Aflevering 5

Gepubliceerd op 3 februari 2011

NTFR 2011/198 - Afwaardering onzakelijke tbs-vordering: aftrekbaar in box 1

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 geschreven door prof. dr. mr. P.G.H. Albert
Onzakelijke leningen houden de fiscale gemoederen sinds 9 mei 2008 flink bezig. Op die dag besliste de Hoge Raad over de vraag of een vennootschap een afwaarderingsverlies op een onzakelijke lening ten laste van haar winst mocht brengen als volgt: ‘Indien en voor zover een geldverstrekking door een vennootschap aan haar aandeelhouder plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door die vennootschap een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, moet – behoudens bijzondere omstandigheden – ervan worden uitgegaan dat die vennootschap dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies op de geldlening in zoverre niet in mindering op de winst van die vennootschap kan worden gebracht.’HR 9 mei 2008, nr. 43.849, NTFR 2008/902 (met commentaar van Egelie), BNB 2008/191 (met noot van Albert). Deze Opinie gaat over de vraag of de geciteerde overweging ook geldt voor een onzakelijke tbs-lening.Ik gebruik de term ‘(tbs-)lening’ en ‘(tbs-)vordering’ door elkaar. Daarmee bedoel ik: een lening die een aanmerkelijkbelanghouder aan zijn bv heeft verstrekt, die hij tegen de overeengekomen voorwaarden niet zou hebben verstrekt aan een – feitelijk in dezelfde financiële omstandigheden verkerende – bv waarvan een onafhankelijke derde aandeelhouder was geweest. (N.B. De lening is evenwel niet zo onzakelijk dat er sprake is van een bodemlozeput-lening. Een bodemlozeput-lening vormt een informele kapitaalstorting die de verkrijgingsprijs van de ab-aandelen verhoogt.)

NTFR 2011/199 - Verjaren in de vennootschapsbelasting

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 geschreven door mr. F. van Horzen
Het lijken eenvoudige vragen: wat is een dag, wat is een maand, wat is een jaar, wanneer vangen ze aan en wanneer eindigen ze? Toch bestaat er geen eenduidig antwoord. Volgens de kabbala wordt bijvoorbeeld in de bijbel met het woord ‘dag’ een periode van duizend jaar aangeduid.Zohar, Toledot, 1:140a, gebaseerd op psalm 90, 4. In gelijke zin 2 Petrus 3, 8. Afhankelijk van de vraag hoeveel dagen zijn begrepen in die periode van duizend jaar en of een dag uit die reeks ook weer duizend jaar vertegenwoordigt, enzovoorts, kan worden gesteld dat het tijdsbeslag van de schepping zoals beschreven in Genesis naar menselijke maatstaven niet kan worden bevat. De vraag is of deze dageninterpretatie ook moet worden toegepast bij het meten van de periodes van duizend jaar genoemd in Openbaring 20, 2-7. Ook buiten de sfeer van de bijbelse mystiek is de interpretatie van tijdsaanduidingen niet altijd eenvoudig, bijvoorbeeld op grond van culturele omgevingsfactoren, waarbij het dan soms de vraag is hoe daarmee in de fiscaliteit moet worden omgegaan. Zo is er geprocedeerd over de fiscale relevantie van de loop van het traditionele Chinese kalenderjaar.Rechtbank Den Haag 23 juli 2009, nr. 08/07647, NTFR 2009/2111 met commentaar van Post. Ook in een zuiver binnenlandse situatie roept de uitleg van het begrip ‘jaar’ in de fiscale praktijk met enige regelmaat vragen op. Indien een artikel in de Wet VPB 1969 een tijdsaanduiding bevat van één of meerdere jaren, wat is dan de aanvangsdatum en wat is de einddatum? Over deze vraag ging een in 2009 gewezen arrestHR 30 januari 2009, nr. 07/13128, NTFR 2009/305 met commentaar van Van Gijlswijk, BNB 2009/95. inzake het inmiddels afgeschafte art. 13ca Wet VPB 1969. In deze bijdrage ga ik in op de vraag hoe voor toepassing van een aantal in de sfeer van de Wet VPB 1969 relevante bepalingen waarin een tijdsperiode wordt genoemd, de lengte van de genoemde periode dient te worden bepaald. Na een korte analyse van het arrest uit 2009 zal ik stilstaan bij de relevantie van het bepaalde in art. 7, lid 4, Wet VPB 1969. Daarna zullen worden behandeld bepalingen inzake de kwijtscheldingswinstvrijstelling, de investeringsaftrek, de deelnemingsvrijstelling, de sanctietermijn in de sfeer van bedrijfsfusie en (af)splitsing, art. 15ai Wet VPB 1969 en ten slotte de herinvesteringsreserve (HIR). Het geheel wordt afgerond met een conclusie.

NTFR 2011/200 - Vorming voorziening voor uitgaven seniorenverlofregeling niet toegestaan

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende heeft een seniorenverlofregeling ingevoerd. In essentie komt de regeling erop neer dat werknemers een vermindering van de arbeidstijd genieten tegen inlevering van een deel van hun loon. Belanghebbende wenst een voorziening te vormen voor toekomstige uitgaven uit hoofde van de seniorenverlofregeling. Hof Arnhem (NTFR 2010/343) heeft dat niet toegestaan. In cassatie stelt belanghebbende dat zij meerkosten heeft omdat werknemers een feitelijke vermindering van hun arbeidstijd kunnen krijgen zonder overeenkomstige daling van de arbeidsbeloning. Voor die meerkosten moet een voorziening kunnen worden gevormd, aangezien deze worden opgeroepen door de bestaande arbeidsrelatie van de werknemers.

NTFR 2011/201 - Verhaal WGA-premie vormt negatief loon (I)

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van G.J. van Mulbregt
De werkgever van belanghebbende heeft € 3.164,92 als loonheffing ingehouden op diens loon. Hij heeft voorts op het nettoloon van die maand een bedrag verhaald van € 6,57. Dit betreft een deel van de door hem als werkgever verschuldigde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas. De Werkhervattingskas dient ter financiering van de lasten van de werkhervatting door gedeeltelijk arbeidsgeschikten en is ingesteld met het oog op de uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het verhaal van de werkgever (hierna: de WGA-bijdrage of verhaalde WGA-premie) vond plaats op grond van art. 34, lid 2, Wfsv.

NTFR 2011/202 - Verhaal WGA-premie vormt negatief loon (II)

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van G.J. van Mulbregt
De werkgever van belanghebbende heeft € 947 als loonheffing ingehouden op diens loon. Hij heeft voorts op het nettoloon van die maand een bedrag verhaald van € 11,64. Dit betreft een deel van de door hem als werkgever verschuldigde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas. De Werkhervattingskas dient ter financiering van de lasten van de werkhervatting door gedeeltelijk arbeidsgeschikten en is ingesteld met het oog op de uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het verhaal van de werkgever (hierna: de WGA-bijdrage of verhaalde WGA-premie) vond plaats op grond van art. 34, lid 2, Wfsv.

NTFR 2011/203 - Rectificatie Wijziging Regeling Loonbelasting- en premietabellen 1990

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011
De staatssecretaris van Financiën publiceert een rectificatie van de in de regeling van de van 16 december 2010, nr. DB 2010/ 291M, tot wijziging van de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990 (Stcrt. 21015) in art. I, onderdeel B, opgenomen wijziging van enkele percentages. De in art. 5, lid 4 en 5, Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990 opgenomen percentages die moeten worden gehanteerd bij de definitieve berekening van de over bijstandsuitkeringen verschuldigde loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen zijn aangepast. Abusievelijk was in de eerstgenoemde regeling met betrekking tot de wijziging van deze percentages een onjuiste wijzigingsopdracht opgenomen. De rectificatie werkt terug tot en met 1 januari 2011.

NTFR 2011/205 - In lunchpauze gereden kilometers tussen woning en werk behoren tot woon-werkverkeer

ECLI:NL:GHARN:2010:BO4461, datum uitspraak 02-11-2010, publicatiedatum 19-11-2010
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft een auto van de zaak. Hij heeft van alle gereden kilometers een sluitende rittenregistratie bijgehouden. Tussen de middag rijdt belanghebbende regelmatig naar zijn woning om aldaar te lunchen en eventueel wat zakelijke werkzaamheden te verrichten. De inspecteur is van mening dat deze ritten voor privédoeleinden zijn gemaakt, waardoor de auto op kalenderjaarbasis voor meer dan vijfhonderd km voor privédoeleinden is gebruikt. De inspecteur heeft het autokostenforfait in de heffing LB/PVV betrokken.

NTFR 2011/206 - Verbondenheid door 41% financieel belang en 25% zeggenschap

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
De belanghebbende heeft bij een herstructurering de aandelen in een vennootschap verworven en is de koopprijs rentedragend schuldig gebleven. In geschil is of de renteaftrek wordt getemporiseerd ex art. 15ad (oud) Wet VPB 1969. Het geplaatste en gestorte aandelenkapitaal in de verkopende nv is in handen van vader en zijn drie kinderen (25%, 17%, 17% respectievelijk 41%). Ieder van hen heeft echter in de AVA een kwart van de stemmen. De drie kinderen houden voorts elk een derde van de certificaten van aandelen in de belanghebbende. Het bestuur van het administratiekantoor bestaat uit vader en moeder. De fiscus stelt verbondenheid tussen de belanghebbende en de verkoper via de dochter die 41% van het geplaatste en gestorte aandelenkapitaal in de verkoper houdt en een derde van de certificaten van aandelen in de belanghebbende.

NTFR 2011/207 - Betaling belastingschulden met in kruipruimte verstopt geld leidt niet tot een aftrekpost

ECLI:NL:GHARN:2010:BN8228, datum uitspraak 07-09-2010, publicatiedatum 24-09-2010
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. M.F. Nouwen
Belanghebbende bezit alle aandelen in een horeca-bv. Haar aandeelhoudster is feitelijk leidinggevende van de horeca-bv. Uit strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat bij de vennootschappen sprake was van verzwegen omzetten, zwarte inkopen en zwarte loonbetalingen. De aandeelhoudster van belanghebbende is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Wat de fiscale afwikkeling betreft hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan moest € 550.000 aan de fiscus worden betaald. Dit geld is betaald met geld dat in de kruipruimte van de woning van de aandeelhoudster was verstopt. Het bedrag van € 550.000 is als volgt toegerekend: de aandeelhoudster € 176.000, belanghebbende € 110.000 en de horeca-bv € 264.000. Belanghebbende stelt dat zij in dit kader een schuld van de horeca-bv aan de aandeelhoudster heeft overgenomen en dat de daaruit voortvloeiende vordering op de horeca-bv ten laste van het resultaat kan worden afgewaardeerd, omdat de horeca-bv failliet is gegaan. Het hof gaat daar niet in mee. Het hof gaat namelijk met de rechtbank ervan uit dat alle bij de vaststellingsovereenkomst betrokken partijen ieder hun eigen deel van de aan hen toegerekende belastingschulden hebben voldaan. Er zijn geen onderlinge vorderingen en schulden ontstaan.

NTFR 2011/209 - Aanslag schenkingsrecht tevergeefs via vertrouwensbeginsel aangevochten

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. A.M. Vrenegoor
Belanghebbende en haar zoon hadden ieder de onverdeelde helft van een appartementsrecht. Belanghebbende bewoonde het appartement aanvankelijk samen met haar echtgenoot en na zijn overlijden alleen. Bij notariële akte van 30 september 2002 hebben belanghebbende en haar zoon het gehele appartementsrecht toebedeeld en geleverd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft aan haar zoon geen bedrag wegens overbedeling betaald en ook niet behoeven te betalen. De notaris heeft namens belanghebbende overdrachtsbelasting voldaan uitgaande van een verkrijging ter waarde van € 25.185, zijnde de helft van 60% van een WOZ-waarde van € 83.950. Voorts is aangifte gedaan voor het recht van schenking naar een schenking ten belope van eveneens € 25.185.

NTFR 2011/211 - Rechtbank is ten onrechte ervan uitgegaan dat procesbelang in het geheel was vervallen

ECLI:NL:HR:2011:BP1468, datum uitspraak 21-01-2011, publicatiedatum 21-01-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Aan belanghebbende is een aanslag IB 2003 opgelegd alsmede een beschikking heffingsrente. Hangende het beroep bij de rechtbank is de inspecteur alsnog geheel aan de klachten van belanghebbende inzake de aanslag tegemoetgekomen. Hij heeft de aanslag verminderd. De beschikking heffingsrente heeft de inspecteur dienovereenkomstig verminderd. De rechtbank heeft het beroep wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de Hoge Raad is dat – in aanmerking genomen dat belanghebbende geen vergoeding van schade heeft geclaimd – terecht met betrekking tot de aanslag. Met betrekking tot de heffingsrente is de beslissing echter niet correct, omdat belanghebbende heeft aangevoerd dat in het geheel geen heffingsrente in rekening mag worden gebracht. Voorts had de rechtbank vergoeding van griffierecht moeten gelasten.

NTFR 2011/214 - Boete terecht omdat geen deskundige is ingeschakeld

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7125, datum uitspraak 07-12-2010, publicatiedatum 13-12-2010
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. H. van Dam
Belanghebbende is een fiscale eenheid bestaande uit A beheer bv en haar dga. Belanghebbende heeft managementwerkzaamheden verricht voor B beheer bv. A beheer bv bezit 50% van de aandelen in B beheer bv. Belanghebbende heeft voor deze werkzaamheden geen facturen uitgereikt en (derhalve) geen omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft de managementfees niet als omzet verantwoord en B heeft ter zake hiervan geen omzetbelasting als voorbelasting in aanmerking genomen.

NTFR 2011/215 - Inspecteur handelt niet onzorgvuldig bij het opleggen van de naheffingsaanslag

ECLI:NL:HR:2011:BP2017, datum uitspraak 28-01-2011, publicatiedatum 28-01-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011
Kort voor het verstrijken van de termijn legt de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Met Rechtbank Haarlem is Hof Amsterdam (NTFR 2010/257) van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de inspecteur onzorgvuldig handelde door kort voor het verstrijken van de termijn de naheffingsaanslag tot het daarop vermelde bedrag op te leggen. Het hof heeft aannemelijk geacht dat controle van de administratie door de inspecteur vanwege de staat van die administratie – ontbreken van facturen, inkoop- en verkoopboek – binnen een redelijke termijn niet mogelijk was. Het hof heeft de omstandigheden waaronder de naheffingsaanslag tot stand is gekomen niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden die een afwijking van de forfaitaire proceskostenvergoeding, waarom belanghebbende had verzocht, rechtvaardigen.

NTFR 2011/216 - Dividendbelasting op naar Nederlandse Antillen uitgaande deelnemingsdividend is niet strijdig met GATS-bepalingen

ECLI:NL:HR:2011:BN7160, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van A.F. Gunn
Belanghebbende is in Nederland opgericht en gevestigd en heeft in 2005 dividend uitgekeerd aan haar aandeelhoudster op de Nederlandse Antillen. Zij meent dat ten onrechte dividendbelasting is geheven onder meer wegens strijd met de plicht van Nederland tot nationale behandeling van diensten(verleners) uit andere verdragsstaten ex art. XVII General Agreement on Trade in Services (GATS; onderdeel van het WTO-Verdrag).

NTFR 2011/217 - Staatssteun: EC verzoekt Spanje om intrekking en terugvordering van gunstige belastingheffing bij verwerving van belangen in derde landen

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011
De Europese Commissie heeft Spanje verzocht om intrekking van een wettelijke bepaling in de vennootschapsbelasting uit 2002 waarbij Spaanse ondernemingen kunnen afschrijven op ‘financiële goodwill’ die betaald is bij de overname van een onderneming buiten de EU. Verder heeft de EC aan Spanje gevraagd om de in dit kader vanaf 21 december 2007 verleende staatssteun terug te vorderen, omdat Spanje niet heeft kunnen aantonen dat de steun nodig was om in die derde landen te investeren. De EC heeft Spanje in 2009 definitief laten weten dat sprake was van verboden staatssteun. Eerder was Spanje verzocht tot aanpassing van de regeling in geval van overname van aandelen in een onderneming binnen de EU (NTFR 2007/1878 en NTFR 2009/2736).

NTFR 2011/218 - Aansluiting heffing btw bij systeem accijnszegels toegestaan

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Vandoorne exploiteert een groothandel in tabaksfabrikaten. Zij handelt bij de verkoop van deze producten als tussenpersoon van fabrikanten en/of importeurs en verkopers en/of kleinhandelaars. Op de tabaksfabrikaten die aan Vandoorne zijn geleverd voor de uitoefening van haar activiteit, zijn de fiscale bandjes overeenkomstig art. 58, par. 1, van het btw-wetboek en de bepalingen van Koninklijk Besluit nr. 13 reeds aangebracht door haar leveranciers die fabrikant of invoerder van deze producten zijn. Vaststaat dat op de facturen die voor deze leveringen aan Vandoorne zijn uitgereikt, overeenkomstig art. 2 Koninklijk Besluit nr. 13, de vermelding ‘Tabaksfabrikaten: btw voldaan bij de bron en niet aftrekbaar’ staat en het bedrag aan btw dus niet afzonderlijk is vermeld. De leveringen van diezelfde producten door Vandoorne aan haar afnemer kennen dezelfde vermelding. In haar btw-aangifte voor het eerste kwartaal van 2006 heeft Vandoorne de belastingadministratie verzocht om teruggaaf van de btw betreffende leveringen van tabaksfabrikaten aan Capitol nadat de schuldvordering voor deze leveringen door het faillissement van Capitol op 14 maart 2005 definitief verloren is gegaan. De belastingadministratie heeft dat verzoek afgewezen. Op de prejudiciële vraag van de rechter in de daaropvolgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ EU voor recht: De art. 11, C, lid 1, en 27, lid 1 en 5, Zesde Richtlijn moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale regeling, volgens welke ingeval ter vereenvoudiging van de heffing btw en ter voorkoming van belastingfraude en -ontwijking met betrekking tot tabaksfabrikaten deze belasting door middel van fiscale bandjes, in één keer en bij de bron wordt geheven ten laste van de fabrikant of de invoerder van deze producten, de leveranciers die als tussenpersoon handelen in een volgende fase van de keten van opeenvolgende leveringen, het recht op teruggaaf van btw wordt ontzegd in geval van niet-betaling van de prijs van deze producten door de afnemer.

NTFR 2011/219 - Bemiddeling bij aandelentransacties door vastgoedondernemer zijn vrijgesteld

ECLI:NL:HR:2011:BO3637, datum uitspraak 22-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. T.G. Perié
Belanghebbende is actief in de vastgoedsector. Zij heeft diensten verricht jegens twee vennootschappen die middellijk onroerende zaken in eigendom hebben. Die diensten hebben ertoe geleid dat de desbetreffende vennootschappen hun aandelen in die ‘middellijk onroerende zaken bezittende’ dochtervennootschappen hebben overgedragen aan derden. Belanghebbende heeft ter zake van deze diensten geen omzetbelasting berekend, omdat zij van mening is dat zij vrijgestelde handelingen inzake effecten heeft verricht. De inspecteur heeft nageheven, omdat zijns inziens sprake is van belaste handelingen. De feitenrechters hebben belanghebbende in het ongelijk gesteld.

NTFR 2011/223 - Btw-teruggaaf buitenlandse ondernemers

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011
De staatssecretaris dringt bij de Europese Commissie aan op actie om de btw-teruggave aan Nederlandse ondernemers sneller te laten verlopen. Nederland heeft alle aanvragen voor een teruggaaf aan het buitenland doorgegeven, maar de Nederlandse ondernemers hebben niet in alle gevallen de btw al ontvangen. Een van de problemen is dat er geen dwingende termijn voor de teruggaaf is vastgelegd door de Europese Commissie. Daarnaast zijn er verschillen in de toepassing van de regels, waardoor teruggaves in andere lidstaten soms niet behandeld worden.

NTFR 2011/224 - CO2-uitstoot als maatstaf van heffing voor BPM is niet strijdig met Europese recht

Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft in Duitsland een gebruikte auto gekocht. In januari 2010 heeft hij voor deze auto een aangifte BPM ingediend, uitgaande van het per 1 januari 2010 geldende tarief. De inspecteur heeft het BPM-bedrag verhoogd, omdat belanghebbende van een te laag bedrag aan CO2–uitstoot is uitgegaan. In bezwaar heeft de inspecteur de correctie ongedaan gemaakt en is een naheffingsaanslag opgelegd. In geschil is of de BPM op het punt van de CO2–heffing in strijd is met art. 110 VwEU. Ook is in geschil of belanghebbende recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten.

NTFR 2011/225 - Gebruikt water omvat zowel ingenomen water als water dat in bakken met vis is binnengekomen

ECLI:NL:HR:2011:BP1499, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Aan belanghebbende is, als gebruikster van een bedrijfsruimte, een aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren voor het jaar 2000 opgelegd wegens het lozen van afvalstoffen vanuit die bedrijfsruimte op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap. Belanghebbende exploiteert een visfileerbedrijf. De te fileren vis wordt merendeels aangeleverd in met water gevulde bakken.

NTFR 2011/226 - Inschrijving uitlener in register Stichting Financiële Toetsing geen grond voor vrijwaring aansprakelijkstelling

ECLI:NL:GHARN:2011:BP0834, datum uitspraak 04-01-2011, publicatiedatum 14-01-2011
Aflevering 5, gepubliceerd op 03-02-2011 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. Zij heeft Poolse werknemers ingeleend bij een ander uitzendbureau (hierna: de uitlener). De uitlener beschikte over een G-rekening, maar daarvan heeft belanghebbende geen gebruikgemaakt. De uitlener was ingeschreven in het register van de Stichting Financiële Toetsing. Belanghebbende heeft geen verklaring van betalingsgedrag opgevraagd bij de uitlener. Voornoemde stichting heeft bij de uitlener een onderzoek ingesteld. De uitlener heeft haar loonbelasting- en omzetbelastingschulden over 2004 niet betaald. Zij is failliet verklaard. De ontvanger heeft belanghebbende aansprakelijk gesteld voor genoemde belastingschulden. Belanghebbende bestrijdt deze aansprakelijkstelling voor het hof, echter vergeefs.