NTFR 2016/402 - Begrip 'mede publiek belang' in Experimentenwet dient ruim te worden uitgelegd
ECLI:NL:HR:2015:3425, datum uitspraak 11-12-2015, publicatiedatum 11-12-2015
Aflevering 2, gepubliceerd op 14-01-2016 met annotatie van mr. dr. G. GroenewegenVan belanghebbende is door de gemeente Den Haag een BIZ-bijdrage geheven. Hof Den Haag (9 april 2014, nr. 13/00431, NTFR 2014/2210) heeft die aanslag vernietigd. Volgens het hof strekt de BIZ-bijdrage niet ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone, zoals bepaald in art. 1, lid 2, Experimentenwet. De Hoge Raad is het met die beslissing niet eens. De cassatierechter stelt voorop dat, anders dan de gemeente betoogt, het de taak van de belastingrechter is om te beoordelen of de kosten ter bestrijding waarvan de BIZ-bijdrage wordt geheven, kosten zijn als bedoeld in art. 1, lid 2, Experimentenwet. De doelstelling van de Experimentenwet is om de veiligheid en/of de aantrekkelijkheid van de bedrijfsomgeving voor de ondernemers en voor hun klanten te vergroten. De wetgever is ervan uitgegaan dat activiteiten die de aantrekkelijkheid van een winkelgebied voor het winkelend publiek vergroten en daarmee bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardig winkelgebied, voldoen aan de eis van art. 1, lid 2, Experimentenwet dat die activiteiten zijn gericht op een ‘mede publiek belang’. Een ‘mede publiek belang’ ontbreekt pas indien de activiteit in de openbare ruimte geheel of nagenoeg geheel is gericht op de particuliere belangen van ondernemers of van derden. Het hof heeft die maatstaf ten onrechte niet aangelegd. In de vaststelling door het hof dat de beschreven activiteiten eerst en vooral zijn gericht op promotie van de winkels en horecagelegenheden ligt besloten dat daarmee tevens wordt beoogd de aantrekkelijkheid van het winkelgebied voor de klanten te vergroten. Die activiteiten zijn daarom niet uitsluitend (of nagenoeg uitsluitend) gericht op de particuliere belangen van de ondernemers in de BI-zone of van derden, maar dienen ook een ‘mede publiek belang’. Het hof heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de verordening onverbindend is.