Aflevering 46

Gepubliceerd op 12 november 2009

NTFR 2009/2392 - De bijleenregeling beperkt vereenvoudigd!

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009
Tot de op Prinsjesdag 2009 gepresenteerde belastingmaatregelen behoort ook een aantal maatregelen met betrekking tot de eigenwoningregeling. Drie daarvan betreffen de bijleenregeling die zijn opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale vereenvoudigingswet 2010.Daarnaast is in genoemd wetsvoorstel nog een tweetal wijzigingen opgenomen die het vooraf invullen van de aangifte door de fiscus moet vergemakkelijken. De toepassing van het eigenwoningforfait op een hoofdverblijfwoning wordt niet langer gekoppeld aan de feitelijke verhuizing maar aan het op dat adres ingeschreven staan in de basisadministratie persoonsgegevens en de tijdelijke verhuurregeling wordt zodanig aangepast dat ook tijdens de verhuurperiode het eigenwoningforfait van toepassing wordt en daarnaast 70% (thans 75%) van de verhuurbaten als voordeel uit eigen woning wordt aangemerkt. Onderdeel van de maatregelen is de afschaffing per 1 januari 2010 van de goedkoperwonenregeling van art. 3.119a, lid 2, Wet IB 2001. Daarmee hangt samen de verkorting van de termijn waarna toevoegingen aan de eigenwoningreserve (hierna: EWR) vervallen, van vijf naar drie jaar (art. 3.119a, lid 6, Wet IB 2001). In een nieuw tweede lid van art. 3.119a Wet IB 2001 wordt voor het eerst wettelijk geregeld dat een lening voor de financieringskosten met betrekking tot de verwerving van de eigen woning tot de eigenwoningschuld (hierna: EWS) behoort. Voorts bevat het Belastingplan 2010 nog de al eerder aangekondigde tijdelijke verruiming van art. 3.111, lid 2 waardoor tot 1 januari 2012 de voormalige hoofdverblijfwoning in afwachting van betere marktomstandigheden tijdelijk mag worden verhuurd zonder de hypotheekrenteaftrek na afloop van de tijdelijke verhuurperiode te verspelen. De maatregelen op het gebied van de bijleenregeling zijn uitvloeisel van de toezegging van de staatssecretaris van FinanciënBrief van 14 maart 2008, nr. DB2008/76M, NTFR 2008/607. dat hij zou bezien welke knelpunten uit de beoordeling van de aangiften over 2006 op het gebied van de bijleenregeling naar voren zouden komen. In deze bijdrage zal ik ingaan op de effecten van de voorgestelde maatregelen en op de tijdelijke verruiming voor voormalige hoofdverblijfwoningen.

NTFR 2009/2393 - De CCCTB in de sfeer van vastgoed (deel 2)

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 geschreven door mr. M.F.A. Blaauw en mr. dr. H. Vermeulen
In twee bijdragen gaan wij in op de CCCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base) met een specifieke focus op vastgoed. In de eerste bijdrage hebben wij de achtergrond en algemene beginselen van die CCCTB geschetst.M.F.A. Blaauw en H. Vermeulen, ‘De CCCTB in de sfeer van vastgoed (deel 1)’, NTFR 2009/1772. De CCCTB betreft – kort gezegd – een initiatief van de Europese Commissie om binnen Europa tot harmonisatie op het gebied van de vennootschapsbelasting te komen. De gedachte is een apart, optioneel stelsel te ontwerpen met eigen bepalingen om de te belasten winst vast te stellen naast de nationale vennootschapsbelastingstelsels. Kiest een belastingplichtige voor toepassing van de CCCTB dan heeft hij enkel te maken met de CCCTB-regels en niet langer met regels van verschillende lidstaten.

NTFR 2009/2394 - Vervolg NOB-commentaar op Belastingppakket 2010

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een volgend commentaar op het Belastingpakker 2010 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het commentaar is een reactie op de nota’s naar aanleiding van het verslag en de eerste en tweede nota van wijziging met betrekking tot de wetsvoorstellen, Belastingplan 2010, Overige fiscale maatregelen 2010 en Fiscale vereenvoudigingswet 2010. In het stuk is tevens een aanvulling op het commentaar van 1 oktober jl. opgenomen.

NTFR 2009/2395 - Wetgevingsoverleg Belastingplan 2010

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop en mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk een aantal vragen beantwoord die hem waren gesteld in een wetgevingsoverleg van 2 november 2009. Het betreft vragen over het Belastingplan 2010, Overige fiscale maatregelen 2010, Fiscale vereenvoudigingswet 2010, Fiscale onderhoudswet 2010 en het wetsvoorstel Afschaffing van de vliegbelasting. De vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer gebruikte de antwoorden bij de voortzetting van het wetgevingsoverleg over het Fiscaal pakket 2010 (zie onder meer NTFR 2009/2313) op maandag 9 november 2009.

NTFR 2009/2397 - Informatiecampagne Belastingdienst voor startende ondernemingen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009
De staatssecretaris heeft vandaag op het MKB-jaarcongres bekend gemaakt dat de Belastingdienst startende ondernemers fiscaal op weg gaat helpen met een informatiecampagne. De Belastingdienst informeert starters via de site www.belastingdienst.nl/zakelijk op de meest gestelde vragen en antwoorden. Verder bestaat de campagne uit banners, advertenties en radio commercials. De Belastingdienst ondersteunt startende ondernemers verder nog door het afleggen van bedrijfsbezoeken waarin starters op hun fiscale verplichtingen worden gewezen. De campagne start 28 november 2009.

NTFR 2009/2398 - Geen meewerkaftrek voor dierenarts ter zake van achterwachtwerkzaamheden echtgenote

ECLI:NL:GHARN:2009:BK1756, datum uitspraak 20-10-2009, publicatiedatum 02-11-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is werkzaam in een maatschap als dierenarts. De praktijk is gedurende het hele jaar 24 uur per dag telefonisch bereikbaar. Buiten kantooruren is er een systeem van telefonische beschikbaarheidsdiensten. Wanneer belanghebbende dienst heeft, fungeert zijn echtgenote als achterwacht. Kort gezegd dient zij aanwezig in of rondom de woning te zijn en de telefoon op te nemen en de boodschappen door te geven. Ter zake van deze arbeid claimt belanghebbende de meewerkaftrek. Het hof wijst die claim echter af. Volgens het hof gaan de werkzaamheden van de echtgenote weliswaar de wederzijdse hulp die echtgenoten jegens elkaar verschuldigd zijn te boven, maar de aanwezigheidsverplichting ligt zozeer in de privésfeer dat die uren niet meetellen. De uren die worden besteed aan het daadwerkelijk beantwoorden van de telefoon tellen wel mee, maar daarmee wordt de norm van 525 uren niet gehaald.

NTFR 2009/2399 - Geen renteaftrek voor zover lening is aangewend voor privédoeleinden

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ7381, datum uitspraak 21-07-2009, publicatiedatum 10-09-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende heeft een administratiekantoor. Belanghebbende heeft in de loop der jaren voor privédoeleinden structureel meer geld uit de onderneming opgenomen dan de bescheiden winsten toelieten. Deze opnamen werden aanvankelijk gefinancierd met een rekening-courantkrediet. In 2003 is dit krediet omgezet in een hypothecaire lening. Vanaf 2003 is deze lening geleidelijk opgelopen. Volgens de inspecteur is de hypothecaire lening ten onrechte aangemerkt als zakelijke schuld. Hij heeft de aftrek van financieringskosten derhalve geweigerd.

NTFR 2009/2402 - Afwaardering vordering ten laste van resultaat niet toegestaan wegens onzakelijk debiteurenrisico

ECLI:NL:GHARN:2009:BK1761, datum uitspraak 20-10-2009, publicatiedatum 02-11-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende, een bv die deelnemingen heeft in de technische branche, heeft eind 2002 C bv opgericht. Zij heeft daarin een 100%-belang. C bv is actief in de kledingbranche. De winkel van C bv wordt geleid door de 19-jarige dochter van de enig aandeelhouder van belanghebbende. C bv is verlieslatend en heeft een negatief eigen vermogen. Belanghebbende heeft meermalen gelden verstrekt aan C bv. Ultimo 2003 heeft belanghebbende ter zake van haar vordering op C bv € 149.403 ten laste van het resultaat gebracht. De inspecteur heeft dat niet geaccepteerd.

NTFR 2009/2403 - Groepsrelatie tussen bv en zijn aandeelhouder; thincapregeling van toepassing

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0374, datum uitspraak 02-07-2009, publicatiedatum 15-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende is opgericht in 2002 in het kader van het opzetten van een samenwerkingsverband tussen X en Y. X en Y zijn via hun beheer bv’s (X bv en Y bv) voor 60% en 40% aandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende is enig aandeelhoudster van drie werkmaatschappijen waarover zij de dagelijkse leiding voert en met welke zij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormt. In geschil is of belanghebbende en X bv tot één groep behoren zodat de thincapregeling van toepassing is. Rechtbank Den Haag oordeelt dat bij de beantwoording van de vraag of tussen belanghebbende en X bv een groepsrelatie bestaat, belanghebbende en zijn dochtermaatschappijen moeten worden beschouwd als één maatschappij. Er moet worden beoordeeld of X bv de leiding heeft over die maatschappij. Uit de feiten dat de beide leidinggevenden in dienst zijn bij X bv en Y bv, belanghebbende aan X bv een hogere managementvergoeding betaalt dan aan Y bv, en X bv een meerderheidsbelang heeft in belanghebbende, leidt de rechtbank af dat X bv de beleidsbepalende zeggenschap heeft over belanghebbende en dat daarmee sprake is van een groepsrelatie tussen belanghebbende en X bv. De thincapregeling is dus van toepassing. Verder oordeelt de rechtbank dat kredieten en tegoeden in rekening courant voor de toepassing van de thincapregeling moeten worden aangemerkt als verschuldigde en uitstaande geldleningen.

NTFR 2009/2404 - Goedkeuringen bij kortetermijnherstelplan ondernemingspensioenfonds

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009
In het kader van kortetermijnherstelplannen binnen het Financieel toetsingskader worden extra betalingen gedaan aan ondernemingspensioenfondsen. De staatssecretaris keurt goed dat voor de toepassing van art. 3.26 t/m 3.28 Wet IB 2001 ten aanzien van de extra betalingen niet getoetst hoeft te worden of ter zake van de opgebouwde pensioenrechten nog premies of koopsommen aan het fonds zijn verschuldigd. Dat betekent dat in die gevallen de wettelijke veronderstelling niet geldt dat bij een lagere rekenrente dan 4% sprake is van – niet direct aftrekbare – indexeringselementen. Voor het vormen van een voorziening voor nog te verrichten betalingen keurt hij goed dat deze wordt gesteld op 50% van de contante waarde van de toekomstige betalingen.

NTFR 2009/2405 - Ten onrechte opvoeren van aftrekpost kan meebrengen dat vereiste aangifte niet is gedaan

ECLI:NL:HR:2009:BH1083, datum uitspraak 30-10-2009, publicatiedatum 30-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van f 39.906. Volgens Hof Den Bosch heeft belanghebbende in de aangifte ten onrechte een renteaftrek van f 22.500 opgevoerd. Dit brengt volgens het hof echter niet mee dat de vereiste aangifte niet is gedaan. De inspecteur heeft immers niet bewezen dat belanghebbende inkomsten heeft verzwegen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Bij de beoordeling of de vereiste aangifte is gedaan, past het niet om onderscheid te maken tussen positieve en negatieve bestanddelen van de belastinggrondslag. Nu vaststaat dat het bedrag van de belasting dat door de aftrekpost niet zou worden geheven, zowel in relatieve als in absolute zin aanzienlijk is, en dat belanghebbende zich hiervan bewust moet zijn geweest, heeft belanghebbende de vereiste aangifte niet gedaan.

NTFR 2009/2407 - Bij verdedigbaar standpunt geen plaats voor omkering bewijslast

ECLI:NL:HR:2009:BK1488, datum uitspraak 30-10-2009, publicatiedatum 30-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende is een betaaldvoetbalorganisatie. Contractspelers en directieleden van belanghebbende hebben beleggingscontracten gesloten. De inleg wordt geleend. Belanghebbende heeft voor deze investeringen rendementsgaranties verstrekt. Volgens deze garantie zal een eventueel nadelig verschil tussen de waarde van de beleggingen en de af te lossen schuld voor rekening komen van belanghebbende. Bij het doen van de aangiften LB heeft belanghebbende ter zake van de rendementsgaranties geen loon in aanmerking genomen. Belanghebbende heeft daarbij het standpunt ingenomen dat inhouding van loonheffing niet eerder aan de orde komt dan bij het inroepen van de rendementsgaranties. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat dit standpunt zodanig pleitbaar is dat voor het omkeren en verzwaren van de bewijslast geen plaats is. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Het standpunt van belanghebbende was in die mate verdedigbaar dat zij niet wist of zich ervan bewust moest zijn dat zij in de aangiften te weinig loonheffing verantwoordde ter zake van de toekenning van de rendementsgaranties. Daaruit volgt dat niet kan worden gezegd dat de vereiste aangifte niet is gedaan.

NTFR 2009/2409 - Pleitbaar standpunt inzake berekening toetsloon verhindert de oplegging van een boete

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1476, datum uitspraak 22-10-2009, publicatiedatum 28-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende heeft het vakantiegeld aan haar medewerkers maandelijks uitbetaald. In de aangiften LB/PVV heeft zij de afdrachtvermindering lage lonen toegepast. Voor de berekening van het toetsloon heeft zij het maandelijks betaalde vakantiegeld buiten beschouwing gelaten. Na boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd. In het arrest van 18 januari 2008, nr. 42.404, NTFR 2008/140 heeft de Hoge Raad bepaald dat indien het vakantiegeld niet één maal per jaar wordt uitbetaald maar dat maandelijks gelijktijdig met het basisloon de vakantietoeslag wordt uitbetaald, deze toeslag behoort tot het toetsloon. Partijen zijn het er dan ook over eens dat de handelswijze van belanghebbende onjuist was en dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

NTFR 2009/2410 - Geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel m.b.t. de periode waarover heffingsrente is berekend

ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ8872, datum uitspraak 10-09-2009, publicatiedatum 30-09-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende is als dga werkzaam in een bv waarvan hij enig aandeelhouder is. Per 31 december 2005 heeft belanghebbende een tot zijn vermogen behorende onroerende zaak overgebracht van box 1 naar box 3. In de aangifte 2005 is ter zake van de onroerende zaak een boekwinst opgenomen. In 2005 en 2007 heeft belanghebbende een dividenduitkering ontvangen. Volgens een brief van de gemachtigde van belanghebbende aan de Belastingdienst was afgesproken dat de Belastingdienst onmiddellijk na de ontvangst van de aangifte 2005 een voorlopige of definitieve aanslag zou opleggen. Deze gemaakte afspraak was gericht op het beperken van de heffingsrente. Het hof oordeelt dat niet blijkt dat de inspecteur zich heeft gedistantieerd van deze afspraak, waardoor belanghebbende aan die brief het in rechte te beschermen vertrouwen kon ontlenen dat de inspecteur zou afzien van het berekenen van heffingsrente over de periode na het indienen van de aangifte. Het hof vermindert dan ook de in rekening gebrachte heffingsrente.

NTFR 2009/2411 - Bezwaar tegen de aanslag is tevens bezwaar tegen de beschikking heffingsrente

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK1907, datum uitspraak 07-10-2009, publicatiedatum 04-11-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV 2004 opgelegd en door de inspecteur is, gelijktijdig met het opleggen van die aanslag, een beschikking heffingsrente genomen, waarbij heffingsrente aan belanghebbende in rekening is gebracht. Belanghebbende is in bezwaar en beroep gekomen. De inspecteur stelt dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen de beschikking heffingsrente, omdat hij pas in beroep hiertegen grieven aanvoert, terwijl hij tegen de beschikking heffingsrente niet afzonderlijk in bezwaar is komen.

NTFR 2009/2413 - Verzoek om bijstand van een tolk afgewezen

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ9689, datum uitspraak 22-09-2009, publicatiedatum 08-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende, genieter van een bijstandsuitkering en afkomstig uit Irak, heeft voor 2003 aanspraak gemaakt op aftrek van € 9.850 ter zake van – door de verzekeraar niet vergoede – kosten van een ziekenhuisopname in Kirgizië. Een jaar eerder is belanghebbende (ook) opgenomen geweest in dat ziekenhuis voor prostaatklachten. De kosten daarvan zijn destijds aan belanghebbende vergoed.

NTFR 2009/2415 - Veroordeling fiscaal adviseur tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf

ECLI:NL:GHSHE:2009:BJ9997, datum uitspraak 13-10-2009, publicatiedatum 13-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Een aanmerkelijk belanghouder verkoopt per 1 januari 2002 de economische eigendom van zijn effectenportefeuille aan zijn vennootschap. Daardoor komen de nadien geleden koersverliezen op de effectenportefeuille ten laste van de winst van de vennootschap. Later blijkt dat de aan de economische eigendomsoverdracht ten grondslag liggende overeenkomst pas in augustus 2004 is opgesteld en dus is geantedateerd. De aanmerkelijk belanghouder en diens fiscale adviseur worden strafrechtelijk vervolgd voor het (medeplegen van) opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften inkomsten- en vennootschapsbelasting over 2002 en het voorhanden hebben (gebruik) van een valse overeenkomst. Op grond van art. 4.43 Wet IB 2001 wordt voordeel genoten op het moment waarop het geld wordt ontvangen, verrekend of ter beschikking wordt gesteld. Het genietingsmoment van de bevoordeling van de aanmerkelijk belanghouder ligt in casu dus niet in 2002, maar op zijn vroegst ultimo 2003 toen de constructie is bedacht. Desondanks oordeelt het hof dat de aangifte inkomstenbelasting 2002 vanwege de samenhang met de aangifte vennootschapsbelasting 2002 ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. Bovendien mocht de aanmerkelijk belanghouder volgens het hof in casu niet zonder meer afgaan op de adviezen van zijn fiscaal adviseur. Hij blijft zelf hoofdverantwoordelijke voor de aangiften en had zich moeten vergewissen, bijvoorbeeld door het inwinnen van nadere informatie bij de Belastingdienst, of de door zijn fiscaal adviseur bedachte constructie legaal was. Door dat na te laten, valt hem opzet te verwijten. Omdat de fiscaal adviseur de constructie heeft bedacht en de overeenkomst heeft opgesteld, valt ook hem opzet te verwijten. Mede gelet op de potentiële fiscale benadeling, welke het hof vaststelt op tenminste € 100.000, veroordeelt het hof de fiscaal adviseur tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De aanmerkelijk belanghouder komt weg met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een werkstraf van 240 uur en een geldboete van € 10.000.

NTFR 2009/2417 - Commentaar NVAB op Wetsvoorstel rechtsbescherming bij controlehandelingen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009
De Nederlandse Vereniging van Advocaten-Belastingkundigen (NVAB) heeft haar commentaar bij de ingediende tweede nota van wijziging bij het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de AWR ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus (NTFR 2009/1937) naar de Tweede Kamer gestuurd. De NVAB vraagt zich af of het voorstel in de huidige (vernieuwde) vorm een effectieve vorm van rechtsbescherming te bieden heeft bij informatieverzoeken. Zij is van mening dat het oorspronkelijke wetsvoorstel vanuit een oogpunt van rechtsbescherming veel aantrekkelijker was. In het commentaar worden alternatieven aangedragen die meer beantwoorden aan de roep om rechtsbescherming en ook inpasbaar zijn in de praktijk.

NTFR 2009/2421 - Nadere duiding handelingen inzake aandelen

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
SKF, een holding van een concern met activiteiten in verschillende landen, mengt zich actief in het beheer van haar dochters en levert hun tegen betaling diensten op het vlak van beheer, administratie en marketing en is als zodanig belastingplichtige. In het kader van een herstructurering wil SKF een volledige dochter afstoten door alle aandelen te verkopen. Voorts zal zij overgaan tot de verkoop van haar deelneming van 26,5% in een voorheen volledige dochter, voor wie zij als moeder belaste diensten verrichtte. De verkoop moet kapitaal vrij maken voor de financiering van andere activiteiten van het concern. Voor de verkoop wenst SKF gebruik te maken van met btw belaste diensten: taxatie van waardepapieren, bijstand bij onderhandelingen en gespecialiseerde juridische hulp bij het opstellen van overeenkomsten. Op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in het geschil dat is ontstaan naar aanleiding van de wens van SKF duidelijkheid te krijgen over de vraag of de voorbelasting over de voor deze verkoop gebruikte diensten kan aftrekken, verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat art. 2, lid 1, en art. 4, lid 1 en 2, Zesde Richtlijn en art. 2, lid 1, en art. 9, lid 1, Btw-richtlijn aldus moeten worden uitgelegd, dat de overdracht door een moeder van alle aandelen in een volledige dochter en van 26,5% in een voorheen volledige dochter, waarvoor zij belaste diensten verrichtte, een economische activiteit is die binnen de werkingssfeer van deze richtlijnen valt. Voor zover de aandelenoverdracht kan worden gelijkgesteld met de overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van een onderneming in de zin van art. 5, lid 8, Zesde Richtlijn, of art. 19, eerste alinea, Btw-richtlijn, en op voorwaarde dat de betrokken lidstaat gebruik heeft gemaakt van de door deze bepalingen geboden mogelijkheid, vormt deze handeling geen aan btw onderworpen economische activiteit. Een overdracht van aandelen moet krachtens art. 13, B, sub d, punt 5, Zesde Richtlijn en art. 135, lid 1, sub f, Btw-richtlijn worden vrijgesteld. Het recht op aftrek van voorbelasting over de diensten die zijn gebruikt ten behoeve van een aandelenoverdracht ontstaat krachtens art. 17, lid 1 en 2, Zesde Richtlijn en art. 168 Btw-richtlijn, wanneer tussen de uitgaven voor de diensten in een eerder stadium en de economische activiteiten van de belastingplichtige in hun geheel een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat. Het staat aan de verwijzende rechter met inachtneming van alle omstandigheden waarin de handelingen in het hoofdgeding hebben plaatsgevonden, na te gaan of de gedane uitgaven kunnen worden opgenomen in de prijs van de verkochte aandelen, dan wel of zij uitsluitend deel uitmaken van de bestanddelen van de prijs van handelingen die tot de economische activiteiten van de belastingplichtige behoren.

NTFR 2009/2422 - Verkoop onroerend goed geen bijkomstige handeling

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
NCC, een aannemingsbedrijf, voert zowel voor rekening van derden als voor eigen rekening bouwwerkzaamheden uit, waaronder met name ingenieurs-, plannings-, adviserings- en uitvoerende werkzaamheden. De verkoop van onroerend goed dat het voor eigen rekening heeft gebouwd, vormt geen hoofdactiviteit maar een zelfstandige activiteit die een afgeleide is van de aan btw onderworpen bouwwerkzaamheden. Aangezien de Deense btw-wet de verkoop van voor eigen rekening gebouwd onroerend goed vrijstelt van btw, was NCC, als belastingplichtige met gemengde prestaties, verplicht een pro rata te berekenen voor de aftrek van de btw over de kosten die zijn twee activiteiten gemeen hebben (algemene kosten). In het kader van deze berekening heeft NCC niet de omzet uit de verkoop van voor eigen rekening gebouwd onroerend goed in aanmerking genomen. Het was namelijk van mening dat deze activiteit van verkoop van onroerend goed moest worden aangemerkt als een 'bijkomstige handeling ter zake van onroerend goed', in de zin van art. 19, lid 2, tweede zin, Zesde Richtlijn. De Deense fiscale autoriteiten zijn van mening dat de activiteit van verkoop van onroerend goed die wordt uitgeoefend door een bouwonderneming, niet kan worden gelijkgesteld met een 'bijkomstige handeling ter zake van onroerend goed'. Dit heeft voor NCC tot gevolg dat de voorbelasting over de algemene kosten slechts gedeeltelijk kan worden afgetrokken. NCC, dat in aanmerking wenst te komen voor volledige aftrek van de btw over zijn algemene kosten, betwist dit. Op vragen van de verwijzende rechter in het vervolgens ontstane geschil verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat art. 19, lid 2, Zesde Richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat de verkoop door een bouwbedrijf van door hem voor eigen rekening gebouwd onroerend goed niet kan worden gekwalificeerd als een 'bijkomstige handeling ter zake van onroerend goed' in de zin van deze bepaling, wanneer deze activiteit het rechtstreekse, duurzame en noodzakelijke verlengstuk vormt van zijn belastbare activiteit. In deze omstandigheden behoeft niet in concreto te worden beoordeeld in hoeverre deze verkoopactiviteit, op zich beschouwd, een gebruik van goederen en diensten impliceert waarover btw verschuldigd is. Het beginsel van fiscale neutraliteit kan zich er niet tegen verzetten dat een bouwbedrijf dat btw betaalt ter zake van de prestaties in verband met bouwactiviteiten die het voor eigen rekening verricht (leveringen aan zichzelf), de btw over de algemene kosten van het verrichten van deze diensten niet volledig kan aftrekken, wanneer de omzet uit de verkoop van de aldus gerealiseerde bouwwerken is vrijgesteld van btw.

NTFR 2009/2423 - Inkooporganisatie heeft als factoor recht op teruggaaf ex art. 29 Wet OB 1968

ECLI:NL:HR:2009:BG6444, datum uitspraak 16-10-2009, publicatiedatum 16-10-2009
Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van prof. dr. A.J. van Doesum
Belanghebbende oefent het bedrijf van inkoopcombinatie uit en sluit in die hoedanigheid overeenkomsten met leveranciers en afnemers. Een vaste afnemer van belanghebbende gaat failliet en de resterende vordering kan niet worden geïncasseerd. Belanghebbende claimt teruggaaf OB op grond van art. 29, lid 1, Wet OB 1968. De inspecteur is niet tegemoet gekomen aan dit verzoek. Ook Hof Den Bosch (NTFR 2008/626) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel niet. Belanghebbende treedt immers op als factoor en valt daardoor onder de factoorresolutie van 2 augustus 1983. Volgens deze resolutie kan een factoor namens de crediteur verzoeken om teruggaaf op de voet van art. 29 Wet OB 1968.

NTFR 2009/2425 - Toegepaste btw-constructie door gemeente leidt niet tot aftrek van voorbelasting

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. C.J. Hummel
Belanghebbende (gemeente X) heeft in 1998 krediet beschikbaar gesteld aan stichting E (E) voor de nieuwbouw van een school. Als de bouw van de school in 2001 is gestart, wordt op advies van de belastingadviseur van E een btw besparende constructie opgezet. Deze constructie bestaat erin dat de bouwprestaties niet meer aan E maar aan de gemeente X worden verricht. Op deze manier wordt voor de gemeente X een aftrekrecht gecreëerd voor de op de bouwkosten drukkende voorbelasting. Na realisatie verkoopt de gemeente X de nieuwbouw aan E voor een prijs welke (aanzienlijk) lager is dan de totale kosten van de nieuwbouw. De btw die de gemeente X over deze levering is verschuldigd, bedraagt minder dan de af te trekken voorbelasting. Hierdoor ontstaat een btw-voordeel. De inspecteur heeft de aftrek van voorbelasting ter zake van de nieuwbouw geweigerd.

NTFR 2009/2430 - Ontvanger hoeft geen afstand te doen van zijn fiscale voorrecht

Aflevering 46, gepubliceerd op 12-11-2009 met annotatie van mr. E. Thomas
Een werknemer heeft gelden verduisterd van zijn werkgever. De werkgever verzoekt de ontvanger afstand te doen van zijn fiscale voorrecht met het oog op het verhaal van de vordering uit onrechtmatige daad vanwege verduistering. De ontvanger weigert afstand te doen van zijn fiscale voorrecht en legt beslag voor aanslagen voor de genoten inkomsten uit verduistering bij de werknemer en zijn echtgenote. Hof Amsterdam (civiele kamer) ziet geen reden voor de ontvanger om afstand te doen van zijn fiscale voorrecht ten gunste van de gedupeerde van verduistering.