NTFR 2018/2780 - Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken II
ECLI:NL:HR:2018:2200, datum uitspraak 30-11-2018, publicatiedatum 30-11-2018
Aflevering 49, gepubliceerd op 06-12-2018 met annotatie van mr. D.C. SimonisDe vader van belanghebbende heeft haar alle aandelen in B bv geschonken. In deze bv wordt een onderneming in materiële zin gedreven waartoe onroerende zaken behoren die dienstbaar zijn aan die onderneming. De aandelen in deze bv zijn fictieve onroerende zaken als bedoeld in art. 4 en 10 WBR. In geschil is of belanghebbende recht heeft op de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor bedrijfsopvolging (art. 15, lid 1, onderdeel b, WBR). Hof Amsterdam (1 mei 2018, nr. 17/00379, NTFR 2018/2362) heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Gelet op de strekking van de doorkijkarresten (HR 23 februari 2007, nr. 41.591, NTFR 2007/350en HR 10 juni 2011, nr. 10/00498, NTFR 2011/1435) en de structuur van de WBR, dient onderhavige verkrijging te zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De fictie van art. 4, lid 1, onderdeel a, WBR heeft geen verdere strekking dan te verhinderen dat door het tussenschuiven van rechtspersonen de heffing van overdrachtsbelasting wordt ontgaan. Daarmee is niet beoogd een daaraan tegenovergesteld resultaat te bereiken in een geval als dit, aldus het hof.