Aflevering 29

Gepubliceerd op 17 juli 2008

NTFR 2008/1362 - 'De vervuiler betaalt' of het beginsel van de bevlogen belastingheffing

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 geschreven door prof. dr. mr. R.E.C.M. Niessen
In het Nederlandse belastingstelsel hebben milieuheffingen een vaste plaats verworven. Het thans zittende kabinet wil deze zoals bekend verder uitbouwen en maakt daarvan een van de voornaamste doeleinden van zijn fiscale beleid. Staatssecretaris J.C. de Jager draagt dit beleid graag uit in voordrachten en hij kan er op een bevlogen wijze over spreken (cfm. R. Schuivens in Forfaitair 2007/176). In Fiskaal 2008/1 verscheen van zijn hand een overzichtsartikel waarin verdere vergroening in de toekomst wordt aangekondigd (zie tevens het interview in Tribuut juni 2007).

NTFR 2008/1363 - Tussentijdse rapportage Plan van Aanpak Vereenvoudigingsoperatie

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt een brief naar de Tweede Kamer met informatie over het plan van aanpak van de vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst. Belangrijkste informatie betreft het benoemen van een gespecialiseerde functionaris voor ict in het managementteam Belastingdienst en het feit dat het team ict-regie en architectuur nu op sterkte is.

NTFR 2008/1364 - Wetsvoorstel 'Overige fiscale maatregelen II' treedt in werking

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Nadat de Vaste commissie voor Financiën uit de Eerste Kamer geen opmerkingen had over het Wetsvoorstel 'Overige fiscale maatregelen II', heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel zonder verdere behandeling aangenomen. Inmiddels is het wetsvoorstel in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2008, 262). Via een Koninklijk Besluit is de inwerkingtredingsdatum op 11 juli 2008 bepaald. Wij hebben zowel de definitieve wettekst als het besluit als brondocument opgenomen.

NTFR 2008/1367 - Verschil WEV en WEVAB in goede justitie vastgesteld

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6504, datum uitspraak 16-05-2008, publicatiedatum 10-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of op 31 maart 1986 een verschil bestond tussen de Waarde in het economische verkeer (WEV) en de Waarde in het economische verkeer met agrarische bestemming (WEVAB) van de ondergrond erf met bedrijfsgebouwen. Op basis van het feit dat de grond zowel agrarisch als voor bewoning te gebruiken was, concludeert de rechtbank dat er op 31 maart 1986 een verschil bestond tussen de WEV en de WEVAB. Een onderbouwing voor deze conclusie vindt de rechtbank in een taxatie per 23 september 2003, omdat niet gesteld of gebleken is dat de feiten en omstandigheden die in 2003 dit verschil in waarde veroorzaken heel anders zijn dan de feiten en omstandigheden in 1986. Het taxatierapport van verweerder, waarin geen verschil tussen de beide waardes wordt aangenomen, wordt daarom niet gevolgd. Het door eiser ingebrachte taxatierapport wordt ook onvoldoende bruikbaar geacht om de WEV en de WEVAB te bepalen. Dientengevolge stelt de rechtbank het verschil in deze waarden in goede justitie vast.

NTFR 2008/1369 - Geen 30%-regeling voor Oekraïnse profvoetballer bij eerstedivisieclub

ECLI:NL:HR:2008:BD6829, datum uitspraak 11-07-2008, publicatiedatum 11-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, afkomstig uit de Oekraïne, heeft van 1996 tot 2003 als beroepsvoetballer gespeeld bij een eredivisieclub. De 35%-vergoedingsregeling was op hem van toepassing. Per 1 juli 2003 is belanghebbende bij een andere in de eerste divisie spelende club in dienst getreden. De inspecteur heeft het verzoek om voortgezette toepassing van de zogenoemde 30%-regeling afgewezen. Hof Den Haag (NTFR 2005/1028) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Volgens het hof beschikte belanghebbende op 1 juli 2003 niet over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Daarbij heeft het hof met name ook een inkomenstoets aangelegd. De Hoge Raad kan zich vinden in de uitspraak van het hof. De Hoge Raad merkt nog op dat niet voor het eerst in cassatie kan worden geklaagd over schending van het gelijkheidsbeginsel.

NTFR 2008/1370 - Termijnbetaling in verband met transfer speler is tekengeld

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Belanghebbende, een betaaldvoetbalorganisatie, die speelt in de eredivisie, bereikt met een buiten Europa spelende voetballer overeenstemming over een transfer. De transfervergoeding bestaat onder meer uit een vergoeding jaarlijks te betalen indien de speler dan nog in dienst is. Partijen verschillen van mening over de kwalificatie van deze vergoedingen als tekengeld dan wel transfersom.

NTFR 2008/1372 - Werkzaamheden belastingadviesbureau voor werknemers vormen loon uit dienstbetrekking

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD4817, datum uitspraak 05-06-2008, publicatiedatum 30-06-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Belanghebbende heeft een aantal vanuit buitenlandse groepsmaatschappijen uitgezonden werknemers in dienst. Deze werknemers hebben belanghebbende gemachtigd om namens hen aangiften inkomstenbelasting in te dienen. Belanghebbende heeft daartoe een belastingadviesbureau ingeschakeld, die zich ten behoeve van de werknemers heeft bezig gehouden met het voeren van correspondentie en vooroverleg met de Belastingdienst, het opmaken van de aangiften alsmede het voeren van correspondentie omtrent de aangiften en het doen van vervolgaangiften. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd, waarbij de door het belastingadviesbureau verrichte werkzaamheden als loon uit dienstbetrekking zijn aangemerkt. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Rechtbank Den Haag heeft volgens het hof met juistheid geoordeeld dat de met betrekking tot de (aard van de) werkzaamheden voorhanden zijnde gegevens meebrengen dat de met de werkzaamheden gemoeide kosten tot de persoonlijke uitgaven van de werknemers zijn te rekenen, dat het voor rekening van belanghebbende verrichten van de werkzaamheden een niet te verwaarlozen besparingsvoordeel voor de werknemers oplevert, dat dat voordeel zijn grond vindt in de dienstbetrekking en dat, gelet op dat alles, de inspecteur terecht heeft geconcludeerd dat sprake is van loon in de zin van art. 10, lid 1, Wet LB 1964. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.

NTFR 2008/1376 - Sportschoenen verstrekt aan politieambtenaren niet aan te merken als werkkleding in fiscale zin

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6575, datum uitspraak 10-06-2008, publicatiedatum 10-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
De sportschoenen die eiser aan zijn werknemers verstrekt, zijn ook geschikt om buiten werktijd te worden gedragen en vermelden geen naam en/of beeldmerk van eiser. Derhalve zijn zij niet aan te merken als werkkleding en behoort de verstrekking van deze sportschoenen tot het loon.

NTFR 2008/1378 - Optierechten op nog uit te geven aandelen kunnen aanmerkelijk belang vormen

ECLI:NL:HR:2008:BA4120, datum uitspraak 11-07-2008, publicatiedatum 11-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. drs. E.J.H. Vermeulen
De echtgenote van belanghebbende (hierna: X-Y) is in dienstbetrekking werkzaam bij A. In februari 1997 heeft A aan X-Y 420.000 optierechten toegekend op nog uit te geven gewone aandelen. Daarnaast heeft A in juni 1997 20.400 gewone aandelen uitgegeven aan X-Y. Het geplaatste aandelenkapitaal van A bestond uit 4.684.000 gewone aandelen (nominale waarde van f 1). Voorts waren er aan derden rechten toegekend om 6.229.000 gewone aandelen in A te verwerven. In 1998 heeft X-Y 440.400 gewone aandelen in A aan derden verkocht en, na uitoefening van de opties, geleverd. De inspecteur heeft het behaalde voordeel belast als aanmerkelijkbelangwinst. Hof Den Haag heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Hiertegen komt belanghebbende vergeefs in cassatie. In navolging van A-G Van Ballegooijen (NTFR 2007/835) oordeelt de Hoge Raad dat rechten om nieuw uit te geven aandelen te verwerven een aanmerkelijk belang kunnen vormen. Voorts oordeelt de cassatierechter dat bij de beoordeling of een bepaald bezit aan rechten om aandelen in een vennootschap te verwerven moet worden aangemerkt als een aanmerkelijk belang, dient te worden uitgegaan van het feitelijk geplaatste aandelenkapitaal van de vennootschap op het beoordelingsmoment.

NTFR 2008/1379 - Recht van gebruik en bewoning kan niet worden gelijkgesteld aan huurrecht

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Belanghebbende heeft een levenslang recht van gebruik en bewoning van een onroerende zaak. Het bloot eigendom berust bij haar kinderen. In geschil is of aan het recht van gebruik en bewoning een waarde moet worden toegekend voor de bepaling van de rendementsgrondslag. Belanghebbende verdedigt een waarde van nihil, omdat haar situatie overeenkomt met gevallen waarin sprake is van huur dan wel het recht van gebruik en bewoning persoonlijk en niet-overdraagbaar is.

NTFR 2008/1381 - Inschrijvingsvereiste alleenstaande-ouderkorting is niet discriminerend

ECLI:NL:HR:2008:BD6826, datum uitspraak 11-07-2008, publicatiedatum 11-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende fungeert al vijftien jaar als co-ouder van zijn dochter A. De dochter staat in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres van haar moeder. Hierdoor loopt belanghebbende de alleenstaande-ouderkorting mis. Volgens art. 8.15 Wet IB 2001 moet het kind namelijk op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staan ingeschreven. Belanghebbende vindt dat discriminatoir in verdragsrechtelijke zin. Hof Leeuwarden (NTFR 2005/465) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Volgens het hof is de wetgever met bedoeld inschrijvingsvereiste gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsbevoegdheid. De Hoge Raad sluit zich aan bij deze visie.

NTFR 2008/1383 - Prejudiciële vraag over de Fusierichtlijn en het ontgaan van overdrachtsbelasting

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. M. de Jonge
Het verzoek van belanghebbende om een bedrijfsfusie tussen haar en Beheer bv, welke laatste vennootschap slechts twee onroerende zaken beheert, fiscaal te faciliteren is door de inspecteur afgewezen. De gewenste – maar als gevolg van die afwijzing niet uitgevoerde – bedrijfsfusie zou onderdeel zijn van een bedrijfsoverdracht van vader op zoon. Nu geen goedkeuring werd verkregen, heeft Beheer a-straat 1 overgedragen aan belanghebbende, die overdrachtsbelasting heeft voldaan. Hof Den Haag heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Niet in geschil is dat er zakelijke redenen waren om de twee panden samen te brengen in één rechtspersoon. Het hof achtte echter de gekozen kunstmatige omweg onzakelijk. A-G Wattel (NTFR 2007/292) heeft geconcludeerd tot het stellen van prejudiciële vragen. De Hoge Raad volgt dit advies op. De Hoge Raad stelt voorop dat te dezen de Fusierichtlijn van toepassing is. Vervolgens behandelt de Hoge Raad uitgebreid de door belanghebbende tegen de uitspraak van het hof aangevoerde klachten. Deze klachten worden één voor één verworpen. De conclusie luidt dat ervan moet worden uitgegaan dat een hoofddoel van de onderhavige bedrijfsfusie was het ontgaan van bepaalde fiscale gevolgen. Die gevolgen zouden in ieder geval bestaan in de verschuldigdheid van overdrachtsbelasting. Daarop ziet de Fusierichtlijn echter niet. Dit roept vragen op van Europeesrechtelijke aard. Daarom besluit de Hoge Raad –ambtshalve – het Hof van Justitie EG te consulteren. Hij legt de volgende vraag voor: Moet artikel 11, lid 1, letter a, van Richtlijn nr. 90/434/EEG van 23 juli 1990 zo worden uitgelegd dat de faciliteiten van die richtlijn kunnen worden geweigerd aan de belastingplichtige ingeval een samenstel van rechtshandelingen erop is gericht de heffing te voorkomen van een andere belasting dan de belastingen waarop de in die richtlijn opgenomen faciliteiten betrekking hebben?

NTFR 2008/1384 - Staatssecretaris: budget rentebox 2008 krijgt alternatieve bestemming

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
De staatssecretaris heeft een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de rentebox. De Europese Commissie heeft in februari 2007 alleen voor de behandeling van de overnamekas geoordeeld dat geen sprake is van staatssteun. Voor het overige heeft de Commissie een onderzoek ingesteld. Pas na de zomer wordt een oordeel verwacht. Het voor 2008 beschikbare budget zal daarom een alternatieve bestemming krijgen ten behoeve van het bedrijfsleven.

NTFR 2008/1385 - Fraus legis verhindert mogelijk winstdrainage door lijfrenteverplichting

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. O. Kroon
Een in Zwitserland wonende natuurlijke persoon heeft de door hem in een bv gehouden aandelen verkocht aan een eveneens door hem beheerste bv (belanghebbende), die de koopsom in eerste instantie schuldig is gebleven. De schuld is omgezet in een geldlening, die vervolgens weer is omgezet in een lijfrenteovereenkomst. Belanghebbende brengt de jaarlijkse oprenting van haar lijfrenteverplichting ten laste van haar winst. De inspecteur en Hof Den Bosch hebben die aftrek niet toegestaan. A-G Wattel (NTFR 2007/1869) heeft geconcludeerd dat sprake is van winstdrainage dat met fraus legis kan worden aangepakt.

NTFR 2008/1386 - Bepaling uitsluiting verliesverrekening naar doel en strekking uitleggen

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van dr. J.L. van de Streek
De aandelen in belanghebbende zijn op 11 december 2002 verkocht, waardoor art. 20a Wet VPB 1969 van toepassing wordt op de door belanghebbende tot en met 2001 geleden verliezen ad € 42.924. In de periode van 1 januari tot 11 december 2002 heeft belanghebbende winst ad € 50.878 behaald. In geschil is of art. 20a Wet VPB 1969 in de weg staat aan verrekening van genoemde verliezen met genoemde winst, ook al zijn zowel de verliezen als de winst vóór de aandeelhouderswisseling behaald.

NTFR 2008/1387 - Aftrekbeperking art. 13, lid 1, Wet VPB 1969 van toepassing op Tjechische en Slowaakse deelneming

ECLI:NL:RBSGR:2008:BD6011, datum uitspraak 06-05-2008, publicatiedatum 02-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Eiseres hield in 1999 onder meer een aantal deelnemingen in Tsjechië en Slowakije. In geschil is of eiseres de kosten van deze deelnemingen in mindering kon brengen op haar winst. De rechtbank oordeelde dat deze deelnemingskosten niet aftrekbaar waren. De aftrekbeperking van art. 13 Wet VPB 1969 grijpt hoofdzakelijk in de vrijheid van vestiging in, zoals neergelegd in art. 43 EG. Voor zover de aftrekbeperking het vrije verkeer van kapitaal beperkt, is deze beperking een onvermijdelijk gevolg van de (eventuele) belemmering van de vrijheid van vestiging en rechtvaardigt zij niet dat de aftrekbeperking wordt getoetst aan art. 56 EG. Aangezien het hoofdstuk van het EG-Verdrag betreffende het recht van vestiging zich niet uitstrekt tot derde landen kon eiseres daarop geen beroep doen. De toepassing van de aftrekbeperking van art. 13 Wet VPB 1969 was ook niet in strijd met art. 61 van de Tjechische en Slowaakse Europa-overeenkomsten. De rechtbank oordeelde voorts dat art. 26 IVBPR en art. 14 EVRM jo. art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM de Nederlandse Staat niet verplichten de werking van de Moeder-dochterrichtlijn en art. 43 EG uit te breiden tot buiten de EU/EER gevestigde deelnemingen. Het Bosal-arrest was hier dus niet van toepassing.

NTFR 2008/1390 - Gebruiksrecht ouders op dure woning van zoon vormt schenking

ECLI:NL:GHARN:2008:BD2376, datum uitspraak 14-05-2008, publicatiedatum 23-05-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. F.A.M. Schoenmaker
X is eigenaar van een woning waarvan de waarde ten minste f 1.373.563 bedraagt. Hij heeft met betrekking tot deze woning met zijn ouders (de belanghebbenden) een gebruiksovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd. De vergoeding bedraagt f 600 per maand. De inspecteur heeft hierin schenkingen aan de ouders ontwaard en aan ‘Z en echtgenote' aangeslagen in het recht van schenking opgelegd. Rechtbank Arnhem (26 oktober 2006, nr. 06/285) heeft deze aanslagen (naar een lager bedrag) in stand gelaten. Ook in appel hebben de belanghebbenden geen succes. De tenaamstelling van de aanslagen vormt, anders dan belanghebbenden bepleiten, geen probleem. Redelijkerwijs kan er volgens het hof geen misverstand hebben bestaan met betrekking tot de vraag voor wie het aanslagbiljet was bedoeld. Voorts is het hof van oordeel dat, nu de ouders niet financieel hulpbehoevend waren, de overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een voldoening door de zoon aan de wettelijke onderhoudsverplichting. Evenmin kan de overeenkomst worden aangemerkt als te strekken ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

NTFR 2008/1391 - Verkrijging aandelen in een camping-bv is niet belast

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Belanghebbende verwierf in 2003 alle aandelen in een camping-bv. In geschil is of over deze aandelenverkrijging overdrachtsbelasting is verschuldigd, met name of de camping-bv een fictieve onroerende zaak is in de zin van art. 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV. Daartoe is beslissend of de onroerende zaken van de camping-bv 'als geheel genomen, (...) geheel of hoofdzakelijk dienstbaar zijn (...) aan het (...) exploiteren van die onroerende zaken.' De vraag is dus of de camping-bv ter zake van haar onroerende zaken hoofdzakelijk (meer dan 70%) exploitant is van onroerend goed, of haar onroerende zaken voor minstens 30% gebruikt als leverancier van recreatiediensten. Hof Arnhem (NTFR 2007/1508) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld, omdat het de toeristische kampeerplaatsen, waarop het geschil rond de 70/30%-grens zich toespitst, vooral gericht acht op gebruik van recreatiediensten. A-G Wattel komt na analyse van de geschiedenis en de ratio van art. 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV tot de conclusie dat het niet voor de hand ligt in casu een belaste verkrijging aan te nemen, nu het om een 'onverdachte' vennootschap en overdracht lijkt te gaan. Daarom onderschrijft hij de beslissing van het hof.

NTFR 2008/1393 - Terugwijzing zaak naar inspecteur bij alsnog ontvankelijk bezwaar

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. A.A. Fase
Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB 2002 is door de inspecteur wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Hof Amsterdam achtte het bezwaar wel ontvankelijk en heeft de zaak inhoudelijk afgedaan. Dit is volgens de Hoge Raad niet juist. In de regel dient de belastingrechter in een geval als hier de zaak namelijk terug te wijzen naar de inspecteur. Nu de uitspraak van het hof geen grond vermeldt voor afwijking van deze regel en de gedingstukken daar ook geen aanknopingspunt voor bieden, had het hof de zaak terug moeten wijzen naar de inspecteur. De Hoge Raad doet dat alsnog.

NTFR 2008/1394 - Hof is ten onrechte voorbijgegaan aan vaststellingsovereenkomst inzake film-cv

ECLI:NL:HR:2008:BA0613, datum uitspraak 11-07-2008, publicatiedatum 11-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende had in 2001 één participatie in een film-cv. In totaal waren 3.750 participaties uitgegeven aan ruim 2.200 participanten. Namens de commanditaire vennoten van de cv en de Rijksbelastingdienst is overeengekomen dat bij de belastingheffing van de commanditaire vennoten over 2001 rekening zal worden gehouden met investeringen over de omvang waarvan bij de afgifte van de jaaropgave 2000 tussen partijen onzekerheid bestond. Voor Hof Amsterdam heeft belanghebbende in het kader van de aanslag IB 2001 geprocedeerd over de investeringsaftrek over 2000. Het hof heeft geoordeeld dat de belastingrechter het geschil over de omvang van de investeringen in 2000 niet kan toetsen in het kader van de aanslag over 2001. In navolging van A-G Overgaauw (NTFR 2007/465) acht de Hoge Raad dit oordeel onjuist. In de afspraak ligt volgens de Hoge Raad namelijk besloten een overeenkomst om eventuele niet in die jaaropgave verdisconteerde investeringen te beschouwen als in 2001 gedaan. Van die overeenkomst kan niet worden gezegd dat zij zo zeer in strijd is met de wet, dat belanghebbende op nakoming daarvan niet mocht rekenen. Dit brengt mee dat het hof de beoordeling van de omvang van de investeringen waaromtrent voormelde onzekerheid bestond, niet mocht plaatsen buiten het geschil dat aan hem was voorgelegd ter zake van de aanslag voor 2001.

NTFR 2008/1395 - Verzwegen inkomsten uit bingo-activiteiten: vereiste aangifte niet gedaan

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Belanghebbend heeft in 2000 op drie avonden per week gedurende – in ieder geval – 26 weken bingo-avonden georganiseerd. Uit deze werkzaamheden heeft hij inkomsten genoten. Voorts heeft belanghebbende loon uit dienstbetrekking genoten. Het aangiftebiljet IB 2000 heeft belanghebbende oningevuld en zonder enige toelichting geretourneerd aan de inspecteur. De inspecteur heeft ambtshalve de onderhavige aanslag opgelegd. Partijen verschillen van mening over het aantal weken waarin de bingo-avonden werden georganiseerd (belanghebbende 26 weken en de inspecteur 40 weken) en over de hoogte van het in aanmerking te nemen prijzengeld.

NTFR 2008/1398 - Aanslag ene partner opleggen binnen redelijke termijn na aanslag andere partner

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Mevrouw R. vraagt op 22 september 2002 om een voorlopige teruggaaf van de algemene heffingskorting voor 2003. Bij beschikking van 15 januari 2003 wordt deze toegekend. Op 28 mei 2005 wordt een aanslag IB/PVV 2003 voor een negatief bedrag opgelegd aan de echtgenoot van mevrouw R. Pas op 15 september 2006 wordt een aanslag IB/PVV 2003 aan mevrouw R. opgelegd, waarbij zij de gehele voorlopige teruggaaf met heffingsrente moet terugbetalen. De belastingadviseur van mevrouw R. klaagt onder meer over de trage aanslagregeling.

NTFR 2008/1399 - Belastingdienst had eerst zekerheid over belastingplicht moeten creëren

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit en is ongehuwd. Hij heeft lange tijd buiten Nederland gewoond en gewerkt. Nadat hij zich in 2000 weer in Nederland had gevestigd, doet hij in 2004 navraag naar zijn fiscale positie. Daarop start de Belastingdienst direct een onderzoek naar zijn belastingplicht over 1999 tot en met 2003. Tijdens het onderzoek legt de Belastingdienst conservatoir beslag op zijn bezittingen en eist van verzoeker inkomens- en vermogensgegevens over de desbetreffende jaren. In 2005 legt de Belastingdienst (ambtshalve) aanslagen IB/VB op over 1999 tot en met 2003. Uiteindelijk oordeelt de rechter dat verzoeker tot en met 1999 niet belastingplichtig is geweest in Nederland. Verzoeker klaagt er onder meer over dat de Belastingdienst onvoldoende aandacht heeft geschonken aan zijn stelling dat hij tot 2000 niet kon worden aangemerkt als binnenlands belastingplichtige.

NTFR 2008/1405 - Verkrijging vee is intracommunautaire verwerving

ECLI:NL:HR:2008:BD1109, datum uitspraak 09-05-2008, publicatiedatum 09-05-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende exploiteert een in Nederland gelegen rundvee- en varkensmesterij. Hij betrekt zijn vee grotendeels uit Frankrijk en België en tijdens een controleonderzoek blijkt dat in elk onderzocht jaar het in art. 1a, lid 2, Wet OB 1968 genoemde bedrag van f 23.000 is overschreden, zodat omzetbelasting is verschuldigd. Belanghebbende noch zijn echtgenote spreekt Frans, de contacten met de leveranciers van het vee liepen altijd via een in Frankrijk woonachtige Nederlander. Als het vee in Nederland kwam moest het twee weken in quarantaine bij de Rijksdienst voor Vee en Vlees. Als het vervolgens werd afgekeurd werd het in overleg met de leverancier hier vernietigd dan wel teruggestuurd. Belanghebbende stelt allereerst dat er in wezen slechts sprake is van voercontracten, subsidiair stelt belanghebbende dat de leveranciers in Nederland over een vaste inrichting beschikken van waaruit het vee wordt geleverd. Hof Den Bosch heeft beide stellingen verworpen (NTFR 2007/655). Volgens de Hoge Raad terecht. Ook het oordeel van het hof dat de verkrijging door belanghebbende van het vee voldoet aan de omschrijving van het begrip intracommunautaire verwerving HvJ EG 27 september 2007, zaak C-409/04, Teleos, NTFR 2007/1832– is volgens de Hoge Raad juist.

NTFR 2008/1408 - Naheffingsaanslag BPM aan taxichauffeur met kilometertelleronderbreker

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD6328, datum uitspraak 27-06-2008, publicatiedatum 04-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Aan belanghebbende, een taxichauffeur, zijn teruggaven BPM verleend. Naar aanleiding van een onderzoek is geconcludeerd dat deze teruggaven ten onrechte zijn verleend. Vervolgens is aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd met een vergrijpboete. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hof oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in zijn auto een kilometertelleronderbreker had laten inbouwen en dat hij deze ook heeft gebruikt. Belanghebbende heeft vervolgens niet aannemelijk gemaakt dat de auto voor ten minste 90% voor taxivervoer is gebruikt. Zijn kilometeradministratie is door het gebruik van de kilometertelleronderbreker onbetrouwbaar. De teruggaven van BPM zijn derhalve ten onrechte verleend, zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Ook de hoogte van de door Rechtbank Den Haag vastgestelde boete acht het hof passend en geboden. Het hof vernietigt echter ambtshalve de uitspraak van de rechtbank omdat de rechtbank niet op het beroep tegen de naheffingsaanslag had beslist.

NTFR 2008/1410 - Regeling tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
In deze verzamelregeling zijn twee wijzigingen opgenomen die samenhangen met de Wet van 3 juli 2008 tot wijziging van een aantal belastingwetten en enkele andere wetten. Het betreft de wijzigingen in de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag en de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. In de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag zijn tevens enkele technische en redactionele verbeteringen aangebracht. Voorts is in de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen een aantal wijzigingen opgenomen en zijn in enige fiscale uitvoeringsregelingen verwijzingen naar de Wet belastingen op milieugrondslag aangepast in verband met de vernummering van de hoofdstukken, afdelingen en artikelen van die wet.

NTFR 2008/1411 - Bewijsoordeel hof inzake naheffing parkeerbelasting te kort door de bocht

ECLI:NL:HR:2008:BD6831, datum uitspraak 11-07-2008, publicatiedatum 11-07-2008
Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008 met annotatie van mr. J. Rolleman
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat volgens een parkeercontroleur de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan. Hof Den Haag heeft die naheffingsaanslag vernietigd. Tegenover de door belanghebbende overgelegde kraskaart, heeft de gemeente volgens het hof geen deugdelijk en overtuigend bewijsmiddel in het geding gebracht. Een zogenoemde schermprint van de naheffingsaanslag met tekst achtte het hof niet voldoende. De Hoge Raad acht dit bewijsoordeel van het hof te kort door de bocht.

NTFR 2008/1413 - Fair play niet gewaarborgd bij eenmalige verzending uitnodiging hoorzitting

Aflevering 29, gepubliceerd op 17-07-2008
Mevrouw H ontvangt automatisch een voorlopige teruggaaf IB 2004. Namens mevrouw H zou de Belastingdienst in verschillende gesprekken om stopzetting van deze voorlopige teruggaaf zijn gevraagd. Na indiening van de aangifte IB 2004 wordt een voorlopige aanslag IB 2004 opgelegd. Vervolgens vraagt mevrouw H om kwijtschelding van de aanslag. Dit verzoek wordt afgewezen evenals haar beroep tegen de afwijzing. Verzoekster klaagt onder meer over de afwijzing en over het feit dat zij niet alsnog is gehoord over het beroepschrift na te hebben aangegeven de eerdere schriftelijke uitnodiging niet te hebben ontvangen.