Aflevering 42

Gepubliceerd op 15 oktober 2009

NTFR 2009/2131 - In de nood leert men zijn vrienden kennen

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 geschreven door prof. dr. P.H.J. Essers
Het Nederlandse bedrijfsleven zucht onder de gevolgen van de tsunami aan financiële rampspoed die ons land dit jaar heeft getroffen. Het open karakter van onze economie in combinatie met de prominente aanwezigheid van financiële instellingen maakt dat Nederland extra kwetsbaar is voor de kredietcrisis. Die afhankelijkheid van de internationale economie maakt het nemen van eenzijdige maatregelen extra moeilijk. Toch is iedereen het er over eens dat niets doen geen optie is. Op korte termijn zal de economie moeten worden gestimuleerd, op langere termijn zullen de overheidsuitgaven weer op orde moeten worden gebracht. Drastisch ingrijpen, lijkt onvermijdelijk te zijn om te voorkomen dat toekomstige generaties de lasten moeten dragen van de extra schulden die wij in deze tijden zijn aangegaan.

NTFR 2009/2133 - Commentaar Register Belastingadviseurs naar de Tweede Kamer

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
Het Register Belastingadviseurs (RB) heeft, in navolging van het NOB (NTFR 2009/2082) en VNO-NCW en MKB-Nederland, commentaar op het Belastingpakket 2010 (NTFR 2009/1986) gestuurd aan de Tweede Kamer. Het RB wijst erop dat er vanwege de omvang en inhoud ervan geen zorgvuldig wetgevend proces mogelijk is voor het totale fiscale pakket.

NTFR 2009/2134 - Rente vormt geen nagekomen verlies uit onderneming

ECLI:NL:HR:2009:BI7213, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 09-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft zijn verlieslatende onderneming in (medio of ultimo) 1998 gestaakt. Daarbij zijn de activa overgegaan naar zijn privévermogen. Belanghebbende heeft in de loop van 1998 met de zakelijke crediteuren een akkoord gesloten. Op grond hiervan heeft hij een aantal crediteuren geheel betaald en een aantal gedeeltelijk. Op 30 september 1998 heeft belanghebbende een hypothecaire geldlening van f 450.000 afgesloten bij een bank. Hiervan heeft hij f 250.000 besteed aan het aflossen van zijn zakelijke rekening-courantschuld en f 71.000 aan het betalen van zijn zakelijke crediteuren.

NTFR 2009/2135 - Leidinggevende van tandartsenpraktijk heeft recht op zelfstandigenaftrek

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6817, datum uitspraak 16-07-2009, publicatiedatum 03-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende en haar echtgenoot zijn beiden werkzaam in een tandartsenpraktijk. De tandartsenpraktijk wordt uitgeoefend in de vorm van een commanditaire vennootschap, waarin belanghebbende een winstaandeel van 30% heeft. De praktijk bestaat uit een cosmetische praktijk, een tandartspraktijk en een bleekpraktijk. Belanghebbende werkt circa 48 uur per week in de tandartsenpraktijk. Zij geeft leiding aan de tandartspraktijk en verricht tezamen met een assistente bleekbehandelingen. Belanghebbende heeft geen opleiding tot tandarts gevolgd, haar echtgenoot daarentegen wel.

NTFR 2009/2136 - Stakingswinst voor economisch eigenaar pand

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende drijft sinds 1964 zijn onderneming op de begane grond van het pand van zijn echtgenote. De eerste en tweede verdieping van het pand worden door belanghebbende en zijn echtgenote als woning gebruikt. Belanghebbende heeft in al die jaren verschillende kosten, lasten en afschrijvingen van het gehele pand ten laste van zijn winst gebracht. Op 31 december 2002 heeft belanghebbende zijn onderneming gestaakt.

NTFR 2009/2138 - Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2010 gepubliceerd

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
Het UWV publiceert een besluit over de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2010. Naar aanleiding van de forse stijging van de premies en parameters die uit het besluit volgt, zijn Tweede Kamervragen gesteld. In de beantwoording leggen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën uit wat hiervan de reden is. Vanwege het tijdstip waarop de premiestijging is bekendgemaakt en de bijzondere economische situatie zal de minister werkgevers ruimer de gelegenheid geven te beslissen of zij eigenrisicodrager worden of dat zij publiek verzekerd willen zijn. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld dat werkgevers tot 1 november 2009 de tijd krijgen om bij de Belastingdienst een verzoek te doen voor het eigenrisicodragerschap per 1 januari 2010.

NTFR 2009/2141 - Bestelauto met extra stoel kan nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer

ECLI:NL:HR:2009:BJ7918, datum uitspraak 18-09-2009, publicatiedatum 18-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende, ondernemer, heeft twee bestelauto’s met een door een scheidingswand van de laadruimte afgescheiden bestuurderscabine. In de bestuurderscabine was naast de bestuurdersplaats een anderhalfzitsbank geplaatst. Belanghebbende meent dat de bijtelling privégebruik auto niet van toepassing is op de bestelauto’s.

NTFR 2009/2143 - Gesplitste aankoop leidt tot belaste waarde-aangroei bloot eigendom

ECLI:NL:HR:2009:BJ7914, datum uitspraak 18-09-2009, publicatiedatum 18-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. E. Alink
De gemeente heeft een bouwterrein verkocht aan een aannemer. Deze heeft het terrein doorverkocht aan een onderaannemer. De onderaannemer heeft het vruchtgebruik en de bloot eigendom (gesplitst) verkocht aan de ouders van belanghebbende, respectievelijk belanghebbende en zijn broer. De gemeente heeft het recht van vruchtgebruik en de eigendom rechtstreeks aan de uiteindelijke kopers geleverd.

NTFR 2009/2144 - Geen tegemoetkoming voor extra kinderopvangkosten van IC-verpleegkundige

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8548, datum uitspraak 08-09-2009, publicatiedatum 25-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende is werkzaam als IC-verpleegkundige. Zij is een alleenstaande moeder. Door haar onregelmatige diensten kan belanghebbende geen gebruik maken van de reguliere kinderopvang. De extra kosten die zij in 2005 heeft moeten maken, voor de opvang van haar kind, wenst belanghebbende fiscaal in aanmerking te nemen.

NTFR 2009/2148 - Geen arbeidskorting nu uitkering geen loon uit tegenwoordige arbeid vormt

ECLI:NL:HR:2009:BJ9642, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
Belanghebbende heeft in 2004 een uitkering van zijn werkgever ontvangen. Deze uitkering is gebaseerd op een tussen hen getroffen schikking in verband met het beëindigen van de dienstbetrekking. Deze schikking houdt in dat belanghebbende wordt doorbetaald tot het moment dat hij zal toetreden tot de vut-regeling (2007) zonder de verplichting om arbeid te verrichten. Belanghebbende maakt aanspraak op de arbeidskorting.

NTFR 2009/2149 - Winstcorrectie voor omzetting onvolwaardige regresvordering in informeel kapitaal is terecht

ECLI:NL:HR:2009:BI0465, datum uitspraak 02-10-2009, publicatiedatum 02-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende heeft zich in 1992 – op zakelijke wijze – borg gesteld voor door haar deelneming opgenomen geldleningen. Zij heeft vervolgens in 1993 moeten betalen uit hoofde van die borgtocht. In het boekjaar 1992/1993 heeft belanghebbende via een voorziening f 5.125.701 ten laste van haar winst gebracht. De regresvordering op haar deelneming heeft belanghebbende op de waarde in het economische verkeer gesteld (aanzienlijk lager dan nominaal). Op 31 december 1995 heeft zij de regresvordering als informeel kapitaal ingebracht in haar deelneming. De inspecteur heeft daarop de belastbare winst opwaarts gecorrigeerd op grond van art. 13b Wet VPB 1969 (omzetting in kapitaal van een afgewaardeerde vordering). Rechtbank Arnhem heeft belanghebbende in het gelijk gesteld, omdat volgens haar geen vordering ten laste van Nederlandse winst is afgewaardeerd.

NTFR 2009/2150 - Schattingsjurisprudentie voor earn-out-vordering niet achterhaald

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende heeft een deelneming verkocht voor een vast bedrag plus een bedrag gelijk aan de toekomstige winst van de deelneming. Belanghebbende heeft de waarde van deze earn-outvordering geschat, geactiveerd en onder de deelnemingsvrijstelling gebracht. Belanghebbende ontvangt uiteindelijk een lager bedrag. In geschil is of het verschil aftrekbaar is (standpunt belanghebbende) dan wel onder de deelnemingsvrijstelling valt (standpunt fiscus). Het hof stelt belanghebbende in het gelijk onder verwijzing naar de schattingsjurisprudentie (HR 3 maart 1993, nr. 28.598, BNB 1993/180).

NTFR 2009/2151 - Vaststellingsovereenkomst inzake landbouwvrijstelling in strijd met de wet

ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4957, datum uitspraak 10-06-2009, publicatiedatum 12-08-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. F. van Horzen
C en D oefenden in maatschapverband een landbouwbedrijf uit. Op 24 februari 1995 hebben zij land verkocht aan G bv. In 1999 heeft de gemachtigde van C en D aan de inspecteur een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst gedaan ten aanzien van de toepassing van de landbouwvrijstelling. De brief is voor akkoord ondertekend door de inspecteur. In december 2000 hebben C en D hun onderneming ingebracht in belanghebbende, met toepassing van art. 18 Wet IB 1964. Belanghebbende heeft in 2002 de landbouwvrijstelling toegepast op de ontvangst van een deelbetaling. In geschil is onder andere of belanghebbende is gebonden aan de vaststellingsovereenkomst.

NTFR 2009/2152 - Erfgenamen zijn niet gebonden aan eerdere minnelijke taxatie van woning

ECLI:NL:HR:2009:BI1127, datum uitspraak 25-09-2009, publicatiedatum 25-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. M. de L. Monteiro
A is op 25 december 2003 overleden. Zij heeft tien erfgenamen (de belanghebbenden). Haar echtgenoot B is op 15 januari 1998 overleden. B had bij testament een ouderlijke boedelverdeling gemaakt. Hierbij is de tot de nalatenschap behorende woning aan A toebedeeld. De kinderen verkregen onderbedelingsvorderingen. Bij minnelijke taxatie is de woning per 15 januari 1998 gewaardeerd op f 1.350.000. Deze waarde heeft als uitgangspunt gediend voor het recht van successie inzake de nalatenschap van B. De woning is in augustus 1998 verkocht aan een derde voor f 2.156.000. Bij het vaststellen van de onderhavige aanslagen – ter zake van de verkrijgingen uit de nalatenschap van A – heeft de inspecteur rekening gehouden met de overbedelingsschuld. Daarbij is hij uitgegaan van de waarde van de woning van f 1.350.000. De belanghebbenden bepleiten echter dat moet worden uitgegaan van de verkoopprijs van f 2.156.000.

NTFR 2009/2153 - Ook persoonlijke relatie kan als derde beroepsmatig rechtsbijstand verlenen

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. A.A. Fase
A-G IJzerman gaat in op de vraag of ook aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding van de kosten ter zake van ‘door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand’ als bedoeld in art. 1, aanhef en onder a, Besluit proceskosten bestuursrecht, indien die rechtsbijstand is verleend door een gemachtigde die tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat, zoals een vriendschaps- of familierelatie, huwelijk of samenwonen. De advocaat-generaal neemt als uitgangspunt dat voor vergoeding van proceskosten slechts plaats is indien door de belanghebbende kosten zijn gemaakt: geen kosten, geen vergoeding. In de regel dient ervan te worden uitgegaan dat het in rechte verschijnen van een professionele rechtshulpverlener betekent dat deze daarvoor een declaratie zal indienen. Indien een belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt zijn wederpartij, het bestuursorgaan, in principe in de kosten van het geding veroordeeld. Behoefte aan bewijs dat een op zichzelf professionele gemachtigde voor de verleende rechtsbijstand kosten in rekening heeft gebracht, kan ontstaan bij betwisting door het bestuursorgaan of als er aanwijzingen zijn dat geen kosten in rekening worden gebracht. Dat geldt ongeacht of de gemachtigde tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat. Het kan zich overigens voordoen dat een dergelijke betwisting verband houdt met de constatering dat de rechtsbijstandverlener in een persoonlijke relatie staat tot de belanghebbende. Van belanghebbende kan bij betwisting bewijs van gemaakte kosten worden verlangd. Dat is alsdan te leveren door overlegging van een declaratie en eventueel van bewijs van betaling, of op andere wijze. Als een professionele gemachtigde in een bepaald geval tot de belanghebbende in een persoonlijke relatie staat, behoeft dit niet eraan in de weg te staan dat ook in dat geval als derde beroepsmatig rechtsbijstand kan zijn verleend. Noch de tekst van het Bpb noch de ratio, tegemoetkoming in de gemaakte kosten voor professionele rechtsbijstand door middel van een, in principe, forfaitaire kostenvergoeding, verzet zich tegen deze uitleg. Ook de nota van toelichting bij het Bpb sluit beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een familielid, echtgenoot, levenspartner, vriend of kennis niet uit.

NTFR 2009/2154 - Agrariër doet inzake onttrekking grond voor bouw tweede bedrijfswoning vergeefs een beroep op het gelijkheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2009:BG6464, datum uitspraak 02-10-2009, publicatiedatum 02-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Belanghebbende, agrarisch ondernemer, heeft in 2003 een perceel grond overgebracht naar zijn privévermogen om daarop een tweede bedrijfswoning te bouwen. De inspecteur heeft ter zake hiervan een – buiten de landbouwvrijstelling vallende – belaste winst in aanmerking genomen. Belanghebbende brengt het gelijkheidsbeginsel in stelling, zich daarbij beroepend op het besluit van de staatsecretaris van 8 maart 2006, NTFR 2006/444. Dit besluit stelt dat geen rechtvaardiging bestaat voor een onderscheid tussen onttrekking van ondergrond van een nog te bouwen woning en onttrekking van grond waarop reeds een woning staat. Voor onttrekking van ondergrond onder een reeds bestaande bedrijfswoning wordt niettemin goedgekeurd dat het (eerdere) vrijstellingsbeleid wordt voortgezet tot aan 8 maart 2006. Bij overbrenging van nog onbebouwde grond naar het privévermogen met het oog op de bouw van een bedrijfswoning wordt wel geheven. Anders dan A-G Wattel (NTFR 2008/2427) honoreert de Hoge Raad het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. Het – begunstigende – beleid inzake de onttrekking van ondergrond van een reeds bestaande bedrijfswoning berustte namelijk op een onjuiste rechtsopvatting, zoals volgt uit HR 7 mei 2004, nr. 39.115, NTFR 2004/724, en is naar zijn bedoeling slechts gevoerd ten aanzien van een bepaalde groep belastingplichtigen. Belanghebbende, die niet behoort tot die groep, kan niet met vrucht een beroep doen op dat beleid over een tijdvak – zoals hier – vóórdat van de onjuistheid van die rechtsopvatting was gebleken; in casu namelijk op 7 mei 2004.

NTFR 2009/2155 - Heffingsrente mag slechts worden berekend tot drie maanden na aangifte

ECLI:NL:HR:2009:BJ8524, datum uitspraak 25-09-2009, publicatiedatum 25-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende heeft op 30 juni 2004 aangifte IB gedaan voor het jaar 2003. Belanghebbende heeft niet verzocht om oplegging van een voorlopige aanslag. De definitieve aanslag is opgelegd op 15 april 2005. De inspecteur heeft belanghebbende heffingsrente (€ 160) in rekening gebracht over de periode van 1 januari 2004 tot 15 april 2005. Belanghebbende kan zich hierin niet vinden. Hij vindt dat, gelet op de wetsgeschiedenis, slechts rente kan worden berekend tot drie maanden na de aangifte (1 oktober 2004). Uit de parlementaire behandeling blijkt namelijk van een beleid van de Belastingdienst dat erop is gericht om binnen drie maanden na indiening van de aangifte een definitieve aanslag op te leggen.

NTFR 2009/2157 - Vertrouwensbeginsel verhindert dat reiskostenvergoeding bij reisaftrek in aanmerking wordt genomen

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7122, datum uitspraak 04-08-2009, publicatiedatum 08-09-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende, in dienstbetrekking werkzaam, legt het woon-werkverkeer per openbaar vervoer af. Hij is in het bezit van een ov-jaarkaart. In zijn aangifte IB 2005 heeft belanghebbende de volledige reisaftrek geclaimd zonder daarop de van de werkgever ontvangen vergoeding in mindering te brengen. In het verleden, in de bezwaarprocedure tegen de aanslag IB 2002, heeft de inspecteur dit namelijk goedgekeurd. Voor het jaar 2003 heeft de inspecteur wegens gewekt vertrouwen de reiskostenvergoeding ook niet in aanmerking genomen. De aanslag voor het jaar 2004 was namelijk lopende het bezwaar tegen de aanslag over 2003 conform de aangifte geregeld, eveneens zonder de reiskostenvergoeding in mindering te brengen. Voor het jaar 2005 brengt belanghebbende ook het vertrouwensbeginsel in stelling. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. Eerst bij brief van 15 juni 2005 heeft belanghebbende namelijk kunnen begrijpen dat de ontvangen reiskostenvergoeding in mindering moet worden gebracht op de reisaftrek. In aanmerking genomen echter dat belanghebbende toen reeds beschikte over een ov-jaarkaart voor het gehele kalenderjaar 2005, doet hij volgens het hof terecht een beroep op het vertrouwensbeginsel.

NTFR 2009/2163 - Weigering verliesaftrek van Duitse 100%-dochter niet strijdig met Europees recht

ECLI:NL:HR:2009:BF2230, datum uitspraak 02-10-2009, publicatiedatum 02-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van drs. B.J. Kiekebeld
Belanghebbende, de in Nederland gevestigde X bv, heeft een 100%-belang in een in Duitsland gevestigde GmbH. De GmbH voldoet niet aan de voorwaarden om in 2003 te kunnen worden opgenomen in een fiscale eenheid met belanghebbende. Niettemin wenst belanghebbende, met een beroep op het EG-recht, het verlies van haar Duitse dochtermaatschappij bij haar in aanmerking te nemen (dus alsof zij gevoegd zijn in een fiscale eenheid). Rechtbank Haarlem (NTFR 2008/452) heeft dat niet toegestaan en heeft het betoog van belanghebbende dat zulks in strijd is met de EG-vestigingsvrijheid verworpen. De Hoge Raad stelt voorop dat het geschil niet gaat om de vraag of het gemeenschapsrecht meebrengt dat belanghebbende een fiscale eenheid moet kunnen vormen met de GmbH, maar om de – minder omvattende – vraag of de weigering van de geclaimde verliesaftrek door de Europeesrechtelijke beugel kan. Onder verwijzing naar de arresten Marks & Spencer II (zaak C-446/03, NTFR 2005/1718), Lidl Belgium (zaak C-414/06, NTFR 2008/1030) en Columbus Container Services (zaak C-298/05, NTFR 2007/2295) van het Hof van Justitie EG beantwoordt de Hoge Raad die vraag bevestigend.

NTFR 2009/2164 - Aanpak buitenlands vermogen en belastingparadijzen

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
In deze brief aan de Tweede Kamer schetst de staatssecretaris van Financiën een beeld van de gezamenlijk inspanningen van het ministerie van Financiën, de Belastingdienst en de FIOD-ECD inzake de aanpak van belastingparadijzen en buitenlands vermogen. In dit kader wordt onder meer ingegaan op enige recente ontwikkelingen rond de opsporing van buitenlands vermogen, op internationale ontwikkelingen als de aanpassing van (bestaande) verdragen en het afsluiten van informatie-uitwisselingsovereenkomsten alsmede op enige nationale ontwikkelingen, zoals een voorgenomen verdere aanscherping van de inkeerregeling.

NTFR 2009/2166 - Verleende voorkoming van dubbele belasting staat aftrek van die belasting als kosten in de weg

ECLI:NL:HR:2009:BJ9634, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
Belanghebbende, die in 1997 woonachtig was in Nederland, heeft in dat jaar een salaris ontvangen van E Ltd., een naar het recht van Hongkong opgerichte vennootschap. Het salaris werd maandelijks in Nederlandse valuta overgemaakt naar een rekening van belanghebbende in Nederland. Volgens partijen vallen de inkomsten onder de reikwijdte van art. 2 Dubb.bel. 1989. Volgens belanghebbende betreft het een beloning voor zijn arbeid die hij als werknemer ten behoeve van E Ltd. in of vanuit Hongkong heeft verricht. De inspecteur meent dat het een beloning is voor de werkzaamheden van belanghebbende als werknemer van G bv.

NTFR 2009/2167 - Onderdeel politieke partij geen ondernemer

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Landesorganisation, een afdeling met rechtspersoonlijkheid van de Sociaaldemocratische Partij van Oostenrijk (SPÖ), heeft voor de onder haar ressorterende regionale en plaatselijke afdelingen een aantal werkzaamheden op het gebied van public relations, reclame en voorlichting verricht, die als 'externe propaganda' zijn aangemerkt. Zij heeft met name vóór de verkiezingen reclamemateriaal gekocht dat zij vervolgens tegen facturering aan de verschillende regionale en lokale organisaties heeft verstrekt naar gelang van de behoeften van deze organisaties, en zij heeft elk jaar het bal van de SPÖ georganiseerd. Inkomsten worden tussen 1998 en 2004 vooral verkregen uit de doorberekening van prestaties aan de regionale en plaatselijke afdelingen en uit de verkoop van entreebewijzen voor het jaarlijkse bal van de SPÖ. Slechts een gering deel van de kosten van de Landesorganisation wordt aan de onder deze laatste ressorterende afdelingen in rekening gebracht. Deze afdelingen betalen naar gelang van hun mogelijkheden een bijdrage in de kosten van de Landesorganisation zonder daarvoor vooraf vaststelde regels in acht te moeten nemen. Dit heeft tot gevolg dat de Landesorganisation het grootste deel van de door de betrokken propaganda-activiteiten opgekomen kosten zelf moet dragen. De daardoor ontstane verliezen konden worden gedekt door overheidssubsidies, lidmaatschapsbijdragen, partijbelastingen en donaties. Vanaf 2004 worden de prestaties die niet aan een bepaalde ontvanger kunnen worden toegerekend, aan de regionale afdelingen in rekening gebracht in de vorm van een zogenoemde 'publicrelationsomslag'. De hoogte van die omslag hangt af van enerzijds het aantal partijleden en anderzijds het aantal verkozenen in de betrokken regio. Op vragen van de rechter in het geschil van SPÖ met de Oostenrijkse belastingdienst of de Landesorganisation met betrekking tot haar externepropaganda-activiteiten voor de onder haar ressorterende afdelingen als belastingplichtige in de zin van de Zesde Richtlijn moet worden beschouwd en dus recht heeft op aftrek van de in dit verband als voorbelasting betaalde btw verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat art. 4, lid 1 en 2, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat deze prestaties niet als economische activiteiten kunnen worden aangemerkt.

NTFR 2009/2168 - Hoge Raad herstelt onjuist berekende aan zeilschoolexploitant opgelegde naheffingsaanslag

ECLI:NL:HR:2009:BJ9602, datum uitspraak 09-10-2009, publicatiedatum 09-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende, exploitant van een zeil- en surfschool, dreef tot 1 mei 1999 haar onderneming in de vorm van een vof; daarna in de vorm van een cv. De inspecteur heeft over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 van belanghebbende (de vof) omzetbelasting nageheven. In de periode ná 1 mei 1999 heeft belanghebbende in bepaalde aangiften verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting gedaan, welke teruggaven bij beschikking zijn verleend. Daarnaast zijn in diezelfde periode aan belanghebbende naheffingsaanslagen opgelegd in verband met het niet/te laat betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Hof Leeuwarden (NTFR 2007/1835) oordeelde dat de onderhavige naheffingsaanslag dient te worden verminderd met het bedrag dat aan de commanditaire vennootschap kan worden toegerekend. Bij de berekening van het juiste bedrag van de onderhavige naheffingsaanslag heeft het hof rekening gehouden met de hiervóór bedoelde teruggaven maar niet tevens met de bij de naheffingsaanslagen geheven bedragen.

NTFR 2009/2170 - Kwijtschelding AOW-gerechtigden

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft de de kwijtscheldingsbepalingen van de Uitv.reg. IW 1990 gewijzigd. In dit besluit is een regeling opgenomen die er voor zorgt dat de per 1 januari 2009 plaatsgevonden hebbende verhoging tegemoetkoming AOW-gerechtigden niet de berekening van de betalingscapaciteit beïnvloedt. Deze betalingscapaciteit bepaalt of belastingschuldige natuurlijke personen recht hebben op kwijtschelding van belastingschulden. De hiervoor genoemde verhoging was het gevolg van de wijzigingen in de fiscale aftrekbaarheid van buitengewone uitgaven (ziektekosten). De regeling kent een terugwerkende kracht tot 1 januari 2009. Belastingschuldigen, die al een afwijzende kwijtscheldingsbeschikking hebben ontvangen, waarbij in de berekening van de betalingscapaciteit wel rekening is gehouden met deze verhoging, kunnen opnieuw een kwijtscheldingsverzoek indienen.

NTFR 2009/2171 - Nieuw incassomiddel voor de fiscus

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009 geschreven door mr. J.D. Schouten
De Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is met ingang van 30 september 2009 gewijzigd. De ontvanger kan op grond van art. 19, lid 4, IW 1990 een ’overheidsvordering’ (bankvordering) doen. Het hier besproken besluit is nodig om tot effectuering van dit nieuwe incassomiddel over te gaan. De ontvanger kan op basis van deze regeling in een vereenvoudigde vorm derdenbeslag leggen onder de bank voor een belastingschuld. Dit leidt ertoe dat de bank geld dat op een betaalrekening staat van de belastingschuldige naar de bank van de Belastingdienst moet overmaken. Het is een voor de fiscus efficiënt incassomiddel om kleine belastingschulden, die natuurlijke personen verschuldigd zijn, te verzilveren. Deze overheidsvordering is slechts van toepassing op betaalrekeningen en niet op andere tegoeden van natuurlijke personen, zoals spaarrekeningen. De bankvordering zal op elektronische wijze plaatsvinden. De regeling kent ook bepalingen om de belastingschuldige ter zake van informatie te voorzien.

NTFR 2009/2182 - Navorderingsaanslag schenkingsrecht over onjuist jaar (II)

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ9063, datum uitspraak 31-08-2009, publicatiedatum 01-10-2009
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2009
Belanghebbende heeft samengewoond met een inmiddels geliquideerde drugscrimineel (Y). Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag recht van schenking over het jaar 1990 opgelegd wegens verkrijging uit een schenking. Primair beslist de rechtbank dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de informatieplicht ingevolge artikel 47 AWR. De vraagstelling van de inspecteur was zo ruim en duidelijk geformuleerd dat belanghebbende daarop had moeten antwoorden. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van een schenking stelt de rechtbank voorop dat vaststaat dat belanghebbende en Y jarenlang hebben samengewoond en het dus niet ongebruikelijk is dat vermogen van de ene partner wordt gebruikt voor de andere partner. Dat is anders indien indien de opbouw van vermogen niet in direct verband staat met de gezamenlijke huishouding. Ten aanzien van de verkrijging van grond door belanghebbende is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een schenking, echter niet in 1990. Gelet op verklaringen van belanghebbende en de aangifte in 1995 dient de schenking midden jaren 90 te worden gesitueerd. Nu het aanslagbiljet een onjuist jaar vermeldt, moet de aanslag op die grond worden vernietigd. (Beroep gegrond.)