NTFR 2008/1969 - Groepsfinancieringsdochter – duidelijkheid gewenst
Aflevering 42, gepubliceerd op 16-10-2008 geschreven door dr. F.P.J. SnelVanaf 1997 is de deelnemingsvrijstelling niet langer van toepassing op een ‘passieve groepsfinancieringsdochter’.De term passieve groepsfinancieringsdochter staat niet in de wet. Ik verwijs ermee naar een lichaam waarvan de werkzaamheden grotendeels bestaan uit het direct of indirect financieren van de belastingplichtige of met de belastingplichtige verbonden lichamen dan wel van bedrijfsmiddelen van zodanige lichamen daaronder begrepen het ter beschikking stellen van het gebruik of het gebruiksrecht daarvan (1997-2006) c.q. een lichaam waarvan de bezittingen grotendeels bestaan uit die bezittingen die in art. 13, lid 11, Wet VPB 1969 genoemd zijn (2007-heden). Omdat binnen een groep er veel onderlinge financiële relaties zijn, is het van groot belang dat er een duidelijke definitie is van wat onder een passieve groepsfinancieringsdochter moet worden verstaan. Naar mijn mening is de huidige wettelijke definitie niet afdoende. In deze NTFR-Opinie zal ik elk enkele onduidelijke elementen van de definitie bespreken en mijn visie geven hoe die moeten worden geïnterpreteerd. Naar mijn mening is daarin leidend de in de wetsgeschiedenis genoemde rechtvaardiging om de deelnemingsvrijstelling uit te sluiten.