Aflevering 37

Gepubliceerd op 13 september 2007

NTFR 2007/1589 - Schadeloze stellingen rond schadeloosstellingen in de btw?

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007 geschreven door mr. dr. J.Th. Sanders
Het Hof van Justitie EG heeft op 18 juli 2007, in de zaak Société thermale Eugénie les Bains, C-277/05 (NTFR 2007/1413) een verklaring voor recht gegeven omtrent schadeloosstellingen in de btw. Beslist is, dat art. 2, lid 1, en art. 6, lid 1, Zesde Richtlijn (thans: art. 2, lid 1, en art. 24, lid 1, Btw-richtlijn) aldus moeten worden uitgelegd dat bedragen, die als voorschot zijn betaald in het kader van overeenkomsten inzake aan de btw onderworpen hoteldiensten, in gevallen waarin de klant gebruikmaakt van zijn recht van annulering en de hotelexploitant de bedragen behoudt, dienen te worden beschouwd als forfaitaire schadeloosstelling wegens ontbinding ter compensatie van de schade die is geleden als gevolg van de niet-nakoming door de klant, zonder rechtstreeks verband met enige dienst die onder bezwarende titel is verricht, zodat deze bedragen niet aan deze belasting zijn onderworpen. In deze Opinie zal ik, na een korte weergave van het arrest, ingaan op schadeloosstellingen in de btw.

NTFR 2007/1590 - Plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst is via een brief van 8 juni 2007, nr. DGB 2007/02296, aangeboden aan de Tweede Kamer (zie NTFR 2007/1013). De Tweede Kamer heeft met een brief van 6 juli 2007 op het plan gereageerd. De onderhavige brief dient als voorbereiding op een Algemeen Overleg op 26 september 2007. In de brief reageert de staatssecretaris van Financiën op de reactie van de Tweede Kamer.

NTFR 2007/1594 - In hoger beroep niet aannemelijk dat sprake was van een op herinvesteren gerichte wil

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9930, datum uitspraak 04-07-2007, publicatiedatum 24-07-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Het hof komt tot het oordeel dat X bv haar voornemen om te herinvesteren niet aannemelijk heeft gemaakt en vernietigt de andersluidende uitspraak van de rechtbank. Uit de door de rechtbank gebezigde gronden volgt niet méér dan dat belanghebbende zich op een mogelijkheid om tot een vervangende investering over te gaan oriënteerde, maar niet dat aannemelijk is dat sprake was van een op herinvesteren gerichte wil.

NTFR 2007/1604 - Geen extra maatregelen voor beter pensioen zelfstandige

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Zelfstandigen hebben voldoende mogelijkheden aanvullend pensioen op te bouwen. Extra overheidsmaatregelen om die opbouw verder te stimuleren, zijn daarom niet nodig. De ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris De Jager van Financiën ingestemd met een notitie aan de Tweede Kamer over dit onderwerp. De notitie is een reactie op verzoeken van de Tweede Kamer om iets te doen aan de pensioenopbouw van zelfstandigen. Bij de behandeling van de Pensioenwet is bepaald dat zelfstandigen die voorheen in loondienst waren én hun inkomen uit winst halen, in plaats van drie jaar nog tien jaar pensioen mogen opbouwen bij hun oude bedrijfstakpensioenfonds (amendement Vendrik, zie NTFR 2006/1765). Het kabinet heeft op verzoek van de Tweede Kamer nu onderzocht of die premies ook tien jaar aftrekbaar kunnen worden. Dit kan volgens het kabinet niet omdat dit onder meer in strijd is met de regels voor gelijke behandeling. Andere groepen zelfstandigen hebben die fiscale voordelen namelijk niet. Zo mogen zelfstandige ex-werknemers die inkomen halen uit overige werkzaamheden die pensioenopbouw maar drie jaar voortzetten bij hun oude pensioenfonds. Zij hebben dus ook maar drie jaar fiscaal voordeel. Overigens constateert het kabinet dat zelfstandigen nu vaak onvoldoende belangstelling hebben voor hun pensioen(opbouw). Het kabinet vindt dat organisaties van zelfstandigen een belangrijke rol kunnen spelen bij het vergroten van dit pensioenbewustzijn.

NTFR 2007/1610 - In hoger beroep wordt geclaimde giftenaftrek alsnog geweigerd

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB2905, datum uitspraak 01-05-2007, publicatiedatum 05-09-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Belanghebbende voerde in zijn aangifte onder de giftenaftrek een bedrag op van € 3.500 vanwege contant gedane schenkingen. Ter staving van deze betalingen heeft belanghebbende kwitanties overgelegd. De inspecteur stelde dat het hier om valselijk opgemaakte bescheiden ging en hij weigerde de aftrek. Volgens de rechtbank kon mede gelet op de afgelegde verklaring ter zitting niet worden volgehouden dat de kwitanties duidelijk vals zijn en oordeelde dat er een begin van bewijs was geleverd. Volgens het hof kunnen als bewijs van contante schenkingen aan een moskee niet dienen kwitanties, voorzien van een stempel van de moskee, de naam van belanghebbende, het bedrag, datum en een paraaf, omdat door de stichting van de moskee desgevraagd is verklaard dat deze stukken niet in de administratie zijn te traceren en er geen kasboek wordt bijgehouden. Nu belanghebbende ook niet weet wie penningmeester van de stichting is en wie voorbedoelde paraaf heeft gezet, is tevens de betrouwbaarheid van de kwitanties in geding.

NTFR 2007/1612 - Prijsgegeven vordering vormt geen informeel kapitaal

ECLI:NL:GHARN:2007:BB2757, datum uitspraak 30-07-2007, publicatiedatum 04-09-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Belanghebbende, een bv, had in 1999 een negatief vermogen, grotendeels bestaande uit schulden aan één van haar aandeelhoudsters/leveranciers. Op 24 september 1999 bedroeg deze schuld f 11.791.515. Deze vordering is tenietgegaan. Van de vordering is een bedrag van f 1.000 als nominaal aandelenkapitaal gestort op het aan de aandeelhoudster uitgegeven aandeel met een nominale waarde van f 1.000. Op dit aandeel is geen agio bedongen. Belanghebbende stelt dat het restant van de vordering (f 11.790.515) als storting van informeel kapitaal moet worden aangemerkt. De inspecteur stelt echter dat bedoelde aandeelhoudster het restant van de vordering heeft prijsgegeven in haar kwaliteit van schuldeiser. Het hof zadelt belanghebbende op met de bewijslast inzake haar stelling. Hierin slaagt zij volgens het hof niet.

NTFR 2007/1613 - Wel sprake van uitdeling; maar ook reden om de boete te matigen

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB2440, datum uitspraak 24-08-2007, publicatiedatum 29-08-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Belanghebbende is een Nederlandse vennootschap. Er zijn vier aandeelhouders, twee broers en hun echtgenotes, die allen wonen in Duitsland en ook de Duitse nationaliteit hebben. Eind 1997 hadden de aandeelhouders een schuld van bijna f 10.000.000 aan de vennootschap. In 1992 hebben de broers grond gekocht in Duitsland voor DM 981.900. In 1998 wordt de grond overgedragen aan de vennootschap voor f 6.039.325. Dit bedrag is verrekend met het bedrag van de openstaande schuld.

NTFR 2007/1614 - Over legaat is geen recht van overgang verschuldigd

ECLI:NL:HR:2007:AY9435, datum uitspraak 10-08-2007, publicatiedatum 10-08-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007 met annotatie van mr. M. de L. Monteiro
Erflater is op 25 augustus 1995 overleden. Hij woonde op dat tijdstip al meer dan tien jaren buiten Nederland. Tot zijn nalatenschap behoorden enkele in Nederland gelegen onroerende zaken. Bij akte van 24 december 1993 heeft erflater de economische eigendom van de onroerende zaken overgedragen aan belanghebbende, zoon van erflater. Daarbij werd aan belanghebbende een onherroepelijke volmacht verleend om de levering van het verkochte te bewerkstelligen. Tezelfdertijd heeft erflater bij testament de juridische eigendom van de onroerende zaken aan belanghebbende gelegateerd onder de voorwaarde dat afstand wordt/is gedaan van het recht op juridische levering, zoals vermeld in de akte van economische eigendomsoverdracht. Aan deze voorwaarde is voldaan. Aan belanghebbende is voor 1995 een aanslag in het recht van overgang opgelegd. Hof Den Bosch heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. In navolging van A-G Niessen (NTFR 2006/1436) concludeert de Hoge Raad tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep van de staatssecretaris. Anders dan de staatssecretaris betoogt is HR 4 maart 1987, nr. 23.876 volgens de Hoge Raad hier niet van toepassing. In de onderhavige zaak konden namelijk op geen enkel tijdstip twee rechten op levering naast elkaar bestaan. In casu is het uit de koop voortvloeiende recht op levering tenietgegaan door afstand daarvan door belanghebbende die voorafging aan het ontstaan van het recht op levering uit hoofde van het legaat. In dezen stond, anders dan in genoemd arrest, tegenover de waarde van de gelegateerde onroerende zaken wel een verplichting van belanghebbende jegens de boedel, namelijk de verplichting tot voorafgaande afstand van het uit de koop voortvloeiende recht op levering. De waarde van dat recht op levering is gelijk aan de waarde van de onroerende zaken. Van een belaste verkrijging is mitsdien geen sprake.

NTFR 2007/1617 - In hoger beroep wordt bezwaar tegen boete ontvankelijk en tegen aanslag niet-ontvankelijk verklaard

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9943, datum uitspraak 11-07-2007, publicatiedatum 24-07-2007
Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Aan X bv is een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting opgelegd. Bij gelijktijdig genomen beschikking heeft de inspecteur een boete opgelegd. De niet-ontvankelijkverklaring in beide bezwaren wordt door de rechtbank gevolgd. Het hof oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Hoewel het hof naar de regels van een redelijke bewijslastverdeling voldoende aannemelijk acht dat belanghebbende het aanslagbiljet eind 2004 heeft ontvangen, kan niet worden gezegd dat de inspecteur dit naar de strenge maatstaf van HR nr. 24.998, BNB 1988/292 heeft bewezen. Over de feitelijke ontvangstdatum resteert enige onzekerheid, die – voor zover het hier een boeteprocedure betreft, waarop de door art. 6 EVRM gewaarborgde verdedigingsrechten van toepassing zijn – niet voor rekening van belanghebbende mag blijven. Daarom is het bezwaar tegen de boetebeschikking ontvankelijk.

NTFR 2007/1621 - Heffingsrecht loon directeur aan Nederland toegewezen omdat Duitse vennootschap niet de werkgever is

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007 met annotatie van Roumen
Belanghebbende, woonachtig in Nederland, heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met een nv. Conform deze overeenkomst is belanghebbende werkzaam geweest als directeur van een Duitse vennootschap. De nv heeft de arbeidsbeloning hiervoor betaald en loonbelasting ingehouden. In geschil is of voor deze arbeidsbeloning de heffingsbevoegdheid aan Duitsland is toegewezen.

NTFR 2007/1622 - Wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007 geschreven door mr. H.J. de Boer
Deze wijziging betreft het privégebruik van zakelijk geëtiketteerde goederen. Volgens het besluit zou het vooral gaan om een technische verfijning van deze per 1 januari 2007 ingevoerde omzetbelastingheffing over het privégebruik van bedrijfsgoederen. De huidige regeling voor de vaststelling van de maatstaf van heffing voor het privégebruik is complex in de gevallen waarbij gedeelten van een goed, al dan niet tijdelijk, privé worden gebruikt. Om de belastingheffing beter te laten aansluiten bij het werkelijke privégebruik en de toepassing van de regeling te vereenvoudigen is door de staatssecretaris van Financiën gekozen voor een nieuwe opzet van deze bepaling waarbij voor het bepalen van de maatstaf van heffing voor het privégebruik van een goed wordt uitgegaan van het werkelijke aandeel van het privégebruik in het totale gebruik van het goed. De nieuwe regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

NTFR 2007/1626 - Besluit omzetbelasting en artiesten

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een geactualiseerde versie van besluit van 20 december 2001 nr. CPP2001/2167M. Uit oogpunt van uniformiteit is het beleid voor fondswerving door amateur-muziekverenigingen opgenomen in het besluit 'fondswerving en kantines', nr. CPP2006/1405M. Bovendien is de inhoud van het besluit aangepast in verband met de wijziging van de Wet LB 1964 per 1 januari 2007. Uit praktische overwegingen keurt de staatssecretaris van Financiën goed dat personen die worden aangemerkt als artiest in de zin van art. 5a, lid 1, Wet LB 1964, over hun prestaties als artiest geen omzetbelasting in rekening brengen. Hij verbindt daaraan de voorwaarde dat die personen ter zake geen voorbelasting in aftrek brengen. De goedkeuring kan niet worden toegepast zodra een artiest voor enig optreden in Nederland omzetbelasting in rekening brengt.

NTFR 2007/1627 - Besluit omzetbelasting en watersportorganisaties

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een herziene versie van het besluit van 5 november 2001, nr. CPP2001/2164M. Op de sportvrijstelling geldt een uitzondering voor watersportverenigingen die voor hun dienstverlening gebruikmaken van één of meer personen die in dienstbetrekking werkzaam zijn ten behoeve van de vereniging. Indien in de loop van een verenigingsjaar personeel in dienstbetrekking werkzaam is ten behoeve van de vereniging, dient de vereniging in de omzetbelastingheffing te worden betrokken voor de diensten die met behulp van dat personeel worden verricht met betrekking tot de vaartuigen. De terbeschikkingstelling van lig- en bergplaatsen gedurende dat jaar is dan eveneens belast. Om te voorkomen dat iedere dienstbetrekking tot heffing van omzetbelasting leidt, keurt de staatssecretaris van Financiën in dit besluit goed dat de vrijstelling toepassing vindt, indien het personeel dat werkzaam is ten behoeve van de vereniging over het gehele jaar genomen daarvoor niet meer dan € 4.538 aan vergoeding ontvangt.

NTFR 2007/1628 - Besluit omzetbelasting, fondsverwerving en kantines

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën is een samenvoeging van alle besluiten die zijn verschenen over de vrijstelling voor fondswervende activiteiten en de heffing van omzetbelasting ten aanzien van kantines van verenigingen en andere instellingen. De goedkeuring betreffende advertentie-inkomsten uit ledenbladen (uitgezonderd van de vrijstellingsgrens) wordt ingetrokken. Deze inkomsten worden als fondswerving aangemerkt. Verder vervalt de mogelijkheid om overkoepelende organisaties aangifte te laten doen voor zelfstandige regionale of plaatselijke organisaties. In het besluit is een goedkeuring opgenomen voor bepaalde bijzondere evenementen en acties. De goedkeuring betreffende sportcursussen in nr. CPP2001/2158 is opgenomen in nr. CPP2006/2506M.

NTFR 2007/1629 - Beantwoording Kamervragen over de invloed van invoerheffingen en BTI-afgiftetermijnen op de concurrentiepositie van Nederland

Aflevering 37, gepubliceerd op 13-09-2007
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt de vragen over de invloed van invoerheffingen en BTI-afgiftetermijnen op de concurrentiepositie van Nederland (nr. 2060720020). Per 1 januari 2007 zijn bepaalde goederencoderingen gewijzigd. Deze wijzigingen zijn overeengekomen in het kader van de Werelddouaneorganisatie. Omdat de communautaire tariefregelgeving op dit systeem is gebaseerd zijn deze wijzigingen ook opgenomen in de communautaire regelgeving. Door wijziging in de codering zijn in een aantal gevallen goederen in een andere tariefpost komen te vallen. Dit heeft volgens de staatssecretaris van Financiën echter geen gevolgen gehad voor de hoogte van de heffing. De staatssecretaris van Financiën deelt verder mede dat door de douane stappen zijn genomen om te komen tot een bekorting van de behandelingsduur van de afgifte van BTI’s tot, de ideale termijn van, één maand.