NTFR 2019/1035 - Bezwaar tegen aan kentekenhouder opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende in bezwaar niet heeft gesteld dat zij de bestuurder was
ECLI:NL:HR:2019:440, datum uitspraak 29-03-2019, publicatiedatum 29-03-2019
Aflevering 17, gepubliceerd op 26-04-2019 met annotatie van mr. R. MarchalAan de kentekenhouder van een auto is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar aangetekend. De heffingsambtenaar heeft verzocht een door de kentekenhouder gegeven machtiging over te leggen. Omdat daarop niet is gereageerd, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een dergelijke machtiging. Hof Den Haag (19 december 2017, nr. 17/00736, NTFR 2018/453) was het daarmee eens. De Hoge Raad stelt voorop dat de feitelijke parkeerder van een voertuig, krachtens een eigen recht, in de hoedanigheid van bestuurder, bezwaar kan maken tegen een ter zake van dat parkeren opgelegde naheffingsaanslag. Hier is in bezwaar niet gesteld dat belanghebbende als bestuurder de auto heeft geparkeerd. In een geval waarin de naheffingsaanslag is opgelegd aan de kentekenhouder, een ander daartegen bezwaar maakt en die ander stelt dat hij als bestuurder het voertuig heeft geparkeerd, zal de heffingsambtenaar in het algemeen moeten uitgaan van de juistheid van die stelling. Hij is echter niet gehouden aan te nemen dat bezwaar wordt gemaakt in de hoedanigheid van bestuurder die het voertuig heeft geparkeerd in een geval waarin hij daarvoor geen aanknopingspunt heeft en dit niet wordt gesteld. Hieruit volgt dat het op de weg van belanghebbende lag om in bezwaar duidelijkheid te verschaffen over de hoedanigheid waarin zij bezwaar maakte. Nu zij dat niet heeft gedaan, kan niet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar had moeten aannemen dat belanghebbende bevoegd was bezwaar te maken en het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad merkt nog op dat belanghebbende in beroep en hoger beroep heeft gesteld dat zij tegen de naheffingsaanslag opkwam in de hoedanigheid van bestuurder van de auto. De rechter zal in het algemeen moeten uitgaan van de juistheid van die stelling. Verder merkt de Hoge Raad in het kader van de proceskosten nog op dat het voor het eerst in beroep of hoger beroep vermelden dat tegen een aan de kentekenhouder opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting bezwaar is gemaakt als bestuurder van de auto, in het algemeen een bijzondere omstandigheid zal zijn ex art. 2, lid 3, BPB, op grond waarvan kan worden afgeweken van de hoofdregel van art. 2, lid 1, BPB dat het bestuursorgaan in geval van gegrondverklaring van het beroep of hoger beroep wordt veroordeeld in de kosten van de belanghebbende.