Aflevering 4

Gepubliceerd op 24 januari 2013

NTFR 2013/158 - De lotgevallen van Starbucks, Amazon en Google

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door prof. mr. F.A. Engelen
Het onderzoek van de Committee of Public Accountants – onder voorzitterschap van Margaret Hodge – naar de belastingheffing van multinationals zoals Starbucks, Amazon en Google heeft in het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten tot grote beroering geleid.Zie Nineteenth Report of Session 2012-13, HM Revenue & Customs: Annual Report and Accounts 2011-12, House of Commons, Committee of Public Accountants, 3 december 2012 (hierna: Nineteenth Report). De suggestie wordt gewekt dat multinationals niet of nauwelijks belasting betalen en met behulp van ‘belastingconstructies’ winsten naar tax havens verschuiven. Dit zou schadelijk zijn voor de belastingmoraal van burgers en bedrijven die wél hun fair share aan belasting betalen. Hoewel wordt erkend dat de ‘constructies’ waarvan multinationals zich bedienen teneinde de belastingdruk te minimaliseren niet onwettig zijn, luidt het verwijt dat dergelijke agressive tax planning immoreel en onethisch is: juist in tijden van overheidsbezuinigingen en lastenverzwaringen is het onaanvaardbaar dat kapitaalkrachtige multinationals – met medewerking van de belastingdienst – niet hun fair share bijdragen. Naar het oordeel van de Committee of Public Accountants dient HM Revenue & Customs dan ook (veel) harder op te treden tegen ‘belastingontwijking’ door multinationals.

NTFR 2013/159 - Belastingheffing internationale ondernemingen

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
In deze brief gaat de staatssecretaris van Financiën in op een aantal aspecten van mogelijke belastingontwijking met internationale structuren via Nederland. Dit ten behoeve van een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 23 januari 2013. Tevens wordt een vijftal sets Kamervragen beantwoord over het ontgaan van belasting door (bepaalde) internationale ondernemingen. Deze antwoorden zijn eveneens als brondocument opgenomen. De brief begint met een beschrijving van de elementen die Nederland aantrekkelijk maken als vestigingsland voor internationaal opererende ondernemingen. Vervolgens wordt beschreven hoe deze aantrekkelijke positie als neveneffect heeft bijgedragen aan het ontstaan van situaties die nu onderwerp zijn van het publieke en politieke debat over belastingontwijking via Nederland. Daarbij wordt ingegaan op wat er nu feitelijk gebeurt en op de beleidsmatige dilemma’s die dat oproept. Daarna beschrijft de brief een aantal internationale initiatieven die spelen op het gebied van belastingplanning door internationaal opererende ondernemingen en het belang van Nederland bij die initiatieven. De conclusie is dat het hier gaat om een internationaal probleem dat alleen internationaal tot een oplossing kan worden gebracht.

NTFR 2013/160 - Standpunt Nederland over EU-actieplan tegen belastingfraude en -ontwijking

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
Vrijdag 11 januari 2013 is het hierboven opgenomen BNC-fiche aan de Tweede Kamer aangeboden over het EU-actieplan tegen belastingfraude en -ontwijking dat de Commissie op 6 December 2012 heeft gepubliceerd. Het EU-actieplan omvat mede twee aanbevelingen over belastingparadijzen en agressieve fiscale planning. Het fiche zet de Nederlandse positie uiteen over de voorgestelde EU-initiatieven. Het fiche vormt de inzet voor de Nederlandse onderhandelingen in Brussel. Nederland steunt de verschillende EU-initiateven voor fiscale uitwisseling van informatie en kennis (d.m.v. de ontwikkeling van IT-oplossingen en ‘joint audits’). Daarentegen stelt het zich kritisch op over de voorgestelde aanpak voor de identificatie van belastingparadijzen en het bestrijden van dubbele aftrek en dubbele niet-belastingheffing. Verder ziet Nederland niets in de oprichting van een ‘EU-platform voor goed bestuur in belastingzaken’ en het inblazen van nieuw leven van de ‘EU-Gedragscodegroep’.

NTFR 2013/161 - Reactie Weekers 'Fiscale vluchtroutes door Nederland’

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een antwoord doen toekomen op de vragen van het Kamerlid Bashir (SP) over fiscale vluchtroutes door Nederland. In het antwoord wijst Weekers er op dat art. 67 AWR hem niet in staat stelt in te gaan op de belastingpositie van een individueel bedrijf. Weekers onderstreept dat hij de OESO- en EU-initiatieven om belastingfraude en -ontwijking tegen te gaan toejuicht.

NTFR 2013/162 - Reactie Weekers NRC-artikel ‘Fiscale trucs onder vuur’

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een antwoord doen toekomen op de vragen van het lid Klaver (Groenlinks) over het NRC-artikel ‘Fiscale trucs onder vuur’. In het antwoord wijst Weekers er op dat art. 67 AWR hem niet in staat stelt in te gaan op de belastingpositie van een individueel bedrijf. Weekers onderstreept dat hij de OESO- en EU-initiatieven om belastingfraude en -ontwijking tegen te gaan toejuicht.

NTFR 2013/163 - Reactie Weekers ‘Belastingontwijking door Google’

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een antwoord doen toekomen op de vragen van het lid Merkies (SP) over het ontwijken van belasting door Google. In het antwoord wijst Weekers er op dat art. 67 AWR hem niet in staat stelt in te gaan op de belastingpositie van een individueel bedrijf. Hij volstaat met te herhalen dat hij de OESO- en EU-initiatieven toejuicht en dat thans in opdracht van Holland Financial Centre een onderzoek wordt uitgevoerd naar de betekenis van de non-bank financial sector voor de Nederlandse economie.

NTFR 2013/164 - Reactie Weekers FD-artikel 'Banken actief in belastingparadijzen'

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 geschreven door mr. M.F. Nouwen
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een antwoord doen toekomen op de vragen van het Kamerlid Klaver (GroenLinks) over het FD-artikel ‘Banken actief in belastingparadijzen’. In het antwoord wijst Weekers er op dat art. 67 AWR hem niet in staat stelt in te gaan op individuele gevallen. Hij volstaat met de opmerking dat er geen reden is om te twijfelen aan de verklaringen die de betrokken banken zelf geven voor de internationale structurering van hun onderneming. ‘Indien sprake is van belastingontduiking wordt dat door de Belastingdienst bestreden’, benadrukt Weekers. Volgens de staatssecretaris bieden de Nederlandse corporate governance code, de Code Banken en de Code Verzekeraars voldoende transparantie omtrent financiële verslaggeving.

NTFR 2013/165 - Nadere vragen over vervanging verstrekking gegevens van huurders door de Belastingdienst door een huurbelasting

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De minister voor Wonen en Rijksdienst beantwoordt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, nadere vragen van de vaste commissie van de Eerste Kamer voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin over de technische uitvoerbaarheid van een huurbelasting als vervanger voor gegevensverschaffing aan verhuurders. Het kabinet is van mening dat een huurbelasting stuit op grote uitvoeringstechnische bezwaren en, vergeleken met het wetsvoorstel ‘Huurverhoging op grond van inkomen’, leidt tot (zeer) hoge uitvoeringskosten en een zeer groot risico op fraude. Aan deze bezwaren, zoals reeds uiteengezet in zijn brief van 22 oktober 2012, doet het regeerakkoord niets af.

NTFR 2013/166 - Kamervragen over stoppen agrarische bedrijven

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De staatssecretaris van Economische Zaken beantwoordt, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de Kamervragen van het Kamerlid Geurts (CDA) over het bericht ‘Zeven boeren per dag stoppen ermee’. Al decennia lang beëindigt jaarlijks 3% van de agrarische ondernemers hun bedrijf. Daardoor zullen er steeds minder agrarische ondernemingen zijn. Door de automatisering en het hogere opleidingsniveau van agrarische ondernemers kunnen de boeren en tuinders van morgen steeds grotere bedrijven aan. Agrarische ondernemers in Nederland worden fiscaal gestimuleerd in hun bedrijfsvoering en -inkomen door zowel specifieke als generieke maatregelen. Als specifieke stimuleringsmaatregelen kunnen onder meer worden genoemd de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting, het verlaagde tarief energiebelasting op aardgas glastuinbouw, de energie-investeringsaftrek (EIA), milieu-investeringsaftrek (MIA), willekeurige afschrijving milieu-investeringen en de cultuurgrondvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Generieke stimuleringsmaatregelen zijn onder meer de zelfstandigenaftrek, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in de inkomstenbelasting. Het kabinet ziet geen aanleiding de nadelige gevolgen voor de boeren en tuinders van de verhoging van de assurantiebelasting en de afschaffing van het verlaagde accijnstarief voor rode diesel te compenseren.

NTFR 2013/168 - Landbouwnormen 2012 vastgesteld

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De Belastingdienst heeft de Landelijke Landbouwnormen 2012 beschikbaar gesteld. De landbouwnormen zijn in overleg met het bedrijfsleven samengesteld voor ondernemers in de landbouw. De vastgestelde normen hebben betrekking op onttrekkingen, waardering en op afschrijving. Zij worden door de Belastingdienst toegepast bij de beoordeling van de aangiften. Ze bevatten normbedragen voor de meest gangbare kostenposten en bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden in de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw.

NTFR 2013/169 - Omzet onderneming belanghebbende is als gevolg van niet-gedeclareerde diensten aan A bv ten onrechte verhoogd

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4964, datum uitspraak 22-11-2012, publicatiedatum 05-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende, belastingadviseur, heeft vier tot tien klanten waarvoor hij de boekhouding verzorgt. Door belanghebbende wordt geen agenda en geen urenspecificatie bijgehouden. Daarnaast is hij dga van A bv, welke vennootschap zich onder andere bezighoudt met administratieve en fiscale dienstverlening. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd, waarin onder andere de zelfstandigenaftrek is geweigerd. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij ten minste 1.225 uren besteed heeft aan werkzaamheden in zijn onderneming. De door belanghebbende overgelegde urenopstelling is volgens het hof niet betrouwbaar omdat het niet meer is dan een globale schatting van zijn toenmalige bezigheden en berust op zijn geheugen. De inspecteur heeft tevens de omzet van de onderneming van belanghebbende verhoogd als gevolg van niet-gedeclareerde diensten aan A bv. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende winst heeft verschoven van zijn onderneming naar die van A bv. Niet aannemelijk is gemaakt dat belanghebbende op momenten dat hij als directeur van A bv werkte, dit deed in zijn kwaliteit van ondernemer en zich vanwege de aandeelhoudersrelatie daarvoor niet heeft laten belonen.

NTFR 2013/175 - Gastouder geniet winst uit onderneming

ECLI:NL:RBARN:2012:BY3594, datum uitspraak 20-11-2012, publicatiedatum 20-11-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende is sinds 2005 werkzaam als gastouder. Zij maakt daarbij gebruik van de bemiddelingsdiensten van een gastouderbureau (GOB). Het GOB factureert de door belanghebbende gewerkte uren verhoogd met de bemiddelingskosten aan de ouders. De kosten van eten en drinken van de kinderen factureert belanghebbende zelf aan de ouders. Belanghebbende vangt vier dagen per week vijf à zes kinderen op in haar eigen woning. Zij heeft ongeveer vijftien opdrachtgevers. In 2009 heeft zij 1.872 uur gewerkt. Daarmee heeft zij een netto omzet behaald van € 18.183 en een resultaat van € 17.116. In geschil is of het inkomen van belanghebbende moet worden aangemerkt als winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden.

NTFR 2013/176 - Landbouwvrijstelling bij tussentijdse gedeeltelijke afkoop erfpachtrecht

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende drijft samen met twee zonen in maatschapsverband een melkveehouderij. Op 23 maart 2000 heeft zij ruim 7 ha landbouwgrond overgedragen aan ASR nv onder voorbehoud van een recht van erfpacht op die grond voor de duur van 26 jaar. Belanghebbende heeft de mogelijkheid om na afloop van de termijn de grond terug te kopen tegen een prijs gelijk aan de geïndexeerde koopsom voor de bloot eigendom. Belanghebbende heeft er voor gekozen om – overeenkomstig het Fagoedarrest (HR 10 april 1996, nr. 30.637, LJN BI5514) – in haar fiscale jaarrekeningen de overdracht van de grond aan ASR nv te negeren en de van ASR nv ontvangen gelden als geïndexeerde geldschuld aan te merken. Op 4 december 2007 hebben belanghebbende en ASR nv 1 ha landbouwgrond voor € 75.000 aan een derde geleverd. Zij komen overeen dat daarvan € 25.125 aan belanghebbende en een bedrag van € 49.875 aan ASR nv wordt vergoed. De WEVAB van de aan de derde verkochte grond is in de periode 23 maart 2000 tot 4 december 2007 met € 8.700 gestegen. De WEVAB van het erfpachtrecht is in diezelfde periode met € 3.825 gestegen. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de landbouwvrijstelling over de stijging van de WEVAB van de volle eigendom van de grond ad € 8.700.

NTFR 2013/178 - Verkoopwinst perceel terecht belast als ROW

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7235, datum uitspraak 15-05-2012, publicatiedatum 01-06-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. R.H.J. Aelen
Belanghebbende is eigenaar van een perceel dat in 2002 door hem is verkocht en in 2006 is geleverd. Met betrekking tot het perceel heeft belanghebbende diverse activiteiten verricht (onder meer het aanvragen van een sloopvergunning en een subsidie, het inschakelen van een aannemer, het voeren van overleg met de gemeente met het oog op woningbouw, het bewerkstelligen van een wijziging van het bestemmingsplan en het aanvragen van een bouwvergunning). Volgens het hof heeft de inspecteur terecht het voordeel dat belanghebbende met de verkoop van het perceel heeft behaald als ROW in 2006 in aanmerking genomen. Het hof zet in dit verband onder meer uiteen dat (i) sprake is van een werkzaamheid, die (ii) in 2000 is aangevangen, waarvoor (iii) per 1 januari 2001 een beginwaarde van € 7.525 moet worden gehanteerd, dat (iv) het realisatiemoment van het voordeel in 2006 is gelegen en dat (v) het belastbare resultaat € 111.432 bedraagt.

NTFR 2013/180 - Brief over 30%-regeling

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer een afschrift gestuurd van het antwoord op een brief van een belastingadviseur over de 30%-regeling en de 150-kilometergrens.

NTFR 2013/181 - Onzakelijke lening in ongebruikelijke tbs-sfeer: geen afwaarderingsverlies

ECLI:NL:HR:2013:BY8603, datum uitspraak 18-01-2013, publicatiedatum 18-01-2013
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
Belanghebbende heeft de door haar van een bank geleende gelden doorgeleend aan de vennootschap van haar meerderjarige zoon. Daarbij is geen renteopslag bedongen, is geen looptijd en aflossingsschema overeengekomen en zijn geen zekerheden gesteld. De vennootschap gaat failliet. Belanghebbende wenst haar vordering op de vennootschap af te waarderen ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur heeft dat niet toegestaan. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2012/473) is dat terecht. Het hof heeft uiteengezet dat het leerstuk van de onzakelijke lening ook geldt voor de ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Belanghebbende heeft een onzakelijk debiteurenrisico aanvaard vanwege de familierelatie met de zoon en diens aandeelhoudersrelatie met de vennootschap met de bedoeling het belang van hen te dienen. Daarom kan het afwaarderingsverlies niet ten laste van het resultaat worden gebracht, aldus het hof.

NTFR 2013/182 - Pensioen dient volledig bij belanghebbende te worden belast

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4871, datum uitspraak 08-11-2012, publicatiedatum 05-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
In het verleden heeft belanghebbende gewerkt voor het bedrijf A, in verband waarmee hij een pensioen heeft opgebouwd dat is ondergebracht in een pensioenstichting. De echtgenote van belanghebbende heeft nooit in dienstbetrekking voor het bedrijf A gewerkt. In 1988 heeft belanghebbende middels een akte van cessie het recht van inning van de ouderdomspensioenaanspraken overgedragen aan zijn echtgenote. In de jaren 2005 en 2006 heeft de pensioenstichting € 129.202 en € 123.840 uitbetaald. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben ieder de helft hiervan opgenomen in hun aangiften IB/PVV. De inspecteur heeft het aan de echtgenote toegerekende bedrag van de pensioenuitkering als belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser in aanmerking genomen. Met Rechtbank Haarlem stelt het hof voorop dat de aanspraak op het pensioen in het verleden niet tot het loon is gerekend, zodat op basis van de zogenoemde omkeerregel de uitkeringen belast zijn als loon. De uitkeringen vinden aldus hun grond in de dienstbetrekking tussen belanghebbende en het bedrijf A. Nu de pensioenuitkeringen moeten worden aangemerkt als loon uit de dienstbetrekking van belanghebbende en niet van zijn echtgenote, moet het loon worden beschouwd als zijnde door belanghebbende genoten, ook al is het recht op dit pensioen of het bestuur daarover gedeeltelijk overgedragen aan zijn echtgenote. Het hof volgt dan ook het oordeel van de rechtbank dat de pensioenuitkeringen volledig bij belanghebbende dienen te worden belast, en niet slechts voor de helft. Er is geen sprake van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel dat tussen de echtgenoten in de aangiften kan worden verdeeld. Ook is volledige belastbaarheid van het pensioen bij belanghebbende niet in strijd met het in internationale verdragen neergelegde non-discriminatiegebod. Het beroep op het vertrouwensbeginsel is eveneens ongegrond.

NTFR 2013/183 - Adspirant-registerloodsen staan niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking

ECLI:NL:PHR:2012:BY8742, datum uitspraak 13-12-2012, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende verzorgt de opleiding van adspirant-registerloodsen. Een adspirant-registerloods gaat een leerovereenkomst aan met belanghebbende en volgt gedurende een periode van ongeveer twaalf maanden de opleiding tot registerloods. De adspirant-registerloods ontvangt van belanghebbende een maandelijkse vergoeding van € 2.600. In geschil is of belanghebbende verplicht is premies in te houden voor de werknemersverzekeringen. Hierbij gaat het om de vraag of er sprake is van een privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking tussen belanghebbende en de adspirant-registerloodsen. De feitenrechters hebben die vraag bevestigend beantwoord.

NTFR 2013/186 - Belanghebbende heeft recht op ouderschapsverlofkorting ook al staat het kind niet op hetzelfde woonadres ingeschreven

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4619, datum uitspraak 22-11-2012, publicatiedatum 05-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende zorgt voor een inwonend pleegkind dat wegens veiligheidsoverwegingen niet op haar woonadres staat ingeschreven. Aan belanghebbende is ouderschapsverlof en pleegzorgverlof toegekend. Voor het jaar 2009 heeft zij de ouderschapsverlofkorting aangevraagd, maar niet gekregen. Het hof stelt voorop dat recht op ouderschapsverlofkorting bestaat indien belanghebbende recht heeft op ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 Wet arbeid en zorg. Het hof is van oordeel dat de situatie van belanghebbende waarbij het pleegkind en de werknemer uitsluitend om veiligheidsredenen niet op hetzelfde adres staan ingeschreven, gelijk is te stellen met de situatie waarin het pleegkind en de werknemer wel op hetzelfde adres staan ingeschreven. Daarbij acht het hof van belang het feit dat het pleegkind vanaf de plaatsing feitelijk op hetzelfde adres van belanghebbende woonde en ook vanaf 2010 aldaar stond ingeschreven. Bovendien kan uit de parlementaire geschiedenis van art. 6:1 Wet arbeid en zorg worden afgeleid dat de voorwaarde van het op hetzelfde adres ingeschreven zijn ondergeschikt is aan de voorwaarde van het op hetzelfde adres feitelijk wonen. Het hof is van oordeel dat belanghebbende in 2009 duurzaam de verzorging en de opvoeding van het pleegkind op zich heeft genomen. Belanghebbende heeft dan ook recht op ouderschapsverlofkorting.

NTFR 2013/187 - Pensioentermijnen zijn door verrekening met de bv genoten

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4571, datum uitspraak 15-11-2012, publicatiedatum 05-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is dga in A bv. Deze vennootschap houdt alle aandelen in B & Partners bv. Belanghebbende is in 1996 met A bv een op 1 oktober 2006 ingegaan vervroegd pensioen overeengekomen van € 1.037 per maand. In 2007 heeft belanghebbende in beginsel recht op € 12.444 per jaar. Dit pensioen is niet uitgekeerd maar bijgeboekt in de rekening-courant tussen belanghebbende en A bv. In de aangifte van 2007 heeft belanghebbende als verlies uit overige werkzaamheden het vervroegd pensioen van € 12.444 opgenomen. Dit is door de inspecteur niet geaccepteerd. Vaststaat dat de in 2007 tot uitkering gekomen pensioentermijnen zijn bijgeboekt in de rekening-courant en dat daardoor de rekening-courantschuld van belanghebbende aan A bv is afgenomen. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat deze pensioentermijnen door verrekening zijn genoten. Ten overvloede overweegt het hof dat, als geen sprake zou zijn geweest van verrekening, de pensioentermijnen in het onderhavige jaar zijn genoten doordat zij rentedragend zijn geworden.

NTFR 2013/188 - Verkrijging zwaarder belast door wetswijzing: keuze wetgever moet worden geëerbiedigd

ECLI:NL:GHARN:2012:BX9650, datum uitspraak 02-10-2012, publicatiedatum 10-10-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. M. de L. Monteiro
Belanghebbende heeft samen met zijn echtgenote jarenlang op zijn kosten hun hoogbejaarde oom en tante verzorgd. De oom en tante zijn bij belanghebbende en de echtgenote in huis gaan wonen. Daarvoor is de woning ingrijpend, op kosten van belanghebbende, verbouwd. Als tegenprestatie is belanghebbende in 2002 in de testamenten van de oom en tante als erfgenaam aangewezen. De oom is in 2006 overleden, de tante in 2010. Door de wetswijziging per 1 januari 2010 – waardoor het partnerbegrip is aangescherpt – dient belanghebbende erfbelasting te voldoen naar tariefgroep II. Belanghebbende vindt dat zeer onredelijk. Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat de wetgever bepaalde keuzes heeft gemaakt met betrekking tot het partnerbegrip en de tariefstructuur – als ook het niet treffen van een overgangsregeling – die door de rechter moeten worden geëerbiedigd. Er is geen sprake van strijdigheid met enig verdrag.

NTFR 2013/189 - Kamervragen over oude economische eigendomsrechten beantwoord

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De minister van Veiligheid en Justitie heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Kamervragen beantwoord over oude economische eigendomsrechten. De Kamervragen zijn gesteld naar aanleiding van het artikel ‘Problemen met oude economische eigendomsoverdrachten’ op de website van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). De keuze voor een koop zonder levering kan risico’s met zich brengen voor de koper. Daarom wordt in de praktijk vaak een onherroepelijke volmacht tot levering verstrekt door de verkoper (volmachtgever) aan de koper (gevolmachtigde). De risico’s die samenhangen met het tenietgaan van een onherroepelijke volmacht, behoren in de optiek van de minister voor rekening van de koper te komen. Koper en verkoper zijn primair zelf verantwoordelijk voor het aandragen van oplossingen voor eventueel ontstane problemen en de daarmee gemoeide kosten, nu de gekozen constructie in de regel tot doel had een fiscaal voordeel te benutten. Het kabinet wijst een amnestieregeling, inhoudende dat de juridische eigendom zonder overdrachtsbelasting kan worden overgedragen aan de economische eigenaar, zoals bepleit door de KNB, af. Belastingplichtigen die, vrij van overdrachtsbelasting, vóór 31 maart 1995, 18.00 uur de economische eigendom hebben verkregen zouden door de amnestieregeling in een voordeligere positie terechtkomen, dan de belastingplichtigen die na deze datum – belast met overdrachtsbelasting – de economische eigendom hebben verkregen, hetgeen niet het doel van een amnestieregeling kan zijn.

NTFR 2013/190 - Bij vernietiging rechtbankuitspraak volgt proceskostenveroordeling en vergoeding griffierecht

ECLI:NL:HR:2012:BW8283, datum uitspraak 15-06-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. J. Snitker
Hof Den Bosch heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Desondanks heeft het hof geen vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht toegekend. Naar het oordeel van de Hoge Raad ten onrechte. De Hoge Raad doet de zaak zelf af door alsnog deze vergoedingen toe te kennen.

NTFR 2013/191 - Omkering en verzwaring bewijslast voor verhuurder van auto's met gebrekkige administratie I

ECLI:NL:GHARN:2012:BY1935, datum uitspraak 23-10-2012, publicatiedatum 01-11-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende houdt zich bezig met de verhuur van auto’s. Bij een ingesteld boekenonderzoek is gebleken dat haar administratie niet voldoet aan de wettelijke administratieplicht (onder meer door het ontbreken van een deugdelijke kasadministratie en verhuuradministratie). Daarom heeft de inspecteur de administratie verworpen en een theoretische omzetberekening gemaakt. Daarbij is de inspecteur uitgegaan van de gegevens van het vierde kwartaal van 2004 die vervolgens zijn geëxtrapoleerd naar de rest van 2004, 2003 en 2005. Dit heeft geleid tot het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag OB met een vergrijpboete van 50%. Evenals de rechtbank, stelt het hof de inspecteur in het gelijk. Volgens het hof moet, nu de administratieplicht ex art. 52 AWR is geschonden, de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende slaagt er niet in hieraan te voldoen. De schatting van de inspecteur – gebaseerd op extrapolatie – acht het hof redelijk. Voorts acht het hof aannemelijk dat sprake is van voorwaardelijke opzet bij belanghebbende. Een boete van 50% is passend en geboden, aldus het hof.

NTFR 2013/192 - Wrakingsverzoek gebaseerd op processuele beslissingen en samenspanning met Belastingdienst afgewezen

ECLI:NL:RBARN:2012:BY6941, datum uitspraak 17-12-2012, publicatiedatum 20-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de behandelend rechter corrupt is en samenspant met de belastingdienst, dat de behandelend rechter enkele dagen voor de zitting stukken van de Belastingdienst heeft doorgestuurd naar verzoeker en dat verzoeker niet in de gelegenheid wordt gesteld om zich adequaat te verdedigen, doordat de behandelend rechter gelijktijdig meerdere zittingen wenst te houden.

NTFR 2013/194 - Geen medeplegen van of medeplichtigheid aan belastingontduiking voor aanbieder coderekeningen

ECLI:NL:RBROE:2012:BY8123, datum uitspraak 14-12-2012, publicatiedatum 10-01-2013
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De officier van justitie verdenkt verdachte van het medeplegen van het doen van onjuiste aangiften voor vijftien relaties of, subsidiair, van medeplichtigheid daaraan. Verdachte heeft een aanzienlijk bedrijf waarbinnen hij beleggingsproducten en vermogensbeheer aanbiedt. In het kader van deze dienstverlening werden buitenlandse bankrekeningen en coderekeningen aangeboden. Vijftien relaties hebben de vermogens of de inkomsten op deze rekeningen niet vermeld in de eigen aangifte.

NTFR 2013/195 - Inspecteur hoefde brief niet als beroepschrift door te zenden

ECLI:NL:HR:2013:BY8604, datum uitspraak 18-01-2013, publicatiedatum 18-01-2013
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
De inspecteur heeft uitspraak op een bezwaarschrift gedaan. Belanghebbende stuurt hierop een brief naar de inspecteur, herhaalt zijn bezwaren en vraagt de uitspraak te corrigeren en belanghebbende niet extra te belasten met kosten van griffierecht en advocaatkosten. Bij de brief is een aan de rechtbank gericht pro-formaberoepschrift gevoegd. Dit beroepschrift heeft belanghebbende echter niet daadwerkelijk ingediend bij de rechtbank. Pas later, na afloop van de termijn, gaat belanghebbende in beroep bij de rechtbank. In geschil is of de inspecteur de brief met bijlage als beroepschrift had moeten doorzenden, zodat belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep is. Anders dan de rechtbank is Hof Den Bosch (NTFR 2012/935) van oordeel dat in dit geval op de inspecteur geen verplichting rustte de brief met bijlage door te zenden aan de rechtbank. De inspecteur heeft naar het oordeel van het hof uit de bewoordingen van de brief mogen aannemen dat belanghebbende met deze brief niet heeft beoogd deze als een rechtsmiddel tegen de uitspraak op bezwaar te behandelen. De doorzendverplichting is in het onderhavige geval niet van toepassing. Het hof heeft belanghebbende alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep bij de rechtbank.

NTFR 2013/196 - Geen sprake van staking; de ontvanger moet het verzoek om kwijtschelding aanhouden

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY6350, datum uitspraak 13-12-2012, publicatiedatum 19-12-2012
Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende exploiteerde samen met zijn vader een agrarische onderneming in de vorm van een maatschap. In 2000 heeft belanghebbende het aandeel in de maatschap van zijn vader overgenomen, waarbij de vader een deel van de overdrachtsprijs aan belanghebbende heeft geschonken. Hiervoor is aan belanghebbende een aanslag schenkingsrecht opgelegd. Belanghebbende heeft daarop verzocht om voorwaardelijke kwijtschelding en uitstel van betaling van het gehele bedrag van de aanslag. In 2008 verzoekt belanghebbende om definitieve kwijtschelding, hetgeen wordt geweigerd. De ontvanger stelt zich op het standpunt dat belanghebbende de onderneming in 2007 geheel of gedeeltelijk heeft gestaakt. Dat belanghebbende in zijn aangiften IB/PVV 2008 en 2009 geen winst uit onderneming heeft vermeld, acht het hof niet doorslaggevend. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat hij zijn akkerbouwwerkzaamheden heeft voortgezet en daarvan redelijkerwijs geldelijk voordeel kon verwachten. Dat een belastingplichtige wellicht met voortzetting van de onderneming – naast de voortzetting op zich – nog een ander doel beoogt te bereiken, namelijk kwijtschelding van schenkingsrecht, leidt er niet toe dat sprake is van strijd met het doel van de regeling. Voor het in aanmerking te nemen stakingsmoment dienen de objectieve omstandigheden in aanmerking te worden genomen en niet de subjectieve bedoeling van de belastingplichtige. Het hof is dan ook van oordeel dat is voldaan aan de voortzettingseis van tien jaar zodat de ontvanger het verzoek had moeten aanhouden totdat de termijn van tien jaar was afgelopen en daarna onvoorwaardelijk kwijtschelding had behoren te verlenen.

NTFR 2013/197 - Ontvanger dient materiële belastingschuld marginaal te toetsen bij gegronde twijfels

Aflevering 4, gepubliceerd op 24-01-2013
Verzoeker was belastingplichtig in het jaar 2003 belastingplichtig voor de Wet inkomstenbelasting 2001 en heeft voor dat jaar aangifte gedaan. In de jaren 2004-2006 heeft hij geen aangifte gedaan, alhoewel hij daartoe verplicht was. De inspecteur heeft daarop ambtshalve aanslagen opgelegd. Gelet op de financiële positie van verzoeker zijn die aanslagen niet ingevorderd. In 2011 maakte verzoeker bezwaar tegen de inmiddels onherroepelijk vaststaande (ambtshalve) aanslagen. De inspecteur kwam tegemoet voor het jaar 2006, maar voor de jaren 2004 en 2005 beriep hij zich op het verstrijken van de vijfjaarstermijn, als bedoeld in het Besluit ambtshalve verminderingen. De ontvanger verrekende in 2012 teruggaven over latere jaren met de aanslagen over 2004 en 2005. Hiertegen richt zich de klacht.