Aflevering 4

Het leek me een goed idee om aan de vooravond van een nieuw te vormen kabinet, eens kort stil te staan bij de belangrijkste fiscale wapenfeiten die zich het afgelopen halfjaar, onder verantwoordelijkheid van de nieuwe staatssecretaris Van Eijck, hebben voorgedaan. Het is natuurlijk een persoonlijke selectie, maar eentje waarin menig fiscalist, denk ik, zich wel zal herkennen. Op het moment dat deze column wordt gepubliceerd hebben de Tweede Kamerverkiezingen al plaats gevonden, zodat ik ook niet wakker hoeft te liggen van het eventuele feit dat mijn selectie van wapenfeiten de verkiezingsuitslag zal beïnvloeden. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat ik mij in een column als deze ga bezighouden met partijpolitiek. Maar het opmaken van de balans van het korte bewind van onze huidige staatssecretaris is geen partijpolitiek en voor iedere fiscalist en geïnteresseerde burger belangwekkend en leerzaam om de kloof tussen wetenschap en politiek te verhelderen teneinde haar wellicht ooit nog eens te overbruggen.

De staatssecretaris geeft een overzicht van in te nemen standpunten ingeval inbreng in een BV onderdeel uitmaakt van handelingen gericht op overdracht of liquidatie van de onderneming. Dergelijke handelingen hangen veelal samen met de wens in Nederland een onderneming te staken en in het buitenland een nieuwe onderneming te starten.

De staatssecretaris heeft in een besluit, in overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Horecabedrijf aangewezen als pensioenregeling.

In NTFR 2003/92 hebben wij u bericht over de stand van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties. Onlangs, op 8 januari 2003, heeft de minister van Justitie een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij aangeeft de wetgevingsprocedure, ondanks zijn eerder geuitte bedenkingen, in gang te zullen zetten. Aldus zal de minister het wetsvoorstel ter advisering aanbieden aan de Raad van State en zich na ontvangst van dat advies 'beraden of indiening bij de Tweede Kamer voor de hand ligt'. De minister van Justitie blijft dus nog steeds enig voorbehoud maken ten aanzien van de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Dat is niet conform de aangenomen motie-van Oven (28 600 VI, nr. 72), waarin de Tweede Kamer de regering verzocht het wetsvoorstel met spoed in te dienen bij de Tweede Kamer.

Als gevolg van de reorganisatie van de Belastingdienst met ingang van 1-1-2003 zijn de eenheden Particulieren en (Grote) Ondernemingen omgevormd tot dertien regio's. Daarnaast zijn de zeven douanedistricten samengevoegd tot vier douaneregio's. In verband met de wetswijzigingen die voortvloeien uit deze reorganisatie is de Uitvoeringsregeling Belastingdienst vervangen door de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (URB 2003) (zie NTFR 2003/52). De URB 2003 geeft invulling aan de in de AWR en de IW 1990 opgenomen delegatiebepalingen. Tevens is in de URB 2003 de organisatie van de Belastingdienst in hoofdlijnen weergegeven. Het onderwerpelijke besluit vervangt het besluit Toedeling van de bevoegdheden binnen de Belastingdienst (competentieregeling) van 23 augustus 2001, nr. CPP2001/2318M (zie NTFR 2001/1295). In dit nieuwe besluit is met name geregeld de wijze waarop entiteiten moeten worden gevormd, het toedelen daarvan aan het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder welke de belastingplichtige of entiteit ressorteert, alsmede het wijzigen van deze toedeling. Dit besluit geldt uitsluitend voor de onderdelen van de Belastingdienst als bedoeld in art. 3, lid 1, onderdeel a, URB 2003.

De staatssecretaris heeft meegedeeld geen beroep in cassatie te hebben ingesteld tegen de uitspraak van Hof Leeuwarden van 16 augustus 2002 met kenmerk 02/301. Deze uitspraak namen wij op in NTFR 2002/1382 met noot van Efstratiades. In de uitspraak heeft het hof een beroep op het vertrouwensbeginsel ter zake van de berekeningswijze in de aangiftediskette met betrekking tot aftrekbare kosten van kinderopvang, gehonoreerd. De staatsecretaris deelt dit standpunt niet, maar ziet af van cassatie omdat de door belanghebbende gevolgde methode overeenstemt met een door de staatssecretaris gewenste rechtstoepassing.

In de antwoorden op kamervragen (De Ruiter, SP) wordt ingegaan op de kwalificatie van Belgische RVA-verstrekkingen onder het nieuwe Verdrag met België, alsmede op de reikwijdte van de specifieke compensatieregeling bij het aanvaarden van een baan in Nederland na onvrijwillig ontslag.