NTFR 2016/1281 - Colruyt: Minimumprijs tabaksproducten toegestaan
Aflevering 19, gepubliceerd op 12-05-2016 met annotatie van mr. J. Sanders jr.Etablissements Fr. Colruyt NV (‘Colruyt’) baat supermarkten uit in België. De keten wordt vervolgd door het Belgische openbaar ministerie, nu onderzoek van de FOD Volksgezondheid (de Belgische voedsel- en warenautoriteit) zou hebben aangetoond dat Colruyt in strijd met de Belgische warenwet tabaksproducten onder de prijs vermeld op de fiscale zegel heeft verkocht en daar ook reclame voor heeft gemaakt. Op sommige tabakswaren heeft Colruyt zowel een tijdelijke algemene korting van 3% aan alle klanten als een kwantumkorting toegepast. Daarnaast heeft Colruyt een algemene korting van 3% aan leden van jeugdbewegingen gegeven (de zogenoemde ‘kampkorting’). Nadat de Correctionele Rechtbank uit Brussel had geoordeeld dat Colruyt de Belgische warenwet had overtreden, werd tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Hof van Beroep te Brussel. Daar heeft Colruyt betoogd dat het verbod detailhandelsprijzen toe te passen die lager zijn dan de prijs op de fiscale zegel onverenigbaar is met het Unierecht. Het Hof van Beroep besluit prejudiciële vragen te stellen. Samengevat wil de Belgische nationale rechter van het HvJ weten of het verbod van prijspromoties voor tabaksfabricaten in strijd is met art. 15, lid 1, Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabricaten, art. 34 VWEU en art. 101 VWEU, jo. art. 4, lid 3, VEU. Volgens de advocaat-generaal verzetten de verschillende bepalingen zich niet tegen het Belgische verbod van prijspromoties voor tabaksfabricaten. Stuk voor stuk bespreekt de advocaat-generaal de bepalingen. Art. 15, lid 1, Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabricaten bepaalt dat lidstaten de vaststelling van de maximumdetailhandelsprijs van tabaksfabricaten dienen over te laten aan de fabrikant of importeur. Volgens A-G Wahl levert het Belgische verbod geen moeilijkheden op in verband met die bepaling. Deze verhindert detailhandelaars tabakswaren te verkopen tegen een prijs die lager is dan op de fiscale zegel is aangegeven. Belangrijk is dat de fabrikanten of importeurs de prijs op de fiscale zegel vrijelijk kunnen blijven vaststellen, zodat zij vrij blijven eventueel concurrentievoordeel ten opzichte van concurrenten te benutten. Volgens de advocaat-generaal is het Belgische verbod evenmin in strijd met art. 34 VWEU, dat kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking verbiedt. De advocaat-generaal wijst erop dat het Belgische verbod zonder enig onderscheid van toepassing is op alle lokaal vervaardigde en in België ingevoerde tabakswaren. Daarnaast zorgt de wetgeving volgens de advocaat-generaal niet voor extra lasten op ingevoerde producten of bemoeilijking van de toegang tot de Belgische markt. Importeurs en fabrikanten uit andere landen zijn volledig vrij de prijzen van hun producten te bepalen. Verder is er volgens A-G Wahl niets dat detailhandelaars belet met fabrikanten of importeurs te onderhandelen met het oog op het vaststellen van prijzen voor de producten die lager zijn dan de gebruikelijke prijzen. Tot slot is het Belgische verbod volgens de advocaat-generaal ook niet in strijd met art. 4, lid 3, VEU (het beginsel van Unietrouw), jo. art. 101 VWEU dat ziet op de verstoring van de mededinging. Met het Belgische verbod wordt het tot stand komen van met art. 101 VWEU strijdige overeenkomsten niet opgelegd of begunstigd. Verder is niet gebleken dat er overeenkomsten in strijd met art. 101 VWEU van kracht waren toen het Belgische verbod werd vastgesteld dan wel van kracht zijn geworden na vaststelling van die regeling. Volgens de advocaat-generaal is evenmin gebleken dat Belgische autoriteiten bevoegdheden aan marktdeelnemers hebben overgedragen.