Aflevering 48

Gepubliceerd op 26 november 2009

NTFR 2009/2498 - Regime willekeurige afschrijving wordt bepaald door regels van het 'verplichtingen'-jaar

ECLI:NL:HR:2009:BK3067, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. H. Roerdink
Hof Arnhem (NTFR 2007/2171) heeft de aanspraak van belanghebbende op de faciliteit van willekeurige afschrijving afgewezen, omdat de investeringsverplichting te laat is aangemeld. Volgens de Hoge Raad is het hof terecht ervan uitgegaan dat de winst van belanghebbende over 2001 dient te worden bepaald met inachtneming van de wettelijke bepalingen zoals die in 2001 golden. Het hof heeft echter miskend dat hiertoe ook behoort art. 3.39 Wet IB 2001, dat bepaalt dat de afschrijving op bedrijfsmiddelen plaatsvindt volgens de regels voor het tijdvak waarin voor de verwerving van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan. Hoewel de klacht van belanghebbende op dit punt gegrond is, kan de klacht volgens de cassatierechter niet tot cassatie leiden aangezien toepassing van de juiste wetsbepalingen niet leidt tot vermindering van de aanslag.

NTFR 2009/2501 - Voorhangprocedure eenduidige loonaangifte

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009
De staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leggen aan de Eerste en Tweede Kamer het ontwerp voor het koninklijk besluit tot inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2011 van de eenduidige aangifte loonaangifte (ELOA) voor. Via deze voorhangprocedure hebben de Kamers de mogelijkheid de voordracht tot het koninklijk besluit te blokkeren.

NTFR 2009/2504 - Autokosten van invalide persoon zijn niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2009:BK1111, datum uitspraak 06-10-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is invalide. Lopen gaat hem zeer moeilijk af. Hij heeft een aangepaste auto waarmee 3.125 km is gereden. De kosten daarvan bedragen € 2.398. Belanghebbende heeft voorts op doktersadvies receptloze medicijnen gekocht. Belanghebbende wenst het bedrag van € 2.398 als een buitengewone uitgave in aanmerking te nemen. Ook de kosten van de medicijnen wil hij aftrekken. Het hof stelt voorop dat de auto van belanghebbende kan worden aangemerkt als een zogenoemd hulpmiddel. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zijn autokosten meer bedragen dan die van, kort gezegd, gezonde personen. Aftrek van het bedrag van € 2.398 is daarom terecht geweigerd door de inspecteur. De receptloze medicijnen, die niet zijn verstrekt op voorschrift van een arts, worden in aanmerking genomen tot een bedrag € 23 per persoon. Aftrek van een hoger bedrag is niet mogelijk.

NTFR 2009/2505 - Geen aanvullende ouderenkorting voor belastingplichtige met AOW-uitkering voor gehuwden

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8542, datum uitspraak 01-09-2009, publicatiedatum 25-09-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende geniet een AOW-uitkering voor gehuwden. Hij heeft in een bestuursrechtelijke procedure vergeefs verzocht om toekenning van een AOW-uitkering voor ongehuwden. Met betrekking tot het onderhavige jaar heeft belanghebbende de aanvullende ouderenkorting geclaimd.

NTFR 2009/2507 - Bewijsoordelen over zakelijkheid kosten onroerendgoedprojecten zijn niet cassatieproof

ECLI:NL:HR:2009:BK3073, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. W.J.H. Antonisse Adv. LLM
Belanghebbende geeft managementondersteuning aan in de bouwsector werkzame ondernemingen. C is haar directeur. In 1996 heeft belanghebbende door toedoen van C 7000 m² bouwgrond kunnen kopen, bestemd voor de bouw van 16 nieuwbouwwoningen (het project S). Ultimo 1999 heeft belanghebbende C een provisie van 7% over de stichtingskosten van het project S toegezegd, uit te keren in gedeelten. Belanghebbende heeft de provisie berekend op f 660.976. Voorts heeft belanghebbende bouwgrond gekocht in Spanje om daarop vakantiewoningen te realiseren (het project Spanje). Hierbij maakte belanghebbende gebruik van de diensten van een Spaans bedrijf. Dit bedrijf heeft in 1999 f 198.675,49 aan belanghebbende in rekening gebracht. Belanghebbende heeft dit bedrag en een bedrag van f 300.000 dat is een gedeelte van de provisie ter zake van het project S, als kosten ten laste van de winst gebracht. Hof Arnhem heeft dit niet toegestaan, omdat belanghebbende de zakelijkheid van de kosten van de projecten niet aannemelijk heeft gemaakt. In cassatie houdt die beslissing geen stand. Ter zake van het project S is sprake van een motiveringsgebrek, omdat het hof niet is ingegaan op de stelling van belanghebbende dat sprake is van een arbeidsbeloning. Met betrekking tot het project Spanje is het hof buiten de rechtsstrijd getreden.

NTFR 2009/2510 - Drijfwoning Marina is onroerend

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft bij notariële akte van 7 januari 2005 een drijfwoning (Marina) verkregen. In geschil is of de drijfwoning als onroerend of roerend moet worden gekwalificeerd. De rechtbank stelt voorop dat het burgerlijk recht in dezen leidend is. Onder verwijzing naar art. 3:3 en 3:4 BW alsmede het Portacabin-arrest van de Hoge Raad (31 oktober 1997, nr. 16.404) komt de rechtbank tot het oordeel dat de drijfwoning een onroerende zaak is en acht daarbij van belang de bevestiging van de drijfwoning aan de grond, de verbinding met de wal en met name de beugels aan de palen. Er is sprake van een voldoende duurzame vereniging met de grond. Voorts is ook aannemelijk dat het de bedoeling van de bouwer was dat de drijfwoning naar aard en inrichting bestemd was duurzaam ter plaatse te blijven.

NTFR 2009/2512 - Bij ambtshalve onderzoek naar ontvankelijkheid moet rechter uitgaan van vaststaande feiten

ECLI:NL:HR:2009:BB6436, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende heeft op 15 augustus 2002 aangifte omzetbelasting gedaan over de maand juli 2002. Hierbij heeft belanghebbende verzocht om een teruggaaf van € 32. Op 28 augustus heeft belanghebbende tegen die aangifte bezwaar gemaakt, inhoudende een verzoek om een extra teruggaaf. De inspecteur heeft op 31 augustus 2002 bij beschikking beslist op het verzoek om teruggaaf. Daarbij is een teruggaaf verleend van € 32. Bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2004 heeft de inspecteur de teruggave verhoogd tot € 17.311. Hof Den Bosch (NTFR 2007/640) heeft geoordeeld dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat het bezwaarschrift voortijdig, namelijk vóór de beschikking van 31 augustus 2002, was ingediend. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Tussen partijen bestond geen geschil over de ontvankelijkheid van het in augustus 2002 gemaakte (premature) bezwaar. In dat geval kan een rechter slechts oordelen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, indien hij feiten heeft vastgesteld waaruit zonder meer volgt dat een situatie als bedoeld in art. 6:10, lid 1, Awb zich niet heeft voorgedaan. Nu een zodanige feitenvaststelling ontbreekt, dient een niet-ontvankelijkverklaring achterwege te blijven.

NTFR 2009/2513 - Ondeugdelijke administratie van taxiondernemer leidt tot omkering bewijslast

ECLI:NL:GHARN:2009:BK2257, datum uitspraak 20-10-2009, publicatiedatum 06-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende exploiteert een taxionderneming. Naar aanleiding van de bevindingen van een Fiod-onderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende tot substantiële bedragen aan zwarte omzet heeft behaald en voorts zwarte lonen heeft uitbetaald. In verband hiermee is de onderhavige navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van € 154.651, opgelegd. Rechtbank Arnhem heeft de navorderingsaanslag gehandhaafd. Op het hoger beroep van belanghebbende oordeelt het hof dat, nu belanghebbende de originele rittenstaten niet in de administratie heeft verwerkt en ook niet heeft bewaard, de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. De door de inspecteur gemaakte schatting van de door belanghebbende behaalde winst acht het hof redelijk. Niettemin komt het hof in zijn berekening van het belastbaar inkomen tot een lager bedrag dan de inspecteur, te weten € 148.935.

NTFR 2009/2514 - Begrip verletkosten is ruimer dan alleen kosten voor bijwonen van een zitting

ECLI:NL:GHARN:2009:BK1112, datum uitspraak 06-10-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
Belanghebbende heeft in het kader van een (nog op te starten) bezwaarprocedure in een WOZ-zaak twee verlofdagen opgenomen om ter plekke – in een andere stad dan zijn woonplaats – het object en de vergelijkingspanden te bekijken en voor overleg met een taxateur. In bezwaar is belanghebbende in het gelijk gesteld door de gemeente, maar deze weigert de verletkosten aan belanghebbende te vergoeden. Rechtbank Almelo heeft de gemeente in het gelijk gesteld met het argument dat verletkosten alleen kosten zijn voor het bijwonen van een zitting. Het hof acht dat oordeel, onder verwijzing naar HR 21 maart 2001, nr. 35.988, NTFR 2001/488, onjuist. De onderhavige kosten vormen naar het oordeel van het hof verletkosten die voor vergoeding in aanmerking komen. (Hoger beroep gegrond.)

NTFR 2009/2516 - Telefoontaps in belastingprocedure wel geaccepteerd als bewijsmiddel

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0279, datum uitspraak 26-06-2009, publicatiedatum 15-10-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende is in loondienst bij een vof die handelt in hennepstekken. Bij een strafrechtelijk onderzoek naar de activiteiten van de vof is de telefoon afgetapt. Daarvan zijn verslagen gemaakt. In de strafprocedure zijn (de verslagen van) de telefoontaps door de rechter als bewijs uitgesloten.

NTFR 2009/2517 - Inlichtingen-uitwisselingsovereenkomst met Liechtenstein getekend

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009
In dit nieuwsbericht wordt medegedeeld dat Nederland en Liechtenstein op 10 november 2009 een fiscaal verdrag hebben getekend voor het uitwisselen van informatie. De overeenkomst regelt dat beide landen op verzoek informatie in belastingzaken uitwisselen. Hiermee kan belastingontwijking worden tegengegaan. Het verdrag treedt in werking nadat het in beide landen door het parlement is goedgekeurd.

NTFR 2009/2519 - Nederlandse heffing over realisatie van binnen vijf jaar na emigratie ontstane ab-winst niet in strijd met EU-recht

ECLI:NL:HR:2009:BK3834, datum uitspraak 20-11-2009, publicatiedatum 20-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van prof. mr. S.C.W. Douma
Belanghebbende is in 2000 geëmigreerd naar België. Bij zijn emigratie heeft belanghebbende afgerekend over de niet-gerealiseerde meerwaarde van zijn aanmerkelijkbelangaandelen op dat moment. In 2002 heeft belanghebbende deze aandelen verkocht. De inspecteur heeft de sinds emigratie opgetreden waardeaangroei van de aandelen in het jaar 2002 in de inkomstenbelastingheffing betrokken. Voor Hof Den Bosch (NTFR 2009/1176) was onder meer in geschil of het vertrouwensbeginsel aan de heffing in de weg staat en of de heffing in strijd is met het gemeenschapsrecht. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de inspecteur over de realisatie van de na emigratie ontstane meerwaarde niet meer mag heffen. Hij baseert zich daarbij onder meer op de brief van de staatssecretaris van 14 augustus 1997 betreffende het verdragsbeleid. Het hof oordeelde dat belanghebbende aan deze brief niet het vertrouwen kan ontlenen dat Nederland, wanneer belanghebbende bij zijn emigratie over de niet-gerealiseerde aanmerkelijkbelangwinst zou afrekenen, niet meer zou heffen over de nadien binnen vijf jaar gerealiseerde winst uit dat aanmerkelijk belang. Belanghebbende heeft voorts aangevoerd dat er onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit. Het hof heeft hierover geoordeeld dat deze ongelijke behandeling niet door de Nederlandse nationale regeling maar enkel door het Verdrag 1970 in het leven wordt geroepen, nu dat verdrag het heffingsrecht na emigratie slechts voor personen met de Nederlandse nationaliteit in stand houdt. De in HR 2 december 2006, nr. 39.261, NTFR 2007/32, gegeven rechtvaardigingsgrond achtte het hof ook in de onderhavige situatie van toepassing. Belanghebbende is tegen de uitspraak van het hof vergeefs in cassatie gekomen. Volgens de Hoge Raad zijn de oordelen van het hof juist.

NTFR 2009/2521 - Beantwoording Kamervragen over Overeenkomst tussen EU en Zwitserland inzake fraudebestrijding

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009
De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijke vragen van de Tweede Kamer beantwoord over de overeenkomst voor samenwerking tussen de EG en haar lidstaten enerzijds en Zwitserland anderzijds ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden. Deze op 26 oktober 2004 tot stand gekomen overeenkomst is bij brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 26 augustus 2009 ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd.

NTFR 2009/2522 - Aanvullende bijdrage gefinancierde rechtsbijstand niet belast met btw

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Commissie verzoekt het Hof van Justitie EG (hierna: HvJ EG) vast te stellen dat Finland de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens art. 2, lid 1, Zesde Richtlijn en art. 4, lid 1, 2 en 5, Zesde Richtlijn door overeenkomstig de Finse wettelijke regeling inzake de rechtsbijstand geen btw te heffen over diensten op het gebied van juridisch advies die tegen een gedeeltelijke vergoeding worden verricht door openbare rechtsbijstandbureaus, dat wil zeggen door juridisch adviseurs die in overheidsdienst zijn bij die bureaus, terwijl vergelijkbare diensten wel aan btw zijn onderworpen wanneer zij door particuliere raadsmannen worden verricht. Volgens de door de Commissie ingewonnen informatie leidt dit verschil in behandeling tot concurrentievervalsing van enige betekenis, ten nadele van particuliere raadsmannen. Finland heeft gesteld dat deze behandeling de mededinging slechts minimaal vervalste, daar voor de begunstigde van rechtsbijstand andere factoren als de btw, zoals de beroepservaring of de werklast van de openbare bureaus, bepalend zijn wanneer hij moet kiezen tussen een openbaar bureau en een particuliere raadsman. Omdat de Commissie anders tegen de zaak aankijkt, wordt het HvJ EG bovenvermeld verzoek gedaan.

NTFR 2009/2524 - Inkoopprijs in Duitsland en verkoopprijs in Nederland van Duitse gebruikte auto niet bruikbaar voor BPM-heffingsmaatstaf

ECLI:NL:HR:2009:BK3079, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, autohandelaar, heeft in Duitsland een gebruikte auto gekocht voor € 26.000. Zij heeft de auto vervolgens verkocht aan een Nederlandse particuliere afnemer voor € 37.500. Ter zake van de registratie is BPM voldaan naar een door een door de inspecteur ingeschakelde taxateur bepaalde waarde van € 43.500. Volgens belanghebbende moet worden aangesloten bij de in Duitsland voor de auto betaalde inkoopprijs. Rechtbank Breda en de Hoge Raad zijn het daar niet mee eens. Uit art. 90 EG-Verdrag volgt namelijk niet dat de mogelijkheid van heffing van BPM wordt verruimd of beperkt door de waarde die de eerstbedoelde auto had op een andere dan de Nederlandse binnenlandse markt, in dit geval de Duitse markt. De rechtbank is voor het bepalen van de verschuldigde BPM uitgegaan van een waarde overeenkomstig de verkoopprijs van de auto aan de Nederlandse particulier. Onder verwijzing naar de arresten HR 10 juli 2009, nr. 43.873 (NTFR 2009/1565) en HR 10 juli 2009, nr. 07/11237 (NTFR 2009/1566), oordeelt de Hoge Raad dat dit niet juist is. Vergeleken moet worden met een auto die door een handelaar op de Nederlandse markt wordt ingekocht.

NTFR 2009/2525 - Wetswijziging bestelauto's vormt mogelijk een buitensporige last

Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J. Rolleman
De onderhavige zaken vormen proefprocedures. Allen hebben betrekking op de motorrijtuigenbelasting ter zake van bestelauto’s over tijdvakken ná 1 juli 2005 en betreffen de vraag of een wetswijziging van de motorrijtuigenbelasting per die datum in strijd komt met het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel en/of het ongestoorde genot van eigendom. Bedoelde wetswijziging heeft erin voorzien dat slechts de ondernemer in de zin van de omzetbelasting, onder voorwaarden, voor het verlaagde tarief ter zake van het houden van een bestelauto in aanmerking komt, terwijl voordien dit verlaagde tarief gold ongeacht de hoedanigheid van de houder van de bestelauto.

NTFR 2009/2526 - Boete niet passend en geboden vanwege verwarrende eisen aan een bestelauto

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK2858, datum uitspraak 29-10-2009, publicatiedatum 11-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft een kap laten plaatsen op zijn open bestelauto en had daarvoor advies ingewonnen bij verschillende garages en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Aan hem is verteld dat de auto, door het plaatsen van de kap, niet de status van bestelauto zou verliezen, zolang de kap gemakkelijk verwijderbaar is. Het hof is van oordeel dat garagehouders en personen werkzaam bij de RDW niet werken onder de verantwoordelijkheid van de inspecteur en daardoor geen uitlatingen kunnen doen waaraan de inspecteur is gebonden, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Rechtbank Haarlem vond de door de inspecteur verminderde boete van 50% passend en geboden. Het hof overweegt dat de uiteenlopende eisen die door de RDW en de Belastingdienst aan een bestelauto worden gesteld, verwarrend kunnen zijn voor een leek. Belanghebbende had zich de nodige moeite getroost om informatie te verzamelen waardoor in dit geval een boete niet passend en geboden was.

NTFR 2009/2527 - Afvalstoffenbelasting voor afvalstoffen die op de stortplaats nuttig worden gebruikt

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6789, datum uitspraak 23-07-2009, publicatiedatum 03-09-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende is houder van een inrichting als bedoeld in art. 14 Wbm. Binnen de inrichting worden onder andere afvalstoffen gestort op een stortplaats. Bepaalde afvalstoffen worden op de stortplaats gebruikt als vervanging van (primaire) bouwmaterialen. In geschil is of de inspecteur terecht de vergunning verhoudingsgetal, als bedoeld in art. 18b, lid 3, Wbm, heeft geweigerd voor de afvalstromen die nuttig worden toegepast binnen de inrichting.

NTFR 2009/2528 - Trustbestuurder van een vennootschap heeft onrechtmatig gehandeld jegens de ontvanger

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1100, datum uitspraak 21-07-2009, publicatiedatum 23-10-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Binnen de periode waarin MeesPierson Trust als bestuurder van Hilltop optrad, zijn de aandelen in drie Duitse vennootschappen aan Hilltop overgedragen, is jegens de Belastingdienst een beroep gedaan op – kort gezegd – vrijstelling van kapitaalbelasting en heeft Hilltop de aandelen weer vervreemd. Aan Hilltop is een geldige en onherroepelijke (naheffings)aanslag kapitaalbelasting opgelegd.

NTFR 2009/2529 - Voor derden waarneembare samenhang is niet bepalend voor aanwezigheid 'samenstel'

ECLI:NL:HR:2009:BK3060, datum uitspraak 13-11-2009, publicatiedatum 13-11-2009
Aflevering 48, gepubliceerd op 26-11-2009 met annotatie van mr. H. de Jong
Voor Hof Amsterdam was in geschil of ter zake van de twee panden van belanghebbende sprake is van een samenstel als bedoeld in art. 16, lid 1, onderdeel d, Wet WOZ. Het hof beantwoordde die vraag ontkennend, omdat een voor derden waarneembare samenhang ontbrak. Volgens de Hoge Raad is dat oordeel niet juist. Of derden een samenhang kunnen waarnemen kan weliswaar een belangrijke rol spelen bij de beoordeling of sprake is van een samenstel, maar deze factor is volgens de Hoge Raad niet als enige bepalend. De omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, dienen in aanmerking te worden genomen. Daartoe kunnen ook omstandigheden behoren die voor derden niet waarneembaar zijn.