Aflevering 22

Gepubliceerd op 30 mei 2013

NTFR 2013/1071 - Pensioenfondsen, een goede ondergrond voor de woningmarkt?

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 geschreven door prof. mr. J.F.M. Giele
In de afgelopen maanden ben ik in rechterlijke uitspraken enige mislukte pogingen tegengekomen om aanvullende hypothecaire leningen, die geen fiscaal aftrekbare rente zouden opleveren, te vervangen door de verkoop van de ondergrond van een eigen woning en de eigendom daarvan te vervangen door een erfpachtrecht. De bedoeling was dat de erfpachtcanons wel als eigen woningkosten aftrekbaar zouden zijn. In die berechte gevallen had de ondergrond een aanzienlijke waarde en werd ook een aanzienlijke canon verschuldigd. Aangezien de koopsom van de ondergrond in het geheel niet bestemd was om in de eigen woning te worden geïnvesteerd trok de fiscus alle registers open om de aftrek van die canons te voorkomen. Dat lukte wonderwel omdat de eigenaars van de eigen woningen zodanige voorwaarden voor de terugkoop van die ondergrond hadden verlangd, dat het verschil tussen hypothecaire leningen en deze erfpachtconstructies zo minimaal was, dat deze als een fiscale lening werden gekwalificeerd waarvan de rente niet aftrekbaar is (vgl. Rechtbank Haarlem 19 april 2012, nrs. 11/00610, 11/02136 en 11/02137, NTFR 2012/1307).

NTFR 2013/1073 - Verkoop woning voor een laag bedrag aan gelieerde koper is winstuitdeling

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6604, datum uitspraak 21-03-2013, publicatiedatum 10-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende is dga van A bv. A bv heeft in 2005 een woning verkocht voor € 300.000 aan B bv, waarvan de dochter van belanghebbende enig aandeelhouder is. Volgens de inspecteur is de woning tegen een te lage prijs verkocht en had dit € 530.000 moeten zijn. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat sprake is van een winstuitdeling. Het hof acht niet aannemelijk dat betrokkenen een afspraak hebben gemaakt over winstdeling bij doorverkoop die bij het tot stand komen van de koopovereenkomst een rol heeft gespeeld. Het winstrecht is bovendien niet in de boekhouding van A bv verantwoord. Het staat vast dat de woning voor een lager bedrag is verkocht dan de feitelijke waarde. Betrokkenen moeten zich ervan bewust zijn geweest dat de verkoopprijs aanzienlijk lager was dan de marktwaarde. Belanghebbende is immers deskundige op de onroerendgoedmarkt.

NTFR 2013/1074 - Geldlening aan samenwerkingsverband in de vorm van bv valt niet onder tbs-regeling

ECLI:NL:HR:2013:BX4034, datum uitspraak 19-04-2013, publicatiedatum 19-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende is via zijn bv (B) een aansluitingsovereenkomst aangegaan met D Holding. Belanghebbende heeft door middel van B bv één aandeel verkregen in D Holding. Belanghebbende verricht op basis van deze overeenkomst werkzaamheden voor belastingadviespraktijk C nv, een (in een fiscale eenheid gevoegde) dochtermaatschappij van D Holding. Daarvoor ontvangt B bv van D Holding een vergoeding in de vorm van een winstaandeel. Naast belanghebbende zijn er circa 250 partners die op gelijke wijze deelnemen in D Holding. Op basis van de aansluitingsovereenkomst is B bv verplicht een achtergestelde lening te verstrekken aan D Holding. Gelet op deze verplichting heeft belanghebbende een achtergestelde lening van € 205.000 verstrekt aan C nv. In geschil is of deze lening valt onder de tbs-regeling van art. 3.92 Wet IB 2001. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. Wanneer een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend in de vorm van een vennootschap, is niet art. 3.92, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 maar onderdeel a van toepassing. Dit brengt mee dat de belastingplichtige een aanmerkelijk belang moet hebben in de vennootschap waarin het samenwerkingsverband wordt uitgeoefend. Nu belanghebbende geen aanmerkelijk belang heeft in C nv is geen sprake van een werkzaamheid. Van wetsontduiking is evenmin sprake.

NTFR 2013/1076 - 150 kilometer-grens niet in strijd met EU-recht en discriminatieverbod

ECLI:NL:PHR:2013:CA0873, datum uitspraak 01-05-2013, publicatiedatum 24-05-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van G.J. van Mulbregt
A-G Niessen heeft conclusie genomen in een zaak betreffende een verzoek als bedoeld in art. 10ea, lid 1, Uitv.besl. LB 1965. Dit beroep in cassatie betreft een proefprocedure met betrekking tot de per 1 januari 2012 gewijzigde 30%-bewijsregel (zie art. 31a, lid 2, onderdeel e, Wet LB 1964). Het geschil ziet op de vraag of toepassing van de per deze datum in art. 10e, lid 2, aanhef en onderdeel b, 2°, Uitv.besl. LB 1965 opgenomen 150 km-grens leidt tot schending van het uit het EU-recht voortvloeiende non-discriminatiebeginsel (middel 1) en het non-discriminatiebeginsel zoals neergelegd in art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM (middel 2).

NTFR 2013/1077 - Brief over actuariële berekening Witteveenkader naar de Tweede Kamer

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij ingaat op de gevolgen van het wetsvoorstel ‘Verlaging maximum opbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen’ (Witteveenkader) voor de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw in individuele gevallen. Het kabinet geeft hiermee uitvoering aan de (gewijzigde) motie-Krol.

NTFR 2013/1079 - Brief over koopkrachtgevolgen naar de Tweede Kamer

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
Naar aanleiding van een mondeling vragenuur over de koopkrachtgevolgen van de WUL heeft de staatssecretaris van Financiën een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin verschillende loonstrookjes zijn geanalyseerd. Het gaat om een eerste analyse van de categorieën gewone werknemers, gepensioneerden en directeuren-grootaandeelhouders. Nog voor de zomer zal de staatssecretaris een uitgebreidere analyse aan de Kamer sturen in het kader van de evaluatie van de WUL.

NTFR 2013/1081 - Brief over de voortgang van de VAR-webmodule naar de Tweede Kamer

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer, mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken, via een brief op de hoogte gebracht van de voortgang van de ontwikkeling van de VAR-webmodule. Zoals het er nu naar uitziet treedt de webmodule eerst per 1 januari 2015 in werking. In de brief gaat de staatssecretaris verder in op intensievere controle op schijnzelfstandigheid en reageert het kabinet op het alternatieve plan van vier zzp-organisaties. Het kabinet ziet in dit plan geen oplossing voor de problematiek, maar wil de zzp-organisaties wel betrekken bij de verdere plannen.

NTFR 2013/1083 - Aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud dochter terecht geweigerd

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6762, datum uitspraak 07-03-2013, publicatiedatum 10-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is in 2001 gescheiden. Zijn dochter woonde in 2006 (deels) bij zijn ex-echtgenote. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een aftrek wegens uitgaven voor levensonderhoud van de dochter. Het hof is van oordeel dat uitgaande van inkomsten van de dochter van gemiddeld € 440 netto per maand, de dochter voor niet meer dan € 120 per maand behoefte had aan ondersteuning in haar levensonderhoud. Onder deze omstandigheden heeft belanghebbende zich redelijkerwijs gedrongen kunnen voelen in het levensonderhoud van de dochter te voorzien tot een bedrag van maximaal € 120 per maand en daarmee tot een bedrag van maximaal € 360 per kwartaal. Er is dan echter niet voldaan aan de voorwaarde dat de op belanghebbende drukkende bijdrage in de kosten ten minste € 386 per kwartaal bedraagt. De geclaimde aftrek is dan ook terecht geweigerd.

NTFR 2013/1084 - Hoofdverblijf van belanghebbende is in Nederland

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ4642, datum uitspraak 28-02-2013, publicatiedatum 20-03-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is dga van A bv, een financieel adviesbureau. Belanghebbende heeft een huurwoning in Nederland. In 2000 heeft belanghebbende grond gekocht in Spanje en aldaar een woning laten bouwen. Sinds 2003 verblijft belanghebbende daar met tussenpozen. Belanghebbende heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting 2004 en 2005 een bedrag als ‘Betaalde rente en kosten eigenwoningschuld’ op zijn inkomen in aftrek gebracht. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd omdat volgens hem geen sprake is van een hoofdverblijf. Daarnaast heeft de inspecteur het loon van belanghebbende uit A bv en diens dochtermaatschappij gecorrigeerd. Het hof stelt voorop dat slechts bij hoge uitzondering een woning in het buitenland een belastingplichtige als ‘hoofdverblijf’ ter beschikking zal staan. Het hof is van oordeel dat belanghebbende in 2004 en 2005 hoofdzakelijk in Nederland verbleef. Belanghebbende had in 2004 en 2005 ook in Nederland een woning tot zijn beschikking (inclusief gas, water, licht, telefoon, televisie), zijn partner woonde in Nederland, het kantoor waar hij – parttime – werkte was in Nederland gelegen, belanghebbende was bij een in Nederland gevestigde verzekeraar tegen ziektekosten verzekerd, belanghebbende was (ook) patiënt van een in Nederland gevestigde huisarts en tandarts en hij stond tot 4 november 2009 ingeschreven in Nederland in het bevolkingsregister. Voorts had belanghebbende de Nederlandse nationaliteit, was hij lid van een Nederlandse tennisvereniging, had hij een abonnement op De Telegraaf en had hij (ook) in Nederland de beschikking over auto’s. Het hof is van oordeel dat de inspecteur het loon van belanghebbende terecht heeft gecorrigeerd.

NTFR 2013/1085 - Kabinet aanvaardt dienstige maatregel belastingplicht overheidsbedrijven

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
De staatssecretaris heeft een brief aan het parlement gezonden over de vennootschapsbelastingplicht van overheidsbedrijven. Daarin staat dat het kabinet de Europese Commissie heeft laten weten dat het kabinet het voorstel voor dienstige maatregelen aanvaardt. Dit betekent dat wetgeving zal worden voorgesteld die erop is gericht overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen op dezelfde wijze als private bedrijven aan vennootschapsbelasting te onderwerpen. De bedoeling is dat de voorstellen per 1 januari 2015 tot wet worden verheven die per 1 januari 2016 in werking treedt.

NTFR 2013/1086 - Verkrijging in 1999 en verkrijging in 2007 uit fideï-commissair vermogen vormen één verkrijging

ECLI:NL:HR:2013:BY8780, datum uitspraak 12-04-2013, publicatiedatum 12-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
In 1999 is erflater overleden. Belanghebbenden hebben toen ieder € 143.393 uit diens nalatenschap verkregen. De erflater heeft aan zijn echtgenote een fideï-commissaire making gedaan. De echtgenote is in 2007 overleden. Uit hoofde van de fideï-commissaire making ontvingen belanghebbenden toen ieder € 123.472. De inspecteur heeft de aan belanghebbenden opgelegde aanslagen als volgt berekend:

NTFR 2013/1087 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit is niet discriminatoir

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5017, datum uitspraak 05-03-2013, publicatiedatum 21-03-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende is één van de drie erfgenamen van zijn op 1 januari 2010 overleden moeder. Tot de nalatenschap behoort een woning. De WOZ-waarde hiervan is voor 2010 per 1 januari 2009 vastgesteld op € 235.000 en voor 2011 per 1 januari 2010 op € 220.000. Bij de aanslag erfbelasting is uitgegaan van € 235.000. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar en beroep aangetekend. In hoger beroep oordeelt het hof dat belanghebbende niet de wettelijke keuze toekomt om de WOZ-waarde per 1 januari 2010 in aanmerking te nemen en dat de vrijstellingen voor ‘zieke en gehandicapte kinderen’ en voor ‘de koning’ niet kunnen worden toegepast. Kern van de uitspraak van het hof vormt echter het oordeel dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet van toepassing is en dat het in het kader van die faciliteit gemaakte onderscheid tussen verkrijging van privévermogen en verkrijging van ondernemingsvermogen niet discriminatoir is.

NTFR 2013/1090 - Diverse goedkeuringen bij keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
Dit besluit betreft een actualisering van het besluit van 2 juni 2012, nr. DGB2012/2190M, NTFR 2012/1707. Het bevat een drietal additionele goedkeuringen voor de toepassing van de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen (art. 2.5 Wet IB 2001). Het gaat om buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een EU- of EER-lidstaat en van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland wordt belast. De additionele goedkeuringen betreffen de toepassing van de “per country” methode bij de vermindering van belasting wegens niet in Nederland te belasten inkomsten en het door Nederland volledig (in plaats van evenredig) in aanmerking van het belastingdeel van de heffingskorting en van de uitgaven voor inkomensvoorzieningen en persoonsgebonden aftrek.

NTFR 2013/1091 - Wetsvoorstel tot goedkeuring nieuwe belastingverdrag met Duitsland

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013
Op 22 april 2013 is het wetsvoorstel tot (uitdrukkelijke) goedkeuring van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland bij de Tweede Kamer ingediend. Dit verdrag is op 12 april 2012 tot stand gekomen en ziet op belastingen naar het inkomen. In de MvT wordt uitgebreid ingegaan op het verloop van de onderhandelingen, op belangrijke onderdelen van het verdrag (onder meer het voorkomen van oneigenlijk gebruik en grensarbeiders) en op de afwijkingen van het OESO-Modelverdrag en van het Nederlandse verdragsbeleid. Een toetsschema ‘Standaardcriteria Fiscaal Verdragsbeleid 2011’ is eveneens bijgevoegd.

NTFR 2013/1092 - Tijdsevenredige toerekening bij bepalen heffingsmaatstaf voor privégebruik pand

ECLI:NL:HR:2013:BX7168, datum uitspraak 17-05-2013, publicatiedatum 17-05-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van E.H. van den Elsen
Aan belanghebbende, ondernemer, is op 3 augustus 2009 een pand opgeleverd dat hij zowel voor zakelijke doeleinden (17,5%) als voor particuliere doeleinden (82,5%) is gaan gebruiken. Belanghebbende heeft het pand volledig tot het ondernemingsvermogen bestemd. De totale kosten bedroegen € 352.563, exclusief btw. De in rekening gebrachte btw heeft belanghebbende volledig in aftrek gebracht. Voor het privégebruik van het pand in 2009 is belanghebbende btw verschuldigd (dienst onder bezwarende titel). Partijen strijden over de heffingsmaatstaf. Volgens de inspecteur moet voor 2009 de vergoeding voor de dienst worden vastgesteld op 10% van 82,5% van € 352.563. Voor een tijdsevenredige vermindering voor 2009, zoals belanghebbende bepleit, ziet de inspecteur geen grond. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld, maar de Hoge Raad draait die beslissing terug. De cassatierechter zet uiteen dat het wettelijke systeem van de hier bedoelde heffing van btw ziet op de werkelijke met het privégebruik verband houdende kosten in een zeker tijdvak, waarbij moet worden uitgegaan van de werkelijke duur van het privégebruik in dat tijdvak. Derhalve moet hier voor 2009 tijdsevenredig worden toegerekend. Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende.

NTFR 2013/1094 - Beëindiging ondernemerschap leidt tot heffing over de restwaarde van de goederen

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Marinov is per 4 november 2009 door de Bulgaarse belastingdienst afgevoerd als ondernemer, omdat verplichtingen niet zijn nagekomen, met name de over april tot en met juli 2009 aangegeven btw is niet voldaan. Bij een belastingcontrole bij Marinov in de loop van 2010 over de periode van 1 januari 2007 tot en met 4 november 2009 is vastgesteld dat voor geleasede voertuigen btw is afgetrokken. Marinov heeft op de dag van het afvoeren deze voertuigen en andere geleverde voertuigen waarvan de btw in aftrek is gebracht onder zich, ter zake van welk belastbaar feit op 27 april een naheffingsaanslag is opgelegd, berekend over de ‘normale waarde’. Marinov betwist de waardering van de activa volgens de ‘normale waarde’. Rekening moet worden gehouden met de waardevermindering van deze activa sinds de aankoop. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de ontstane procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 18, onderdeel c, Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op de beëindiging van de belastbare economische activiteit als gevolg van het afvoeren als ondernemer. Art. 74 Btw-richtlijn staat niet een nationale bepaling toe volgens welke de maatstaf van heffing bij beëindiging van de belastbare economische activiteit gelijk is aan de normale waarde van de op de dag van deze beëindiging ter beschikking staande goederen, tenzij deze waarde in de praktijk overeenkomt met de restwaarde van deze goederen op die datum en rekening wordt gehouden met de waardewijzigingen van deze goederen tussen de dag van aankoop en die van beëindiging van de belastbare economische activiteit. Art. 74 Btw-richtlijn heeft directe werking.

NTFR 2013/1095 - Omzet vaste inrichtingen in pro-rataberekening?

Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
Société Le Crédit Lyonnais (hierna: LCL) heeft de zetel van haar bedrijfsuitvoering in Frankrijk. Zij heeft diverse vaste inrichtingen in zowel andere EU landen als in derde landen. Bij de berekening van de pro rata voor de aftrek van voorbelasting wil zij ook de omzet van haar vaste inrichtingen meenemen. De Franse rechter stelt het HvJ een aantal prejudiciële vragen, De eerste vraag is of de omzet van de vaste inrichtingen binnen de EU in de pro rata opgenomen moeten worden. De tweede vraag is of dat ook geldt voor de vaste inrichtingen buiten de EU. Vraag drie luidt of het antwoord op de eerste twee vragen per lidstaat kan verschillen. Vraag vier wordt gesteld voor het geval de eerste twee vragen bevestigend worden beantwoord.

NTFR 2013/1096 - Perceel met schuilstal voor paarden is niet indirect aangesloten op gemeentelijke riolering: geen rioolheffing

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7001, datum uitspraak 03-04-2013, publicatiedatum 12-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende is eigenaar van een perceel agrarisch weidegebied waarop een schuilstal voor paarden is gelegen. Er is een wateraansluiting voor het drinkwater van de dieren aanwezig. Het perceel is niet direct aangesloten op de riolering. Het hemelwater van de schuilstal wordt door middel van een regenpijp geloosd op een put in de grond en vervolgens via een ondergrondse buis in een greppel aan een zijde van het perceel. De gemeente heeft belanghebbende aangeslagen in de rioolheffing. Volgens het hof is dat niet terecht, omdat een belastbaar feit ontbreekt. De gemeente maakt namelijk niet aannemelijk dat het perceel van belanghebbende indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De stelling dat de heffingsbevoegdheid van de gemeente voortkomt uit het perceelsgebonden belang dat samenhangt met de ligging van het perceel binnen de grenzen van de gemeente, is niet juist, aldus het hof.

NTFR 2013/1098 - Civielrechtelijke verplichting voor gemeente doorkruist bevoegdheid tot oplegging aanslagen precariobelasting

ECLI:NL:PHR:2013:BZ7849, datum uitspraak 22-03-2013, publicatiedatum 19-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
De heffingsambtenaar van de gemeente Baarn heeft aan belanghebbende aanslagen precariobelasting 2008 en 2009 opgelegd voor het hebben van een netwerk van gasleidingen en elektriciteitskabels onder, op en boven grond van de gemeente.

NTFR 2013/1100 - Of WOZ-waarde kantoorunits inclusief of exclusief omzetbelasting moet worden bepaald, is omzetbelastingwetgeving bepalend

ECLI:NL:PHR:2013:BZ8601, datum uitspraak 28-03-2013, publicatiedatum 26-04-2013
Aflevering 22, gepubliceerd op 30-05-2013 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar en verhuurder van een nieuw kantoorgebouw dat uit vijftien WOZ-objecten bestaat. Veertien hiervan waren per 1 januari 2007 nog niet verhuurd. Partijen verschillen van mening of in het kader van de huurwaardekapitalisatiemethode de bepaalde waarde moet worden vermeerderd met omzetbelasting, zoals B&W stelt, dan wel of de waarde zonder btw moet worden bepaald, zoals belanghebbende stelt.