Aflevering 27

Gepubliceerd op 8 juli 2010

NTFR 2010/1543 - De vennootschapsbelasting in het rapport 'Continuïteit en vernieuwing'

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 geschreven door prof. dr. J.N. Bouwman
Op 7 april jl. heeft de Commissie-Van Weeghel (hierna: de commissie) haar rapport ‘Continuïteit en vernieuwing’ (hierna: het rapport) gepresenteerd waarin zij een groot aantal voorstellen aandraagt voor aanpassingen van ons belastingstelsel. Omdat het rapport conform de opdracht aan de commissie een voorstudie betreft zijn de voorstellen nog niet in detail uitgewerkt. Toch zijn zij wel zodanig concreet dat zij zich lenen voor commentaar. In deze Opinie zullen de voorstellen met betrekking tot de vennootschapsbelasting aan de orde komen. In het bijzonder de voorstellen met betrekking tot het defiscaliseren van rente en de invoering van een vermogensaftrek en -bijtellingsregeling.

NTFR 2010/1544 - Beleidsdoorlichting evaluatie belastinguitgaven

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010
De minister stuurt de Tweede Kamer de beleidsdoorlichting van de vierde operationele doelstelling van het eerste beleidsartikel van Begroting IXB van het Ministerie van Financiën. Als doelstelling is daarin bepaald dat de fiscale instrumenten van belastinguitgaven worden geëvalueerd.

NTFR 2010/1546 - Vorming voorziening niet mogelijk als kosten nooit zullen worden betaald

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende is moedermaatschappij van een fiscale eenheid waarin dochter A is opgenomen. A heeft in 2000 van concern B een order verkregen tot ontwerp en levering van een robot profile processing line. In het voorjaar van 2001 bleken diverse technische problemen te bestaan. A slaagde er niet in de order uit te voeren. De fiscale eenheid is per begin 2002 verbroken. Op 21 mei 2003 is A failliet verklaard. Bij vonnis van 2 juli 2003 is A veroordeeld tot het betalen van € 8.226.249 aan B. Ultimo 2001 overtrof het bedrag van de aan B gedeclareerde termijnen de aan het onderhanden werk toe te rekenen kosten. In geschil is of – en zo ja tot welk bedrag – belanghebbende in 2001 een voorziening mag vormen ter zake van de (verwachte) claims. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van Hof Arnhem (NTFR 2008/1581) dat een voorziening mag worden gevormd omdat is voldaan aan de ‘Baksteencriteria'. Het hof heeft echter volgens de cassatierechter miskend dat een passiefpost niet mag worden gevormd indien, zoals de inspecteur heeft gesteld, vaststaat of zou goed als zeker is dat de kosten nooit zullen worden betaald. Voorts heeft het hof miskend dat de bedragen ter zake van, kort gezegd, het onderhanden werk in mindering moeten worden gebracht op een te vormen voorziening. De zaak wordt daarom voor nader onderzoek verwezen.

NTFR 2010/1547 - Winstrechtjurisprudentie niet van toepasssing bij overdracht losse bedrijfsmiddelen

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben vanaf 1990 in maatschapverband een melkveebedrijf geëxploiteerd. Vanaf 1999 hebben zij een aantal (rechts)handelingen verricht die er uiteindelijk in hebben geresulteerd dat de onderneming in maatschapverband werd gedreven met een bv, waarvan zij ieder voor de helft aandeelhouder waren. Op 22 december 2000 is de economische eigendom van grond met woning en bedrijfsopstallen aan de bv verkocht tegen een winstrecht. Op 15 juli 2001 zijn belanghebbende en haar echtgenoot verhuisd naar Denemarken, waar zij samen met de bv voor gezamenlijke rekening en risico een agrarische onderneming drijven. Belanghebbende heeft ter zake van het winstrecht geen winst verantwoord. De inspecteur heeft de gehele waarde van het winstrecht tot het belastbare inkomen gerekend. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld.

NTFR 2010/1551 - Terugnemen stakingslijfrente als negatieve uitgave inkomensvoorzieningen terecht omdat vennootschap niet kwalificeert als toegelaten aanbieder

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende en haar echtgenoot hebben vanaf 1990 in maatschapverband een melkveebedrijf geëxploiteerd. Vanaf 1999 hebben zij een aantal (rechts)handelingen verricht die er uiteindelijk in hebben geresulteerd dat de onderneming in maatschapverband werd gedreven met een bv, waarvan zij ieder voor de helft aandeelhouder waren. Ingevolge de overeenkomst van maatschap zijn door belanghebbende en haar echtgenoot onder meer de eigendom van de roerende zaken, de vorderingsrechten, het kasgeld, de goodwill, de economische eigendom van de veldinventaris, het gebruik en genot van onroerende zaken en pachtersrechten ingebracht. In dat kader hebben belanghebbende en haar echtgenoot in 1999 een (stakings)lijfrente bedongen bij de bv. Op 15 juli 2001 zijn belanghebbende en haar echtgenoot verhuisd naar Denemarken, waar zij samen met de bv voor gezamenlijke rekening en risico een agrarische onderneming zijn gaan drijven. De inspecteur heeft in 2001 de in 1999 afgetrokken premie als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen tot het belastbaar inkomen van dat jaar gerekend. De reden hiervoor is dat volgens de inspecteur de feitelijke leiding van de bv in 2001 naar Denemarken is verplaatst, waardoor de bv niet langer kwalificeert als toegelaten aanbieder. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld.

NTFR 2010/1552 - Uniforme premie Arbeidsongeschiktheidskas 2009 kan niet worden vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking

ECLI:NL:RBARN:2010:BM5551, datum uitspraak 25-05-2010, publicatiedatum 26-05-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is een kleine werkgever als bedoeld in art. 2.6 Besluit Wfsv. De inspecteur heeft bij beschikking van 29 november 2008 de WGA-premie voor het jaar 2009 voor belanghebbende vastgesteld op 1,47%. De WGA-premie bestaat uit een rekenpercentage van 0,47% en een opslag van 5,96%, in totaal 6,43%. In geschil is of 1. de inspecteur bevoegd is om een beschikking uniforme premie Arbeidsongeschiktheidskas (Aok) af te geven en 2. of de hoogte van de WGA-premie juist is vastgesteld.

NTFR 2010/1553 - Voor andere appartementseigenaren betaalde onderhoudskosten vormen aftrekbare uitgaven voor monumentenpanden

ECLI:NL:HR:2010:BL2149, datum uitspraak 25-06-2010, publicatiedatum 25-06-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende is eigenaar van een appartementsrecht betreffende 461/1.000-ste deel van een monumentenpand. In de akte van splitsing is vermeld dat de funderingen tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend en dat de eigenaren verplicht zijn bij te dragen in de schulden en kosten die voor gemeenschappelijke rekening zijn, in gelijke verhouding als hun gerechtigdheid. Eind 2007 blijkt de fundering van het pand in kritieke toestand te verkeren. Omdat twee andere appartementseigenaren (C en D) niet willen meebetalen aan het herstel van de fundering, heeft belanghebbende naast zijn eigen aandeel in de kosten (46,1%) tevens een deel van de kosten van C en D (€ 52.324) betaald. In geschil is of belanghebbende voor dit bedrag recht heeft op de persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor monumentenpanden. De Hoge Raad stelt belanghebbende in het gelijk. De fundering behoort immers tot het gemeenschappelijke gedeelte en is in zijn geheel noodzakelijk om alle appartementen te doen beantwoorden aan hun woonfunctie. Daarom kan niet worden gezegd dat slechts een gedeelte van de fundering tot de eigen woning van belanghebbende behoort. Nu vaststaat dat de funderingskosten kunnen worden aangemerkt als onderhoudskosten, kan belanghebbende ook het bedrag van € 52.324 in aftrek brengen.

NTFR 2010/1554 - Toegekend winstrecht aan deelnemer is niet aftrekbaar

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft vanaf 1999 samen met beide aandeelhouders in maatschapverband een melkveehouderij uitgeoefend. Op 22 december 2000 hebben de aandeelhouders de economische eigendom van 01.36.17 ha grond met woning en bedrijfsopstallen verkocht aan belanghebbende. De voldoening van het gedeelte van de koopsom dat betrekking had op de stille reserves vond plaats door toekenning van een jaarlijks winstrecht door belanghebbende aan de verkopers. Op 15 juli 2001 zijn de aandeelhouders verhuisd naar Denemarken, waar zij samen met belanghebbende voor gezamenlijke rekening en risico een agrarische onderneming zijn gaan drijven. Belanghebbende heeft bij de bepaling van de belastbare winst voor 2001 € 10.560 ten laste van het resultaat geboekt in verband met de winstrechten. De inspecteur heeft dit bedrag geheel gecorrigeerd. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Het hof heeft overwogen dat gelet op de omstandigheden en voorwaarden waaronder de winstrechten zijn vormgegeven, de hoedanigheid van oprichter respectievelijk aandeelhouder van belanghebbende doorslaggevend is geweest, zodat de lasten ter zake van de winstrechten niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht ingevolge art. 9, lid 1, onderdeel c, Wet VPB 1969.

NTFR 2010/1556 - Inspecteur moet onderzoek doen naar buitenlandse rechtsfiguur

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende is `Kommanditist' van een Duitse KG. Zijn kapitaalinbreng bedraagt DM 25.000 (f 28.000). In zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 1996 t/m 1998 heeft belanghebbende met betrekking tot zijn deelname in de KG verliezen uit onderneming aangegeven, ten bedrage van f 649.901 (1996), f 631.068 (1997) en f 181.482 (1998). De aanslagen zijn overeenkomstig de aangiften vastgesteld. Naar aanleiding van een boekenonderzoek zijn vervolgens navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij de door belanghebbende geclaimde verliezen zijn gecorrigeerd; in aftrek werd slechts toegelaten eenmaal (in 1996) het bedrag van de inbreng van belanghebbende ad DM 25.000.

NTFR 2010/1558 - Op bezwaarschriften van verschillende belanghebbenden kan niet in één uitspraak worden beslist

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM2796, datum uitspraak 22-04-2010, publicatiedatum 06-05-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. D.G. Barmentlo
Aan belanghebbenden X en Y is een WOZ-beschikking opgelegd. Beiden hebben hiertegen afzonderlijk bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij één geschrift uitspraak op de bezwaarschriften gedaan, waarop belanghebbenden in één gezamenlijk geschrift beroep hebben ingesteld. Het hof leidt uit de parlementaire geschiedenis bij art. 24a AWR af dat een bezwaarschrift niet door meerdere belanghebbenden gezamenlijk kan worden ingediend. Dit volgt eveneens uit de tekst van het artikel zelf. Op bezwaarschriften die door verschillende belanghebbenden zijn ingediend kan niet bij één uitspraak worden beslist. De uitspraak op bezwaar dient derhalve te worden vernietigd.

NTFR 2010/1559 - Heffingsrenteregeling strijdig met eigendomsrecht van art. 1 Eerste Protocol EVRM

ECLI:NL:GHARN:2010:BM7225, datum uitspraak 01-06-2010, publicatiedatum 10-06-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende heeft op 30 november 2006 zijn aanmerkelijkbelangaandelen verkocht. Het vervreemdingsvoordeel bedraagt € 70.000.000, de verschuldigde inkomstenbelasting € 17.500.000. De inspecteur heeft over de periode 1 juli 2006 tot 9 februari 2007 € 448.351 aan heffingsrente in rekening gebracht. Hiervan heeft € 298.958 betrekking op de periode van 1 juli 2006 tot 1 december 2006. Belanghebbende stelt dat het berekenen van heffingsrente over deze periode – de periode waarin het met de transactie behaalde vervreemdingsvoordeel nog niet was gerealiseerd – in strijd is met art. 1, Eerste Protocol, EVRM. Het hof deelt die opvatting. Volgens het hof is zowel in absolute als in relatieve zin namelijk sprake van een buitensporige last voor belanghebbende. De in rekening te brengen heffingsrente dient daarom te worden beperkt tot de periode van 1 december 2006 tot 9 februari 2007, zijnde € 149.393.

NTFR 2010/1560 - Verzwaarde bewijslast voor frauderende ondernemer

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM4514, datum uitspraak 29-04-2010, publicatiedatum 19-05-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. D.G. Barmentlo
Belanghebbende drijft in firmaverband een onderneming. Volgens de inspecteur deugt de administratie niet. Daarom heeft hij deze verworpen en nagevorderd ter zake van verzwegen inkomsten. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd. Het hof acht aannemelijk dat verkoopfacturen niet in de administratie zijn verwerkt, inkomsten uit opzetheling niet zijn verantwoord, kastekorten werden verbloemd met gefingeerde leningen en dat inkoopfacturen valselijk zijn omgemaakt. Volgens het hof moet, nu niet is voldaan aan de administratieplicht, de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende slaagt er niet in hieraan te voldoen. Voor het jaar 2000 heeft de inspecteur interne compensatie toegepast. Volgens belanghebbende mag dat niet doorwerken naar de boetegrondslag, omdat alsdan de mededelingsplicht ex art. 67g, lid 2, AWR wordt geschonden. Het hof ziet dat anders. Nu de interne compensatie ziet op verzwegen omzetten en die gedraging aan belanghebbende is medegedeeld, is geen sprake van schending van genoemd wetsartikel. Het hof matigt de boetes wel vanwege de omstandigheid dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast.

NTFR 2010/1561 - Geen proceskostenvergoeding na intrekking beroepschrift

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende, een Rijnvarende, heeft verzocht om vrijstelling premie volksverzekeringen. De inspecteur heeft dat geweigerd en in bezwaar gehandhaafd. Nadat belanghebbende beroep had ingesteld, heeft de SVB de inspecteur bericht dat een regularisatieverzoek van de verzekeringspositie van belanghebbende akkoord was. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur alsnog de vrijstelling verleend, waarna belanghebbende het beroep heeft ingetrokken. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding.

NTFR 2010/1565 - Vrijgesteld inkomen Europees Octrooiorganisatie telt niet mee bij bepaling drempel buitengewone uitgaven

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1096, datum uitspraak 02-03-2010, publicatiedatum 14-04-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is in 2005 werkzaam bij de Europese Octrooiorganisatie. In geschil is of het salaris van de Europese Octrooiorganisatie meetelt bij de berekening van de drempel voor buitengewone uitgaven. Volgens het hof telt het salaris bij de berekening van de drempel niet mee. Het salaris is namelijk vrijgesteld van Nederlandse inkomstenbelasting. Deze vrijstelling houdt in dat het salaris niet tot het belastbare loon mag worden gerekend zodat het evenmin tot het inkomen uit werk en woning respectievelijk het verzamelinkomen behoort. HR 27 september 2002, nr. 36.165, NTFR 2002/1404, is hier niet van toepassing, aangezien het in dat arrest ging om een functionaris in dienst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

NTFR 2010/1566 - Gekapitaliseerde waarde van erfpachtcanon behoort tot heffingsmaatstaf 3-1-h-levering

ECLI:NL:PHR:2010:BM6690, datum uitspraak 03-05-2010, publicatiedatum 04-06-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende beheert en exploiteert onroerend goed en is als zodanig ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Bij notariële akte van 8 maart 2004 heeft belanghebbende het recht van erfpacht verworven op een stuk grond met een in aanbouw zijnd kantoorpand te Q. De erfpacht loopt van 1 maart 2004 tot en met 29 februari 2024. De jaarlijkse canon bedraagt € 330.000 exclusief omzetbelasting. Ter zake van de vestiging van het erfpachtrecht is aan belanghebbende omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft het kantoorpand afgebouwd (c.q. doen afbouwen). Na voltooiing van de bouw heeft zij het pand op 1 juni 2004 in gebruik genomen, deels voor belaste en deels voor vrijgestelde verhuur. In verband met de ingebruikneming heeft belanghebbende ter zake van een levering in de zin van art. 3, lid 1, onderdeel h, Wet OB 1968 (hierna: 3-1-h-levering) omzetbelasting op aangifte voldaan, welke belasting is berekend naar een maatstaf van heffing van € 1.901.749. Hierin is ter zake van het erfpachtrecht de tijdens de afbouw vervallen canon van € 330.000 opgenomen. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat in de maatstaf van heffing van de 3-1-h-levering niet de tijdens de bouw vervallen canon moet worden opgenomen, maar de waarde van het erfpachtrecht, berekend als de gekapitaliseerde waarde van de canon. Hij heeft dan ook een naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd.

NTFR 2010/1567 - Integratieheffing art. 3, lid 1, letter h, Wet OB 1968 inzake ter beschikking stellen van stoffen niet strijdig met Zesde Richtlijn

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbenden zijn eigenaren van sportcomplexen. De tot deze complexen behorende voetbalvelden waren aanvankelijk natuurgrasvelden. Deze velden worden al jaren door de belanghebbenden vrijgesteld verhuurd aan sportverenigingen. In opdracht van de belanghebbenden worden de natuurgrasvelden vervangen door kunst(gras)velden (hierna: de kunstvelden). Belanghebbende heeft de kunstvelden in gebruik genomen door deze vrijgesteld van omzetbelasting te verhuren aan de verenigingen. Ter zake van de aanleg van de kunstvelden is aan de belanghebbenden omzetbelasting in rekening gebracht. De ene belanghebbende heeft deze belasting in aftrek gebracht, de andere niet. De inspecteur is van mening dat de belanghebbenden met de ingebruikneming van de kunstvelden een levering als bedoeld in art. 3, lid 1, aanhef en onderdeel h, Wet OB 1968 heeft verricht. Hij heeft aan belanghebbenden naheffingsaanslagen opgelegd.

NTFR 2010/1568 - Geen integratieheffing voor ingebruikneming tot kinderdagverblijf verbouwd pand

Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende stelt zich tot doel het opzetten en vervolgens exploiteren van een bedrijf voor kinderopvang. Haar prestaties zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Begin 2001 heeft belanghebbende een woonwinkelpand geleverd gekregen. Vóór de levering aan belanghebbende was in het pand een tandtechnisch laboratorium gevestigd. Ten tijde van de aankoop had het pand een woonbestemming. Om ter plaatse kinderopvang mogelijk te maken, moest de geldende bestemming worden herzien. In het voorjaar van 2001 heeft een bestemmingswijziging plaatsgevonden, waardoor vestiging van kinderopvang mogelijk werd. Op 22 mei 2001 is aan belanghebbende een bouwvergunning verleend, waarin wordt toegestaan het pand te veranderen van winkelpand met woning tot kinderdagverblijf. In 2001 heeft de verbouwing plaatsgevonden. De verbouwingskosten bedroegen € 197.589 exclusief omzetbelasting. Bij de verbouwing is het uiterlijk van het pand nagenoeg onveranderd gebleven. Het pand is in mei 2002 door belanghebbende in gebruik genomen. Volgens de inspecteur en het hof moet omzetbelasting worden geheven op grond van de zogenoemde integratieheffing.

NTFR 2010/1570 - Bezwaar inzake teruggaafverzoek accijns ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard

ECLI:NL:HR:2010:BL6451, datum uitspraak 05-03-2010, publicatiedatum 05-03-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft op 13 oktober 1989 verzocht om teruggaaf van te veel betaalde wijnaccijns. Dit verzoek is door de inspecteur bij beschikkingen van 31 juli 1997 en 22 augustus 1997 ingewilligd. Belanghebbende heeft hiertegen tijdig bezwaar aangetekend. De bezwaren zijn door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank en hof achten dit terecht. De Hoge Raad heeft echter een andere visie. Nu aan alle voorwaarden voor behandeling van die bezwaren werd voldaan, had de inspecteur een inhoudelijke beslissing moeten nemen. De Hoge Raad ziet ervan af de zaak terug te wijzen naar de inspecteur en neemt zelf de inhoudelijke beslissing. De bezwaren zijn ongegrond, omdat het onderhavige verzoek uitsluitend betrekking heeft gehad op bepaalde invoeraangiften en de inspecteur rechtens niet gehouden was om in de beslissing op het verzoek om teruggaaf van accijns ook teruggaaf te verlenen voor bedragen aan belasting ter zake van andere invoeraangiften.

NTFR 2010/1573 - Uitstel van betaling vervallen door uitspraak op bezwaar; betekeningskosten terecht

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546, datum uitspraak 24-11-2009, publicatiedatum 26-05-2010
Aflevering 27, gepubliceerd op 08-07-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Vanwege een ingediend bezwaar is op verzoek van belanghebbende door de ontvanger uitstel van betaling verleend voor de aanslag VPB 2005. Bij brief van 18 maart 2008 heeft de ontvanger belanghebbende meegedeeld dat het uitstel is komen te vervallen omdat inmiddels op het bezwaarschrift is beslist. Belanghebbende ontkent deze brief te hebben ontvangen. Op 7 juli 2008 heeft de ontvanger belanghebbende aangemaand. Op 24 juli 2008 is aan belanghebbende een dwangbevel toegezonden, waarbij tevens betekeniskosten in rekening zijn gebracht. De belastingaanslag was op dat moment nog niet betaald. In geschil is de hoogte van de in rekening gebrachte betekeningskosten.