Aflevering 5

Gepubliceerd op 31 januari 2013

NTFR 2013/210 - Fiscale ethiek in opmars

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 geschreven door prof. mr. G.T.K. Meussen
Donderdag 17 januari 2013 was een productieve dag voor staatssecretaris Weekers van Financiën, aangezien op die dag door hem een zestal documentenBeantwoording vragen van het lid Klaver (GroenLinks) over het artikel ‘Banken actief in belastingparadijzen’, nr. IFZ/2012/U695, NTFR 2013/164.Beantwoording Kamervragen van het lid Markies over ontwijken belasting door Google, nr. IFZ/2012/765U, NTFR 2013/163.Beantwoording vragen van het lid Klaver (GroenLinks) over het bericht ‘Fiscale trucs onder vuur’, nr. IFZ/2012/674U, NTFR 2013/162.Beantwoording vragen van het lid Bashir (SP) over fiscale vluchtroutes door Nederland, nr. IFZ/2012/717U, NTFR 2013/161.Beantwoording vragen van het lid Klaver over het bericht ‘Google houdt 2 mrd weg bij de fiscus’, nr. IFZ/2012/737U.Notitie: Belastingheffing internationale ondernemingen, nr. IFZ/2013/25U, NTFR 2013/159. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer werden aangeboden die zich concentreren op de positie van Nederland in het internationale belastingrecht alsmede het fiscale gedrag van multinationale ondernemingen en rijke particulieren. Op 23 januari 2013 vond er een debat van de staatssecretaris met de Tweede Kamer over dit onderwerp plaats.Vergelijk NRC Handelsblad van 23 januari 2013. ‘Brievenbusfirma’s. Nederland heeft een zeer aantrekkelijk belastingregime voor internationale ondernemingen; een deel van de Tweede Kamer wil dat veranderen.’ De maatschappelijke onvredeOp dit moment zijn er diverse internationale actiegroepen actief die strijden voor een rechtvaardiger belastingheffing in internationaal perspectief zoals ‘Action Aid’, ‘Christian Aid’, Robinhoodtaxes.org, Tax Justice Network, ‘War on Want’ en ‘UK Uncut’. over bepaalde vormen van belastingontwijking neemt toe, niet alleen in Nederland maar ook in diverse westerse landen.Vergelijk ook het op 6 december 2012 door de Europese Commissie gepubliceerde actieplan: European Commission, An Action Plan to strenghten the fight against tax fraud and tax evasion, COM(2012) 722 final. Daar waar landen de financiële crisis deels bestrijden door het verhogen van belastingen die burgers hard treffen, wordt de roep om een ‘rechtvaardige’ verdeling van de belastingdruk steeds groter. Daarbij kunnen grote ondernemingen en rijke particulieren in het huidige tijdsgewricht niet meer volstaan met een uiteenzetting dat zij zich formeel aan fiscale wetten en regelgeving van het desbetreffende land houden, de wet niet overtreden en derhalve niets verkeerd doen.

NTFR 2013/214 - Afdrachtvermindering onderwijs voor categorie BBL terecht geweigerd

ECLI:NL:RBONE:2013:BY7787, datum uitspraak 08-01-2013, publicatiedatum 08-01-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. Belanghebbende heeft een afdrachtvermindering onderwijs geclaimd voor de categorie Beroepsbegeleidende leerweg (BBL). De afdrachtvermindering heeft betrekking op negen werknemers uit Polen. De werknemers hebben zich ingeschreven voor de opleiding ‘Assistent medewerker voedingsindustrie NT2 (Nederlands als tweede taal) niveau 1’. Rechtbank Arnhem is met de inspecteur van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs voor de categorie BBL. Niet aannemelijk is geworden dat de werknemers de opleiding, afgezien van de taallessen Nederlands, daadwerkelijk hebben gevolgd. De naheffingsaanslag loonheffingen is daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.

NTFR 2013/215 - Verlies op onzakelijke tbs-lening niet aftrekbaar

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
Belanghebbende is enig aandeelhouder van A bv. A bv bezit 72% van de aandelen in B bv. De overige aandelen in B bv zijn middellijk in handen van de twee zonen van belanghebbende. De Rabobank heeft aan B bv een hypothecaire geldlening verstrekt ter financiering van een nieuw te bouwen bedrijfspand. Ook belanghebbende en zijn echtgenote hebben een lening afgesloten bij de Rabobank tegen een rente van 5,2% per jaar. Als zekerheid is een hypotheek verstrekt op hun woonhuis. Belanghebbende heeft vervolgens een overeenkomst van geldlening gesloten met B bv waarbij hij het van de Rabobank geleende bedrag doorleent aan B bv. Belanghebbende heeft zijn vordering op B bv in zijn aangifte over het jaar 2009 geheel afgewaardeerd ten laste van het ROW. De inspecteur heeft de afwaardering geweigerd. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2013/219 - Wetshistorie brengt mee dat dga niet is verzekerd voor de WW

ECLI:NL:HR:2013:BY9295, datum uitspraak 22-03-2013, publicatiedatum 22-03-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. A.L. Mertens
Belanghebbende was statutair bestuurder van een bv en hield 48% van de aandelen. Zijn bloed- en aanverwanten hielden 26%. In 2009 heeft de AVA belanghebbende ontslag verleend, waarna hij een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) heeft aangevraagd. Het UWV heeft de uitkering geweigerd op de grond dat de belanghebbende dga was in de zin van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder en daarom niet verzekerd voor de WW.

NTFR 2013/220 - Vliegtuigschilder moet worden ingedeeld in sector Zakelijke dienstverlening

ECLI:NL:GHARL:2013:BY8718, datum uitspraak 15-01-2013, publicatiedatum 17-01-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende, een vliegtuigschildersbedrijf, wordt bij beschikking ingedeeld in de sector Detailhandel en ambachten. Belanghebbende wil, net als haar rechtsvoorgangster, ingedeeld worden in de sector Zakelijke dienstverlening. In de uitspraak op bezwaar deelt de inspecteur belanghebbende in de sector Schildersbedrijf in. Het hof toetst de beslissing volledig en neemt tot richtsnoer dat de indeling van een werkgever in een sector dient plaats te vinden naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de onderneming van die werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult (HR 19 juni 2009, nr. 08/01602, NTFR 2009/1421). Het hof is van oordeel dat de werkzaamheden van belanghebbende zijn te duiden als het verlenen van diensten met betrekking tot het spuiten en decoreren van vliegtuigen nu de dienstverlenende werkzaamheden de kernfunctie vormen. Het hof vernietigt de uitspraak op bezwaar en de onderliggende beschikking, en deelt belanghebbende in de sector Zakelijke dienstverlening in.

NTFR 2013/221 - Reactie op motie-Essers: geen wijziging hypotheekregels

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013
De minister voor Wonen en Rijksdienst heeft in een brief aan de Eerste Kamer gereageerd op de motie-Essers. Hij is in dit verband ingegaan op de mogelijkheden om toe te staan dat na 50% aflossen van de lening de tweede 50% alsnog ter vrije beoordeling staat van hypotheekgever en hypotheeknemer, op mogelijkheden om de aflossing over een langere termijn dan de nu gebruikelijke 30 jaren te spreiden en op mogelijkheden om energiebesparing in de woningvoorraad te stimuleren. Daarnaast is hij, zoals toegezegd, ingegaan op mogelijke regelingen om belastingplichtigen hun bestaande eigenwoningschuld af te laten lossen.

NTFR 2013/222 - De inspecteur van Belastingdienst/Oost, Landelijk Coördinatiecentrum Auto is bevoegd tot het opleggen van naheffingsaanslagen

ECLI:NL:RBARN:2012:BY4185, datum uitspraak 27-11-2012, publicatiedatum 27-11-2012
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende is door de inspecteur van Belastingdienst/Oost, Landelijke Coördinatiecentrum Auto een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, omdat hij ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een verklaring ‘geen privégebruik auto’. In geschil is onder meer of de betreffende inspecteur bevoegd is tot het opleggen van de naheffingsaanslag.

NTFR 2013/224 - Giftenaftrek voor periodieke uitkeringen

ECLI:NL:PHR:2012:BY8161, datum uitspraak 11-12-2012, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
De moeder van belanghebbende heeft een aanspraak op periodieke verstrekkingen, vrij van recht (van schenking), bestaande uit de jaarlijkse overdracht gedurende vijf opeenvolgende jaren van certificaten van aandelen (hierna: cva), aan een stichting geschonken. De verstrekkingen vangen aan in het jaar 2001 en zijn afhankelijk gesteld van de levens van de moeder en één van haar zoons, echter eindigend in het jaar 2005. Moeder is in 2002 overleden. Belanghebbende is voor 17/100e gerechtigd tot haar nalatenschap die onder andere de verplichting bevat tot uitkering van de resterende vier periodieke uitkeringen en tot betaling van de aanslag in het recht van schenking. De voldoening van de tweede uitkering heeft niet in 2002 maar, gelijktijdig met de voldoening van de derde termijn, in 2003 plaatsgevonden. Belanghebbende heeft bij het doen van de aangifte IB/PVV 2003 de tweede en derde termijn alsook de aanslag in het recht van schenking, naar rato van zijn aandeel in de nalatenschap, als aftrekbare giften in mindering op zijn belastbare inkomen gebracht. Het hof heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. Beide partijen hebben cassatie aangetekend.

NTFR 2013/225 - Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
In het Staatsblad van 24 januari 2013, nr. 22 is het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente gepubliceerd. Dit besluit bevat uitvoeringsregels ten aanzien van de toepassing van de met ingang van 1 januari 2013 van kracht zijnde renteaftrekbeperking voor deelnemingsrente in art. 13l Wet VPB 1969. Het besluit voorziet in uitvoeringsregels in de navolgende situaties:

NTFR 2013/226 - Inbreng op aandelen leidt tot verliesneming; geen omkering bewijslast omdat bewustheid onjuiste aangifte ontbreekt

ECLI:NL:HR:2012:BY6047, datum uitspraak 14-12-2012, publicatiedatum 14-12-2012
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013
Belanghebbende (nv) houdt alle aandelen in F nv. In 2002 heeft F een nieuw aandeel uitgegeven en geplaatst bij belanghebbende. Ter voldoening aan haar stortingsverplichting heeft belanghebbende onroerende zaken – met een boekwaarde van € 17,5 miljoen – ingebracht in F. Daarbij is de inbrengwaarde vastgesteld op € 4,1 miljoen. Voor het verschil (€ 13,4 miljoen) heeft belanghebbende een verlies genomen. Hof Arnhem (8 november 2011, nr. 10/00204, NTFR 2012/159) heeft geoordeeld dat de uitgifte en de volstorting niet onzakelijk zijn en dat belanghebbende een verlies mag nemen. Het hof heeft de inbrengwaarde in goede justitie vastgesteld op € 15 miljoen, zodat belanghebbende een verlies van € 2,5 miljoen in aanmerking kan nemen. De Hoge Raad heeft het door belanghebbende ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO. De staatssecretaris heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De staatssecretaris klaagt erover dat het hof ten onrechte niet ambtshalve de bewijslast heeft omgekeerd en verzwaard vanwege het niet doen van de vereiste aangifte. Deze klacht faalt. Belanghebbende heeft weliswaar de vereiste aangifte niet gedaan, maar niet is komen vast te staan dat belanghebbende bij het doen van de aangifte zich hiervan bewust was of moest zijn. Ook de klacht van de staatssecretaris dat belanghebbende geen verlies mag nemen omdat de inbreng geen reële praktische betekenis heeft, wordt verworpen.

NTFR 2013/227 - Herinvestering en wijziging uiteindelijk belang binnen veertien minuten: toch geen vrijval herinvesteringsreserve

ECLI:NL:GHARN:2012:BY8169, datum uitspraak 04-12-2012, publicatiedatum 11-01-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende heeft eind 2003 een herinvesteringsreserve van € 1.432.449 gevormd. Op 20 december 2004 om 16.50 uur heeft zij een koopovereenkomst gesloten waarbij belanghebbende appartementsrechten heeft gekocht. Op 20 december 2004 om 17.04 uur zijn de aandelen in belanghebbende verkocht. Op 20 december 2004 om 17.07 uur is de akte van levering inzake de appartementsrechten opgemaakt. Bij het vaststellen van de aanslag VPB over het jaar 2004 heeft de inspecteur de herinvesteringsreserve aan de winst toegevoegd. Volgens de rechtbank is dat terecht. Het hof ziet dat echter anders. Volgens het hof kan art. 15e, lid 1, Wet VPB 1969 hier namelijk geen toepassing vinden. Aannemelijk is dat de herinvestering in het onroerend goed door belanghebbende heeft plaatsgevonden vóór de wijziging van het uiteindelijke belang in belanghebbende. Fraus legis kan niet in stelling worden gebracht omdat doel en strekking van genoemde wetsbepaling niet worden miskend. De wetgever heeft in dit verband immers een duidelijke volgorde aangebracht.

NTFR 2013/228 - Bewuste bevoordeling middellijk aandeelhouder leidt niet tot winstcorrectie

ECLI:NL:RBARN:2012:BY5063, datum uitspraak 06-12-2012, publicatiedatum 06-12-2012
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. O. Kroon
Belanghebbende (X bv) is opgericht om een particuliere woonzorginstelling voor ouderen te stichten. Daartoe wil zij de onroerende zaak A-straat 1 aanschaffen die de verkoper alleen wil verkopen als ook het aangrenzende pand (A-straat 2) wordt gekocht. In 2006 heeft X bv de onroerende zaak en het aangrenzende pand verworven. X bv heeft A-straat 2 daarna doorverkocht aan haar middellijk aandeelhouder voor € 510.000. Volgens de inspecteur is dit pand € 911.600 waard en is derhalve sprake van een verkapte uitdeling van winst.

NTFR 2013/229 - Vestiging vruchtgebruik op appartementsrecht op benedenwoning is belast

ECLI:NL:GHARN:2012:BY8174, datum uitspraak 18-12-2012, publicatiedatum 11-01-2013
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
In 2004 is ten behoeve van belanghebbende een zakelijk recht van vruchtgebruik gevestigd op een appartementsrecht van een bovenwoning. Bij akte van 30 oktober 2009 heeft belanghebbende het vruchtgebruik verkregen van een appartementsrecht van een benedenwoning. Als tegenprestatie heeft belanghebbende afstand gedaan van het zakelijk recht van vruchtgebruik op het appartementsrecht van de bovenwoning. Ter zake van bedoelde verkrijging heeft de inspecteur overdrachtsbelasting van belanghebbende geheven. Belanghebbende bestrijdt deze heffing met de stelling dat sprake is van een (niet aan de heffing onderworpen) zaaksvervanging. Het hof verwerpt die stelling. De verkrijging van het vruchtgebruik is namelijk een verkrijging als bedoeld in art. 2, lid 1, Wet BRV, ook als deze verkrijging zou moeten worden gezien als onderdeel van de vervanging van het object van het vruchtgebruik van belanghebbende.

NTFR 2013/231 - Op de zaak betrekking hebbende stukken omvatten meer dan stukken waarop besluit is gebaseerd

ECLI:NL:PHR:2012:BY3905, datum uitspraak 30-10-2012, publicatiedatum 23-11-2012
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende was lid van de raad van toezicht van een woningstichting te S. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek vanwege het vermoeden dat belanghebbende zich ten koste van de woningstichting heeft verrijkt met onroerendezaaktransacties, heeft de inspecteur aan belanghebbende de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd wegens achteraf gebleken andere inkomsten uit arbeid.

NTFR 2013/234 - Begunstigend beleid voor niet-Nederlandse personeelsleden leidt tot strijd met gelijkheidsbeginsel

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in 2009 in Nederland. Sinds 1983 is hij in dienstbetrekking werkzaam bij het Europese Octrooi Bureau (EOB). Het salaris van het EOB is vrijgesteld van de heffing van inkomstenbelasting. In de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009 heeft belanghebbende naast zijn vrijgestelde salaris van het EOB een voordeel uit sparen en beleggen opgenomen. In geschil is of ook de belastingheffing over het voordeel uit sparen en beleggen achterwege moet blijven.

NTFR 2013/236 - Stilzwijgende goedkeuring informatieuitwisselingsverdrag met de Britse Maagdeneilanden

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013
Bij brief van 10 januari 2013 heeft de minister van Buitenlandse Zaken het op 11 september 2009 tot stand gekomen verdrag met de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie in belastingzaken, ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd. Dit verdrag voorziet in de uitwisseling van informatie op verzoek. Bij de brief is een toelichtende nota bij het verdrag gevoegd. De brief, de toelichtende nota, het toetsschema standaardcriteria fiscaal verdragsbeleid, het advies van de Raad van State, het nader rapport en de Nederlandse vertaling van de tekst van het verdrag zijn als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2013/237 - Bestuurdersaansprakelijkheid niet in strijd met EVRM

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY4278, datum uitspraak 22-11-2012, publicatiedatum 05-12-2012
Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Belanghebbende is bestuurder van A bv. Aan A bv is in juni 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ter zake van ten onrechte aan de vennootschap gefactureerde btw ex art. 37 Wet OB 1968. Deze aanslag is door de vennootschap onbetaald gebleven. In 2005 is belanghebbende hiervoor aansprakelijk gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat art. 37 Wet OB 1968 niet het karakter van een aansprakelijkstelling heeft, omdat die bepaling niet inhoudt dat degene die ten onrechte een bedrag aan omzetbelasting vermeldt op een factuur, formeel dan wel materieel aansprakelijk wordt gesteld voor omzetbelasting die door een ander verschuldigd is. De aansprakelijkstelling voor bestuurders is dan ook van toepassing in situaties waarin het ten onrechte gefactureerde btw betreft. Na verwijzing door de Hoge Raad oordeelt het hof dat er geen strijd is met het vertrouwensbeginsel of met andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur en/of het civiele recht of het EVRM.

NTFR 2013/238 - Bestuurders terecht aansprakelijk gesteld

Aflevering 5, gepubliceerd op 31-01-2013 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbenden, X en Y, zijn gehuwd en zijn in 2005 en 2006 bestuurders van C bv. C bv was op haar beurt medeaandeelhouder van D bv. Van 2005 tot 2007 waren X en Y eigenaar en bestuurder van D bv. Vanaf 2006 heeft D bv aan haar werknemers diverse auto’s ter beschikking gesteld waarvoor geen bijtelling privégebruik is aangegeven. De aandelen in D bv zijn in 2007 overgenomen door de andere aandeelhouders en X en Y zijn op dat moment afgetreden als bestuurders. D bv is in 2010 failliet verklaard. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffing en OB opgelegd aan D bv. De verschuldigde bedragen zijn niet voldaan en door D bv is geen melding betalingsonmacht gedaan. De inspecteur heeft X en Y aansprakelijk gesteld voor de niet-betaalde bedragen over de periode waarin zij bestuurder waren.