NTFR 2019/966 - Teruggaaf van loonbelasting hoewel aangifte inkomstenbelasting niet-tijdig is gedaan
ECLI:NL:HR:2019:438, datum uitspraak 29-03-2019, publicatiedatum 29-03-2019
Aflevering 16, gepubliceerd op 18-04-2019 met annotatie van mr. J. de HaanBelanghebbende, woonachtig in Curaçao, heeft in oktober 2013 aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 gedaan. Na vaststelling van de aanslagen heeft de inspecteur in bezwaar de aanslagen zodanig verminderd dat de verschuldigde inkomstenbelasting voor beide jaren lager was dan de ingehouden loonbelasting. De inspecteur heeft met toepassing van art. 41B, lid 1, Landsverordening inkomstenbelasting (LIB) de ingehouden loonbelasting verrekend tot het bedrag van de verschuldigde inkomstenbelasting, maar heeft geen teruggaaf van het restant van de ingehouden loonbelasting verleend. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (16 januari 2018, nr. CUR2017H00017, ECLI:NL:OGHACMB:2018:3) heeft geoordeeld dat aan belanghebbende aanslagen zijn opgelegd, dat de loonbelasting dus niet als eindheffing heeft gefungeerd, dat (volledige) verrekening van voorheffingen moet plaatsvinden, en dat dit in dit geval dus leidt tot teruggaaf van ingehouden loonbelasting. In cassatie betoogt de minister van Financiën van Curaçao dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van loonbelasting omdat de aangiften niet binnen 36 maanden na afloop van het kalenderjaar, dus niet-tijdig zijn ingediend. De Hoge Raad verwerpt dit betoog. De in art. 41B LIB voorziene mogelijkheid een aanslag inkomstenbelasting achterwege te laten als de aangifte niet binnen 36 maanden is ingediend, neemt niet weg dat als een aanslag is opgelegd, verrekening van voorheffingen niet achterwege mag blijven.