NTFR 2021/1072 - Geen vrijstelling voor ten behoeve van kerk verrichte diensten van winstbeogende jeugdwerker (art. 81.1 Wet RO)
ECLI:NL:HR:2021:430, datum uitspraak 26-03-2021, publicatiedatum 26-03-2021
Aflevering 13, gepubliceerd op 01-04-2021 Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting. Zijn ondernemersactiviteiten bestaan uit het verzorgen van entertainment en het samenstellen van entertainmentprogramma’s. Hij verricht zonder vastgelegde overeenkomst diensten aan een kerk. Ter zake van deze werkzaamheden heeft de inspecteur een VAR-verklaring voor ‘het uitvoeren van projectmatig jongerenwerk’ afgegeven tot eind 2014. Op de door belanghebbende aan de kerk uitgereikte facturen zijn de door belanghebbende verrichte diensten aangeduid als ‘Uitvoering aanneming van jongerenwerk’. In geschil is allereerst of de werkzaamheden van belanghebbende op grond van art. 11, lid 1, onderdeel t, Wet OB 1968 (dienst van o.a. godsdienstige organisaties aan hun leden) zijn vrijgesteld en vervolgens of art. 11, lid 1, onderdeel f, Wet OB 1968 (diensten van sociale of culturele aard, mits, onder meer, de ondernemer geen winst beoogt) van toepassing is. Rechtbank Den Haag 3 mei 2019, nr. BK-18/01085 (NTFR 2019/158) heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Zij oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn diensten onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde diensten van de kerk, dat hij een ongelijke behandeling van gelijke diensten niet voldoende heeft onderbouwd en dat niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende geen winst beoogt en dat daarom zijn diensten niet onder de vrijstelling van art. 11, lid 1, onderdeel f, Wet OB 1968 vallen. Hof Den Haag (NTFR 2019/1810) heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven dat met betrekking tot de uitspraak op bezwaar geen sprake is van een motiveringsgebrek en dat de door belanghebbende ingeroepen vrijstellingen, ook in het licht van het neutraliteitsbeginsel, niet van toepassing zijn. De werkzaamheden van belanghebbende verschillen naar de aard en inhoud te zeer van de onder de vrijstellingsbepalingen vallende prestaties en bovendien beoogt belanghebbende winst met zijn activiteiten.