Aflevering 8

Gepubliceerd op 22 februari 2007

NTFR 2007/275 - De investering in een huurrecht als alternatieve afschrijvingsmogelijkheid

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007 geschreven door prof. mr. G.T.K. Meussen
De Wet werken aan winstWet van 30 november 2006, Stb. 2006, 631. heeft uiteindelijk zonder al te veel kleerscheuren het politieke krachtenveld in de Eerste en Tweede Kamer doorstaan. Meest in het oog springende maatregel is de beperking van de afschrijving van onroerende zaken zoals deze is vormgegeven in art. 3.30a Wet IB 2001. Deze afschrijvingsbeperkende maatregel (in de vorm van een toetsing van de boekwaarde van een onroerende zaak aan de bodemwaarde) is volledig gekoppeld aan de investering in een gebouw en daarmee aan de fiscale duiding van het begrip ‘gebouw’. Reeds nu komen geluiden op uit de praktijk hoe deze regeling binnen de letterlijke tekst zou kunnen worden ontgaan of anders gezegd waar de grens aan genoemde afschrijvingsbeperkingen op onroerende zaken ligt. De investering in een huurrechtHR 23 januari 1957, nr. 13.009, BNB 1957/68. Door de desbetreffende investering van de huurder verkrijgt het huurrecht een bijzondere waarde, die het tot een economische goed bestempelt. De afschrijving van de investering in een huurrecht zal normaliter parallel lopen aan de overeengekomen huurperiode. Overigens betrof BNB 1957/68 een situatie waarbij de investeringen verricht door de huurder weliswaar door natrekking eigendom werden van de verhuurder, doch deze zich jegens de huurder bij het einde van de huurovereenkomst tot geen enkele waardevergoeding had verplicht. Alsdan is sprake van een gedeelde economische eigendom aangaande de huurdersinvestering. Het negatieve waarderisico komt voor rekening van de huurder, het positieve waarderisico komt voor rekening en ten bate aan de verhuurder. komt daarbij al snel in beeld als aantrekkelijk alternatief.

NTFR 2007/276 - Overzicht fiscale voorstellen Europese Commissie

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
De minister van Financiën geeft in een brief aan de Tweede Kamer een overzicht van de voorstellen van de Europese Commissie op fiscaal terrein. De Tweede Kamer had hierom in het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de Ecofin Raad van 25 januari 2007 gevraagd. Het overzicht betreft de directe en indirecte belastingen, douane en onderzoek en ontwikkeling.

NTFR 2007/288 - Recht van gebruik en bewoning kan niet worden gelijkgesteld aan huurrecht

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8735, datum uitspraak 23-11-2006, publicatiedatum 19-02-2007
Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
Belanghebbende heeft een levenslang recht van gebruik en bewoning van een onroerende zaak. Het bloot eigendom berust bij haar kinderen. In geschil is of aan het recht van gebruik en bewoning een waarde moet worden toegekend voor de bepaling rendementsgrondslag. Belanghebbende verdedigt een waarde van nihil, omdat haar situatie overeenkomt met gevallen waarin sprake is van huur dan wel het recht van gebruik en bewoning persoonlijk en niet-overdraagbaar is.

NTFR 2007/289 - Antwoord op vragen over de harmonisatie van het partnerbegrip

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
De minister van Financiën beantwoordt in een brief aan de Tweede Kamer vragen over het partnerbegrip en over de operationalisering van het begrip 'gemeenschappelijk huishouden'. Deze vragen zijn opgekomen tijdens een algemeen overleg over deze materie. De brief die aanleiding was voor het algemeen overleg namen wij op in NTFR 2006/922.

NTFR 2007/291 - Nota n.a.v. verslag wetsvoorstel Fbi's voor ontwikkeling vastgoed

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
De minister van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel Fbi's voor ontwikkeling vastgoed aan de Tweede Kamer gezonden. Hij beantwoordt daarin enkele concrete vragen over de volgende onderwerpen: het begrip projectontwikkeling, de eisen aan de 'ontwikkelingsdochter', de zakelijke beloning voor de 'ontwikkelingsdochter' en de overdrachtsbelasting. Er worden geen wijzigingen op het wetsvoorstel aangekondigd.

NTFR 2007/294 - Antwoorden op Kamervragen over het Nederlandse belastingstelsel

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De minister van Financiën heeft enkele vragen van het Kamerlid Crone over het Nederlandse belastingsysteem na inwerkingtreding van de Wet werken aan winst beantwoord. De minister is het niet eens met de stelling dat Nederland een belastingparadijs is en is evenmin van mening dat de belastingdruk voor het internationale bedrijfsleven tot bijna het nulpunt is gedaald. Nederland zal volgens de minister wel als aantrekkelijker vestigingsland worden beschouwd. De effectieve belastingdruk is wel omlaag gegaan, maar de impact van de maatregelen zal per bedrijf verschillen. De rentebox is een defensief concurrerend regime en is opgenomen om te voorkomen dat bedrijven hun financieringsactiviteiten naar andere landen verplaatsen. De effectieve belastingdruk van multinationals in Nederland is niet onderzocht. Voor het grootbedrijf ligt de gemiddelde belastingdruk op 32,2% en voor het MKB op 33,6%.

NTFR 2007/295 - Beantwoording vraag inzake wetsvoorstel introductie vrijgestelde beleggingsinstelling

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
De minister heeft een vraag beantwoord in het kader van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel introductie vrijgestelde beleggingsinstellingen (nr. 30 533, o.a. NTFR 2006/632). De vraag betrof de dividendbelastingclaim bij statuswijziging van een fiscale beleggingsinstelling (art. 28 Wet VPB 1969) in een vrijgestelde beleggingsinstelling (voorgestelde art. 6a Wet VPB 1969). In het voorgestelde lid 5 van art. 1 Wet DB 1965 staat dat de vrijstelling van dividendbelasting nog niet geldt gedurende de eerste acht maanden van het bestaan van een vrijgestelde beleggingsinstelling die eerst fiscale beleggingsinstelling (art. 28 Wet VPB 1969) was. Hoewel een vrijgestelde beleggingsinstelling geen inwoner van Nederland is voor belastingverdragen, gaat de minister ervan uit dat Nederland dividendbelasting mag heffen met een verwijzing naar de compartimenteringsleer. Hij acht deze Nederlandse dividendbelasting verrekenbaar in het buitenland. De minister wijst op de mogelijkheid om bij problemen een verzoek te doen tot onderling overleg met de verdragspartner.

NTFR 2007/306 - Hof trekt prejudiciële vragen in zaak Bujara in

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8731, datum uitspraak 11-10-2006, publicatiedatum 16-02-2007
Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
Belanghebbende woont in Duitsland en bezit een vakantiewoning in Nederland. Hij geniet minder dan 90% van zijn gezinsinkomen in Nederland en heeft niet gekozen voor binnenlandse belastingplicht als bedoeld in art. 2.5 Wet IB 2001. Omdat belanghebbende slechts inkomsten in box 3 geniet is hij niet premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen. De inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om toekenning van het heffingvrije vermogen en de standaardheffingskorting ad € 1.576 geweigerd. Het hof heeft het HvJ EG dienaangaande prejudiciële vragen gesteld (NTFR 2004/439). Nu de antwoorden van het HvJ EG in de zaken D (5 juli 2005, zaak C-376/03, NTFR 2005/949) en Blanckaert (8 september 2005, zaak C-512/03, NTFR 2005/1339) voldoende zijn voor de beantwoording van de in geschil zijnde vragen in de onderhavige zaak, trekt het hof de prejudiciële vragen in en oordeelt het in de lijn van de overwegingen van het Hof van Justitie EG in vorengenoemde zaken dat belanghebbende geen recht heeft op het heffingvrije vermogen en de heffingskorting.

NTFR 2007/310 - Peepshow aan te merken als toneelvoorstelling

ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7369, datum uitspraak 22-01-2007, publicatiedatum 08-02-2007
Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Belanghebbende exploiteert een onderneming in de seksindustrie. Zij biedt gelegenheid tot het bekijken van seks(video)films in videocabines en verleent toegang tot peepshows. De rechtbank oordeelde dat het verlaagde tarief niet van toepassing is, omdat een peepshow niet als een toneelvoorstelling is aan te merken.

NTFR 2007/319 - Btw-compensatiefonds; vervallen kwartaalopgave

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
In het kader van de evaluatie van de Wet op het BTW-compensatiefonds heeft de minister van Financiën overleg gevoerd met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en kaderwetgebieden. In dat overleg is hij overeengekomen om maatregelen te treffen die leiden tot administratieve verlichting bij de uitvoering van die wet. In dit besluit treft de minister van Financiën zulke maatregelen met betrekking tot het doen van de opgave voor een bijdrage uit het btw-compensatiefonds. Het besluit zorgt ervoor dat met ingang van 1 januari 2007 de opgaaf voor een bijdrage uit het btw-compensatiefonds niet meer per kwartaal maar nog slechts eenmaal per jaar hoeft plaats te vinden.

NTFR 2007/320 - Beantwoording Kamervragen omzetbelastingtarief van online kranten

Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
De minister van Financiën geeft in zijn antwoorden aan dat hij zich kan vinden in het idee om de ongelijke BTW-behandeling voor geschreven pers en elektronische persdiensten te elimineren. De Europese Commissie heeft toegezegd dit onderwerp mee te zullen nemen in haar rapport over de werking van het verlaagde omzetbelastingtarief dat medio 2007 zal worden gepresenteerd. De minister stelt dat nationale maatregelen pas mogelijk zijn na Europese besluitvorming. Het is aan het volgende kabinet om hierover te besluiten.

NTFR 2007/326 - Vrijstellingsvergunning BPM voor Duitse ondernemer strijdig met EG-recht

ECLI:NL:RBARN:2007:AZ8017, datum uitspraak 02-02-2007, publicatiedatum 07-02-2007
Aflevering 8, gepubliceerd op 22-02-2007
Eiser is woonachtig in Nederland en vennoot van een in Duitsland gevestigd autobedrijf. Door het Duitse bedrijf is een auto aan eiser ter beschikking gesteld. Aan eiser is een vrijstelling van BPM verleend, indien de auto uitsluitend wordt ingezet voor het woon-werkverkeer. Op enig moment heeft eiser met behulp van een met de auto verbonden aanhangwagen een verkochte auto afgeleverd in Chaam (NL). Op de terugweg naar Duitsland constateert de Belastingdienst dat eiser gebruikmaakt van de openbare weg buiten het woon-werkverkeer. Aan eiser wordt een naheffingsaanslag BPM opgelegd. De rechtbank acht de gestelde voorwaarde inzake het woon-werkverkeer strijdig met de vrijheid van vestiging (art. 43 EG-Verdrag) zonder dat daarvoor een rechtvaardiging is. De naheffingsaanslag wordt vernietigd.