Aflevering 28

Gepubliceerd op 10 juli 2008

NTFR 2008/1303 - Het rammelt en rommelt

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 geschreven door prof. dr. P. Kavelaars
Op 13 mei 2008 hebben de bewindslieden van Financiën het wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningen (hierna: wetsvoorstel beb)Kamerstukken II, 2007-2008, 31 459, nrs. 1-3. Ik verwijs verder naar het inmiddels alom bekende zeer kritische commentaar van de Raad van State hetwelk ik gaarne onderschrijf; zie voor de reactie van de bewindslieden op dit commentaar Kamerstukken II, 2007-2008, 31 459, nr. 4. naar de Tweede Kamer gezonden, welke wetsvoorstel naar ik nu al wel durf te stellen het meest curieuze voorstel is dat we deze kabinetsperiode van het Ministerie van Financiën tegemoet zien. Hoewel het wetsvoorstel slechts een zeer beperkt aantal personen treft – volgens de memorie van toelichting niet meer dan 2000, ofwel ongeveer 0,125% van het aantal binnenlands belastingplichtigen – is de onrust onder fiscalisten en maatschappelijk betrokken organisaties ongeveer omgekeerd evenredig. Nu zij op voorhand al wel aangegeven dat het aantal van 2000 een duidelijke onderschatting lijkt te zijn. Ik heb ook geen zicht op het bij benadering juiste aantal waar het wel om gaat maar een korte inventarisatie onder degenen die regelmatig met de door het wetsvoorstel mogelijkerwijs getroffen personen te maken hebben, wijst uit dat het om een veelvoud van het aantal gaat. Met die constatering kun je uiteraard twee kanten op: enerzijds heeft het wetsvoorstel – uitgaande van de politieke wenselijkheid dergelijke maatregelen tot stand te brengen – daarmee meer relevantie en anderzijds is de hier en daar in de memorie van toelichting te vinden bagatellisering van de effecten, de dubbele heffing en de voorzichtig gezegd wat merkwaardige fiscale structuur, nog minder terecht dan het geval is bij een gering aantal getroffenen. Of zou de gedachte eigenlijk zijn dat de maatregelen een vergelijkbaar effect moeten hebben als bijvoorbeeld indertijd het voorstel voor de vermogensoverschotheffing ter afroming van de overschotten bij de pensioenfondsen, de regeling inzake negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de thincapregeling, de regeling inzake winstdrainage enz., die de facto alleen een fiscale strafsanctie inhouden maar niets verbieden, doch waarbij het feitelijke effect wel is dat de situaties die onder de reikwijdte van dit soort maatregelen vallen zich zelden of nooit voordoen: kortom de regeling gaat er de facto vanuit dat de gevallen zich niet meer voor doen gelet op het excessieve karakter van de heffing. Deze laatste visie lijkt ook in het voorliggende wetsvoorstel de boventoon te voeren: de begrote opbrengst is ‘slechts’€ 60 mln., waarbij zoals gebruikelijk is de hiervoor in feite reeds impliciet aangeduide ‘uitverdieneffecten’ buiten beschouwing zijn gelaten.De wetgever houdt met inverdieneffecten nimmer rekening; ik neem aan dat dit ook geldt voor de uitverdieneffecten. Met uitverdieneffecten bedoel ik in casu de minderopbrengst die ontstaat doordat degenen die door deze maatregelen dreigen te worden getroffen niet meer onder de Nederlandse heffing zullen vallen. Of en in welke mate deze uitverdieneffecten zich voor gaan doen weten we vanzelfsprekend (nog) niet maar gelet op de zeer substantiële financiële effecten die van de maatregelen uitgaan op de individuele belastingplichtige ligt het voor de hand dat betrokkenen zich niet langer in Nederland vertonen, dat wil zeggen niet als belastingplichtige. Dat is niet zo’n ingewikkelde operatie en zelfs als het dat wel is dan weegt zo’n verplaatsing van activiteiten en van personen ruimschoots op tegen de financiële nadelen van toepassing van de voorgestelde regelgeving. De eerste geluiden in deze richting hebben zich reeds doen horen, waarbij Luxemburg een voor de hand liggende uitvalsbasis vormt. En dat maakt het allemaal toch wat vreemd: wij richten met verve een Holland Financial Centre op, wij doen alle mogelijke inspanningen om ondernemingsactiviteiten aan te trekken, we verbeteren het klimaat voor beleggingsinstellingen teneinde hun vlucht naar Luxemburg tegen te gaan of beter nog de instroom naar Nederland op gang te brengen en introduceren in dat kader een nieuw fiscaal regime voor beleggingsinstellingen (art. 6a Wet VPB 1969). Tegelijkertijd nemen we maatregelen als het wetsvoorstel beb waarvan het effect ervan naar mijn overtuiging niet heel veel meer dan nihil is: betrokkenen vertrekken uit Nederland en blijven uiteraard hun inkomsten op een laagbelaste wijze genieten. Nederland heeft zijn straatje schoon geveegd en daarmee het probleem opgelost. Maar dat lijkt toch veel weg te hebben van de bekende struisvogel. En dan hebben we het nog niet over het vreemde effect dat we in Nederland iets regelen en de rest van de wereld niet. Of dat laatste zo blijft is overigens de vraag want – ongetwijfeld niet toevallig – kwam rond 13 mei tevens het bericht dat men op het niveau van de EU wil ingrijpen. Er lijkt dus sprake te zijn van een zorgvuldig geplande actie. Maar zover zie ik het niet komen. Althans niet als het wetsvoorstel beb de Europese maatstaf moet worden want dat zal vermoed ik voor weinig landen haalbaar zijn. Een gezamenlijke Europese benadering op zich is overigens eventueel wel wenselijk, althans als er inderdaad reden is in te grijpen. Daar gaat het navolgende over.

NTFR 2008/1305 - Bestemmingswijzigingswinst ter zake van verkoop grond aan lokale grootgrondbezitter

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5958, datum uitspraak 12-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende, die in maatschapsverband een agrarische onderneming heeft gedreven, heeft een perceel grond verkocht aan een lokale grootgrondbezitter. Volgens belanghebbende is de gerealiseerde verkoopprijs gelijk aan de WEVAB, zodat geen sprake is van belaste bestemmingswijzigingswinst. De inspecteur ziet dat anders. Volgens hem is ‘warmliggende grond' verkocht. De WEV is volgens hem hoger dan de WEVAB. Het verschil heeft de inspecteur in het inkomen van belanghebbende begrepen. Rechtbank Arnhem (25 september 2006, nr. 06/819) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. In appel oordeelt het hof – in een uitgebreide uitspraak – dat te dezen inderdaad sprake is van een verschil tussen de WEV en de WEVAB van de grond, omdat partijen rekening hielden met de mogelijkheid dat de grond op enig toekomstig tijdstip een andere dan agrarische bestemming zou kunnen krijgen. Wel is het hof van oordeel dat bedoeld verschil minder groot is dan waarvan de inspecteur bij de aanslagregeling is uitgegaan.

NTFR 2008/1306 - Vorming voorziening voor betaalde aanslagen van medefirmant afgewezen

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5957, datum uitspraak 12-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende dreef met A, met wie zij een persoonlijke relatie onderhield, van 1996 tot en met 1999 in firmaverband een onderneming. Er werden forse winsten behaald die buiten het zicht van de fiscus zijn gehouden. Aan de firma zijn naheffingsaanslagen OB en LB opgelegd, die door belanghebbende in 2004 zijn betaald. Zij wenst in 1999 een voorziening te vormen voor het gedeelte van de aanslagen dat ten laste van A dient te komen. Dit omdat A een ‘kale kip' zou zijn. Rechtbank Arnhem (7 december 2005, nr. 05/1812) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Ook in appel heeft belanghebbende – op dit punt – geen succes. Het hof stelt voorop dat, nu niet aan de administratieplicht is voldaan, sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Volgens het hof slaagt belanghebbende er niet in te bewijzen dat ultimo 1999 al duidelijk was dat A zijn aandeel in de aanslagen niet zou betalen en evenmin dat, als belanghebbende de aanslagen als gevolg van aansprakelijkstelling zou betalen, een regresvordering op A minder waarde zou hebben dan de nominale waarde.

NTFR 2008/1307 - Afschrijvingscorrectie bij historisch hotel is niet terecht

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5679, datum uitspraak 05-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende beheert onroerende zaken. In één pand wordt al meer dan 125 jaar een hotelbedrijf uitgeoefend door de familie van de aandeelhouder. De overige onroerende zaken zijn dienstbaar aan het hotelbedrijf. Belanghebbende is uitgegaan van een afschrijving op de onroerende zaken van 2 of 3% van de aanschafwaarde van de opstallen. Daarbij heeft zij geen restwaarde toegekend aan de opstallen. Het afschrijvingspercentage op de vele verbouwingen en uitbreidingen varieert van 3 tot 10%. De inspecteur heeft correcties op de afschrijvingen toegepast in verband met stijging van de restwaarde van de grond. Het hof gaat veronderstellenderwijs mee met de inspecteur dat sprake is van een aanmerkelijke en blijvende stijging van de restwaarde. Toch leidt dit volgens het hof niet tot een correctie op de afschrijvingen. Belanghebbende maakt namelijk aannemelijk dat zij de waardestijging niet zal realiseren omdat het bedrijfsmiddel dienstbaar zal blijven aan de bedrijfsuitoefening ter plaatse. Het hotel is namelijk al 125 jaar familiebezit en dat zal, nu de volgende generatie zich al heeft aangediend, in de toekomst ook zo blijven. Het hotel is voorts locatiegebonden. Verder oordeelt het hof dat belanghebbende gerechtigd is afzonderlijk op de verbouwingen/renovaties af te schrijven, mits de gezamenlijke afschrijving op de onderdelen niet hoger is dan de (gewogen) gemiddelde afschrijving op de gehele onroerende zaak. Belanghebbende slaagt in deze bewijslast. Voorts is het hof met belanghebbende van mening dat de in 1998 gedane uitgaven van f 300.000 ter zake van groot onderhoud in één keer ten laste van het resultaat mogen worden gebracht. Aan belanghebbende wordt ten slotte een schadevergoeding toegekend wegens renteschade als gevolg van een zeer vertraagde verliesverrekening.

NTFR 2008/1308 - Verlies uit risicovolle beleggingen niet ten laste van ondernemingsresultaat

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5956, datum uitspraak 05-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende exploiteert vanaf 1 januari 2001 in de vorm van een eenmanszaak een agrarische onderneming. De activiteiten bestaan uit het houden van biologisch rundvee. In 2001 heeft belanghebbende agrarische percelen grond gekocht. De financiering geschiedde met de premieopbrengsten van geschreven putopties. Belanghebbende hield zich ook al vóór 2001 in privé bezig met beleggen. Belanghebbende heeft in 2001 een bedrag van € 531.497 ter zake van beleggingsverlies ten laste van het resultaat gebracht. De inspecteur en Rechtbank Arnhem (20 maart 2007, nr. 05/03795) hebben dit verlies niet in aftrek aanvaard. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof past het financieren door middel van het schrijven van risicovolle putopties namelijk niet binnen het normale kader van de bedrijfsuitoefening van belanghebbende. Voorts is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de optieverplichtingen per 1 januari 2001 in de onderneming zijn ingebracht en dat in 2001 op naam en voor rekening van de onderneming optieverplichtingen zijn aangegaan.

NTFR 2008/1313 - Afkoopsom optierechten terecht belast in 2005

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5968, datum uitspraak 25-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende heeft in augustus 2000, bij zijn indiensttreding, onvoorwaardelijke optierechten toegekend gekregen. Daarover is loonbelasting noch inkomstenbelasting geheven. Belanghebbende en zijn werkgever fingeren een genietingsmoment in 2001. Ze maken gebruik van de sinds 28 december 2000 geldende keuzemogelijkheid om belastingheffing uit te stellen tot het tijdstip van vervreemding of uitoefening van de optierechten. In 2005 zijn de aandelen in de werkgever van belanghebbende overgenomen door een derde. Daarbij zijn de optierechten van de werknemers afgekocht. Belanghebbende verzet zich tegen de ingehouden loonheffing op de door hem ontvangen afkoopsom van de optie. Zowel Rechtbank Arnhem (15 februari 2007, nr. 06/4200, NTFR 2007/690) als Hof Arnhem in hoger beroep acht dat niet terecht. Volgens het hof is belanghebbende gebonden aan zijn destijds samen met de werkgever gedane verzoek om uitstel van heffing over de optie. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is terecht in 2005 geheven.

NTFR 2008/1314 - Besluit over doelmatigheidsgrens bij teruggaven Zvw, WW-Awf en Ufo 2007

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit uitgebracht over teruggaven Zvw, WW-Awf-premie en Ufo-premie over 2007. De werkgever mag bij teruggaven tot en met € 13 per werknemer ervoor kiezen geen (negatief) loon te boeken. Ook mag hij de bedragen netto aan de werknemer doorbetalen. Voor een teruggaaf Zvw van meer dan € 13 mag de werkgever eveneens afzien van loonboekingen. Dan is het netto doorbetalen van de teruggaaf echter een voorwaarde en niet een mogelijkheid. De doelmatigheidsgrens van € 13 geldt ook voor correctieverplichtingen bij naheffing (zie het besluit van 14 mei 2007, nr. CPP2007/480M, Stcrt. nr. 136, NTFR 2007/929 ).

NTFR 2008/1317 - Privégebruik 'auto van de zaak' door grensarbeider terecht in Nederland belast

ECLI:NL:HR:2008:BC4763, datum uitspraak 20-06-2008, publicatiedatum 20-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende woont in Nederland en is in 2001 en 2002 als grensarbeider werkzaam in België. Aan belanghebbende is door de werkgever een auto ter beschikking gesteld die ook voor privédoeleinden wordt gebruikt. Zijn salaris is op grond van het Verdrag Nederland-België ter heffing toegewezen aan Nederland. De inspecteur heeft het voordeel ter zake van het privégebruik ook in de heffing betrokken. Volgens Hof Den Bosch is dat juist. Belanghebbende stelt in cassatie dat, nu zijn werkgever niet in Nederland is gevestigd en derhalve niet kan worden aangemerkt als inhoudingsplichtige, hij geen werknemer is in de zin van de Wet LB 1964 en het voordeel aldus buiten de heffing valt. De Hoge Raad deelt die opvatting niet. De werkgever van belanghebbende is weliswaar van inhoudingsplicht vrijgesteld, maar verliest daarmee niet de status van inhoudingsplichtige als bedoeld in art. 6, lid 1, Wet LB 1964.

NTFR 2008/1318 - Inschrijving op briefadres niet voldoende voor fiscaal partnerschap

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende, ongehuwd, heeft zich in 2001 met toestemming van de toenmalige bewoner ingeschreven op een zogenoemd briefadres. Dit in verband met een stage in Duitsland. In 2005 heeft zij dit briefadres laten omzetten in haar woonadres. Voor 2004 heeft belanghebbende verzocht om als fiscale partner te worden aangemerkt van de bewoner op bedoeld adres en om toekenning van de algemene heffingskorting. De inspecteur en Rechtbank Arnhem (23 april 2007, nr. 06/5681) hebben die verzoeken afgewezen. Volgens het hof is dat juist. De wet verlangt voor de status van het fiscale partnerschap namelijk als zelfstandige eis dat de belastingplichtige op hetzelfde woonadres als dat van de beoogde partner is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens. Een zogenoemd briefadres is daartoe niet voldoende.

NTFR 2008/1320 - Hof treedt buiten rechtsstrijd van partijen

ECLI:NL:HR:2008:BD5472, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
Belanghebbende heeft een onroerende zaak verhuurd aan B bv. Deze vennootschap is op 29 juli 2003 failliet verklaard. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting op de voet van art. 29, lid 1, Wet OB 1968 ter zake van de verhuur van het pand. Hof Den Haag heeft die aanspraak afgewezen, omdat het heeft aangenomen dat de bedragen (inclusief omzetbelasting) ter zake van de verhuurprestatie door belanghebbende volledig zijn ontvangen. Volgens de Hoge Raad klaagt belanghebbende terecht erover dat het hof met dat oordeel buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden. Niet blijkt namelijk dat tussen partijen voor het hof op enig moment in geschil was dat de vorderingen van belanghebbende ter zake van de verhuurovereenkomst niet waren betaald.

NTFR 2008/1322 - Antwoorden op Kamervragen over landelijke landbouwnormen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De staatssecretaris heeft antwoorden gegeven op vragen van het Tweede Kamerlid Remkes. De vragen gaan over de status van de landelijke landbouwnormen die jaarlijks door het Platform Landbouwnormen worden vastgesteld. De staatssecretaris merkt op dat het Platform, waarin ook externe (agrarische) partijen zitting hebben, geen zelfstandige bestuursrechterlijke status heeft. Het is een vorm van landelijke uitvoeringscoördinatie tussen de regio’s van de Belastingdienst. De landbouwnormen zijn met name waarderingsaangelegenheden en niet zozeer beleidsmatige standpunten. Bekendmaking via een beleidsbesluit is in een dergelijke situatie geen geëigend medium. De landbouwnormen zijn beleidsregels in de zin van de Awb.

NTFR 2008/1323 - Verschillende toetsing voor aanslag en boetebeschikking bij termijnoverschrijding

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5962, datum uitspraak 16-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Met dagtekening 8 november 2005 is aan belanghebbende de aanslag IB 2002 met een verzuimboetebeschikking opgelegd. Het hiertegen gemaakte bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Arnhem (11 januari 2007, nr. 06/3355) heeft deze beslissing gesanctioneerd. Ook in appel krijgt belanghebbende nul op het rekest. Het hof stelt voorop dat de hier aan te leggen bewijstoets voor de aanslag en boetebeschikking verschillend is in verband met de werking van art. 6 EVRM met betrekking tot de boete. Het lukt belanghebbende met zijn stelling dat hij het bezwaarschrift reeds op 14 november 2005 heeft afgegeven aan een beveiligingsbeambte van de Belastingdienst echter niet – noch voor de aanslag noch voor de boete – het hof te overtuigen dat tijdig (dan wel verschoonbaar te laat) bezwaar is aangetekend. Voor wat betreft de boete acht het hof de onjuistheid van de stelling van belanghebbende bewezen

NTFR 2008/1331 - EC verzoekt Portugal de discriminerende belastingheffing van niet-inwoners te beëindigen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Europese Commissie heeft Portugal verzocht zijn belastingbepalingen te wijzigen. Volgens deze bepalingen moeten belastingplichtigen die geen inwoner zijn een fiscale vertegenwoordiger aanwijzen als zij belastbaar inkomen in Portugal verkrijgen. De Commissie meent dat deze bepaling onverenigbaar is met het vrij verkeer van personen en de vrijheid van kapitaal zoals gegarandeerd door art. 18 en 56 EG-Verdrag en art. 36 en 40 EEA-overeenkomst. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EG verwijzen.

NTFR 2008/1332 - EC verzoekt Hongarije discriminerende belastingbepalingen voor de aankoop van woningen te wijzigen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Europese Commissie heeft Hongarije gevraagd zijn fiscale bepalingen voor bij de aankoop van woningen geheven belasting te wijzigen. Volgens de Hongaarse wet moet een persoon die een woning koopt een belasting betalen. Deze belasting bedraagt een bepaald percentage van de waarde van de woning. Echter, wanneer de aankoop vooraf wordt gegaan of gevolgd door de verkoop van de vorige woning, wordt de belasting slechts geheven indien en voor zover de waarde van de nieuwe woning hoger is dan de waarde van de vorige woning. Deze bepaling geldt echter alleen als de vorige woning in Hongarije ligt en geldt niet indien deze woning in een andere lidstaat is gelegen. Deze bepaling discrimineert belastingplichtigen van wie de aankoop is voorafgegaan of gevolgd door de verkoop van hun vorige in een andere lidstaat gelegen woning. De bepaling is onverenigbaar met het vrije verkeer van personen en de vrijheid van vestiging zoals gegarandeerd door art. 18, 39 en 43 EG-Verdrag en de corresponderende artikelen uit de EEA-overeenkomst. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag.

NTFR 2008/1333 - EC verzoekt Tsjechië en Italië de discriminerende belastingheffing van buitenlandse pensioenfondsen te beëindigen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Europese Commissie heeft de tweede stap gezet in de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag tegen Tsjechië en Italië. Het betreft de regels waaronder Tsjechië en Italië aan buitenlandse pensioenfondsen betaalde dividenden zwaarder belasten dan aan binnenlandse pensioenfondsen betaalde dividenden. Voor Tsjechië gaat het ook om de discriminerende belastingheffing op door buitenlandse pensioenfondsen ontvangen rente en inkomen uit onroerende zaken. De Commissie heeft de twee lidstaten gevraagd binnen twee maanden te antwoorden.

NTFR 2008/1334 - EC verzoekt Denemarken discriminerende belastingmaatregelen voor inkomen uit buitenlandse investeringsfondsen te wijzigen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Europese Commissie heeft Denemarken gevraagd zijn fiscale bepalingen te wijzigen. Volgens deze bepalingen is inkomen van investeringsfondsen belast naar een gunstig tarief indien het fonds gedetailleerde vereisten vervuld. Deze vereisten zijn echter heel moeilijk of onmogelijk te vervullen door buitenlandse investeringsfondsen. De Commissie meent dat de bepalingen onverenigbaar zijn met het vrij verkeer van diensten en de vrijheid van kapitaal, zoals gegarandeerd door art. 49 en 56 EG-Verdrag en art. 36 en 40 EEA-overeenkomst. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EG verwijzen.

NTFR 2008/1335 - EC verzoekt om informatie over gunstige belastingsregimes voor diverse coöperaties in Italië

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Europese Commissie heeft Italië om informatie gevraagd over gunstige belastingregimes voor coöperaties die werkzaam zijn in de sectoren kleinhandel, distributie en bankzaken. De aanleiding voor het onderzoek is dat de Commissie veel klachten heeft ontvangen. Het doel van het huidige onderzoek is te verzekeren dat in de toekomst de maatregelen verenigbaar zijn met de staatssteunregels. Gebleken is namelijk dat de maatregelen al bestonden op het tijdstip dat het EG-Verdrag van kracht werd en daarom als bestaande steun kunnen worden gekwalificeerd. In zijn analyse weegt de Commissie de gelijkheid en de effectiviteit van de doelstellingen van het coöperatiemodel af tegen alle mogelijke verstoringen van concurrentie die uit zulke maatregelen kunnen voortkomen. De Commissie vindt dat de belastingmaatregelen vooralsnog geen staatssteun bevatten en voor het geval zij wel staatssteun bevatten dit in de meeste gevallen verenigbaar is. Voor het geval de maatregelen voor grote coöperaties niet verenigbaar zijn met de EU-staatssteunregels, heeft Italië de gelegenheid commentaar te leveren op de analyse van de Commissie voordat conclusies zullen worden getrokken.

NTFR 2008/1337 - Nultarief niet van toepassing op leveringen nieuwe plezierjachten

ECLI:NL:HR:2008:BC6552, datum uitspraak 14-03-2008, publicatiedatum 14-03-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende exploiteert een bedrijf bestaande uit onder meer de handel in nieuwe pleziervaartuigen. In 1998 heeft belanghebbende twee nieuwe plezierjachten geleverd aan een in Nederland gevestigde besloten vennootschap met een vaste inrichting in België. De leveringen heeft belanghebbende aangemerkt als intracommunautaire leveringen en zij heeft het nultarief toegepast. De inspecteur heeft het toegepaste nultarief door middel van een naheffingsaanslag gecorrigeerd. Volgens Hof Den Haag (NTFR 2006/1580) heeft de inspecteur de toepassing van het nultarief terecht geweigerd. Het hof oordeelde dat voor de toepassing van het nultarief in elk geval is vereist dat de plezierjachten in het kader van de leveringen ervan zijn vervoerd naar een andere lidstaat, in casu België. Volgens het hof heeft belanghebbende dit vervoer met hetgeen zij heeft aangevoerd en aan bescheiden heeft ingebracht niet aannemelijk gemaakt. Belanghebbende komt tegen dit oordeel tevergeefs in cassatie. Volgens de Hoge Raad berust het oordeel van het hof op de aan het hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. De omstandigheid dat ter zake van de plezierjachten aangiften intracommunautaire verwerving in België zijn gedaan, behoefde het hof niet tot een ander oordeel te brengen, aldus de Hoge Raad. De overige klachten van belanghebbende worden door de Hoge Raad onder toepassing van art. 81 Wet RO verworpen.

NTFR 2008/1340 - Vrijstelling voor optometristen

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt de Kamervragen over de uitvoering van de vrijstelling van omzetbelasting voor optometristen. Het leveren van brillen en contactlenzen is belast. Het aanmeten van de bril of de contactlenzen gaat op in de levering. Medisch onderzoek van optometristen is vrijgesteld van omzetbelastingheffing. Als het aanmeten van contactlenzen en brillen in het onderzoek wordt meegenomen, is ook daarop de vrijstelling van toepassing. Onderzoek is niet vrijgesteld als dat onderzoek wordt gevolgd door de levering van een bril of van contactlenzen door die optometrist. Het onderzoek is dan een onderdeel van en gaat op in de levering. Het is de staatssecretaris niet bekend dat dit uitgangspunt door de Belastingdienst niet of regionaal verschillend wordt uitgevoerd. Wel is hem bekend dat opticiens – met terugwerkende kracht – vrijstelling van omzetbelasting bepleiten in situaties waarbij in het kader van de levering van brillen en contactlenzen door de bij hen in dienst zijnde optometristen handelingen verrichten, die opgaan in de levering van contactlenzen of een bril. De Belastingdienst wijst die verzoeken af.

NTFR 2008/1341 - Opcenten motorrijtuigenbelasting 2009

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft besloten dat ter zake van de motorrijtuigenbelasting het door de provincies te heffen aantal opcenten voor de periode 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 ten hoogste 111,9 bedraagt. Het maximum wordt aangepast door rekening te houden met het vierjaarlijks voortschrijdend gemiddelde van de gerealiseerde nominale ontwikkeling van het nationaal inkomen.

NTFR 2008/1344 - Essentiële stelling omtrent kenbaarheid verschuldigdheid parkeerbelasting niet behandeld

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van mr. J. Rolleman
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelastingen van de gemeente Hilversum opgelegd. Voor Hof Amsterdam heeft belanghebbende gesteld dat ter plaatse onvoldoende duidelijk is aangegeven dat parkeerbelasting is verschuldigd. Het hof heeft die stelling niet besproken. Voor de Hoge Raad is dit reden voor cassatie en verwijzing van de zaak naar een ander hof.

NTFR 2008/1345 - Aannemingssom vormt in beginsel de heffingsgrondslag voor bouwleges

ECLI:NL:HR:2008:BD5469, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Ter zake van het in behandeling nemen van een bouwaanvraag voor twee woningen is aan belanghebbende leges in rekening gebracht. Voor de heffingsmaatstaf is de gemeente niet uitgegaan van de door belanghebbende overeengekomen aannemingssom maar van een hogere raming van de bouwkosten. Hof Leeuwarden heeft de gemeente in het gelijkgesteld. In cassatie houdt deze beslissing echter geen stand. Volgens de verordening geldt namelijk als uitgangspunt dat moet worden uitgegaan van de overeengekomen aannemingssom. Door in dit geval uit te gaan van een raming van de bouwkosten, is het hof volgens de cassatierechter uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel had het hof zijn oordeel nader moeten motiveren.

NTFR 2008/1346 - Tegen voldoening parkeerbelasting op aangifte staat geen bezwaar open

ECLI:NL:HR:2008:BD5466, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft ter zake van het parkeren parkeerbelasting voldaan. Hiertegen heeft hij bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf. De gemeente heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Zowel Hof Den Bosch als de Hoge Raad acht die beslissing juist. De wetgever heeft de mogelijkheid van bezwaar tegen de voldoening van parkeerbelasting op aangifte namelijk uitgesloten.

NTFR 2008/1347 - Raming bouwkosten van winkels met bovenwoningen

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5664, datum uitspraak 08-05-2008, publicatiedatum 27-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van drie winkels met daarboven drie appartementen. Ter zake van het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de gemeente belanghebbende € 11.656 aan leges in rekening gebracht. Omdat een aanneemsom ontbreekt, is de gemeente uitgegaan van een raming van de bouwkosten van € 845.000. Dat is € 303 per m3. Belanghebbende vindt dit te hoog. Zij krijgt het hof gedeeltelijk aan haar zijde. Bij de raming van de bouwkosten gaat het om de kosten die in het economische verkeer, tussen onafhankelijke partijen tot stand komen. Partijen verschillen niet meer van mening dat voor de woningen een prijs per m3 moet worden gehanteerd van € 267. Het hof acht het redelijk om dit bedrag ook voor de winkels te hanteren. Dit leidt tot een verschuldigd bedrag aan leges van € 10.368.

NTFR 2008/1348 - Terecht leges in rekening gebracht ondanks verzoek tot kosteloze toezending stukken

ECLI:NL:GHLEE:2008:BD5319, datum uitspraak 20-06-2008, publicatiedatum 25-06-2008
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
Een gemachtigde heeft een gemeente verzocht om kosteloze toezending van stukken in het kader van een bezwaarschriftprocedure over de Algemene bijstandswet. Deze stukken zijn vervolgens ook gezonden. Even later worden de verschuldigde leges van € 23,75 geheven. In een bezwaarprocedure van een andere belanghebbende is dezelfde gemachtigde al eerder gewezen op de verschuldigdheid van leges bij toezending van stukken. Volgens het hof zijn de leges terecht geheven. Gelet op de professionaliteit van de gemachtigde kan niet gezegd worden dat de heffingsambtenaar onredelijk handelt door de stukken toe te zenden en leges te heffen zonder ook in onderhavige zaak eerst te wijzen op de verschuldigdheid van leges.

NTFR 2008/1349 - Leidraad invordering 2008 vervangt Leidraad invordering 1990

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
De Leidraad Invordering 2008 vervangt per 1 juli 2008 de Leidraad Invordering 1990. De Leidraad Invordering 2008 is een gemoderniseerde versie van de Leidraad Invordering 1990 met een betere toegankelijkheid. Inhoudelijk gezien is er geen sprake van een verandering. De Leidraad Invordering 2008 bevat dezelfde voorschriften voor de ontvanger zoals die ook in de Leidraad Invordering 1990 waren opgenomen. Teksten met een niet-beleidsmatig karakter, waaronder voorschriften van intern-organisatorische aard, komen echter niet meer voor in de Leidraad Invordering 2008. Dergelijke teksten – die eerder wel deel uitmaakten van de Leidraad Invordering 1990 – zijn opgenomen in het handboek 'Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders' voor de invorderingsmedewerkers van de Belastingdienst. Dit handboek zal binnenkort raadpleegbaar zijn op de website van de Belastingdienst.

NTFR 2008/1350 - Vervanging g-rekeningenstelsel door depotstelsel; nota naar aanleiding van verslag

Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008
In het wetsvoorstel wijziging Invorderingswet 1990 (vervanging g-rekeningenstelsel door depotstelsel) wordt voorgesteld dat ondernemers een depot kunnen aanhouden bij de Belastingdienst/Centrale Administratie. Het wetsvoorstel namen wij op in NTFR 2007/2265. De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gezonden.