Aflevering 10

Gepubliceerd op 10 maart 2011

NTFR 2011/498 - Zwembadtax: verzopen en bezopen

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 geschreven door mr. B.F.A. van Huijgevoort
In De Pers las ik onlangs dat de Grieken voor het eerst te maken hebben gekregen met een soort ‘belastingpolitie’. Verder lezend, begreep ik dat deze instantie al een aantal weken heeft doorgebracht op de parkeerplaatsen van luxe nachtclubs in Athene om te controleren of de eigenaren van de diverse luxe bolides zich deze op grond van hun aangegeven inkomen zouden kunnen veroorloven. Een andere actie betrof een controle met betrekking tot zwembaden. Sinds 2008 moeten Grieken bij het hebben van een zwembad met een omvang van 25 tot 60 m² een fictief inkomen van € 11.600 aangeven voor een buitenzwembad (dit wordt belast tegen een percentage van ongeveer 6,5%, dus ongeveer € 750) en € 17.400 voor een binnenzwembad. De aan te geven bedragen worden hoger, naarmate het zwembad groter is; bij een buitenzwembad van 120 m² schijnt men jaarlijks € 46.800 aan inkomen te moeten opgeven. Uit de ingediende aangiften bleek dat 324 Atheners een zwembad hebben aangegeven, terwijl uit onderzoek met satellietbeelden van Google Earth bleek dat het aantal zwembaden 16.974 bedroeg. En dat alleen nog maar in Athene …

NTFR 2011/500 - Bewijslast inzake 'uitsluitingsregel urencriterium' rust op belastingplichtige

ECLI:NL:HR:2011:BO0431, datum uitspraak 28-01-2011, publicatiedatum 28-01-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende drijft met haar echtgenoot en zoon in firmaverband een onderneming. De (hoofd)activiteiten behelzen de exploitatie van een sloopbedrijf annex groothandel in antieke bouwmaterialen. Belanghebbende heeft de zelfstandigenaftrek geclaimd. Hof Leeuwarden (NTFR 2010/183) heeft die claim afgewezen, omdat belanghebbende niet erin is geslaagd te voldoen aan de op haar rustende bewijslast dat haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren en dat het niet ongebruikelijk is dat een samenwerkingsverband als het onderhavige wordt aangegaan. In cassatie klaagt belanghebbende over een onjuiste bewijslastverdeling, echter zonder succes. Volgens de Hoge Raad dient, gelet op de wetgeschiedenis van art. 3.6, lid 2, onderdeel a, Wet IB 2001 en gelet op HR 19 december 2008, nr. 43.075, NTFR 2008/2478, de belastingplichtige aannemelijk te maken dat de zogenoemde uitsluitingsregel van het urencriterium bij samenwerkingsverbanden tussen verbonden personen niet van toepassing is.

NTFR 2011/501 - Vermoeden dat onbekende kasstortingen verzwegen omzet vormen niet ontzenuwd

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5779, datum uitspraak 15-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende drijft een eenmanszaak. De activiteiten bestaan onder meer uit het leggen van kabels voor opdrachtgevers. Daarnaast wordt een aannemersbedrijf uitgeoefend. Bij een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek zijn onbekende kasstortingen geconstateerd. De inspecteur heeft die kasstortingen als verzwegen omzet tot de winst gerekend. Het hof heeft belanghebbende ter zitting het vermoeden voorgehouden dat de stelling van de inspecteur dat sprake is van verzwegen omzet gerechtvaardigd is. Belanghebbende heeft dat vermoeden niet kunnen ontzenuwen. Belanghebbende heeft namelijk steeds wisselende verklaringen gegeven met betrekking tot de herkomst van de kasstortingen. Wel meent het hof dat de inspecteur de omzetcorrectie ten onrechte naar boven heeft afgerond met € 900. Voorts is het hof van oordeel dat, nu sprake is van verzwegen bruto-omzet, de winstcorrectie moet plaatsvinden exclusief de daarin begrepen omzetbelasting. Een vergrijpboete van 50% acht het hof passend en geboden.

NTFR 2011/502 - Vorming aanvullende reorganisatievoorziening door onderwijsinstelling niet toegestaan

ECLI:NL:GHARN:2011:BP3275, datum uitspraak 25-01-2011, publicatiedatum 07-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende is een instelling voor hoger onderwijs. In 2004 is bij haar een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat haar opleidingen niet accreditatiewaardig waren. Hierdoor kwam de continuïteit van belanghebbende in gevaar. Met een adviesbureau heeft belanghebbende een – door het ministerie goed bevonden – verbeterplan opgesteld. Zij heeft haar opleidingen afgebouwd. Vanaf 1 januari 2006 worden nog drie opleidingen aangeboden. Belanghebbende heeft de kosten die gemoeid zijn met het uitvoeren van het verbeterplan begroot op € 932.002 en ultimo 2005 hiervoor een voorziening gevormd. De inspecteur heeft hiervan € 56.935 aanvaard. Belanghebbende claimt voor het hof een aanvullende reorganisatievergoeding van € 875.067, echter vergeefs. Volgens het hof is namelijk niet aannemelijk dat de uitgaven hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich in de periode vóór 1 januari 2006 hebben voorgedaan en ook overigens aan die periode kunnen worden toegerekend.

NTFR 2011/503 - Beantwoording Kamervragen over fiscale gevolgen schikkingen Klimopzaak

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
Een Kamerlid had uit de krant begrepen dat de belastingbetaler meebetaalt aan de schikkingen die het Openbaar Ministerie was overeengekomen met verdachten in de zogenoemde Klimopvastgoedfraude. De staatssecretaris zet uiteen dat boetes niet aftrekbaar zijn. Hij vervolgt dat bij ontneming van wederrechtelijk voordeel de inkomsten voor de verdachte per saldo nihil zijn en dat daarom uiteindelijk geen winstbelasting is verschuldigd.

NTFR 2011/504 - Besluit voorraadwaardering herzien (2011)

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
Het Besluit voorraadwaardering heeft een kleine wijziging ondergaan. In het besluit komt aan de orde de voorraadwaardering van NOx– en CO2–emissierechten, van textiel, kleding, schoenen, meubelen en stoffering bij detaillisten, van grondstoffen bij juweliers (ijzeren voorraadstelsel), van inruilauto’s en bij toepassing van de globalisatieregeling omzetbelasting. De tekst van par. 2, eerste alinea, Besluit voorraadwaardering is in overeenstemming gebracht met het op 28 januari 2011 hernieuwde convenant tussen de Belastingdienst en de brancheorganisatie Centrale Branchevereniging Wonen (CBW-MITEX).

NTFR 2011/507 - Claim tbs-verlies gehonoreerd omdat sprake is van ongebruikelijke terbeschikkingstelling

ECLI:NL:GHARN:2010:BO3715, datum uitspraak 26-10-2010, publicatiedatum 12-11-2010
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben geldverstrekkingen gedaan aan een vof, waarin hun zoon firmant is. Een derde was de andere vennoot. De geldverstrekkingen zijn gefinancierd met hypothecaire leningen op de eigen woning. In 2003 is de vof ontbonden. In 2006 is de zoon in de schuldsaneringsregeling terechtgekomen. Voor 2004 wenst belanghebbende de vorderingen uit hoofde van de geldverstrekkingen in het kader van de tbs-regeling af te waarderen. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. Anders dan de inspecteur betoogt, is er volgens het hof geen sprake van schenkingen maar van geldleningen. Gelet op het feit dat een concreet aflossingsschema en volwaardige zekerheden ontbraken, is volgens het hof sprake van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De omstandigheid dat een rente van 6% per jaar was afgesproken doet hieraan niet af, omdat deze rente het gebrek aan zekerheden niet kan compenseren. De stelling van de inspecteur dat slechts de helft van de geldverstrekkingen als tbs-verlies in aanmerking kan worden genomen, slaagt volgens het hof evenmin. Het totale verlies komt – anders dan de rechtbank heeft beslist – niet bij beide echtelieden voor de helft in aanmerking, maar geheel bij belanghebbende.

NTFR 2011/508 - Geldverstrekkingen zijn ongebruikelijke terbeschikkingstellingen; geen cassatie

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
De staatssecretaris deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Arnhem 26 oktober 2010, nr. 09/00444, NTFR 2011/507. Het hof oordeelde in die uitspraak dat de geldverstrekkingen door belanghebbende en zijn echtgenote aan een vof, waarin hun zoon en een derde firmant zijn, ongebruikelijke terbeschikkingstellingen vormen, gelet op het feit dat een concreet aflossingsschema en volwaardige zekerheden ontbraken. De omstandigheid dat een rente van 6% per jaar was afgesproken doet hieraan niet af, omdat deze rente het gebrek aan zekerheden niet kan compenseren. Het totale verlies komt – anders dan de rechtbank heeft beslist – niet bij beide echtelieden voor de helft in aanmerking, maar geheel bij belanghebbende.

NTFR 2011/509 - Prostituees niet in dienstbetrekking; geen cassatie

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. E.P.J. Dankaart
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Den Bosch 16 september 2010, nr. 08/00466. Het hof oordeelde in die uitspraak dat van een dienstbetrekking tussen belanghebbende, die een seksinrichting exploiteert, en de aldaar werkzame prostituees geen sprake is. Met name acht het hof de rol van belanghebbende in de bedrijfsvoering niet dermate betekenend en overheersend dat er sprake is van sturing, controle en toezicht zoals in reguliere dienstbetrekkingen en voorts ontbreekt naar het oordeel van het hof een gezagsverhouding. Het uitbetalen van loon is evenmin aan de orde nu de klanten met de prostituee afrekenen voor de aan hen verleende diensten.

NTFR 2011/510 - Verruiming fiscale faciliteiten pensioen zzp'er

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
In antwoord op Tweede Kamervragen over het fiscaal faciliteren van de pensioenregeling voor de zzp’er meldt de staatssecretaris dat hij bereid is om de fiscale begeleiding van de vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling te verlengen van drie naar tien jaren. Het gaat hierbij om de pensioenregeling van het bedrijf waar zij als laatst in dienst waren. Hiermee lost hij het knelpunt op dat de zzp’er civielrechtelijk nog tien jaar pensioen mag opbouwen maar dat dit fiscaal maar drie jaar wordt gefaciliteerd. In het Belastingplan 2012 zal de oplossing zijn opgenomen als hiervoor budgettaire dekking wordt gevonden. Vanaf 2012 kan dan van de uitbreiding gebruik worden gemaakt.

NTFR 2011/511 - Prejudiciële vragen over verzekeringsplicht van in Spanje wonende Nederlandse scheepwerktuigkundige in dienst van Nederlandse werkgever maar werkzaam buiten de EU

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, een Nederlander, woont in Spanje. Hij staat in dienstbetrekking bij een in Nederland gevestigde werkgever, maar verricht zijn arbeid buiten Nederland. Hij werkt als scheepwerktuigkundige aan boord van zeeschepen die varen onder Nederlands-Antilliaanse vlag.

NTFR 2011/512 - Prejudiciële vragen over verzekeringsplicht van in Spanje wonende Nederlandse zeevarende in dienst van Nederlandse werkgever en werkzaam buiten de EU

ECLI:NL:HR:2011:BP3855, datum uitspraak 11-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, een Nederlander, woont in Spanje. Hij is in dienstbetrekking bij een in Nederland gevestigde werkgever, maar verricht zijn arbeid buiten Nederland. Hij werkt als zeevarende op baggerschepen die onder Nederlandse vlag varen. De werkzaamheden worden voornamelijk verricht in de territoriale zee van China en van de Verenigde Arabische Emiraten.

NTFR 2011/513 - Mogelijk afschaffing rittenadministratie bestelbussen

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
De staatssecretaris beantwoordt vragen over het bijhouden van een rittenadministratie bij het gebruik van een bestelbus om zo geen bijtelling privégebruik auto te krijgen. In de antwoorden belooft hij om te kijken naar mogelijkheden om de rittenadministratie af te schaffen. Wel merkt hij hierbij op dat de budgettaire effecten van het afschaffen van de rittenadministratie binnen de groep van bestelauto’s moet worden opgevangen. Hij denkt hierbij aan aanpassingen van de tarieven in de motorrijtuigenbelasting of het aanpassen van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM).

NTFR 2011/514 - Waardering verpachte landbouwgronden box 3 2010

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
Jaarlijkse maakt de Belastingdienst de waardering van verpachte grond voor de vermogensrendementsheffing (box 3) bekend via de website van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De cijfers voor 2010 zijn inmiddels beschikbaar ten behoeve van de aangifte over 2010. U treft het document als brondocument aan. In het document zijn de uitgangspunten van de waardering voor de waardering opgenomen.

NTFR 2011/515 - Zowel alimentatieverplichting jegens ex-echtgenoot als jegens kinderen vormt schuld voor box 3

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. dr. J. Ganzeveld
Belanghebbende is gescheiden en heeft twee kinderen. Hij heeft in 2006 alimentatie betaald voor bijdrage in het levensonderhoud van zijn kinderen en zijn voormalige echtgenote. De alimentatiebetalingen zijn in aftrek toegelaten. In geschil is of naast deze aftrek de alimentatieverplichting ook als schuld in de zin van art. 5.3, lid 3, Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. Rechtbank Breda (NTFR 2010/2397) heeft die vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Alimentatieverplichtingen hebben een waarde in het economische verkeer en vormen derhalve een schuld in de zin van art. 5.3, lid 3, Wet IB 2001. De wetgever heeft in dit verband geen uitzondering willen maken voor uit het familierecht voortvloeiende uitkeringen. Evenmin heeft de wetgever kinderalimentatieverplichtingen anders willen behandelen dan alimentatieverplichtingen jegens een voormalige echtgenoot.

NTFR 2011/517 - Beheersstichting kan niet worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende (Beheersstichting X) maakt onderdeel uit van de E-groep. De kernactiviteiten van de E-groep bestaan uit het verlenen van wonen, welzijn en zorg voor voornamelijk ouderen en (andere) zorgbehoevenden. Stichting F verricht binnen de E-groep de zorgfunctie en is aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (anbi). Rechtbank Arnhem heeft bij uitspraak van 16 december 2010, nr. 09/01181, NTFR 2011/315 geoordeeld dat Woningstichting G niet kan worden aangemerkt als een anbi. Belanghebbende heeft ten doel het financieel ondersteunen van stichtingen die behoren tot de E-groep, in het bijzonder Stichting F en Woningstichting G. In geschil is of belanghebbende kan worden aangemerkt als een anbi.

NTFR 2011/520 - Geen recht van schenking voor bedrijfswoning die reeds in conserverende aanslag is begrepen

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende heeft de landbouwonderneming van zijn ouders overgenomen. De bedrijfswoning is door de ouders aan belanghebbende geschonken. In de aangifte voor het recht van schenking heeft belanghebbende verzocht om de faciliteiten van art. 35b en 35c SW 1956 (tekst 2007) over de verkregen vermogensbestanddelen toe te passen en een conserverende aanslag op te leggen. In de te conserveren waarde is ook de woning begrepen. Ten aanzien van de schenking van de woning heeft belanghebbende een beroep gedaan op de vrijstelling van overdrachtsbelasting. De inspecteur heeft naast de conserverende aanslag recht van schenking een ‘normale' aanslag opgelegd. Hij stelt dat belanghebbende op grond van art. 24, lid 3, SW 1956 6% recht van schenking is verschuldigd over de waarde van de woning.

NTFR 2011/522 - Definitieve aanslag die niet binnen een jaar is opgelegd, leidt niet tot vermindering heffingsrente

ECLI:NL:HR:2011:BP5536, datum uitspraak 25-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende betoogt dat geen heffingsrente mag worden berekend voor zover de definitieve aanslag niet binnen een jaar is opgelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad faalt dit betoog. Bij het vaststellen van een definitieve aanslag heeft de inspecteur een meer omvattende taak dan bij het opleggen van een voorlopige aanslag. Gelet daarop komt de inspecteur een zekere vrijheid toe bij de inrichting van zijn werkzaamheden. De in de wetsgeschiedenis genoemde termijn – aangiften moeten binnen een jaar na binnenkomst leiden tot een definitieve aanslag – is dan ook niet meer dan een streeftermijn. Een overschrijding van deze termijn leidt dan ook niet tot een vermindering van de heffingsrente.

NTFR 2011/523 - Strafkamer Hoge Raad verduidelijkt toetsingskader van 'hetzelfde feit'

ECLI:NL:HR:2011:BM9102, datum uitspraak 01-02-2011, publicatiedatum 01-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
De strafkamer van de Hoge Raad geeft een verduidelijking van de in zijn rechtspraak ontwikkelde maatstaf voor de toepassing van de voorschriften over `hetzelfde feit’. Het is de Hoge Raad namelijk gebleken dat daaraan in de praktijk behoefte bestaat, te meer nu recente wettelijke voorschriften meer of minder uitdrukkelijk voortbouwen op de strafrechtelijke voorschriften over ‘hetzelfde feit’, waarbij te denken valt aan art. 5:43 en 5:44 Awb inzake de bestuurlijke boete.

NTFR 2011/524 - Griffierecht kan niet worden getoetst aan art. 6 EVRM (recht op toegang tot rechter)

ECLI:NL:HR:2011:BP6284, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. R. den Ouden
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betaald zijn van griffierecht. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De rechtbank verklaart ook het verzet niet-ontvankelijk omdat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Dit laatste oordeel acht de Hoge Raad onbegrijpelijk. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is het verzetschrift wel degelijk per post bezorgd. Blijkens het poststempel op de envelop is het verzetschrift tijdig ter post bezorgd en dus ontvankelijk. Dit neemt evenwel niet weg dat het verzet niet kan slagen. Volgens de Hoge Raad heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft gesteld dat hij het griffierecht niet kan betalen en heeft onder meer een beroep gedaan op art. 6 EVRM. Nu het beroep uitsluitend is gericht tegen een belastingaanslag, kan aan art. 6 EVRM geen recht op toegang tot de rechter worden ontleend.

NTFR 2011/527 - Vereiste aangifte wel gedaan; geen omkering en verzwaring bewijslast

ECLI:NL:HR:2011:BP6292, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
Belanghebbende was tot in 2002 in loondienst werkzaam. In 2002 is zijn werkgever failliet verklaard. Het UWV heeft hem toestemming gegeven om zich vanaf 1 juli tot en met 29 september 2002 te oriënteren op een bestaan als zelfstandige. Per 26 september 2002 is belanghebbende als zelfstandige een onderneming gestart. Belanghebbende doet aangifte over 2002 van een belastbaar inkomen van € 14.101. De inspecteur corrigeert acht posten van deze aangifte, waaronder de autokosten, de werkruimte, de telefoonkosten en de zelfstandigenaftrek. Hij berekent het belastbare inkomen op € 32.608.

NTFR 2011/530 - Enkel verlaagd tarief voor slachtpaarden

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Europese Commissie verzoekt met succes het HvJ EU vast te stellen dat Nederland, door een verlaagd btw-tarief toe te passen op de levering, invoer en intracommunautaire verwerving van bepaalde levende dieren, met name paarden die niet gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen voor menselijke en dierlijke consumptie, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens art. 12, gelezen in samenhang met bijlage H, Zesde Richtlijn, alsmede krachtens de art. 96 tot en met 99, lid 1, Btw-richtlijn gelezen in samenhang met bijlage III.

NTFR 2011/532 - Naheffingsaanslag wegens betrokkenheid bij carrouselfraude is terecht opgelegd

ECLI:NL:RBSGR:2010:BP0086, datum uitspraak 21-12-2010, publicatiedatum 07-01-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Belanghebbende is een vennootschap onder firma waarvan de activiteiten bestonden uit de handel in mobiele telefoons. Belanghebbende kwalificeerde als ondernemer voor de omzetbelasting. In 2007 heeft de inspecteur op basis van de bevindingen uit een strafrechtelijk onderzoek naar carrouselfraude met mobiele telefoons geconcludeerd dat belanghebbende deel uitmaakte van een fraudeketen en dat belanghebbende wist, althans had moeten weten, dat zij met haar transacties deelnam aan deze fraudeketen. In geschil is of de inspecteur dientengevolge de aftrek van voorbelasting bij belanghebbende terecht grotendeels heeft geweigerd door middel van het opleggen van een naheffingsaanslag. Rechtbank Den Haag oordeelt dat het niet aannemelijk is dat er nog stukken zijn die de inspecteur niet heeft overgelegd. Verder is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd, omdat zij zich heeft gedragen als de ondernemer. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat aan de hand van objectieve elementen is aangetoond dat belanghebbende deel uitmaakte van de fraudeketen en dat zij (in de persoon van een van haar vennoten) wist dat zij deelnam aan transacties die deel uitmaakten van btw-fraude. De naheffingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Er is ook geen sprake van strijdigheid met het vertrouwensbeginsel of het verbod van willekeur.

NTFR 2011/533 - Nieuw besluit 6%-tarief

Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 geschreven door mr. J.P.W.H.T. Becks en drs. J. van der Laan
Dit besluit is een actualisering van het besluit inzake de toepassing van het 6%-tarief. Er is een aantal tekstuele en inhoudelijke wijzigingen opgenomen. De relevante wijzigingen betreffen:

NTFR 2011/534 - Vergunning is terecht niet aangepast

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9021, datum uitspraak 04-11-2010, publicatiedatum 29-12-2010
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende voerde visfilets in die individueel waren ingevroren zodat niet werd voldaan aan de in de vergunning gestelde voorwaarde. Daaraan doet niet af dat in het tegelijk met de vergunning toegezonden `rapport initieel onderzoek’ is vermeld dat filets en chunks die eerst bevroren worden om daarna in een plastic zak verpakt te worden niet onder de desbetreffende goederenomschrijving vallen. Deze mededeling heeft niet het karakter van een vergunningvoorwaarde, maar van een inlichting. Bovendien heeft de inlichting zijn betekenis verloren door het besluit waarin is vermeld dat de tariefschorsing voor (onder meer) de Alaskakoolvis ook van toepassing is op visfilets die individueel zijn ingevroren. De inspecteur was niet gehouden naar aanleiding daarvan de vergunning in de door belanghebbende gewenste zin aan te passen.

NTFR 2011/535 - Regeling voor vermindering BPM bij invoer van gebruikte auto’s is in strijd met VwEU

ECLI:NL:RBARN:2011:BP0702, datum uitspraak 11-01-2011, publicatiedatum 13-01-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft in juni 2010 op aangifte BPM voldaan ter zake van de registratie van een gebruikte auto. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In geschil is de wijze waarop ter berekening van de belastingvermindering als bedoeld in art. 10, lid 1, BPM voor een gebruikte auto de afschrijvingsbasis moet worden vastgesteld. Vanaf 1 januari 2010 is deze afschrijvingsbasis gelijk aan de inkoopwaarde nieuw, waarbij per 18 maart 2010 voor de berekening van de inkoopwaarde een forfait is voorgeschreven. Belanghebbende stelt dat deze regeling in strijd is met art. 110 VwEU. Volgens haar moet de consumentenprijs als afschrijvingsbasis worden gehanteerd.

NTFR 2011/537 - Keerbewegingen vrachtschip vormen geen belastbaar feit voor binnenhavengeld

ECLI:NL:HR:2011:BP2972, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende heeft met een vrachtschip het Meppelerdiep en de Drentsche Hoofdvaart bevaren met het doel het aan de Drentsche Hoofdvaart gelegen bedrijf B te bezoeken. Op de heen- of terugvaart heeft het vrachtschip een keerbeweging gemaakt. Daartoe is het een tiental meters de Wachthaven of de Sethehaven ingevaren. Deze keerbeweging vergde telkens ongeveer vijf minuten. Belanghebbende is door de gemeente Meppel aangeslagen voor het binnenhavengeld. Volgens Hof Leeuwarden hebben de keerbewegingen reeds tot gevolg dat zich een belastbaar feit heeft voorgedaan. De Hoge Raad is het daar niet mee eens. Uit de bepalingen van de verordening en de tarieventabel leidt de cassatierechter af dat het begrip gebruik in art. 2 Verordening binnenhavengeld 2002 slechts ziet op een niet geheel voorbijgaand verblijf in de haven dat gepaard gaat met het nemen van een ligplaats in die haven (door middel van ankeren of meren).

NTFR 2011/538 - Door ontbreken kaart bij binnenhavengeldverordening Meppel kan niet worden geheven

ECLI:NL:HR:2011:BP2959, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende is aangeslagen voor binnenhavengeld van de gemeente Meppel. De Verordening binnenhavengeld 2004 van deze gemeente bepaalt onder meer dat onder haven wordt verstaan `de voor openbare dienst bestemde wateren en de voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer en/of onderhoud zijn, zoals deze zijn aangegeven op de bij de verordening behorende kaart’. Deze kaart is echter niet bij de verordening gevoegd. Hof Leeuwarden heeft het ervoor gehouden dat de gemeenteraad heeft beoogd gebruik te maken van zijn bevoegdheid om in de verordening te bepalen dat de daarbij behorende kaart dezelfde is als die welke behoort bij een eerdere verordening binnenhavengeld. Hiertegen komt belanghebbende met succes in cassatie. Uit niets valt namelijk op te maken dat de gemeenteraad van de door het hof veronderstelde bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Dat brengt mee dat de verordening niet is voorzien van een kaart als bedoeld in art. 1 Verordening binnenhavengeld 2004. Derhalve ontbreekt een adequate omschrijving van het belastbare feit, zodat op de verordening geen heffing kan worden gebaseerd.

NTFR 2011/539 - Verordening baatbelasting gemeente Heerenveen onverbindend verklaard

ECLI:NL:RBLEE:2011:BP0814, datum uitspraak 06-01-2011, publicatiedatum 17-01-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende is aangeslagen in de baatbelasting. De gemeente Heerenveen heeft baatbelasting geheven ter zake van de herinrichting van het centrum van Heerenveen. In geschil is in hoeverre de wijzigingen of vervangingen van bestaande voorzieningen in het kader van de herinrichting geresulteerd hebben in verbetering van de bestaande voorzieningen.

NTFR 2011/543 - KB-Lux: gebruikmaking van (geschatte) gegevens van derden leidt tot matiging van de boete

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6126, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 02-03-2011
Aflevering 10, gepubliceerd op 10-03-2011
Belanghebbende heeft gegevens aangeleverd waaruit vast is komen te staan dat hij houder is geweest van een KB-Luxrekening. Nu belanghebbende deze bankrekening niet in zijn aangifte heeft opgenomen, wordt de bewijslast verzwaard en omgekeerd. Voor de schatting van het belastbaar inkomen heeft de inspecteur aangesloten bij het laatst bekende KB-Luxtegoed dat is geschat met behulp van gegevens van derden. Naar het oordeel van het hof is deze schattingsmethode redelijk, behalve de daarbij toegepaste factor 1,5. Ten aanzien van de boete oordeelt het hof dat belanghebbende er bewust voor heeft gekozen een bankrekening te openen in een land met een bankgeheim om het tegoed en de inkomsten daaruit op een listige wijze voor de inspecteur verborgen te houden. In beginsel is er sprake van strafverzwarende omstandigheden en is een boete van 100% passend en geboden. Dat de hoogte van de verschuldigde belasting door schatting is komen vast te staan, is echter wel een omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden. Daarnaast dient de boete nog verminderd te worden wegens overschrijding van de redelijke termijn.