NTFR 2018/2731 - Hoge Raad belicht begrip 'initiële opleiding' in kader van afdrachtvermindering onderwijs; volgen volledige initiële opleiding is niet vereist
ECLI:NL:HR:2018:2066, datum uitspraak 23-11-2018, publicatiedatum 23-11-2018
Aflevering 48, gepubliceerd op 30-11-2018 met annotatie van dr. F.M. WergerWerknemers van belanghebbende, die een installatiebedrijf exploiteert, hebben in het eerste jaar enkele onderwijseenheden gevolgd van de tweejarige deeltijdopleiding mhbo-Bedrijfskader (bachelor) bij B. Aan de werknemers zijn certificaten verstrekt voor de deelname aan het eerste jaar van de opleiding hbo Bedrijfskunde, propedeusefase, CROHO 001. Zij hebben ieder 30 ECTS behaald, hetgeen onvoldoende is voor doorstroming naar het tweede studiejaar. In het CROHO is de door B verzorgde vierjarige deeltijdopleiding hbo-opleiding Bedrijfskunde geregistreerd onder 001. B heeft die opleiding gesplitst in een tweejarige funderende duale opleiding mhbo-Bedrijfskader en een tweejarige kopstudie met meerdere uitstroomvarianten. Belanghebbende heeft met betrekking tot de werknemers de afdrachtvermindering onderwijs ex art. 14, lid 1, onderdeel d, WVA geclaimd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (30 januari 2018, nr. 16/01086, NTFR 2018/788) is dat terecht. Volgens het hof is kort gezegd sprake van een ‘initiële opleiding’ als bedoeld in genoemde wetsbepaling. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend, echter zonder succes. De omstandigheid dat de tweejarige funderende duale deeltijdopleiding mhbo-Bedrijfskader als zodanig niet zelfstandig in het CROHO is opgenomen, verhindert – anders dan de staatssecretaris stelt – toepassing van de afdrachtvermindering niet, aangezien de werknemers vakken van het eerste jaar van de in het CROHO geregistreerde hbo-opleiding hebben gevolgd en zij voor die opleiding waren ingeschreven. Anders dan de staatssecretaris betoogt, heeft het hof volgens de Hoge Raad voorts geen verkeerde uitleg gegeven van het begrip ‘initiële opleiding aan een hogeschool’. Uit de wettekst van art. 14, lid 1, onderdeel d, WVA volgt dat het moet gaan om een initiële opleiding van een werknemer aan een hogeschool in de zin van de WHW (Wet op het hoger onderwijs). Dat betekent dat op grond van de WHW moet worden beoordeeld of sprake is van een initiële opleiding. Niet bestreden is dat de door de werknemers gevolgde hbo-opleiding een initiële opleiding is in de zin van de WHW. Uit de wettekst volgt verder niet dat voor de toepassing van de afdrachtvermindering de bedoeling van de werknemer en/of diens werkgever bij het volgen van de opleiding relevant is bij de beoordeling of sprake is van een initiële opleiding. Uit de wetsgeschiedenis kan ook niet worden afgeleid dat de wetgever daarvan is uitgegaan. Evenmin volgt uit die wetsgeschiedenis dat voor de afdrachtvermindering is vereist dat de werknemer alle vakken van (het eerste jaar van) de hbo-opleiding moet volgen, of dat alleen sprake zou zijn van een initiële opleiding indien bij een initiële hbo-opleiding van vier jaar, al die jaren worden doorlopen. Aanvaarding van dat uitgangspunt zou betekenen dat voor de afdrachtvermindering voor initiële opleidingen aan een hogeschool verdergaande eisen gelden dan voor de mbo-leertrajecten.