Aflevering 9

Gepubliceerd op 3 maart 2011

NTFR 2011/439 - Liever een vrederechter dan kostendekkende griffierechten

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 geschreven door prof. dr. mr. R.E.C.M. Niessen
Er is een ontwikkeling op komst die niet alleen het belastingrecht maar de rechtsstaat als geheel op haar grondvesten zal doen schudden. Uit een financiële bijlage bij het regeerakkoord blijkt dat de coalitiepartijen voornemens zijn de tarieven van de griffierechten zodanig te verhogen dat zij kostendekkend worden. Een wetsontwerp van die strekking zou thans in voorbereiding zijn.

NTFR 2011/440 - Het besluit winsttoerekening 2011: kritiek

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 geschreven door mr. drs. H. Pijl
Op 28 juli 2008 verscheen de update van het OESO-Commentaar (met bijpassend Report 2008). In dit Commentaar was de kapitaaltoerekening aan de vaste inrichting (vi) een nieuw verschijnsel. In het kader van de onafhankelijkheidsfictie zou een vi over eigen vermogen moeten beschikken. Het Report 2008 (Attribution of Profits to Permanent Establishments) (dat – voor zover het niet verdergaat dan het Commentaar – als verduidelijking van het Commentaar kan worden beschouwdPar. 7 OESO-commentaar 2008 bij artikel 7.), werkt de kapitaalattributie nader uit.

NTFR 2011/441 - Eigen Europese belastingen: te vroeg en te veel

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 geschreven door dr. A.R. Leen
Voor 1 juli van dit jaar gaat het gebeuren: de Europese Commissie komt met concrete voorstellen voor het komende meerjarenbudget van de Europese Unie (EU). Tot nu toe waren in alle verkennende rapporten van de Commissie eigen Europese belastingen een vast en belangrijk onderdeel van de beoogde hervorming van het budget.Zoals de financiën vorig jaar op 7 september ook in de eerste State of the Union van de voorzitter van de Europese Commissie, José Barosso, voor het Europees Parlement een belangrijk onderdeel waren (http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=SPEECH/10/411&format=HTML&aged=1&language=NL) Waarom zijn Europese belastingen nodig? Wat zijn de haken en ogen aan de door de EU daartoe vorig jaar geschetste kanshebbers en is een Europese belasting op dit moment überhaupt haalbaar?

NTFR 2011/444 - Belastingplichtige slaagt niet in bewijs dat vordering in US-dollars luidt; geen koersverlies

ECLI:NL:HR:2011:BP3875, datum uitspraak 11-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
De dochtervennootschap B van belanghebbende heeft aandelen verkocht. In de koopovereenkomst wordt een bedrag van $68 genoemd per aandeel. B heeft voor het bedrag van de koopprijs een vordering op de koper verkregen. In 2001 heeft B deze vordering gecedeerd aan belanghebbende. In de overeenkomst van cessie is vermeld dat B een vordering van f 3.991.559 op de koper heeft. In haar jaarrekeningen en aangiften vennootschapsbelasting tot 2003 heeft belanghebbende de (aan haar gecedeerde) vordering steeds opgenomen voor voornoemd bedrag. In haar aangifte voor 2003 heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat de vordering niet in guldens maar in US-dollars luidde, en heeft zij de vordering wegens koersverlies afgewaardeerd. De inspecteur heeft deze afwaardering niet aanvaard. Hof Amsterdam (NTFR 2010/943) heeft de bewijslast voor de stelling dat de vordering in US-dollars luidde bij belanghebbende gelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad terecht, nu deze stelling afweek van de overeenkomst van cessie en van de administratieve verwerking van de vordering van belanghebbende. Het oordeel van het hof dat belanghebbende niet in haar bewijslast is geslaagd, berust op de aan het hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2011/445 - Algemene kosten naar rato toerekenen aan zeescheepvaartwinst en normale winst

ECLI:NL:HR:2011:BO1371, datum uitspraak 11-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende, een fiscale eenheidsmoeder met vijf gevoegde dochters, heeft gekozen voor het zogenoemde tonnageregime (winst uit zeescheepvaart ex art. 3.22 Wet IB 2001). Zij heeft in 2002 zowel winst uit zeescheepvaart genoten als normaal belaste winst. De inspecteur heeft aftrek van de algemene kosten (zoals voor inschrijving Kamer van Koophandel, opstelling van haar jaarrekening en die van de dochters en kosten van fiscale consolidatie) geweigerd. In geschil is of deze algemene kosten aan de zeescheepvaart (geen aftrek) dan wel aan de normaal belaste winst (wel aftrek) moeten worden toegerekend. Hof Leeuwarden (NTFR 2009/2668) heeft de kosten volledig in aftrek toegelaten. Die beslissing houdt in cassatie geen stand. Indien een belastingplichtige zowel winst uit zeescheepvaart geniet als normaal belaste winst, hangen de niet rechtstreeks aan een van beide resultaten toerekenbare kosten, algemene kosten niet zijnde zogenoemde orgaankosten, volgens de Hoge Raad samen met alle ondernemingsactiviteiten. Deze algemene kosten dienen naar rato van een passende bedrijfseconomische verdeelsleutel aan beide winstgenererende activiteiten te worden toegerekend.

NTFR 2011/446 - Schadevergoeding in verband met staking film-cv belast als nagekomen jaarwinst

ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3144, datum uitspraak 22-12-2010, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft deelgenomen in een film-cv. Wegens het niet tijdig bijeenkrijgen van de financiële middelen is de film niet tot stand gekomen en heeft belanghebbende van het emissiehuis in 2006 een schadevergoeding ontvangen. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur de ontvangen schadevergoeding terecht als nagekomen bate tot de winst van belanghebbende uit de cv heeft gerekend. Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de ontvangen schadevergoeding terecht heeft aangemerkt als een nagekomen bate uit de onderneming van de cv. De schadevergoeding heeft betrekking op het door belanghebbende in zijn hoedanigheid van commanditaire vennoot geleden verlies en behoort derhalve in beginsel tot de winst. Belanghebbende kan daarbij geen beroep doen op de stakingswinstvrijstelling. Het recht op de schadevergoeding is volgens het hof niet reeds bij de staking van de onderneming in 2002 overgegaan naar het privévermogen. Het is volgens het hof niet toegestaan om een recht op schadevergoeding dat tot het ondernemingsvermogen behoort en waarvan niet alleen de omvang, maar ook het bestaan geheel onzeker is, ten tijde van de staking van de onderneming over te brengen naar het privévermogen.

NTFR 2011/448 - Tijdstip 'winstneming' bij werkzaamheid winkelcentrum is eerder dan verkoopjaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BP3286, datum uitspraak 25-01-2011, publicatiedatum 07-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende is onder meer werkzaam in de onroerendgoedbranche en in de supermarktwereld. Begin december 2002 heeft hij de mede-eigendom verworven van een winkelcentrum. Op dat moment was bij hem bekend dat een lucratief huurcontract zou worden afgesloten met een supermarktorganisatie. Dat contract is op 20 december 2002 gesloten en had een waardestijging van het winkelcentrum tot gevolg. Eind 2004 is het winkelcentrum met winst verkocht door belanghebbende en zijn mede-eigenaren. Volgens de inspecteur is met betrekking tot het winkelcentrum in de jaren 2003 en 2004 sprake van box 1-inkomsten (resultaat uit overige werkzaamheden), volgens belanghebbende is in die jaren sprake van box 3-inkomsten. Het hof zet uiteen dat met betrekking tot het winkelcentrum voor belanghebbende in 2002 sprake is van ‘een werkzaamheid’ en dat voorts is voldaan aan de eisen ‘voordeel beogen’ en ‘voordeel verwachten’. Volgens het hof is de werkzaamheid echter ook reeds beëindigd in 2002 en heeft het belastbare feit zich in dat jaar voorgedaan. Dat het winkelcentrum pas in 2004 is verkocht, doet daaraan niet af. Wel brengt dit mee dat het winkelcentrum in die jaren in box 3 dient te worden verantwoord.

NTFR 2011/449 - Kwijtschelding onzakelijke lening 'omlaag' niet ten laste van tbs-resultaat

ECLI:NL:GHARN:2010:BO1270, datum uitspraak 05-10-2010, publicatiedatum 21-10-2010
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. R.H.J. Aelen
Belanghebbende heeft in 2003 een geldlening verstrekt aan een bv waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. In 2004 heeft hij zijn vordering op deze bv kwijtgescholden. Het verlies ter zake van deze kwijtschelding heeft hij ten laste van zijn tbs-resultaat gebracht. De inspecteur heeft dit niet geaccepteerd. Het hof stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens het hof is, nu geen zekerheden zijn gesteld, geen aflossingsafspraken zijn gemaakt en de bv geen noemenswaardige activa bezat, sprake van een onzakelijke lening. Het debiteurenrisico is aanvaard op grond van aandeelhoudersmotieven. Dat sprake is van een lening ‘omlaag’ doet hieraan niet af. Ook in de tbs-sfeer dient de invloed van het onzakelijke handelen op het resultaat daaruit te worden geëlimineerd.

NTFR 2011/451 - Beantwoording vragen uniformering loonbegrip

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De staatssecretaris stuurt, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een brief aan de Tweede Kamer met antwoorden op vragen die zijn gesteld tijdens de technische briefing over het wetsvoorstel Wet uniformering loonbegrip.

NTFR 2011/453 - Centrale Raad van Beroep hanteert onjuist woonplaatsbegrip

ECLI:NL:HR:2011:BP1466, datum uitspraak 21-01-2011, publicatiedatum 21-01-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende heeft de Azerbeidjaanse nationaliteit. Hij is in 2000 naar Nederland gekomen. Eind 2005 is hem (alsnog) een verblijfsvergunning verleend. De kinderen van belanghebbende gaan sinds 2002 in Nederland naar school. Belanghebbende volgt onderwijs en verricht vrijwilligerswerk. De CRvB heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht op kinderbijslag over 2005 heeft, omdat hij nog geen ingezetene van Nederland was. Daarbij is de CRvB ervan uitgegaan dat voor de vraag of iemand woonplaats in Nederland heeft alleen omstandigheden een rol kunnen spelen indien die kunnen worden gerubriceerd als factoren die een juridische, economische of sociale binding met Nederland opleveren. Voorts is de CRvB ervan uitgegaan dat een economische binding met Nederland bij het ontbreken van sterke juridische binding noodzakelijk is om een woonplaats hier te lande aan te nemen. Beide uitgangspunten zijn volgens de Hoge Raad onjuist. De Hoge Raad stelt voorop dat de wetgever met het woonplaatsbegrip in de volksverzekeringswetten heeft willen aansluiten bij het fiscale woonplaatsbegrip. Waar iemand woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij moet acht worden geslagen op alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval. Het komt er op aan of deze omstandigheden van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats hier te lande niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt. De wetgever heeft geen bijzondere betekenis willen toekennen aan bepaalde (categorieën) omstandigheden, zoals bijvoorbeeld iemands sociale of economische binding met een land. Voor de aanwezigheid van een woonplaats in Nederland is dus niet vereist dat de betrokkene economische banden met Nederland heeft, bijvoorbeeld door het verrichten van betaalde arbeid.

NTFR 2011/455 - Vrijstelling overdrachtsbelasting geldt niet voor gemeentelijke monumenten

ECLI:NL:RBARN:2010:BO9496, datum uitspraak 27-07-2010, publicatiedatum 31-12-2010
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. P.W. Hofman
Aan belanghebbende is bij akte van verdeling van 28 mei 2009 de helft van de onroerende zaak te Z toebedeeld. Deze onroerende zaak is een gemeentelijk monument. Belanghebbende heeft op grond van deze verkrijging overdrachtsbelasting voldaan. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de vrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15, lid 1, onder p, Wet BRV.

NTFR 2011/456 - Overdrachtsbelasting. Ondernemingsfaciliteiten

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De minister heeft de besluiten van 21 december 2005, nr. CPP2005/2645M, NTFR 2006/60 en 9 augustus 2007, nr. CPP2006/1883M, NTFR 2008/212 geactualiseerd en ingetrokken. Voor de vrijstelling bij bedrijfsopvolging binnen de familiesfeer bevat het besluit een nieuwe goedkeuring die betrekking heeft op de kring van familieleden. Ook is concreter invulling gegeven aan enkele termijnen. Voor de vrijstelling bij interne reorganisatie is nieuw beleid opgenomen met betrekking tot het concernbegrip. Ook bevat het besluit twee nieuwe goedkeuringen voor de toepassing van de vrijstelling bij inbreng van een onroerende zaak die behoort tot een werkzaamheid in de zin van art. 3.92, lid 1, Wet IB 2001.

NTFR 2011/457 - Navorderingsaanslagen ter zake van Duitse bankrekening vernietigd wegens strijd met evenredigheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2011:BP4779, datum uitspraak 18-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. M. Hendriks
Belanghebbende had een voor de fiscus verzwegen Duitse bankrekening. Begin 2002 heeft hij de Belastingdienst hiervan op de hoogte gesteld en in oktober 2002 heeft belanghebbende de exacte gegevens aan de inspecteur verstrekt. De met dagtekening 31 december 2002 over 1990 opgelegde navorderingsaanslag IB heeft tot in cassatie stand gehouden. De hier bestreden – over latere jaren opgelegde – navorderingsaanslagen zijn gedagtekend 28 november 2003, 30 november 2004 en 3 december 2004. In geschil is of de navorderingsaanslagen zijn opgelegd in strijd met het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel (arrest Passenheim-van Schoot). Wat betreft de navorderingsaanslag over 1999 is er geen probleem volgens de Hoge Raad, omdat die navorderingsaanslag is opgelegd binnen de voor binnenlandse tegoeden geldende 5-jaarstermijn. De andere navorderingsaanslagen zijn volgens de cassatierechter echter opgelegd in strijd met het bedoelde evenredigheidsbeginsel. Deze navorderingsaanslagen zijn namelijk opgelegd met dagtekening 28 november 2003, 30 november 2004 en 3 december 2004, derhalve na het verstrijken van de 5-jaarstermijn. Gelet op tijdsverloop tussen het tijdstip waarop de inspecteur aanwijzingen van het bestaan van de Duitse bankrekening heeft verkregen (2002) en het tijdstip waarop hij de navorderingsaanslagen heeft opgelegd, is – in aanmerking genomen dat geen verder onderzoek door de Belastingdienst nodig was en de navorderingsaanslagen niet zijn gebaseerd op andere gegevens dan door belanghebbende vertrekt – volgens de Hoge Raad geen andere conclusie mogelijk dan dat met het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslagen een langere termijn gemoeid is geweest dan op grond van het evenredigheidsbeginsel kan worden aanvaard. Daarom vernietigt de Hoge Raad die navorderingsaanslagen

NTFR 2011/458 - Geen omkering bewijslast bij niet voldoen aan administratieplicht

ECLI:NL:HR:2011:BO4376, datum uitspraak 18-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. De inkopen geschieden vooral via contante betalingen. De inspecteur acht een bedrag van € 192.787 aan contante inkopen niet aannemelijk. Met dit bedrag heeft hij de belastbare winst van belanghebbende verhoogd. De inspecteur stelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende naar zijn opvatting niet heeft voldaan aan de administratieplicht. Hof Arnhem (NTFR 2010/364) is het hiermee niet eens. Weliswaar zijn er gebreken in de administratie – onder meer een ontbrekend kladkasboek, het niet aansluiten van geboekte gegevens op de inkoopgegevens en geen inzicht in goederenbeweging –, maar deze gebreken zijn volgens het hof niet van een zodanige omvang dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan. Een schending van de administratieplicht leidt immers niet zonder meer tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Ook het niet voldoen aan de inlichtingenplicht leidt niet tot omkering van de bewijslast, omdat de bewijslast ter zake van de in geding zijnde inkoopkosten al op belanghebbende rust.

NTFR 2011/459 - Gepubliceerde hardheidsclausulebeslissingen vormen geen beleid waaraan vertrouwen kan worden ontleend

ECLI:NL:HR:2011:BN6293, datum uitspraak 11-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende, een stichting, heeft van haar kleindochtervennootschap de aandelen in een onroerendezaaklichaam verkregen. Voor de rechtbank was in geschil of deze verkrijging moet worden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Volgens de wet komt belanghebbende niet voor de (reorganisatie)vrijstelling in aanmerking. Belanghebbende beroept zich op (vertrouwen gewekt door) een resolutie waarin de staatssecretaris voor twee specifieke gevallen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Naar het oordeel van de Hoge Raad kan dit beroep niet slagen. Hetgeen in de resolutie is medegedeeld kan niet worden opgevat als bekendmaking van enig beleid dat ook zou gelden in het onderhavige geval.

NTFR 2011/460 - Rechtbank heeft in verzetsprocedure ten onrechte hoorzitting achterwege gelaten

ECLI:NL:HR:2011:BP3876, datum uitspraak 11-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het te laat betaald zijn van het griffierecht. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard zonder dat belanghebbende is gehoord. De reden daarvoor is dat belanghebbende niet zou hebben verzocht om over het verzet te worden gehoord. Volgens de Hoge Raad is dit oordeel onbegrijpelijk. In het verzetschrift heeft belanghebbende immers aangegeven de gronden van het verzet mondeling te willen toelichten.

NTFR 2011/461 - Schending hoorplicht leidt tot het opnieuw doen van uitspraken op bezwaar

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP2700, datum uitspraak 25-01-2011, publicatiedatum 02-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
De inspecteur heeft beslist op de bezwaarschriften van belanghebbende zonder hem voorafgaand te hebben gehoord. Belanghebbende had in zijn bezwaarschriften aangegeven te willen worden gehoord. De inspecteur heeft een paar weken voordat hij uitspraken op bezwaar deed, belanghebbende in een brief in de gelegenheid gesteld contact op te nemen om een afspraak te maken, maar hierop heeft belanghebbende niet gereageerd. Rechtbank Haarlem oordeelde dat de inspecteur onder deze omstandigheden door het uitblijven van een reactie op het verzoek van de inspecteur heeft kunnen afleiden dat belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid te worden gehoord. Het hof komt tot een ander oordeel. Uit de omstandigheid dat belanghebbende niet reageerde op zijn brief, mocht de inspecteur niet afleiden dat belanghebbende niet (meer) wenste te worden gehoord, ook niet indien die brief belanghebbende wel heeft bereikt. De stelling van de inspecteur dat belanghebbende door het niet horen in de bezwaarfase niet is geschaad, wordt verworpen. Nu omtrent de waardering van de feiten verschil van mening bestond tussen belanghebbende en de inspecteur, kon het in de bezwaarfase horen van belanghebbende door de inspecteur een functie hebben naast de mogelijkheid van een (eventueel) onderzoek ter zitting in de zaak in beroep en hoger beroep. Nu belanghebbende uitdrukkelijk aangeeft dat hij niet wenst dat aan de schending van de hoorplicht voorbij wordt gegaan en dat hij alsnog door de inspecteur wil worden gehoord, draagt het hof de inspecteur op om opnieuw uitspraken te doen op de bezwaren van belanghebbende na hem in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

NTFR 2011/462 - De rechtbank heeft terecht een wegingsfactor 1 toegekend aan de zaak

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP1934, datum uitspraak 20-01-2011, publicatiedatum 26-01-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Omdat de inspecteur tegemoet is gekomen aan belanghebbende heeft belanghebbende het beroep ingetrokken en tegelijkertijd verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en de kosten vastgesteld op € 322 (wegingsfactor 1). In hoger beroep stelt de inspecteur dat de wegingsfactor dient te worden gesteld op 0,25. Het hof stelt voorop dat het gewicht van de zaak wordt bepaald door de aard, het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. De hoogte van het financiële belang is daarbij niet doorslaggevend. Eerst in eerste aanleg is door de inspecteur onderkend dat wel een voor bezwaar vatbare beschikking aan de orde was en dat belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ten tijde van het indienen van het beroep was dus, naast het materiële geschilpunt (de hoogte van het verzamelinkomen), de (mogelijke) toegang tot de rechter in geschil. Gelet op de aard en de inhoud van deze geschillen kent het hof aan de zaak een gemiddeld gewicht toe.

NTFR 2011/463 - Overschrijding aanslagtermijn door onjuiste bekendmaking biljet op adres in het buitenland

ECLI:NL:GHARN:2011:BP2303, datum uitspraak 18-01-2011, publicatiedatum 28-01-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende stond in het systeem van de Belastingdienst ingeschreven op een adres in Duitsland. Met dagtekening 9 juli 2004 is aan belanghebbende een aanslag IB 2001 opgelegd. Het biljet is verzonden naar het adres in Duitsland. Belanghebbende heeft op 22 augustus 2005 bezwaar tegen de aanslag aangetekend. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Het hof komt tot de conclusie dat de aanslag niet tijdig is vastgesteld en daarom moet worden vernietigd. Belanghebbende heeft namelijk onweersproken gesteld dat hij in 2004 niet meer op het adres in Duitsland woonde. Voorts is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende uiterlijk op 31 december 2004 het aanslagbiljet heeft ontvangen. Dit als gevolg van de onjuiste adressering. Nu belanghebbende niet in Nederland woonde, rustte op hem – anders dan de inspecteur stelt – niet de verplichting adreswijzigingen in het buitenland door te geven. Het had op de weg van de Belastingdienst gelegen onderzoek te doen naar het adres waar belanghebbende kon worden bereikt.

NTFR 2011/467 - Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De staatssecretaris heeft een nieuwe Notitie Fiscaal Verdragsbeleid uitgebracht. In deze notitie zijn de voornaamste beleidsmatige uitgangspunten opgenomen voor toekomstige verdragsonderhandelingen. De notitie bevat overwegingen over de keuze voor verdragspartners, over de relaties met laagbelastende staten en ontwikkelingslanden, over recente internationale ontwikkelingen en over de Nederlandse inzet bij de verdragsonderhandelingen. De aanbiedingsbrief aan de Tweede kamer alsmede een begeleidend nieuwsbericht zijn eveneens als brondocument opgenomen. Daarnaast is een nieuwsbericht opgenomen waarin wordt ingegaan op de onderhandelingen over belastingverdragen in 2011.

NTFR 2011/468 - EC verzoekt België de belastingheffing op schenkingen van onroerende goederen te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De Europese Commissie heeft België verzocht om wijziging van de regeling in het Wetboek der successierechten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op grond waarvan een verlaagd tarief wordt toegepast op schenkingen van onroerende goederen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Om voor een dergelijke verlaging in aanmerking te komen, dient de begunstigde namelijk minimaal vijf jaar in Brussel te wonen. De Europese Commissie vindt dat dergelijke bepalingen in strijd zijn met het recht op vrij verblijf, het vrij verkeer van werknemers en het recht op vestiging overeenkomstig het EG-Verdrag. Het verzoek heeft de vorm van een ‘met redenen omkleed advies’. Ingeval België binnen twee maanden geen afdoend antwoord verstrekt, kan de Europese Commissie België voor het Hof van Justitie EU dagen.

NTFR 2011/469 - EC verzoekt Spanje om zijn erf- en schenkbelasting te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De Europese Commissie heeft Spanje verzocht om zijn wetgeving inzake erf- en schenkbelasting te wijzigen. Deze wetgeving legt een hogere belastingdruk op aan niet-ingezetenen. Ook schenkingen van in het buitenland gehouden activa worden zwaarder belast. De bepalingen zijn onverenigbaar met het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van kapitaal zoals bedoeld in het EG-Verdrag. Het verzoek neemt de vorm aan van een ‘met redenen omkleed advies’. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie is, kan de Europese Commissie beslissen de zaak naar het Hof van Justitie EU door te verwijzen.

NTFR 2011/470 - EC verzoekt het VK om twee antimisbruikregimes te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De Europese Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om twee discriminerende antimisbruikregimes op het terrein van de belastingen te wijzigen. Het betreft de overdracht van activa in het buitenland en de toewijzing van vermogenswinsten aan aandeelhouders van bedrijven die geen ingezetenen zijn van het Verenigd Koninkrijk. Het verzoek betreft de tweede stap van de infractieprocedure. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Europese Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EU verwijzen.

NTFR 2011/471 - EC verzoekt Griekenland om zijn discriminerende inkeerregeling te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De Europese Commissie heeft Griekenland verzocht om zijn belastingswetgeving te wijzigen. Deze wetgeving discrimineert fondsen die in het buitenland door Griekse ingezetenen worden gehouden. Onder de Griekse inkeerregeling worden vrijwillig opgegeven fondsen die worden overgebracht naar een bankrekening in Griekenland, belast tegen een lager tarief dan fondsen die men in het buitenland wil blijven aanhouden. De Europese Commissie vindt deze discriminerende bepalingen onverenigbaar met de vrijheid van dienstverlening en met het vrije verkeer van kapitaal zoals bedoeld in het Verdrag op het Functioneren van de Europese Unie (TFEU) en in de Overeenkomst van de Europese Economische Ruimte (EEA). Het verzoek neemt de vorm aan van een ‘met redenen omkleed advies’. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie is, kan de Europese Commissie beslissen de zaak naar het Hof van Justitie EU door te verwijzen.

NTFR 2011/472 - EC vraagt Frankrijk om belastingsregels voor investeringen in verhuurde woningen te wijzigen

Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
De Europese Commissie heeft Frankrijk verzocht om de bepalingen te wijzigen op grond waarvan investeringen in nieuw in Frankrijk gelegen voor de verhuur bestemde woningen versneld mogen worden afgeschreven. Gelijkwaardige investeringen in het buitenland mogen echter niet versneld worden afgeschreven. De Europese Commissie vindt dergelijke bepalingen onverenigbaar met het vrij verkeer van kapitaal, een fundamenteel principe van de interne markt van de EU. Het verzoek heeft de vorm van een ‘met redenen omkleed advies’. Ingeval Frankrijk binnen twee maanden geen afdoend antwoord verstrekt, kan de Europese Commissie Frankrijk voor het Hof van Justitie EU dagen.

NTFR 2011/476 - Verhuur van ligplaatsen voor pleziervaartuigen is niet het geven van gelegenheid tot kamperen

ECLI:NL:HR:2011:BP5725, datum uitspraak 25-02-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011
Belanghebbende, ondernemer in de zin van de Wet OB 1968, exploiteert een passantenhaven voor recreanten. Naast het ter beschikking stellen van een ligplaats voor een korte periode wordt aan de opvarenden een aantal voorzieningen geboden, zoals sanitair, wasserette, winkel, auto- en fietsverhuur, café-restaurant en diverse speel- en recreatievoorzieningen. Voor de meeste voorzieningen wordt afzonderlijk een vergoeding gevraagd. Rechtbank Haarlem heeft de stelling van belanghebbende, dat deze samengestelde dienst kwalificeert als het gelegenheid geven tot kamperen, afgewezen. Hof Amsterdam (NTFR 2010/47) is het hiermee eens en heeft, na het raadplegen van Van Dale Groot Woordenboek, geoordeeld dat een pleziervaartuig een heel ander karakter heeft dan een tent of caravan. De recreatieve waarde van een pleziervaartuig is de mogelijkheid om zich op recreatieve wijze verplaatsen. Dat geldt niet voor een tent of caravan. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verhuur van ligplaatsen voor boten inclusief aanvullende diensten, valt onder het begrip verhuur van parkeerruimte voor voertuigen.

NTFR 2011/477 - Tijdelijke aanwending als bouwplaats doet niet af aan bestemming 'voor openbare dienst bestemde gemeentegrond'

ECLI:NL:HR:2011:BP1510, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Aan belanghebbende is door de gemeente vergunning verleend om voor een bepaalde periode een deel van de openbare ruimte gelegen in ‘Park A’ in gebruik te nemen voor het inrichten van een bouwplaats onder de voorwaarden gesteld in de bijlage bij de vergunning.

NTFR 2011/478 - Ten onrechte reclamebelasting geheven ten aanzien van bedrijfsnaambord

ECLI:NL:RBARN:2011:BP0697, datum uitspraak 11-01-2011, publicatiedatum 13-01-2011
Aflevering 9, gepubliceerd op 03-03-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende (een Zwitserse AG) huurt in Nederland als onderhuurder een kamer van de Kamer van Koophandel. De Kamer van Koophandel heeft vóór het pand een bord geplaatst. Bovenaan het bord staat over de volle breedte de naam ‘Kamer van Koophandel’ vermeld. De namen van de onderhuurders, waaronder die van belanghebbende, staan onder elkaar vermeld in een kleiner lettertype, elk beginnend aan de linkerzijde van het bord en door een zwarte streep van elkaar gescheiden. In geschil is of belanghebbende voor het bord terecht in de reclamebelasting is betrokken.