Aflevering 18

Gepubliceerd op 2 mei 2008

NTFR 2008/792 - De afzonderlijke waardering van courante financiële instrumenten

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Op 16 november 2007 wees de Hoge Raad het zogeheten Optiearrest.HR nr. 42.970, NTFR 2007/2072, met commentaar van Ligthart. Omdat met dit arrest de discussie rond de samenhangende waardering van financiële instrumenten een nieuwe impuls werd gegeven, zou men bijna zijn geneigd te vergeten dat in Nederland nog niet eens consensus bestaat over hoe financiële instrumenten afzonderlijk moeten worden gewaardeerd.

NTFR 2008/796 - Kwijtschelden lening werknemer vormt geen loon

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC9148, datum uitspraak 12-03-2008, publicatiedatum 09-04-2008
Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Een directeur-werknemer bv levert in 1998 zijn bonusregeling in voor contanten en aandelen in de holding van zijn werkgever. Tegelijkertijd wordt aan de directeur een lening verstrekt ter grootte van f 1.601.340, zijnde het bedrag van de verschuldigde loonbelasting over de waarde van de aan de directeur verstrekte aandelen. In 2004 verkoopt de directeur zijn aandelen. Conform de leningsovereenkomst wendt de directeur de opbrengst van de aandelen aan om de lening en rente af te lossen. Een bedrag van € 453.626 hoeft de directeur niet terug te betalen. In geschil is of dit bedrag loon vormt.

NTFR 2008/797 - Verstrekking gouden horloge behoort tot loon

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
X is directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende. In september 1999 treedt X in het huwelijk. Ter gelegenheid daarvan is een horloge van het merk Breitling met inscriptie met een kostprijs van f 7.100 aangeschaft. De nota is door belanghebbende betaald. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd. Daarbij is de aankoopsom van het horloge tot het loon gerekend. In geschil is of belanghebbende een geschenk met een in hoofdzaak ideële waarde heeft verstrekt. Volgens Hof Amsterdam 25 februari 2005, nr. 04/01983, LJN AT0958, is dit niet het geval. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt dat horloges in een prijsklasse als de Breitling plegen te worden geschonken door werkgevers. De naheffingsaanslag blijft derhalve in stand. Het daartegen gerichte cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.

NTFR 2008/799 - Tweede Kamervragen over bedrijfsfitness beantwoord

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt – mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – Tweede Kamervragen over de toepassing van de regels voor bedrijfsfitness in de Wet LB 1964. Gepoma (Gezondheidspoolmanagement) ervaart de locatie waar de bedrijfsfitness mag plaatsvinden als knelpunt. De werkgever moet op grond van de bedrijfsfitnessregels één vaste locatie aanwijzen. Gepoma stelt dat daardoor veel werknemers niet in hun eigen woonplaats kunnen sporten. De staatssecretaris vindt dit een betrekkelijk probleem. Werknemers die buiten de vestigingsplaats van de werkgever wonen, kunnen immers aansluitend aan de werktijd of in de pauzes tussen werktijden fitnessen. Individuele fitness past naar de mening van de staatssecretaris niet binnen het systeem van de belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen. Het gaat dan naar zijn mening niet om kosten die voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking worden gemaakt en er is ook geen sprake van vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren. Dergelijke persoonlijke kosten worden ook door anderen dan werknemers gemaakt. Een vrijstelling van vergoedingen voor de kosten voor individuele fitness leidt bovendien tot een aanzienlijke derving aan loonheffingen, omdat praktisch zeker is dat werknemers die nu in privékosten voor fitness maken het zogenoemde cafetariasysteem gaan toepassen, waarbij belast loon wordt ingeleverd voor een belastingvrije vergoeding. Wel merkt de staatssecretaris op dat een onderzoek wordt ingesteld naar vereenvoudiging van het regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het vergoedingen en verstrekkingregime van bedrijfsfitness behoort hier ook toe.

NTFR 2008/802 - Geen rechterlijk ingrijpen in discriminatoire wetgeving inzake aftrek afkoopsom onderhoudsverplichting

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Belanghebbende heeft ruim tien jaar ongehuwd samengewoond. Nadat de relatie was verbroken, rustte op hem een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-partner. In 2000 is deze verplichting omgezet in een rechtens afdwingbare verplichting en vervolgens afgekocht door betaling van f 100.000 ineens. Aftrek van dat bedrag als persoonlijke verplichting is geweigerd omdat de wet louter aftrek toestaat voor afkoopsommen van alimentatie verschuldigd aan gewezen echtgenoten en gewezen geregistreerde partners. Hof Amsterdam (NTFR 2004/1383) oordeelde dat dit niet door de discriminatiebeugel kan. A-G Niessen deelt de opvatting van het hof dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Hij is echter van mening dat het tot en met het jaar 2000 niet aan de rechter is om in te grijpen. In een complexe materie zoals die van de fiscale behandeling van samenlevingsvormen, waarin ook de maatschappelijke opvattingen een geleidelijke ontwikkeling ondergaan, kan van de wetgever namelijk niet worden verlangd dat hij van het ene op het andere moment alle aspecten van ongelijke behandeling wegneemt. Voor de wetgeving vanaf het jaar 2001 meent de advocaat-generaal dat anders moet worden geoordeeld. De marsroute richting gelijke behandeling van gehuwden en ongehuwden is zijns inziens afgesloten door de introductie van de partnerregeling.

NTFR 2008/804 - Onthouding bedrijfsopvolgingsfaciliteit aan niet-ab-pakketten strijdig met vrije kapitaalverkeer

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Van belanghebbende, die in Canada woont, is successierecht geheven wegens de verkrijging van een pakket aandelen in een Nederlandse bv. Dit pakket vormt minder dan 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Het verzoek van belanghebbende tot verlening van voorwaardelijke kwijtschelding of uitstel van betaling van de aanslag (de zogenoemde bedrijfsopvolgingsfaciliteiten) is noch door de ontvanger noch door Hof Arnhem gehonoreerd. A-G Niessen deelt de opvatting van het hof dat de aandelen niet behoren tot een (fictief) aanmerkelijk belang. Hoewel zijn echtgenote een fictief aanmerkelijk belang heeft (art. 4.11 Wet IB 2001), wordt belanghebbende niet meegetrokken in de zin van art. 4.10 Wet IB 2001. Verder is de advocaat-generaal van mening dat geen sprake is van ongeoorloofde discriminatie, nu belanghebbende weliswaar ongelijk wordt behandeld, maar aan de wetgever een ruime beoordelingsmarge toekomt en de wetgever niet zo uitgewerkte regelingen hoeft te treffen dat elke ongelijkheid in elke denkbare situatie wordt vermeden. Ten aanzien van de EG-Verdragsvrijheden is volgens de advocaat-generaal het vrije verkeer van kapitaal aan de orde. De ongelijke behandeling van belanghebbende vormt een belemmering. Een rechtvaardiging voor deze belemmering zou kunnen worden gevonden in de noodzaak van doeltreffende fiscale controles. Deze rechtvaardigingsgrond acht de advocaat-generaal echter disproportioneel nu niet-ingezetenen in het algemeen indien zij een aanmerkelijk belang verkrijgen, wel degelijk voor de toepassing van de faciliteit in aanmerking komen. Klaarblijkelijk is de wetgever van oordeel dat die rechtvaardigingsgrond daaraan voor die gevallen niet in de weg staat.

NTFR 2008/806 - Vergrijpboete en verzuimboete voor hetzelfde feit is niet mogelijk

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Aan belanghebbende is gelijktijdig met een naheffingsaanslag loonheffing een vergrijpboete wegens niet betalen opgelegd. Voorafgaand aan deze aanslag heeft de inspecteur een zogenoemde systeemaanslag met verzuimboetes wegens het niet doen van aangifte en vanwege het niet betalen opgelegd. In cassatie is onder meer in geschil of sprake is van een ontoelaatbare tweede boete ter zake van eenzelfde gedraging. Volgens A-G Niessen zijn in het onderhavige geval een verzuim- en een vergrijpboete opgelegd wegens dezelfde gedraging, te weten het niet betalen van loonheffing. Bij de parlementaire behandeling is verklaard dat de inspecteur een keuze moet maken tussen een verzuim- en een vergrijpboete wanneer hij een nalaten als zojuist genoemd constateert. De advocaat-generaal is van mening dat de inspecteur, nu hij in het onderhavige geval heeft gekozen voor het opleggen van een verzuimboete, niet naderhand alsnog een vergrijpboete kan opleggen.

NTFR 2008/807 - Redelijke termijn vangt aan bij formele kennisgeving boete

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Aan belanghebbende is een vergrijpboete wegens niet betalen opgelegd. In cassatie is in geschil of de boete moet worden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn van art. 6 EVRM. In het bijzonder is de vraag aan de orde wanneer de redelijke termijn aanvangt. Is dat op 12 februari 2003 door het op voorhand aankondigen van de mogelijkheid van het opleggen van een boete? Of per 2 april 2004 toen de formele kennisgeving van de boeteoplegging plaats vond op grond van art. 67k AWR.

NTFR 2008/809 - Uitleg begrip exploitatie van schepen en tijdelijke opslag containers (art. 8 OESO)

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft de besluiten over het zee- en luchtvaartartikel (art. 8 OESO-Modelverdrag) van de belastingverdragen samengevoegd en geactualiseerd. In het besluit wordt het begrip ‘exploitatie van schepen' aan de hand van het in 2005 gewijzigde OESO-commentaar toegelicht. Verduidelijkt is welke voordelen nog wel en welke voordelen niet meer als zee- en luchtvaartwinst onder art. 8 vallen. Verder wordt een nadere invulling gegeven van hetgeen wordt verstaan onder de winst behaald met de (tijdelijke) opslag van containers in Nederland.

NTFR 2008/810 - Informatieuitwisselingsverdrag tussen Nederland en Guernsey afgesloten

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Nederland en Guernsey hebben op 25 april 2008 afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie in belastingzaken. Twee overeenkomsten en een Memorandum van Overeenstemming zijn ondertekend. Het informatie-uitwisselingsverdrag tussen Nederland en Guernsey is gestoeld op het 'Model Agreement on the Exchange of Information on Tax Matters' van de OESO. Nederland sloot reeds met Isle of Man (oktober 2005) en Jersey (juni 2007) een dergelijk informatie-uitwisselingsverdrag in belastingzaken. Op grond van het verdrag tussen Guernsey en Nederland vindt informatie-uitwisseling plaats op verzoek, over zowel strafrechtelijke als civiele belastingzaken. De uitwisseling van informatie over strafrechtelijke belastingzaken geldt ook voor openstaande belastingjaren op het moment van inwerkingtreding van het verdrag. Door de werking van dit verdrag wordt een eventueel bankgeheim expliciet doorbroken. Tevens biedt het bijvoorbeeld de mogelijkheid informatie op te vragen over een Guernsey-trust, hetgeen onder andere van nut kan zijn bij het traceren van constructies ter vermijding van successierechten. Tegelijkertijd met het informatie-uitwisselingsverdrag zijn Nederland en Guernsey een overeenkomst inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures over verrekenprijzen en over toepassing van de Nederlandse deelnemingsvrijstelling overeengekomen. De overeenkomsten dienen nog voor parlementaire goedkeuring te worden voorgelegd in Nederland en Guernsey.

NTFR 2008/811 - Ondertekening belastingverdrag met Bahrein

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Nederland en Bahrein hebben op 16 april 2008 een belastingverdrag ondertekend. Het verdrag ziet op belastingen op inkomen en vermogenswinsten. De Nederlandse tekst van het verdrag is opgenomen als brondocument. Het verdrag moet nog voor parlementaire goedkeuring worden voorgelegd in Nederland en Bahrein.

NTFR 2008/813 - Regeling tussen Nederland en België over aanwezigheid van ambtenaren bij belastingonderzoek

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Op 11 maart 2008 en 21 maart 2008 hebben de bevoegde autoriteiten van België en Nederland een regeling ondertekend ten behoeve van de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek. De regeling geeft onder meer aan in welke gevallen een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere staat wordt gedaan, op welke wijze een verzoek dient te worden vormgegeven en geeft aanwijzingen voor het uitvoeren van een dergelijk onderzoek. Deze regeling vervangt de vorige regeling over dit onderwerp van 3 juni 1998 en treedt in werking op 1 april 2008.

NTFR 2008/815 - Rechtstreekse inlichtingenuitwisseling tussen Nederlandse en Belgische ambtenaren

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Nederland en België gaan in het kader van een pilot per 1 mei 2008 over tot rechtstreekse uitwisseling van inlichtingen tussen gemandateerde ambtenaren aan beide kanten van de grens. De inlichtingenuitwisseling ziet op directe belastingen en btw. De inlichtingenuitwisseling is beperkt tot bij de belastingadministratie voorhanden zijnde inlichtingen. De regeling wordt toegepast vanaf 1 mei 2008 en zal op 31 december 2009 worden geëvalueerd.

NTFR 2008/816 - Recht op terugbetaling van de ten onrechte in rekening gebrachte btw?

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Sinds de invoering van de btw in het Verenigd Koninkrijk in 1973 heeft Marks & Spencer door een fout van de Engelse belastingdienst tot oktober 1994 ten onrechte btw betaald. Na erkenning van deze fout in september 1994 doet Marks & Spencer een verzoek tot teruggaaf van GBP 3,5 miljoen, dat wordt toegewezen, zij het voor slechts 10%, op de grond dat 90% van de betaalde btw op klanten is afgewenteld. Een in de Engelse regelgeving neergelegde uitzondering bij ongerechtvaardigde verrijking is aldus tegengeworpen aan Marks & Spencer. Bovendien zijn nieuwe en retroactieve verjaringsregels toegepast, volgens welke de fiscus niet gehouden was tot teruggaaf van een bedrag dat meer dan drie jaar vóór de indiening van het verzoek tot teruggaaf aan hem was betaald. Uiteindelijk is GBP 88.440 terugbetaald. Een gerechtelijke procedure dienaangaande volgt. Voor een ander aspect van het geding (namelijk de belasting over door Marks & Spencer verkochte geschenkbonnen) heeft de rechterlijke instantie het Hof van Justitie EG een prejudiciële vraag gesteld over de verenigbaarheid van de retroactieve verjaring van drie jaar met het doeltreffendheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Met deze vraag wenste deze rechter te vernemen of een particulier rechtstreeks rechten kan ontlenen aan een richtlijn na correcte uitvoering ervan in het nationale recht indien de lidstaat de draagwijdte van deze richtlijn schendt. In HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-62/00, Marks & Spencer (NTFR 2002/1014), is voor recht verklaard dat het doeltreffendheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als die van het Verenigd Koninkrijk in die zaak. Gelet op de overwegingen van het Hof betreffende de onverenigbaarheid met voornoemde beginselen van gemeenschapsrecht van de wettelijke regeling waarbij met terugwerkende kracht een verjaringstermijn wordt ingevoerd, heeft de Engelse fiscus met het oog op een gelijke behandeling van alle ingestelde vorderingen de vordering van Marks & Spencer in verband met de niet-tegenwerpbaarheid van de verjaring eigener beweging toegewezen en de gevorderde bedragen dus terugbetaald binnen de grens van 10%, waarboven volgens hen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Ondanks diverse afwijzingen van het beroep handhaaft Marks & Spencer het standpunt en op vragen in deze procedure van de verwijzende rechter verklaart het Hof van Justitie EG voor recht:

NTFR 2008/817 - Geen bewijs voor juistheid nultarief ter zake van transacties in mobiele telefoons

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Belanghebbende, een fiscale eenheid, heeft in 2001 grote hoeveelheden mobiele telefoons gefactureerd aan ondernemingen gevestigd in Duitsland en Luxemburg. Ter zake hiervan heeft belanghebbende het nultarief toegepast. De ter zake van de aankoop betaalde omzetbelasting heeft zij als voorbelasting in aftrek gebracht. De FIOD heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld bij belanghebbende en haar aandeelhouder/feitelijk leidinggever. De strafzaak tegen deze laatste is echter geseponeerd. Tegenover de FIOD heeft bedoelde aandeelhouder verklaard dat belanghebbende vervoersbescheiden heeft opgemaakt waarop als eindbestemming van de goederen plaatsen in Duitsland en Luxemburg zijn vermeld, terwijl zij bij ongeveer 80% van de leveringen de goederen in Nederland heeft afgeleverd.

NTFR 2008/818 - Kringloopwinkel niet vrijgesteld van omzetbelasting

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Stichting C heeft als doel het bieden van hulp aan de Masai-stam in Afrika. Deze stichting heeft een stichting X opgericht, waarin een winkel in tweedehandsgoederen wordt geëxploiteerd. Het is de bedoeling via deze kringloopwinkel inkomsten te verwerven voor stichting C. In geschil is of voor de winkelactiviteiten een vrijstelling van omzetbelasting geldt.

NTFR 2008/819 - Terechte herziening voorbelasting bij overdracht pand aan COA

Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Belanghebbende, OB-ondernemer, houdt zich bezig met de exploitatie en ontwikkeling van onroerende zaken. In 1993 heeft zij van een gemeente een perceel bouwterrein geleverd gekregen. Bepaald is dat dit perceel uitsluitend mag worden gebezigd voor de bouw en het hebben van een asielzoekerscentrum. Belanghebbende heeft op het perceel een pand laten bouwen. Na voltooiing hiervan heeft zij de onroerende zaak voor de periode 1 juli 1994 tot 1 augustus 2001 belast verhuurd aan een gelieerde bv. De omzetbelasting op de bouwkosten van het pand heeft belanghebbende volledig in aftrek gebracht. De gelieerde maatschappij heeft de gehuurde onroerende zaak geëxploiteerd als asielzoekerscentrum (met het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers – COA – werd daartoe een exploitatie-overeenkomst gesloten). Daarbij werden ook prestaties verricht die verband houden met de opvang en verzorging van asielzoekers. Op 15 augustus 2001 heeft belanghebbende het pand vrij van huur geleverd aan COA. Er werd niet geopteerd voor een belaste levering. Het pand was op genoemde datum ingericht met de voor het drijven van een asielzoekerscentrum noodzakelijke inventaris. Het COA heeft vanaf 15 augustus 2001 de opvang van asielzoekers zelf ter hand genomen. Met betrekking tot het pand heeft de inspecteur de voorbelasting herzien en mede in verband hiermee de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. In beroep bestrijdt belanghebbende deze herziening met de stelling dat art. 31 Wet OB 1968 van toepassing is.

NTFR 2008/822 - Droogpompen voor de bouw van een kelder leidt tot forse aanslag grondwaterbelasting

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC7557, datum uitspraak 19-02-2008, publicatiedatum 27-03-2008
Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Eiseres heeft in de periode van 6 januari 2005 tot en met 25 maart 2005 115.640 kubieke meter grondwater laten oppompen ten behoeve van de bouw van een kelder. Dientengevolge is aan eiseres een naheffingsaanslag Grondwaterbelasting opgelegd ter hoogte van € 20.930. In geschil is of dit terecht is. De rechtbank overweegt dat sprake is van het onttrekken van grondwater. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest dit soort onttrekkingen vrij te stellen door ze onder de term ‘ontwatering of afwatering' van gronden te laten vallen. Voorts is de infiltratievermindering van toepassing, noch het nihiltarief of de vrijstelling voor het droog houden van een bouwput.

NTFR 2008/825 - Geen leges voor sloopaanvraag in kader van wijkvernieuwing

ECLI:NL:RBLEE:2008:BC8620, datum uitspraak 31-03-2008, publicatiedatum 04-04-2008
Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
De gemeente Groningen heeft aan een woningcorporatie voor een drietal onttrekkingsvergunningen circa € 85.000 aan leges in rekening gebracht. De vergunning is aangevraagd in het kader van een tussen de gemeente en de woningcorporatie gesloten convenant. Dit convenant behelst een ingrijpend programma voor wijkvernieuwing in welk verband plannen zijn gemaakt voor het slopen van een aanzienlijk deel van de voorraad huurwoningen, teneinde in de toekomst leegstand te voorkomen. De woningcorporatie stelt zich in beroep op het standpunt dat de gemeente met het verlenen van de vergunning niet een dienst heeft verricht. De rechtbank overweegt dat slechts als dienst kunnen worden aangemerkt werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (HR 13 augustus 2004, nr. 37.836, NTFR 2004/1310). De rechtbank is van oordeel dat de opgelegde belastingaanslagen op basis van dit criterium niet in stand kunnen blijven. Met het verlenen van de vergunningen was evenzeer het publieke belang van de gemeente gediend als het individuele belang van belanghebbende als aanvraagster.

NTFR 2008/828 - Geldigheid beschikking fiscale eenheid kan niet aan orde komen in procedure aansprakelijkstelling

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8850, datum uitspraak 04-03-2008, publicatiedatum 08-04-2008
Aflevering 18, gepubliceerd op 02-05-2008
Belanghebbende maakt deel uit van een fiscale eenheid als bedoeld in de zin van art. 7, lid 4, Wet OB 1968. Bij beschikking is belanghebbende aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslagen omzetbelasting. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij geen ondernemer is in de zin van art. 4, lid 1, Zesde Richtlijn en daarom geen deel kan uitmaken van de fiscale eenheid en evenmin op die grond aansprakelijk kan worden gesteld.