het hof is van oordeel dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar voor de jaren 2002 tot en met 2005. De inspecteur is ook bevoegd op dit bezwaar een beslissing te nemen en daarbij dient hij het oude recht toe te passen, inclusief het destijds gevormde beleid en de daarover gewezen jurisprudentie. De inspecteur is niet gehouden verdergaande terugwerkende kracht te verlenen aan de beschikking tot sectorindeling dan tot 1 januari 2006.

NTFR 2011/2426 - Inkomsten uit participaties uit buitenlandse beleggingsfondsen zijn belast als inkomsten uit sparen en beleggen

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen, mr. P.J. te Boekhorst en mr. M.E. Kastelein
Het vermogen van belanghebbende bestond per 1 januari 2006 voor een deel uit participaties in beleggingsfondsen gevestigd in Luxemburg, België, Duitsland en de Verenigde Staten. De waarde van deze participaties is per 31 december 2006 met bijna € 1 miljoen toegenomen. In geschil is of de waarde van de participaties bij het bepalen van het voordeel uit sparen en beleggen in aanmerking moet worden genomen. De rechtbank overweegt dat Nederland met alle genoemde landen belastingverdragen heeft gesloten. De rechtbank overweegt verder dat niet in geschil is dat het verdragsrechtelijke dividendartikel in de verdragen van toepassing is, maar of Nederland het aan hem toegewezen heffingsrecht kan verwezenlijken. Onder verwijzing naar HR 1 december 2006, nr. 42.211 (NTFR 2007/41) is de rechtbank van oordeel dat de inkomsten uit de participaties kunnen worden belast in de zin van art. 5.2 Wet IB 2001. Dat het Nederlandse heffingssysteem nadelig kan uitwerken indien het werkelijke rendement lager is dan de op forfaitaire wijze bepaalde inkomsten, leidt niet tot het oordeel dat Nederland zijn heffingsrecht heeft uitgebreid buiten de verdragsbepalingen aangegeven grenzen.

NTFR 2011/2427 - Kamerbrief concept lagere regelgeving RDA/anbi’s + Bosal

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
De staatssecretaris stuurt zoals toegezegd een brief naar de Tweede Kamer met daarbij de concept lagere regelgeving voor anbi’s. Daarnaast antwoordt de staatssecretaris op de vraag van de vaste commissie voor Financiën over de motie Bashir/Van Vliet over de aftrekbaarheid van deelnemingsrente. In de brief merkt de staatssecretaris op dat hij de motie uitlegt als ondersteuning van zijn beleid en het advies van het Topteam hoofdkantoren: behoud van de aftrek voor deelnemingsrente maar beperking van aftrek bij onbedoeld gebruik dat de proporties van misbruik heeft aangenomen. Het kabinet werkt momenteel aan de uitvoering van de motie. Het wetsvoorstel wordt anders vormgegeven dan de maatregel die was opgenomen in het consultatiedocument van 14 juni 2009. Het wetsvoorstel wordt in de loop van 2012 ingediend en hierin worden ook art.10a, 10b en 10d Wet VPB 1969, mede in combinatie met de overnameholdingbepaling, tegen het licht gehouden.

NTFR 2011/2428 - Fiscale wetgeving rond bedrijfsopvolgingen verstoort concurrentie

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
Mascha Hoogeveen van Tilburg University is op 5 oktober jl. gepromoveerd op haar onderzoek naar de kwaliteit van de fiscale wetgeving rond bedrijfsopvolgingen voor de schenk- en erfbelasting, de inkomstenbelasting en de overdrachtsbelasting. De fiscale faciliteiten die getroffen zijn voor bedrijfsoverdrachten, verstoren volgens haar onderzoek de concurrentie tussen ondernemers. Volgens de promovenda schiet de wetgeving zowel juridisch als economisch tekort.

NTFR 2011/2429 - Bestuursbevoegdheid bij erfrechtelijke verkrijgingen of schenkingen

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft het voorstel voor een Reparatiewet ingediend waarmee een onevenwichtigheid in art. 1:97 BW wordt weggenomen. Op 1 januari 2012 treedt de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen in werking (Stb. 2011, 205). Bij een erfrechtelijke verkrijging door of een schenking aan een der echtgenoten zonder uitsluitingsclausule van een niet op naam gesteld goed zouden beide echtgenoten bestuursbevoegd worden voor die goederen. Door dit wetsvoorstel wordt alleen de echtgenoot bestuursbevoegd aan wie de erfenis of schenking is toegevallen. Hetzelfde zal op grond van dit wetsvoorstel gaan gelden voor makingen, erfstellingen en legaten in de zin van art. 4:115 BW en art. 4:117 BW, en lastbevoordelingen in de zin van art. 4:130 BW.

NTFR 2011/2430 - Vragen en antwoorden notariaat over tijdelijke verlaging overdrachtsbelasting

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
Bij besluit van 1 juli 2011 is over de periode 15 juni 2011 tot 1 juli 2012 het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen verlaagd van 6% naar 2% (nr. BLKB2011/1290M, Stcrt. 2011, 12 301). Vanuit de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zijn vragen gesteld over deze tijdelijke tariefsverlaging. Op de site van de Belastingdienst is een compilatie van de vragen gepubliceerd met daarbij de reactie van het Ministerie van Financiën.

NTFR 2011/2431 - Hofoordeel over identificatie van belanghebbende als rekeninghouder KB-Lux is niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2011:BT8744, datum uitspraak 21-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 t/m 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd met boeten ter zake van – kort gezegd – een KB-Lux-rekening. Bij de identificatie kwamen drie hits naar voren. Gezien de jonge leeftijd van één van de personen, is de verbalisant ervan uitgegaan dat deze niet als rekeninghouder in aanmerking komt. Hof Amsterdam heeft de klachten van belanghebbende inzake de identificatie van hem als rekeninghouder verworpen. In cassatie houdt dit oordeel wegens een motiveringsgebrek geen stand. Indien het hof tot uitgangspunt heeft genomen dat een rekening bij KB Lux niet op naam kan zijn gesteld van een persoon van destijds negen jaar oud, behoefde dat uitgangspunt nadere motivering. Indien het hof van oordeel was dat de persoon om een andere reden niet in aanmerking komt als rekeninghouder, behoefde ook dat oordeel nadere motivering.

NTFR 2011/2432 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor beoordeling boeten (I)

ECLI:NL:HR:2011:BT8741, datum uitspraak 21-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 t/m 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd met boeten ter zake van – kort gezegd – een KB-Lux-bankrekening. Hof Amsterdam heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De door belanghebbende in cassatie aangevoerde klachten met betrekking tot de navorderingsaanslagen worden door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. Wat de boeten betreft oordeelt de Hoge Raad dat het hof ‘de spelregels’ van HR 15 april 2011, nr. 09/03075 heeft miskend. Het verwijzingshof moet beoordelen:

NTFR 2011/2433 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor beoordeling boeten (II)

ECLI:NL:HR:2011:BT8759, datum uitspraak 21-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 t/m 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd met boeten ter zake van – kort gezegd – een KB-Lux-bankrekening. Hof Amsterdam heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De door belanghebbende in cassatie aangevoerde klachten met betrekking tot de navorderingsaanslagen worden door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. Wat de boeten betreft oordeelt de Hoge Raad dat het hof ‘de spelregels’ van HR 15 april 2011, nr. 09/03075 heeft miskend. Het verwijzingshof moet beoordelen:

NTFR 2011/2434 - Wetsfictie art. 24a, lid 2, AWR (beroep tegen aanslag is tevens beroep tegen boete) geldt in appel ook voor inspecteur

ECLI:NL:HR:2011:BN7194, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
De rechtbank heeft de naheffingsaanslag en de boete vernietigd. De inspecteur heeft daartegen hoger beroep ingesteld bij Hof Arnhem (NTFR 2009/2004). In het hogerberoepschrift heeft de inspecteur geen grief aangevoerd tegen de boete. Desgevraagd door het hof heeft de inspecteur in het vooronderzoek bericht dat het hoger beroep mede was gericht tegen de vernietiging van de boete door de rechtbank. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vernietiging van de boete ongedaan gemaakt. In cassatie betoogt belanghebbende dat het hoger beroep van de inspecteur inzake de boete niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit betoog kan niet slagen. Volgens de Hoge Raad geldt de wetsfictie van art. 24, lid 2, AWR (beroep tegen aanslag is tevens beroep tegen boete) niet alleen voor belastingplichtigen, maar ook als de inspecteur hoger beroep instelt. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat een stelling niet zonder meer pleitbaar is indien deze door de rechtbank bewezen werd geacht.

NTFR 2011/2435 - Verwijzing voor beoordeling aan zwartspaarder opgelegde boeten (I)

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
KB-Lux-zaak. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 t/m 2000 (behoudens 1996) navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd met boeten ter zake van – kort gezegd – zwartsparen in het buitenland. Hof Amsterdam heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De door belanghebbende in cassatie aangevoerde klachten worden door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. Wat de boeten betreft grijpt de Hoge Raad ambtshalve in. Het hof heeft namelijk ‘de spelregels’ van HR 15 april 2011, nr. 09/03075 miskend. Het verwijzingshof moet beoordelen:

NTFR 2011/2436 - Verwijzing voor beoordeling aan zwartspaarder opgelegde boeten (II)

ECLI:NL:HR:2011:BT8783, datum uitspraak 21-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
KB-Lux-zaak. Aan belanghebbende zijn over de jaren 1991 t/m 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd met boeten ter zake van – kort gezegd – zwartsparen in het buitenland. Hof Amsterdam heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De door belanghebbende in cassatie aangevoerde klachten worden door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. Wat de boeten betreft grijpt de Hoge Raad ambtshalve in. Het hof heeft namelijk ‘de spelregels’ van HR 15 april 2011, nr. 09/05192 miskend. Het verwijzingshof moet beoordelen:

NTFR 2011/2437 - Proceskostenvergoeding bij gegrond verzet

ECLI:NL:HR:2011:BT6837, datum uitspraak 07-10-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. J. Kastelein
Rechtbank Haarlem heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De rechtbank verklaart het verzet gegrond. In de uitspraak op verzet heeft de rechtbank geen aandacht besteed aan het verzoek om een vergoeding van de kosten die in verband met het verzet zijn gemaakt. In cassatie klaagt belanghebbende terecht hierover. Hoofdregel is dat bij een gegrondverklaring het bestuursorgaan in de kosten wordt veroordeeld. Deze hoofdregel geldt ook in verzet (HR 12 februari 2010, nr. 09/01205, NTFR 2010/451). Een vergoeding voor de kosten van de verzetprocedure hangt niet af van het gegrond of ongegrond zijn van het beroep in de hoofdzaak. Als de rechtbank de vergoeding van de kosten van verzet pas in de uitspraak in de hoofdzaak had willen toekennen, moet dat in de uitspraak op verzet worden vermeld. Indien de rechtbank geen aanleiding heeft gezien voor een vergoeding, had zij dat ook in de uitspraak op verzet moeten opnemen. De Hoge Raad doet zelf de zaak af door een vergoeding van € 218,50 toe te kennen.

NTFR 2011/2439 - Aanslag reclamebelasting vernietigd wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:RBARN:2011:BR6733, datum uitspraak 01-09-2011, publicatiedatum 05-09-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende drijft een onderneming in een winkelgebied. Aan het pand waarin de onderneming is gevestigd is een openbare aankondiging aangebracht die vanaf de openbare weg zichtbaar is. In geschil is de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag reclamebelasting. De opbrengst van de reclamebelasting, na aftrek van de met de heffing en inning verbonden kosten, is bestemd voor het Ondernemersfonds. De gemeente heeft in de verordening een uitzondering opgenomen voor ondernemers die al een bijdrage betalen aan het Ondernemersfonds. Belanghebbende doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel, welk beroep de rechtbank volgt. Door de uitzondering wordt een aanzienlijk aantal gelijke gevallen bewust bevoordeeld waarvoor geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. De uitzondering van de belastingplicht voor een groep ondernemers kan niet worden gerechtvaardigd door de omstandigheid dat die groep, die in beginsel belastingplichtig is, via privaatrechtelijke weg een bijdrage betaalt aan het fonds. Ook kan, anders dan de heffingsambtenaar stelt, een privaatrechtelijke verplichting tot betaling van een bijdrage aan een fonds niet worden gelijkgesteld met een publiekrechtelijke plicht om belasting te betalen. Het alsnog opleggen van aanslagen aan die groep kan dit gebrek niet met terugwerkende kracht opheffen nu het niet gaat om schending van de meerderheidsregel.

NTFR 2011/2445 - Wettelijke bepaling inzake opteren binnenlandse belastingplicht is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2011:BR4537, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende is gehuwd en woont in een bij een Nederlandse bank gefinancierde eigen woning in Costa Rica. Hij geniet een Nederlandse wachtgelduitkering. Zijn twee dochters wonen in Nederland en worden door hem ondersteund. Belanghebbende heeft een lijfrenteverzekering afgesloten bij een Nederlandse verzekeraar. In zijn aangifte IB 2005 heeft belanghebbende samen met zijn echtgenote op de voet van art. 2.5, lid 1, Wet IB 2001 geopteerd voor binnenlandse belastingplicht en onder meer aftrekposten in aanmerking genomen. Nederland heeft met Costa Rica geen belastingverdrag gesloten. Evenmin was in 2005 tussen beide landen een regeling van kracht die voorziet in het uitwisselen van inlichtingen voor fiscale doeleinden. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2011/272) kan belanghebbende daarom niet opteren voor binnenlandse belastingplicht. In cassatie betoogt belanghebbende dat genoemde wetsbepaling discriminatoir is. Dat betoog faalt volgens de Hoge Raad, omdat de door de wetgever gestelde formele eis inzake, kort gezegd, inlichtingenuitwisseling objectief (en redelijk) wordt gerechtvaardigd. Door deze eis kan immers een zo volledig en betrouwbaar mogelijk inzicht worden verkregen in de fiscale positie van de belastingplichtige.

NTFR 2011/2446 - Geen teruggaaf van onrechtmatige belasting bij ongerechtvaardigde verrijking

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Enkele detailhandelaren is terugbetaling geweigerd van een in Denemarken onverschuldigd betaalde belasting (een op dezelfde grondslag als de btw berekende arbeidsmarktbijdrage ‘ambi’). Deze bijdrage werd niet betaald bij import van goederen op het Deense grondgebied, maar zij werd geheven over de totale verkoopprijs van deze goederen bij de eerste verkoop aldaar. Weigering geschiedde in het geval dat het bedrag dat deze ondernemingen hadden bespaard dankzij de afschaffing van de sociale bijdragen in de periode waarin zij de ambi verschuldigd waren, groter was dan het door hen aan ambi afgedragen bedrag en het door deze ondernemingen betaalde bedrag aan ambi bijgevolg volledig was gecompenseerd. Op vragen van de Deense rechter in de daarop door enkele detailhandelaren aangespannen procedure verklaart het HvJ EU voor recht dat de regels van het recht van de Unie inzake terugvordering van het onverschuldigd betaalde aldus moeten worden uitgelegd dat terugvordering van het onverschuldigd betaalde alleen tot ongerechtvaardigde verrijking kan leiden wanneer de bedragen die een belastingplichtige ten onrechte heeft betaald aan belasting die een lidstaat in strijd met het recht van de Unie heeft geheven, rechtstreeks op de koper zijn afgewenteld. Het recht van de Unie verzet zich dus dat een lidstaat terugbetaling van een onrechtmatige belasting weigert op de grond dat het door de belastingplichtige ten onrechte betaalde bedrag is gecompenseerd door een besparing als gevolg van de gelijktijdige afschaffing van andere heffingen, aangezien deze compensatie volgens het recht van de Unie niet kan worden aangemerkt als ongerechtvaardigde verrijking met betrekking tot deze belasting.

NTFR 2011/2447 - Herzieningsregeling art. 13 Uitv.besch. OB 1968 van toepassing bij gedeeltelijke ingebruikneming in fases

ECLI:NL:HR:2011:BT8766, datum uitspraak 21-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende heeft in 2002 een kantoorpand in aanbouw gekocht. De in rekening gebrachte omzetbelasting heeft zij in aftrek gebracht. Belanghebbende heeft het pand laten afbouwen. Na oplevering op 1 juni 2005 is ruim 57% belast verhuurd. Met ingang van 1 mei 2006 is belanghebbende een gedeelte van het nog leegstaande deel gaan verhuren met vrijstelling van omzetbelasting. Ter zake van de vrijgestelde verhuur legt de inspecteur een naheffingsaanslag op. Hof Den Bosch (16 december 2010, nr. 09/01137, NTFR 2010/334) heeft geoordeeld dat herziening van de in aftrek gebrachte omzetbelasting op de voet van art. 15, lid 4, Wet OB 1968 alleen aan de orde is bij de ingebruikneming (het gaan bezigen van het pand in juni 2005) en niet bij het gedeeltelijk in fases in gebruik nemen (waaronder in mei 2006). Volgens het hof is herziening na de ingebruikneming in juni 2005 uitsluitend mogelijk op grond van art. 13 Uitv.besch. OB 1968. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel en verwijst daarvoor naar HR 7 oktober 2011, nr. 09/02214, NTFR 2011/2332.

NTFR 2011/2451 - Intrekking diverse besluiten

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011
In dit besluit van de staatssecretaris wordt een aantal beleidsbesluiten op het terrein van de omzetbelasting ingetrokken omdat deze volgens de staatssecretaris hun belang hebben verloren of beschrijvend c.q. casuïstisch zijn.

NTFR 2011/2453 - Geen verlaagd accijnstarief voor bierbrouwerij die zelf geen installaties heeft

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6918, datum uitspraak 27-09-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende exploiteert een bierbrouwerij. Zij beschikt zelf niet over installaties om bier te brouwen. Belanghebbende laat haar bier brouwen bij een grote brouwerij in Duitsland. Belanghebbende heeft verzocht om toepassing van het verlaagde accijnstarief voor kleine brouwerijen. Rechtbank Arnhem heeft dat verzoek bij uitspraak van 16 december 2010 afgewezen. Belanghebbende heeft daartegen op 31 januari 2011 hoger beroep aangetekend. Het hof constateert dat dit buiten de zeswekentermijn is. Ondanks de datumstempel op de enveloppe waarin het hoger beroepschrift is verzonden – 28 januari 2011 –, acht het hof het aannemelijk dat belanghebbende het hoger beroepschrift op 26 januari 2011 ter post heeft bezorgd. Dit betekent dat belanghebbende – op de voet van art. 6:9, lid 2, Awb – ontvankelijk is in het hoger beroep. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op het verlaagde accijnstarief voor kleine brouwerijen. Belanghebbende is namelijk niet, zoals is vereist, wat haar productiestructuur betreft onafhankelijk. Zij maakt immers gebruik van de installaties van de Duitse brouwerij die zelf geen kleine brouwerij is.

NTFR 2011/2454 - Naheffing BPM terecht voor gebruik auto met buitenlands kenteken in Nederland

ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7084, datum uitspraak 29-09-2011, publicatiedatum 12-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
In 2005 reed belanghebbende met een niet in Nederland geregistreerde auto op de openbare weg. Belanghebbende verklaarde dat de auto aan hem ter beschikking was gesteld door zijn werkgever in Schotland en dat hij in Nederland en Schotland woonachtig was. Het hof overweegt dat geen vergunning voor vrijstelling van BPM was verleend of aangevraagd. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd. Nu de auto hoofdzakelijk bestemd was voor gebruik binnen Nederland is het hof van oordeel dat de hoogte van de belasting evenredig is aan het gebruik van de auto in Nederland.

NTFR 2011/2455 - Onjuiste informatieverstrekking door gemeente leidt niet tot vernietiging legesnota's

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6917, datum uitspraak 27-09-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft eind 2007 zes bouwaanvragen ingediend voor de realisatie van een woonzorgcomplex. Het ging om zes bouwblokken. De bouwblokken 4 en 6 bleken onder een ander bestemmingsplan te vallen dan de gemeente aan belanghebbende had bericht. De welstandcommissie heeft negatief geadviseerd met betrekking tot de aanvragen. Voor de bouwblokken 4 en 6 is belanghebbende leges in rekening gebracht. Door de architect van belanghebbende zijn vervolgens aangepaste bouwtekeningen aan de gemeente verstrekt. De gemeente heeft deze aangepaste bouwtekeningen als nieuwe aanvragen aangemerkt. Omdat belanghebbende desgevraagd geen nadere bescheiden heeft aangeleverd, heeft de gemeente deze aanvragen buiten behandeling gesteld. Voor het in behandeling nemen ervan zijn wel leges in rekening gebracht. Rechtbank Arnhem heeft de op de bouwblokken 4 en 6 betrekking hebbende legesnota’s vernietigd. Het hof oordeelt dat met betrekking tot deze bouwblokken sprake is van nieuwe aanvragen, omdat de wijzigingen niet van ondergeschikte aard zijn. Voor vernietiging op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel ziet het hof – anders dan de rechtbank – geen grond. Weliswaar is sprake geweest van een onjuiste informatieverstrekking door de gemeente en een negatief advies van de welstandcommissie, maar die gedragingen zijn geen gedragingen van de gemeente die verband houden met de belastingheffing.

NTFR 2011/2457 - Vervangingswaarde grond exclusief btw berekenen voor zover levering vrijgesteld zou zijn van btw

Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een universiteitscomplex bestaande uit opstallen, bouwgrond, weilanden, wegen, fietspaden en overige gronden (cultuurgronden, groenstroken, bermen). In geschil is de (vervangings)waarde van de bouwgronden en overige gronden voor de Wet WOZ. Hof Amsterdam (2 februari 2010, nr. 07/00232, NTFR 2010/679) heeft geoordeeld dat belanghebbende deze gronden uitsluitend inclusief omzetbelasting geleverd had kunnen krijgen en dat de gronden daarom inclusief omzetbelasting dienen te worden gewaardeerd. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Voor zover de levering van gronden op grond van art. 11, lid 1, letter a, sub 1, Wet OB 1968, zou zijn vrijgesteld van omzetbelasting, dient de vervangingswaarde daarvan exclusief omzetbelasting te worden berekend. Nu belanghebbende heeft betoogd dat slechts de helft van het totale areaal is bestemd om te worden bebouwd en dus slechts de helft van de totale prijs in de btw-sfeer zou vallen, behoeft het oordeel van het hof nadere motivering. Volgt verwijzing.

NTFR 2011/2458 - Start buitenschoolse opvang vormt geen waardedrukkende factor voor kopende makelaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BT7642, datum uitspraak 04-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 44, gepubliceerd op 03-11-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende, een makelaar, heeft medio 2007 de woning van zijn moeder gekocht voor € 1.525.000. Dit betreft een zakelijke prijs. De woning is gelegen naast een schoolgebouw en een scoutinggebouw. De WOZ-waarde van de woning per 1 januari 2008 is op basis van de verkoopprijs vastgesteld op € 1.535.000. In de tweede helft van 2007 is er een buitenschoolse opvang gestart in het schoolgebouw. In 2010 is een veel groter scoutingclubhuis gebouwd. Volgens belanghebbende was hij niet bekend met deze omstandigheden, zodat zij niet zijn verdisconteerd in de koopprijs. Volgens belanghebbende levert de door genoemde omstandigheden veroorzaakte (extra) geluidsoverlast een waardedruk op van € 375.000. Het hof gaat daarin niet mee. Het scoutinggebouw is namelijk eerst in 2010 gebouwd en niet aannemelijk is dat deze omstandigheid reeds in 2008 haar schaduw vooruit wierp. Voor een waardedruk per 1 januari 2008 bestaat dan ook geen grond. Met betrekking tot de buitenschoolse opvang acht het hof niet aannemelijk dat dit leidt tot extra overlast ten opzichte van de reeds bestaande toestand, te weten een school met 220 leerlingen. Ook in zoverre is geen reden voor een waardedruk ten opzichte van de koopprijs.