Aflevering 27

Gepubliceerd op 3 juli 2008

NTFR 2008/1263 - De aftrek van kosten in de Vennootschapsbelasting en de wetgever

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 geschreven door prof. dr. J.N. Bouwman
De aftrek van kosten in de vennootschapsbelasting (VPB) staat onder druk. Door het schrappen van aftrekposten heeft de wetgever de afgelopen decennia de grondslag waarover VPB wordt geheven geleidelijk aan groter gemaakt. Mede dankzij de introductie van aftrekverboden kon het tarief van de VPB worden verlaagd van 46%Wet van 18 december 1969, Stb. 549 in 1970, toen de huidige vennootschapsbelasting voor het eerst werd geheven, tot 25,5% nu.

NTFR 2008/1264 - Brief over fout in T-biljetten naar de Tweede Kamer

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De minister van Financiën heeft tijdens een vragenuurtje beloofd dat de staatssecretaris van Financiën een schriftelijke toelichting zal geven op de fout in de toelichting van het T-biljet. De staatssecretaris geeft meteen een reactie op het bericht in de media dat middelbare scholieren geen belastingteruggave vragen.

NTFR 2008/1267 - Omzetting stakingswinst in een lijfrente niet mogelijk

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Eiser en diens echtgenote drijven een lunchroom/petit restaurant. Zij sluiten op 19 april 2001 een overeenkomst met Z, waarbij zij hun onderneming verkopen onder de ontbindende voorwaarde dat Z overeenstemming bereikt met de verhuurder van het pand. Eiser en diens echtgenote hebben op 13 september 2001 de onderneming ingebracht in de nieuw opgerichte A bv. Als tegenprestatie hebben zij een lijfrente bij A bv bedongen. De onderneming is vervolgens ingebracht in een eveneens nieuw opgerichte dochtervennootschap (B bv) van A bv. Op 16 oktober 2001 levert B bv de onderneming aan Z.

NTFR 2008/1268 - Werkgever kan verkeersboetes verhalen op werknemer

ECLI:NL:HR:2008:BC8791, datum uitspraak 13-06-2008, publicatiedatum 13-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Een chauffeur van Koninklijke TPG Post bv. heeft in de uitoefening van zijn functie snelheidsovertredingen begaan waarbij hij de maximumsnelheid van vijftig kilometer per uur met 4, 6 respectievelijk elf kilometer heeft overschreden. Hiervoor zijn sancties opgelegd van respectievelijk € 28, € 28 en € 52. TPG heeft de chauffeur verzocht het totaalbedrag van € 108 aan haar te voldoen, hetgeen de chauffeur heeft gedaan. In deze (civiele) procedure vorderde de chauffeur terugbetaling (met rente) door TPG van de drie door hem betaalde boetes.

NTFR 2008/1269 - Antwoorden op vragen over vereenvoudiging premieheffing naar de Tweede Kamer

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën sturen, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het antwoord op de schriftelijke vragen die gesteld zijn over de voorstellen inzake de (verdere) vereenvoudiging van de premieheffing werknemersverzekeringen (31236-1) naar de Tweede Kamer. Verder zet het kabinet de doelstellingen en uitgangspunten van de voorstellen inzake de (verdere) vereenvoudiging van de premieheffing werknemersverzekeringen nogmaals uiteen. Kern van deze voorstellen was dat de regels en begrippen met betrekking tot de loonheffing en premieheffing meer met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht. Het kabinet heeft in de brief van 8 oktober 2007 voorstellen gedaan die leiden tot een verdere afstemming tussen de loon- en premieheffing. Deze brief behandelden wij in NTFR 2007/1862. Het kabinet gaat voort met het verkennen wat de mogelijkheden zijn voor verdere vereenvoudiging.

NTFR 2008/1270 - Nota naar aanleiding van het nader verslag excessieve beloningen naar de Tweede Kamer

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt de nota naar aanleiding van het nader verslag op het wetsvoorstel excessieve beloningen naar de Tweede Kamer. In NTFR 2008/1188 besteedden wij voor het laatst aandacht aan dit wetsvoorstel. In deze nota gaat de staatssecretaris vooral in op de behandeling van de lucratieve belangen/carried interest. In de nota behandelt hij ook het (aanvullend) commentaar van de NOB (NTFR 2008/1185).

NTFR 2008/1271 - Toeristische reis directie vormt loon in natura

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5670, datum uitspraak 29-05-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Drie directeuren van belanghebbende, een holdingvennootschap in de vastgoedwereld, hebben met enkele zakelijke relaties een tiendaagse reis naar Afrika gemaakt. Volgens de inspecteur ging het om een toeristische reis en is sprake van loon in natura. Volgens belanghebbende is sprake van een onbelaste vrije verstrekking. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook in appel krijgt belanghebbende nul op het rekest. Volgens het hof ligt het op de weg van de inspecteur om zijn stelling dat sprake is van loon in natura te onderbouwen. Hierin is hij, gelet op het reisprogramma waarin aanwijsbare zakelijke aangelegenheden ontbreken, geslaagd. Vervolgens is het aan belanghebbende om aannemelijk te maken dat desalniettemin geen sprake is van belast loon, omdat de reis als een vrije vergoeding is aan te merken. Hierin is belanghebbende volgens het hof niet geslaagd. Het zakelijke karakter van de reis is niet aannemelijk geworden. Het hof houdt het ervoor dat de directieleden aan de reis hebben deelgenomen uit het oogpunt van persoonlijke behoeftenbevrediging. De waarde moet worden gesteld op de waarde in het economische verkeer van de reis.

NTFR 2008/1273 - Wetgever was niet gehouden een overgangsregeling te treffen voor wijziging renteaftrek

ECLI:NL:HR:2008:BD5471, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende heeft in 1998 de woning van zijn ouders gekocht. Zijn ouders hebben zich daarbij het recht van vruchtgebruik voorbehouden. Belanghebbende heeft voor de aankoop van de woning een hypothecaire geldlening afgesloten. In de jaren 1998 tot en met 2000 heeft belanghebbende de op de geldlening betaalde rente in mindering kunnen brengen op zijn inkomen. Op 1 januari 2001 is de Wet IB 2001 in werking getreden. Aangezien de woning belanghebbende niet als hoofdverblijf ter beschikking staat, is de rente vanaf 2001 niet langer aftrekbaar. Belanghebbende betoogt dat de wetgever een overgangsregeling had moeten treffen. Hij beroept zich daarbij op art. 1, Eerste Protocol, EVRM. Zowel Hof Den Bosch (NTFR 2006/144) als de Hoge Raad verwerpt dit beroep. Het ontbreken van een overgangsregeling leidt voor belanghebbende immers niet tot een individuele en buitensporige last.

NTFR 2008/1274 - Brief over de aftrek van de Zvw-premie als buitengewone uitgave voor ondernemers

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt een brief naar de Tweede Kamer over de aftrek van de inkomensafhankelijke zorgpremie voor de inkomstenbelasting bij ondernemers. Het gaat om de premie over 2007 die eerst na afloop van dat kalenderjaar is betaald. Met ingang van 1 januari 2008 is de aftrek van de inkomensafhankelijke zorgpremie als buitengewone uitgave uitgesloten. Het Tweede Kamerlid Remkes ziet hierin een ongelijkheid met werknemers, waarbij de inkomensafhankelijke zorgpremie is ingehouden op het loon en dus in 2007 kan worden afgetrokken. De staatssecretaris meldt dat hij maatregelen niet gewenst acht. Hij voert hiervoor aan dat voor de buitengewoneuitgavenregeling het kasstelsel geldt en dat kosten die niet in enig jaar zijn gemaakt, niet meetellen voor de beoordeling of in dat jaar hogere ziektekosten zijn gemaakt dan hoort bij het inkomen. Het kasstelsel brengt ook met zich mee dat in 2007 aftrek in beginsel aftrekbaar is voor de inkomensafhankelijke zorgpremie over 2006 die in 2007 is betaald. Verder wijst hij op de drempel die voor de aftrek voor buitengewone uitgaven geldt. Daardoor hoeft een inkomensafhankelijke zorgpremie niet altijd tot aftrek te leiden.

NTFR 2008/1275 - Besluit over aftrek uitgaven voor monumentenpanden opnieuw uitgebracht

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De staatssecretaris van Financiën brengt het besluit over de aftrek van de uitgaven voor monumentenpanden opnieuw uit. Het besluit is geactualiseerd en er is een nieuwe goedkeuring in opgenomen (punt 2.1). Met de actualisering is geen beleidswijziging beoogd. De goedkeuring houdt in dat ook aftrekbaar zijn de uitgaven voor monumentenpanden die zijn gedaan in de periode vanaf het moment dat de aanwijzing definitief is geworden tot de datum van inschrijving in het monumentenregister.

NTFR 2008/1276 - Bewijs kan niet op een alternatieve wijze worden geleverd

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD2064, datum uitspraak 21-04-2008, publicatiedatum 21-05-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2004 een bedrag van € 519 als reisaftrek op zijn inkomen uit werk en woning in mindering gebracht. Dit bedrag is het saldo van het in art. 3.87 Wet IB 2001 vermelde bedrag en de van zijn werkgever ontvangen vergoeding. Hij heeft geen openbaarvervoerverklaring overgelegd. Hij beschikt over een reisverklaring van zijn werkgever, maar niet meer over de originele plaatsbewijzen. Wel heeft hij kopieën overgelegd van bankafschriften waaruit blijkt dat hij in totaal zestig keer met zijn pinpas verschillende bedragen aan de NS heeft betaald. De inspecteur heeft de reisaftrek niet geaccepteerd.

NTFR 2008/1281 - Volgens hof is geen overdrachtsbelasting verschuldigd over voorbehouden stille reserves

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0395, datum uitspraak 11-04-2008, publicatiedatum 23-04-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. A.M. Vrenegoor
Belanghebbende en een aantal familieleden zijn commanditaire vennoten in een cv. B bv is de beherende vennoot en heeft de economische eigendom van een onroerende zaak onder voorbehoud van stille reserves in de cv ingebracht. Belanghebbende en diens familieleden zijn voor 90% gerechtigd in de economische eigendom van de onroerende zaak. Belanghebbende en diens familieleden hebben aangifte gedaan naar een verkrijging van € 3.811.752 (90% van € 4.235.280 (= de boekwaarde van de onroerende zaak)). Verweerder heeft vervolgens een naheffingsaanslag opgelegd over het verschil tussen de waarde van de onroerende zaak in het economische verkeer en de aangegeven waarde van het verkregene. Volgens het hof is het niet in overeenstemming met doel en strekking van de wet om bij de verkrijging van een beperkt gedeelte van de economische eigendom uit te gaan van de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak zelf. Aangesloten dient te worden bij de waarde van de tegenprestatie in het economische verkeer (90% van € 4.235.280). De naheffingsaanslag is dan ook ten onrechte opgelegd.

NTFR 2008/1282 - Hof verzuimt stelling van belanghebbende te beoordelen

ECLI:NL:HR:2008:BD5475, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. E. Thomas
Voor Hof Den Bosch (NTFR 2006/1172) was onder meer in geschil of de inspecteur beschikte over een nieuw feit voor de opgelegde navorderingsaanslagen 1995 tot en met 2002. Het hof heeft geoordeeld dat de inspecteur voor de jaren 1995 en 1996 niet heeft bewezen dat sprake was van een nieuw feit. De navorderingsaanslagen voor deze jaren worden vernietigd. Bij de Hoge Raad klaagt belanghebbende erover dat het hof ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn stelling dat de inspecteur ook voor de jaren 1997 tot en met 2002 niet over een nieuw feit beschikte. Deze klacht slaagt.

NTFR 2008/1283 - Beroepschrift in Franse taal kan ontvankelijk zijn

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Belanghebbende, wonende te Marokko, is in cassatie gekomen met een in de Franse taal gesteld beroepschrift. A-G Niessen gaat in zijn conclusie in op de vraag of een geschrift in een vreemde taal ontvankelijk is. Art. 6:5, lid 3, Awb geeft de mogelijkheid een bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal te stellen. Slechts indien een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de belanghebbende daarvoor zorg te dragen. Grijpt belanghebbende de hem daartoe te bieden gelegenheid niet aan, dan kan het bezwaar of beroep op de voet van art. 6:6 Awb niet-ontvankelijk worden verklaard. Volgens de memorie van toelichting is hier sprake van een glijdende schaal. De wetgever heeft het aan de discretie van de rechter overgelaten te beoordelen of in een dergelijk geval de zaak, ook zonder vertaling, in behandeling kan worden genomen. In belastingzaken zijn bezwaar- en beroepschriften bestemd om te worden gelezen door rechterlijke en fiscale ambtenaren. Van hen mag naar de mening van de advocaat-generaal redelijkerwijs worden aangenomen dat zij de Engelse taal passief in zekere mate beheersen. Volgens hem mag er bovendien van uit worden gegaan dat de genoemde ambtenaren zich binnen hun organisaties moeten kunnen voorzien van zodanige ondersteuning dat het verstaan van relatief eenvoudige schrifturen in de Duitse of de Franse taal geen onoverkomelijk probleem vormt. Of een zaak te gecompliceerd is om te behandelen op basis van een in een vreemde taal gestelde klacht, zal door de rechter van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Hij zal een afweging moeten maken tussen het belang van het bieden van rechtsbescherming enerzijds en de kans dat een zaak wordt behandeld terwijl de pointe van de klachten niet voor het volle pond wordt begrepen anderzijds.

NTFR 2008/1287 - Conserverende aanslag in N-zaak kan door de beugel

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Deze conclusie betreft de zogenoemde N-zaak. Na beantwoording van de prejudiciële vragen, heeft Hof Arnhem (NTFR 2007/1679) de aan belanghebbende bij zijn emigratie naar het Verenigd Koninkrijk opgelegde conserverende ab-aanslag wegens strijd met art. 43 EG vernietigd. Het hof heeft geen schadevergoeding toegekend en een integrale proceskostenvergoeding afgewezen. Beide partijen zijn in cassatie gekomen. A-G Wattel zet uiteen dat de aanslag naar zijn opvatting – en conform de opvatting van de staatssecretaris – EG-rechtelijk bezien wel standhoudt. Voorts houdt de oplegging van de conserverende ab-aanslag bij emigratie volgens de advocaat-generaal geen ongeoorloofde treaty override in. A-G Wattel acht het cassatieberoep van belanghebbende ongegrond. Hoewel belanghebbende EG-rechtelijk bezien recht zou kunnen hebben op schadevergoeding wegens de onrechtmatige zekerheidseis, stuit schadevergoeding af op de formele rechtskracht van de niet-aangevochten beschikking waarbij uitstel is verleend onder voorwaarde van zekerheidstelling. Of de Nederlandse proceskostenregeling het EG-rechtelijke doeltreffendheidsbeginsel schendt, komt niet aan de orde, nu de conserverende aanslag niet in strijd is met het EG-recht.

NTFR 2008/1288 - Conserverende aanslag wegens emigratie naar derde land kan door de beugel

ECLI:NL:PHR:2009:BD5481, datum uitspraak 20-02-2009, publicatiedatum 20-02-2009
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Belanghebbende is verhuisd naar de Verenigde Staten voor het aanvaarden van een dienstbetrekking. Haar is een conserverende aanslag opgelegd wegens fictieve vervreemding van haar aanmerkelijk belang in een Nederlandse bv. Hof Arnhem (NTFR 2006/1789) heeft geoordeeld dat de conserverende aanslag niet in strijd komt met het belastingverdrag met de Verenigde Staten, noch met art. 56 EG-Verdrag, nu de enkele verlegging van de woonplaats geen kapitaalverkeer ex art. 56 EG-Verdrag inhoudt. A-G Wattel deelt de mening van het hof dat geen sprake is van een ongeoorloofde treaty override. De advocaat-generaal meent voorts dat het oordeel van het hof inzake art. 56 EG-Verdrag ook juist lijkt, gelet op de zaak Van Hilten-Van der Heijden, maar dat twijfel mogelijk is, gelet op de N-zaak. Maar zelfs indien sprake is van kapitaalverkeer in de zin van art. 56 EG-Verdrag, dan nog geldt dat de belemmering gelegen in de conserverende aanslag gerechtvaardigd is op grond van een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid. De belemmering gelegen in de (kosten van) zekerheidstelling kunnen niet aan de orde komen omdat belanghebbende verzuimd heeft de beschikking aan te vechten waarbij uitstel van betaling onder die voorwaarde werd verleend, zodat die beschikking formele rechtskracht heeft verkregen, terwijl het EG-rechtelijke effectiviteitsbeginsel zich niet tegen het tegenwerpen van die formele rechtskracht aan belanghebbende verzet.

NTFR 2008/1290 - Vervoer naar andere lidstaat niet aannemelijk gemaakt: geen nultarief

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Belanghebbende heeft A GmbH opgericht. Het bedrijf handelt in CPU's (computeronderdelen). Nu vaststaat dat A GmbH de voor de inschrijving in het Duitse handelsregister verschuldigde vergoeding niet heeft voldaan, is volgens Hof Den Bosch (NTFR 2006/597) geen rechtsgeldige rechtspersoon tot stand gekomen en moeten de onder de naam A verrichte handelingen aan belanghebbende als oprichter worden toegerekend. Het hof achtte, mede gelet op de tijdens het onderzoek van de FIOD afgelegde verklaringen, aannemelijk dat de administratie van het bedrijf van belanghebbende in Nederland werd gevoerd, dat het bedrijf in Nederland werd geleid en dat vanuit Nederland goederen werden geleverd aan in Nederland gevestigde bedrijven. De verklaring van belanghebbende dat de CPU's in Duitsland door derden werden afgehaald, heeft het hof niet aannemelijk geacht, zodat het tarief van nihil niet kan worden toegepast. De leveringen zijn derhalve onderworpen aan het algemene tarief van 17,5%. Nu evenwel geen omzetbelasting in rekening is gebracht, moet deze geacht worden in de vergoeding te zijn begrepen, zodat de naheffingsaanslag in zoverre moet worden verminderd, aldus het hof.

NTFR 2008/1291 - Bij overdracht verhuurd bedrijfsgebouw is artikel 31 Wet OB 1968 van toepassing

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende houdt zich bezig met de handel in en de exploitatie van onroerende zaken. Belanghebbende heeft in 1996 een bedrijfsverzamelgebouw gekocht. De in dat jaar aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting heeft belanghebbende als voorbelasting in aftrek gebracht. Het bedrijfsverzamelgebouw bestaat uit acht volledig zelfstandig te gebruiken units die door belanghebbende afzonderlijk aan derden werden verhuurd. Daarbij is geopteerd voor belaste verhuur. Belanghebbende heeft in 1999 het gebouw overgedragen aan haar (middellijke) aandeelhouders, die de exploitatie ongewijzigd hebben voortgezet. Voor deze overdracht is niet geopteerd voor belaste levering. De kopers waren na de overdracht uitsluitend op grond van art. 7, lid 2, letter b, Wet OB 1968 (een bedrijf dat onroerend goed exploiteert) als ondernemer aan te merken. De inspecteur gaat ervan uit dat de overdracht van het gebouw vrijgesteld is van omzetbelasting. Op grond daarvan heeft hij de door belanghebbende in aftrek gebrachte voorbelasting nageheven. In geschil is of art. 31 Wet OB 1968 toepassing kan vinden. Hof Den Bosch (NTFR 2005/1533) heeft geoordeeld, in afwijking van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, dat de omstandigheid dat een afnemer (uitsluitend) op grond van art. 7, lid 2, letter b, Wet OB 1968 wordt aangemerkt als ondernemer, niet aan toepassing van art. 31 Wet OB 1968 in de weg staat. Het hof heeft de naheffingsaanslag vernietigd.

NTFR 2008/1293 - Geen cassatieberoep tegen hofoordeel inzake splitsing prestaties manege

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van Hof Den Bosch van 20 maart 2008, nr. 06/00369, NTFR 2008/972. Het hof oordeelde in die uitspraak dat de prestaties van een manege zonder kunstmatigheid kunnen worden gesplitst in sportbeoefening, voeren en verzorgen en verhuur van boxen, welke prestaties respectievelijk zijn onderworpen aan het verlaagde tarief, het algemene tarief en zijn vrijgesteld.

NTFR 2008/1294 - Vrijstelling BPM bij ten minste 70% zakelijk gebruik buiten Nederland

ECLI:NL:HR:2008:AZ8516, datum uitspraak 20-06-2008, publicatiedatum 20-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is inwoner van Nederland. Zij heeft van haar Duitse werkgever een auto met Duits kenteken ter beschikking gesteld gekregen voor zowel haar werkzaamheden als privégebruik. De kosten van de auto komen voor rekening van de werkgever. Belanghebbende gebruikt de auto in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland. Belanghebbende is in 2001 een vrijstelling van BPM verleend ex art. 14 Wet BPM jo. art. 2 Uitv.besl. BPM. In 2002 is de vergunning ingetrokken en is belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd, omdat zij niet voldoet aan het vereiste dat de auto 'hoofdzakelijk is bestemd voor de uitoefening van de werkzaamheden van de werknemer buiten Nederland, alsmede voor persoonlijk gebruik, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen'. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling. De staatssecretaris heeft daartegen cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad volgt het hof. Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen (i) moet de auto bestemd zijn voor gebruik in het kader van de uitoefening van de werkzaamheden, (ii) dat hoofdzakelijk (ten minste 70%) plaatsvindt buiten Nederland, en (iii) moet de auto mede zijn bestemd voor persoonlijk gebruik. Toetsing van de situatie van belanghebbende aan deze norm leidt tot de conclusie dat belanghebbende in aanmerking komt voor de vrijstelling.

NTFR 2008/1295 - Belastingen op milieugrondslag

Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een herdruk van het besluit van 20 november 2007 dat hiermee wordt ingetrokken. De reden daarvoor is dat de artikelen in de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet), het Uitvoeringsbesluit en de Uitvoeringsregeling met ingang van 1 januari 2008 zijn vernummerd. De goedkeuring uit het oude besluit met betrekking tot teruggaaf bij bestuursdwang vervalt. Deze teruggaaf is met ingang van 1 januari 2008 namelijk opgenomen in art. 30 van de Wet. Met betrekking tot de kolenbelasting is een tijdelijke goedkeuring opgenomen, vooruitlopend op een voorgestelde wijziging van de Wet. Daarnaast is een aantal goedkeuringen met betrekking tot de energiebelasting vervallen in verband met de wijziging van de Wet.

NTFR 2008/1297 - Kosten gemeentelijke riolering mogen alleen aan eigenaren in rekening worden gebracht

ECLI:NL:HR:2009:BD5470, datum uitspraak 15-05-2009, publicatiedatum 15-05-2009
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008
Gemeente Nijmegen heft met ingang van 1 januari 2006 rioolrecht uitsluitend van eigenaren. Met de heffing van rioolrecht worden alle kosten van de gemeentelijke riolering volledig gedekt. Belanghebbende komt in bezwaar en beroep tegen de aan hem opgelegde aanslagen rioolrecht 2006. Hij meent dat de Verordening Rioolrecht 2006 onverbindend is omdat een kostendekkende heffing van alleen eigenaren in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel en de (afgetopte) WOZ-waarde niet als heffingsgrondslag zou mogen dienen. Gebruikers dienen volgens belanghebbende eveneens in de heffing te worden betrokken. Rechtbank Arnhem stelt belanghebbende in het gelijk en oordeelt dat de Verordening onverbindend is wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Hof Arnhem (NTFR 2007/1888) vernietigt de uitspraak in hoger beroep en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor behandeling van de overige geschilpunten. A-G Van Ballegooijen leidt uit de parlementaire behandeling bij de Wet wijziging materiële belastingbepalingen en de wijziging van de Gemeentewet per 1 januari 2008 alsmede uit BNB 1994/84 af dat alle kosten ter zake van de gemeentelijke riolering aan alleen eigenaren in rekening mogen worden gebracht. Van strijd met de wet of enig rechtsbeginsel is geen sprake en deze heffing leidt niet tot een willekeurige en onredelijke heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Het evenredigheidsbeginsel is naar zijn mening van toepassing op de heffingsmaatstaf. Binnen de groep aangewezen belastingplichtigen mag geen sprake zijn van een onevenredige heffing. Op dit punt heeft het hof de zaak verwezen. A-G Van Ballegooijen zet vraagtekens bij de verwijzing. Hij meent dat het hof door de rechtbank onbeantwoorde rechtsvragen moet beantwoorden en slechts in uitzonderlijke situaties een uitzondering moet maken op de hoofdregel, te weten de devolutieve werking van hoger beroep. De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

NTFR 2008/1298 - Voor bestuurdersaansprakelijkheid is inschrijving in handelsregister niet beslissend

ECLI:NL:HR:2008:BD5467, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 27, gepubliceerd op 03-07-2008 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende stond tot 11 december 2000 in het handelsregister ingeschreven als (middellijk) bestuurder van H bv. Deze vennootschap heeft over de maand maart 2000 de omzetbelasting niet betaald. De ontvanger heeft belanghebbende daarvoor aansprakelijk gesteld. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de aansprakelijkstelling terecht is aangezien belanghebbende in maart 2000 als bestuurder stond ingeschreven in het handelsregister. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Voor de vraag of iemand als bestuurder aansprakelijk is, is niet beslissend of hij in het handelsregister staat ingeschreven als bestuurder, maar of hij werkelijk bestuurder was.