Aflevering 3

Gepubliceerd op 21 januari 2016

NTFR 2016/432 - Ministerie van Financiën vraagt om voorstellen voor belastingvereenvoudiging

Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
In verband met de voorbereiding op het Belastingplan 2017 vraagt het Ministerie van Financiën via een nieuwsbericht brancheorganisaties, ondernemers en burgers om oplossingen voor knelpunten in de regelgeving. Het gaat om vereenvoudiging van belasting en toeslagen en dan specifiek om het verduidelijken of schrappen van regels, het terugdringen van administratieve rompslomp en verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaving voor de Belastingdienst.

NTFR 2016/435 - Vormen voorziening ter zake van terugkooprecht perceel is niet toegestaan

ECLI:NL:HR:2016:55, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende heeft op 30 mei 2007 een perceel gekocht van 9.005 m2 voor een bedrag van € 1.100.000. Op 7 juni 2007 heeft belanghebbende het perceel verkocht aan G voor een bedrag van € 2.926.625 (9.005 m2 x € 325 per m2) plus een vergoeding van € 33.000 voor de door belanghebbende te betalen overdrachtsbelasting. G was voornemens op het perceel een supermarkt te realiseren. In de overeenkomst van levering c.q. transportakte van 11 juli 2007 is een terugkoopclausule opgenomen, bestaande uit een terugkoopverplichting (50% van het perceel) en een terugkooprecht (de overige 50% van het perceel). Over het jaar 2007 is tot in hoogste instantie geoordeeld dat belanghebbende over de helft van het verkoopvoordeel een belast resultaat uit overige werkzaamheden heeft behaald en ter zake van de andere helft, in verband met de onzekerheid ten aanzien van de terugkoopverplichting, winstneming kon uitstellen (HR 26 oktober 2012, nr. 11/05003, NTFR 2012/2596). De curator van G heeft een beroep gedaan op de terugkoopclausule. Belanghebbende is er (nog) niet in geslaagd het perceel aan een derde partij te verkopen. De terugkoopverplichting uit de terugkoopclausule is nog niet geëffectueerd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat er in 2010 een voorziening gevormd kan worden vanwege het terugkooprecht. Hof Den Bosch (NTFR 2015/2158) heeft aan de criteria van het Baksteen-arrest getoetst en geoordeeld dat geen voorziening kan worden gevormd. Een eventueel negatief resultaat als gevolg van de terugkoop van het deel waarvoor belanghebbende slechts een terugkooprecht heeft, kan niet eerder in aanmerking worden genomen dan op het moment dat belanghebbende daadwerkelijk tot terugkoop overgaat.

NTFR 2016/439 - Beantwoording Kamervragen over de weinig coulante houding van de Belastingdienst bij vermissingszaken

Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt mede namens de minister van Veiligheid en Justitie de vragen van de leden Van Nispen en Bashir (SP), ingezonden 20 november 2015, over bureaucratische problemen die achterblijvers van vermiste personen ondervinden, zoals een dwangbevel van de Belastingdienst. De staatssecretaris geeft aan dat het de bedoeling is om in zo’n geval lopende activiteiten te blokkeren en in overleg te treden met belanghebbenden over het vervolg.

NTFR 2016/440 - Geactualiseerd overzicht fiscale kwalificatie buitenlandse socialezekerheidsstelsels

Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Het Ministerie van Financiën heeft een geactualiseerde versie van het overzicht van de fiscale kwalificatie van buitenlandse socialezekerheidsstelsels gepubliceerd. Aan de hand van dit overzicht wordt het loon van een werknemer die onder een buitenlandse sociale verzekering valt, omgerekend tot belastbaar loon naar Nederlandse fiscale maatstaven. Ten opzichte van de publicatie van 23 april 2015 is dit overzicht aangevuld met de kwalificatie van de stelsels van China, Egypte, Malta en Singapore. Verder is een nadere toelichting opgenomen over de behandeling van de Duitse Krankenversicherung.

NTFR 2016/442 - Bedrijfsmiddel of voorraad voor HIR; door bedrijfsfusie verandert niets aan feitelijke of juridische status van pand

ECLI:NL:PHR:2015:2397, datum uitspraak 03-12-2015, publicatiedatum 18-12-2015
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
A exploiteerde vanaf 1992 een apotheek in een pand in haar eigendom. In 2006 heeft zij geïnvesteerd in een vervangend (huur)pand. Op 8 januari 2007 heeft zij haar apotheek verhuisd naar dit huurpand. Sindsdien staat het eigen bedrijfspand leeg en vanaf 9 maart 2007 te koop. Op 29 mei 2007 heeft A de belanghebbende opgericht en haar onderneming, inclusief leeg bedrijfspand, fiscaal geruisloos ingebracht. Op dezelfde datum heeft de belanghebbende een dochter-bv opgericht waarin de apotheekexploitatie bij fiscaal gefacilieerde bedrijfsfusie ex art. 14 Wet VPB 1969 is uitgezakt. Het leeg en te koop staande bedrijfspand bleef bij de belanghebbende en is op 30 januari 2009 verkocht voor € 345.000.

NTFR 2016/443 - Door voeging in een fiscale eenheid in de loop van een boekjaar ontstaan twee korte, afzonderlijke 'jaren' voor verliesverrekening VPB

ECLI:NL:HR:2016:56, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende was tot 29 april 2008 moeder van een fiscale eenheid. In 2008 is C nv opgericht. Deze nv heeft in 2008 alle aandelen in belanghebbende verkregen. C nv is sindsdien moedermaatschappij van de nieuwe fiscale eenheid. Op 9 december 2010 is belanghebbende ontbonden en opgehouden te bestaan. Het verlies over 2010 van C nv is € 20.750.011. C nv heeft verzocht om het aan belanghebbende toe te rekenen deel van dat verlies te verrekenen met een voorvoegingswinst uit 2007 van belanghebbende.

NTFR 2016/444 - Moeder fiscale eenheid heeft geen belang bij verliesverrekeningsbeschikking over voorvoegingswinst van gevoegde dochter

ECLI:NL:HR:2016:57, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende is in 2008 opgericht en heeft alle aandelen verworven in C bv. Vanaf de datum van verkrijging is belanghebbende de moeder van de fiscale eenheid. Tot 29 april 2008 was C bv moeder van een fiscale eenheid. In 2010 is C bv opgehouden te bestaan.

NTFR 2016/447 - WebMindLicenses: Nadere regels wat te doen bij misbruik

Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
WML, een in Hongarije geregistreerde vennootschap, heeft van de in Portugal gevestigde vennootschap HPDC-om niet knowhow voor de exploitatie van een internetsite verkregen. Via deze site zijn interactieve audiovisuele diensten met erotische inhoud live door natuurlijke personen uit de gehele wereld verstrekt. Deze vennootschap heeft deze knowhow via een licentieovereenkomst toevertrouwd aan Lalib, een vennootschap gevestigd op Madeira (Portugal). Omdat de Hongaarse fiscus deze overdracht door WML niet accepteert als reële economische activiteit en exploitatie door WML onderkent, is btw nageheven met boetes. Ter onderbouwing is met name aangevoerd dat het nooit de bedoeling van WML is geweest dat Lalib verantwoordelijk is voor de winstoptimalisatie uit de exploitatie van de knowhow van WML, dat nauwe persoonlijke banden bestaan tussen de houder van deze knowhow en de onderaannemers die de internetsite daadwerkelijk exploiteren, en dat de Portugese vennootschap een onbegrijpelijk beheer voert, opzettelijk verlies heeft geleden en geen autonome exploitatiebevoegdheid bezit. WML heeft beroep ingesteld onder aanvoering dat gebruik is gemaakt van bewijzen die buiten haar medeweten zijn verkregen door het afluisteren van telefoongesprekken en inbeslagname van e-mails in een parallelle strafprocedure waartoe zij geen toegang heeft gekregen. Bovendien heeft zij gesteld dat Lalib bij de exploitatie van de knowhow van WML is betrokken om commerciële, technische en juridische redenen. Verstrekking van de diensten vanuit Hongarije was niet mogelijk vanwege betaalproblemen. Zij beschikte noch over het personeel, de technische capaciteit, de activa en de portfolio van contracten, noch over het internationale netwerk om de betrokken internetsite te kunnen exploiteren. Lalib was als eigenaar van de domeinnamen en leverancier van de inhoud civiel- en strafrechtelijk aansprakelijk. De licentieovereenkomst is dus niet door fiscale beweegredenen ingegeven en de btw is volgens de regels in Portugal voldaan. Bovendien is niet echt een belastingvoordeel behaald, aangezien de btw-tarieven in Hongarije en Portugal weinig verschilden. Op vragen van de verwijzende Hongaarse rechter verklaart het HvJ voor recht:

NTFR 2016/450 - Naheffingsaanslag met dagtekening laatste dag van termijn is tijdig opgelegd

ECLI:NL:HR:2016:34, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende maakt deel uit van een groep van meer dan 100 vennootschappen. Zij stelt dat de naheffingsaanslag omzetbelasting, gedagtekend op de laatste dag van de naheffingstermijn zijnde 31 december 2008, niet tijdig is opgelegd. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat de naheffingsaanslag op 30 december 2008 is verzonden. Hof Den Bosch (NTFR 2014/2716) heeft geen reden gezien eraan te twijfelen dat het aanslagbiljet vóór ultimo 2008 is verzonden. Ten aanzien van de prestatie van een buitenlandse ondernemer, bestaande in schilderwerk aan in Nederland gelegen onroerend goed van belanghebbende, heeft het hof geoordeeld, na te hebben vastgesteld dat die prestatie met toepassing van de verleggingsregeling bij belanghebbende is belast, dat de verschuldigde belasting niet voor aftrek in aanmerking komt omdat het onroerend goed door belanghebbende vrij van omzetbelasting werd verhuurd. Het hof heeft voorts de grief van belanghebbende dat de inspecteur haar doelbewust aftrek van voorbelasting heeft onthouden verworpen.

NTFR 2016/451 - Belanghebbende is geen ondernemer; naheffing terecht

ECLI:NL:HR:2016:31, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende maakt deel uit van een groep van meer dan honderd vennootschappen. In geschil is het ondernemerschap voor de omzetbelasting. Hof Den Bosch (NTFR 2014/2670) heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van duurzame economische activiteiten. Belanghebbende is derhalve geen ondernemer waardoor geen recht bestaat op de bepleite aftrek van voorbelasting. Ten aanzien van de grief van belanghebbende dat de inspecteur belanghebbende doelbewust aftrek van voorbelasting heeft onthouden, heeft het hof overwogen dat daarvan, in verband met het ontbreken van voormeld ondernemerschap, geen sprake is. De naheffingsaanslag is binnen de vijfjaarstermijn opgelegd. Wel heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase. De termijnoverschrijding is deels aan belanghebbende en deels aan de inspecteur toe te rekenen.

NTFR 2016/452 - Ook importeur mag bezwaar maken tegen BPM

ECLI:NL:HR:2016:35, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft voor negen uit het buitenland afkomstige auto’s voor derden de aanvraag voor de inschrijving in het kentekenregister gedaan, alsmede de aangiften BPM. De volgens die aangiften verschuldigde BPM is voldaan door de beoogde kentekenhouder. Belanghebbende heeft tegen de voldane BPM bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende niet is gemachtigd om namens de kentekenhouder bezwaar te maken. De Hoge Raad acht dit onjuist. Ook belanghebbende is bevoegd bezwaar te maken, zelfs zonder machtiging. Op grond van art. 7, lid 1, Wet BPM handelt de aanvrager voor de opgave van een kenteken van rechtswege namens degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld. Deze ‘ander’ behoeft dan niet daarenboven nog te beschikken over een volmacht om bezwaar te maken. Dit is niet anders wanneer de BPM feitelijk is betaald door de kentekenhouder.

NTFR 2016/456 - Geen grond voor heffing van meerdere legestarieven

ECLI:NL:HR:2016:48, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft voor de verbouwing van zijn boerderij een omgevingsvergunning aangevraagd. De boerderij heeft de status van rijksmonument. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is een bedrag van € 13.463 aan leges in rekening gebracht. Dit bedrag is gebaseerd op de legesverordening en de daarbij behorende tarieventabel en is opgebouwd uit verschillende tarieven. Hof Den Bosch (26 juni 2015, nr. 14/00421, NTFR 2015/2283) heeft geoordeeld dat uit de tekst van de tarieventabel niet volgt dat voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor een beschermd monument, meerdere tarieven voor verschillende activiteiten of handelingen kunnen worden geheven. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Voor een heffing van legesbedragen in afwijking van de bewoordingen van de tarieventabel bestaat geen grond.

NTFR 2016/460 - NSW-vrijstelling voor landgoederen komt niet enkel toe aan eigenaar maar ook aan opstalgerechtigde

ECLI:NL:HR:2016:45, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft het recht van opstal verkregen op een onroerende zaak die deel uitmaakt van een op grond van de NSW aangewezen groter landgoed. De onroerende zaak was tot en met 31 december 2012 onbebouwde grond. Het recht van opstal is gevestigd onder de ontbindende voorwaarde dat geen bouwvergunning zal kunnen worden verkregen. Nadat op 12 september 2012 een omgevingsvergunning was verleend voor het bouwplan, is het recht van opstal op 28 december 2012 onvoorwaardelijk geworden. Bij waardebeschikkingen WOZ voor de jaren 2010, 2011 en 2012 heeft de gemeente de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.000.000. Voorts zijn OZB-aanslagen opgelegd. In geschil is of belanghebbende terecht een beroep doet op de uitzondering voor NSW-landgoederen, op grond waarvan de waarde van de onroerende zaak buiten aanmerking zou moeten worden gelaten bij de bepaling van de WOZ-waarde en de vaststelling van de OZB-aanslagen. Hof Arnhem-Leeuwarden (16 december 2014, nr. 14/00201, NTFR 2015/477) heeft die vraag bevestigend beantwoord. In cassatie betoogt de gemeente dat de NSW-vrijstelling alleen aan de eigenaar van een NSW-landgoed toekomt. Die visie is onjuist volgens de Hoge Raad. De tekst van de wet, de wetsgeschiedenis en het systeem van de wet bieden geen steun aan de opvatting van de gemeente.

NTFR 2016/463 - Verwijzingsopdracht ziet alleen op de eliminatie van de factor 1,5

ECLI:NL:HR:2016:28, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
In het hieraan voorafgaande arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2014 (nr. 12/03501, NTFR 2014/605) waarin de Hoge Raad de zaak heeft verwezen naar hof Amsterdam, zag naar het oordeel van het hof (NTFR 2015/718) de verwijzingsopdracht op de eliminatie van de factor 1,5 en de daaruit voortvloeiende herrekening van de navorderingsaanslagen. Gesteld noch gebleken is dat de door de inspecteur gemaakte herrekening van de navorderingsaanslagen, zoals deze voortvloeit uit de eliminatie van de factor 1,5, onjuist is. Het verwijzingshof heeft deze herrekening dan ook overgenomen.

NTFR 2016/464 - Inspecteur maakt aannemelijk dat inkomsten uit buitenlandse bankrekening niet zijn aangegeven

ECLI:NL:HR:2016:26, datum uitspraak 15-01-2016, publicatiedatum 15-01-2016
Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Belanghebbende is houder van een bankrekening bij KB-Lux. Hof Den Bosch (NTFR 2015/644) heeft geoordeeld dat de microfiches die de inspecteur heeft ontvangen op rechtmatige wijze zijn verkregen. De microfiches kunnen als bewijs worden gebruikt. Voorts heeft het hof geoordeeld dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, omdat hij niet alle aangiftebiljetten heeft overgelegd. De inspecteur kan evenwel, gelet op de vrije bewijsleer, niet alleen door het overleggen van de aangiftebiljetten, maar ook op andere wijze aannemelijk maken dat belanghebbende de rente en het vermogen ter zake van de rekening bij KB-Lux niet heeft aangegeven. De inspecteur is volgens het hof in deze bewijslast geslaagd en de belastingaanslagen blijven in stand. Het hof achtte boetes van 50% passend en ook geboden sancties voor de begane vergrijpen. .

NTFR 2016/466 - Overeenkomst met Georgië inzake de uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken

Aflevering 3, gepubliceerd op 21-01-2016
Dit besluit bevat een bekendmaking van het in december 2015 tussen de bevoegde autoriteiten van Nederland en Georgië gesloten memorandum van overeenstemming inzake de uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken. Het memorandum voorziet in de automatische uitwisseling van fiscale inlichtingen – voor zover beschikbaar – over onroerende zaken, dividenden, rente, royalty’s, vermogenswinsten, inkomsten uit zelfstandige arbeid, salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen uit arbeid, directeursbeloningen en andere soortgelijke betalingen, inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars, pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen en andere vergelijkbare beloningen, betalingen aan studenten voor educatie en opleiding, alsmede overige inkomsten. De bevoegde autoriteiten kunnen verder bij briefwisseling overeenkomen nog andere categorieën inlichtingen automatisch of geïntensiveerd spontaan met elkaar uit te wisselen voor een bepaalde periode. Ook bevat het memorandum een regeling voor de aanwezigheid van ambtenaren van de ene staat op het grondgebied van de andere staat in het kader van een belastingonderzoek.