NTFR 2008/1303 - Het rammelt en rommelt
Aflevering 28, gepubliceerd op 10-07-2008 geschreven door prof. dr. P. KavelaarsOp 13 mei 2008 hebben de bewindslieden van Financiën het wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningen (hierna: wetsvoorstel beb)Kamerstukken II, 2007-2008, 31 459, nrs. 1-3. Ik verwijs verder naar het inmiddels alom bekende zeer kritische commentaar van de Raad van State hetwelk ik gaarne onderschrijf; zie voor de reactie van de bewindslieden op dit commentaar Kamerstukken II, 2007-2008, 31 459, nr. 4. naar de Tweede Kamer gezonden, welke wetsvoorstel naar ik nu al wel durf te stellen het meest curieuze voorstel is dat we deze kabinetsperiode van het Ministerie van Financiën tegemoet zien. Hoewel het wetsvoorstel slechts een zeer beperkt aantal personen treft – volgens de memorie van toelichting niet meer dan 2000, ofwel ongeveer 0,125% van het aantal binnenlands belastingplichtigen – is de onrust onder fiscalisten en maatschappelijk betrokken organisaties ongeveer omgekeerd evenredig. Nu zij op voorhand al wel aangegeven dat het aantal van 2000 een duidelijke onderschatting lijkt te zijn. Ik heb ook geen zicht op het bij benadering juiste aantal waar het wel om gaat maar een korte inventarisatie onder degenen die regelmatig met de door het wetsvoorstel mogelijkerwijs getroffen personen te maken hebben, wijst uit dat het om een veelvoud van het aantal gaat. Met die constatering kun je uiteraard twee kanten op: enerzijds heeft het wetsvoorstel – uitgaande van de politieke wenselijkheid dergelijke maatregelen tot stand te brengen – daarmee meer relevantie en anderzijds is de hier en daar in de memorie van toelichting te vinden bagatellisering van de effecten, de dubbele heffing en de voorzichtig gezegd wat merkwaardige fiscale structuur, nog minder terecht dan het geval is bij een gering aantal getroffenen. Of zou de gedachte eigenlijk zijn dat de maatregelen een vergelijkbaar effect moeten hebben als bijvoorbeeld indertijd het voorstel voor de vermogensoverschotheffing ter afroming van de overschotten bij de pensioenfondsen, de regeling inzake negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, de thincapregeling, de regeling inzake winstdrainage enz., die de facto alleen een fiscale strafsanctie inhouden maar niets verbieden, doch waarbij het feitelijke effect wel is dat de situaties die onder de reikwijdte van dit soort maatregelen vallen zich zelden of nooit voordoen: kortom de regeling gaat er de facto vanuit dat de gevallen zich niet meer voor doen gelet op het excessieve karakter van de heffing. Deze laatste visie lijkt ook in het voorliggende wetsvoorstel de boventoon te voeren: de begrote opbrengst is ‘slechts’€ 60 mln., waarbij zoals gebruikelijk is de hiervoor in feite reeds impliciet aangeduide ‘uitverdieneffecten’ buiten beschouwing zijn gelaten.De wetgever houdt met inverdieneffecten nimmer rekening; ik neem aan dat dit ook geldt voor de uitverdieneffecten. Met uitverdieneffecten bedoel ik in casu de minderopbrengst die ontstaat doordat degenen die door deze maatregelen dreigen te worden getroffen niet meer onder de Nederlandse heffing zullen vallen. Of en in welke mate deze uitverdieneffecten zich voor gaan doen weten we vanzelfsprekend (nog) niet maar gelet op de zeer substantiële financiële effecten die van de maatregelen uitgaan op de individuele belastingplichtige ligt het voor de hand dat betrokkenen zich niet langer in Nederland vertonen, dat wil zeggen niet als belastingplichtige. Dat is niet zo’n ingewikkelde operatie en zelfs als het dat wel is dan weegt zo’n verplaatsing van activiteiten en van personen ruimschoots op tegen de financiële nadelen van toepassing van de voorgestelde regelgeving. De eerste geluiden in deze richting hebben zich reeds doen horen, waarbij Luxemburg een voor de hand liggende uitvalsbasis vormt. En dat maakt het allemaal toch wat vreemd: wij richten met verve een Holland Financial Centre op, wij doen alle mogelijke inspanningen om ondernemingsactiviteiten aan te trekken, we verbeteren het klimaat voor beleggingsinstellingen teneinde hun vlucht naar Luxemburg tegen te gaan of beter nog de instroom naar Nederland op gang te brengen en introduceren in dat kader een nieuw fiscaal regime voor beleggingsinstellingen (art. 6a Wet VPB 1969). Tegelijkertijd nemen we maatregelen als het wetsvoorstel beb waarvan het effect ervan naar mijn overtuiging niet heel veel meer dan nihil is: betrokkenen vertrekken uit Nederland en blijven uiteraard hun inkomsten op een laagbelaste wijze genieten. Nederland heeft zijn straatje schoon geveegd en daarmee het probleem opgelost. Maar dat lijkt toch veel weg te hebben van de bekende struisvogel. En dan hebben we het nog niet over het vreemde effect dat we in Nederland iets regelen en de rest van de wereld niet. Of dat laatste zo blijft is overigens de vraag want – ongetwijfeld niet toevallig – kwam rond 13 mei tevens het bericht dat men op het niveau van de EU wil ingrijpen. Er lijkt dus sprake te zijn van een zorgvuldig geplande actie. Maar zover zie ik het niet komen. Althans niet als het wetsvoorstel beb de Europese maatstaf moet worden want dat zal vermoed ik voor weinig landen haalbaar zijn. Een gezamenlijke Europese benadering op zich is overigens eventueel wel wenselijk, althans als er inderdaad reden is in te grijpen. Daar gaat het navolgende over.