Aflevering 28

Gepubliceerd op 15 juli 2010

NTFR 2010/1586 - Observaties

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 geschreven door prof. dr. P. Kavelaars
Op 7 april heeft de Commissie Belastingstelsel (hierna de Commissie) haar rapport Continuïteit en vernieuwing gepresenteerd. Zoals bekend beoogt het rapport een alomvattend raamwerk te zijn ten aanzien van de richting van het fiscale stelsel voor de komende decennia. Wat de aan het rapport ten grondslag liggende opdracht betreft ging het om een vergezicht: de opdracht aan de Commissie diende zich blijkens de instellingsbriefBrief van de staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009, Kamerstukken II, 2009-2010, 23 140, nr. 1. te richten op de vormgeving van ons fiscale stelsel in 2020 en aangenomen mag worden dat voorstellen die zich op een dergelijke lange termijn richten na implementatie wel enkele decennia moeten kunnen functioneren. Die gedachte is prijzenswaardig: de behoefte aan regelmatige fiscale aanpassingen is bij burgers en bedrijven in de regel beperkt, tenzij maatschappelijke, economische, internationale ontwikkelingen e.d. tot een eerdere ingreep nopen. In deze aanpak past het daarom ook uitstekend dat de Mirrlees ReviewZie http://www.ifs.org.uk/mirrleesReview (Institute for Fiscal Studies, Oxford University). Uiteindelijk moet een alomvattend rapport tot stand komen dat als opvolger heeft te gelden van het Meaderapport (J.E. Meade, The Structure and Reform of Direct Taxation, The Institute for Fiscal Studies, George Allen & Unwin, London, 1978). Vooralsnog zijn echter nog niet alle onderdelen van de Mirrlees Review afgerond. als basis diende te fungeren – de instellingsbrief verwijst daar ook nadrukkelijk naar – waarbij wat mij betreft wel de kanttekening past dat strikt genomen eerst zou moeten worden bezien of en in welke mate de analyses van de Mirrlees Review ook voor Nederland opgeld zou kunnen doen. De Commissie heeft blijkens par. 1.4 van haar rapport kennis genomen van de Mirrlees Review, maar komt in die paragraaf niet verder dan een samenvatting. Onduidelijk blijft derhalve welke rol deze Review bij haar aanbevelingen heeft gespeeld, of ze van mening is dat de Review ook voor Nederland kan worden toegepast, zo ja in welke mate en welke betekenis ze eraan heeft toegekend met betrekking tot de vormgeving van het toekomstige Nederlandse stelsel: in het rapport is geen toetsing te vinden van de door de Commissie afgewezen voorstellen en opgenomen aanbevelingen. Te betreuren is dat de Commissie dit niet heeft gedaan, maar begrijpelijk is het wel. De beschikbare tijd stond daaraan stellig in de weg. Die was immers al erg beperkt en is daarna naar aanleiding van de Tweede Kamerverkiezingen nog verder ingekort. Deze inkorting met circa twee maanden heeft de Commissie ongetwijfeld parten gespeeld in de motivering van haar aanbevelingen. Enerzijds kan deze externe factor haar niet worden verweten, maar tegelijkertijd is het spijtig dat ze zich onder dergelijke tijdsdruk heeft laten zetten.Commissielid Van Arendonk heeft met name om deze reden de Commissie voortijdig verlaten. Vanuit wetenschappelijk en zorgvuldigheidsoogpunt is deze stap te waarderen. Op voorhand was het immers duidelijk dat een alomvattend voorstel tot herziening van het fiscale stelsel in de Tweede Kamerverkiezingen zelden een rol zal kunnen spelen, omdat de burger dat in de regel niet kan overzien en overigens politieke partijen daar op een zo korte termijn voorafgaande aan de verkiezingen toch vrijwel niets meer mee kunnen. Ik zou zelfs menen dat de verkiezingen een aanleiding zou moeten zijn geweest om de Commissie meer tijd te gunnen. De (in)formatieduur pleegt in Nederland lang te zijn en zolang er nog geen kabinet is, kan er toch niets worden gedaan met dit soort rapporten, hetgeen de huidige gang van zaken rondom de (in)formatie ook laat zien. Ook het argument dat het werk van de Commissie behoort bij het kluster van de 19 bezuinigingscommissies en om die reden begin april af zou moeten zijn, snijdt geen hout. De taakopdracht van die commissies was een hele andere en bovendien kan ook voor die commissies worden verdedigd dat pas iets met hun aanbevelingen kan worden gedaan, nadat een kabinet is gevormd, waarbij uiteraard hier wel het argument geldt dat de bezuinigingsvoorstellen van de 19 commissies voor de formatie van betekenis zijn. Wat daarvan zij, dat geldt dus niet voor de Commissie en in die zin is het te betreuren dat ze zich heeft laten overtuigen haar rapport eerder op te leveren. Zeker omdat er, mijns inziens, nogal wat afwegingen onzorgvuldig en eenzijdig tot stand lijken te zijn gekomen; bovendien bestaat de indruk dat de Commissie ten aanzien van diverse dossiers enigszins selectief heeft geput uit de overigens zeer nuttige, leerzame en interessante zes deskundigenrapporten.De rapporten zijn als bijlage bij het rapport van de Commissie gevoegd.

NTFR 2010/1587 - Intrekking diverse beleidsbesluiten

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 geschreven door mr. E. Thomas
In het kader van het actueel houden van het fiscale beleid worden in dit besluit diverse beleidsbesluiten ingetrokken in verband met het feit dat deze – naar de mening van de minister – hun belang hebben verloren ofwel het karakter hadden van een interne werkinstructie of voorlichtingsmateriaal.

NTFR 2010/1588 - Gemaakte kosten zijn geen aanloopkosten voor later gestarte onderneming

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6858, datum uitspraak 03-06-2010, publicatiedatum 09-06-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende was tot 1998 in dienst bij A bv. In het kader van zijn dienstbetrekking moest belanghebbende een nv oprichten voor A bv op de Nederlandse Antillen. Voor de uitgaven beschikte belanghebbende over een creditcard van de bv en een deel van de kosten werden door de bv rechtstreeks betaald. Belanghebbende heeft ook uit eigen middelen uitgaven gedaan ten bedrage van f 159.033, die de bv weigerde te betalen. In 1998 is belanghebbende weer naar Nederland teruggekeerd en in 1999 is hij een onderneming gestart. In de aangifte IB/PVV 2000 heeft hij het bedrag van f 159.033 als aanloopkosten ten laste van de winst gebracht. Rechtbank Haarlem oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem op de Nederlandse Antillen gemaakte kosten in verband staan tot zijn opgerichte onderneming. Dit wordt gesteund door het feit dat hij eerst heeft geprobeerd de kosten bij A bv te declareren als kosten die hij als werknemer heeft gemaakt en hiervoor zelfs een civiele procedure, die hij heeft verloren, heeft doorlopen. Het hof is het met de beslissing van de rechtbank eens en voegt daaraan toe dat als er aanloopkosten zijn gemaakt in de jaren 1997 en 1998, belanghebbende die dan ook in die jaren in aftrek had moeten brengen.

NTFR 2010/1591 - Landbouwvrijstelling geldt ook voor grond in erfpacht

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende dreef een akkerbouwbedrijf. Hij pachtte in dat kader landbouwgrond. In 1999 heeft belanghebbende de blote eigendom van de gepachte grond verkregen voor 64% van de vrij getaxeerde waarde. In het daarop volgende jaar heeft belanghebbende de grond in volle eigendom verkocht en heeft daarbij boekwinst gerealiseerd op ‘het land in erfpacht’. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat deze boekwinst volledig is belast. Belanghebbende beroept zich primair op de landbouwvrijstelling. Verder moet de beginwaarde van het erfpachtrecht volgens hem op nihil worden gesteld.

NTFR 2010/1592 - Besluit geruisloze omzetting opnieuw herzien

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De minister heeft door middel van een beleidsbesluit de standaardvoorwaarden voor geruisloze omzetting van een onderneming in een bv of nv opnieuw vastgesteld. Daarin zijn verwerkt de besluiten van 11 augustus 2004, nr. CPP2004/664M, NTFR 2004/1291 en van 31 december 2004, nr. CPP2004/1568M, NTFR 2005/67. Ten opzichte van het oude beleid is een versoepeling opgenomen in verhuursituaties (2.2.2.a), in de situatie dat één ondernemer meer objectieve ondernemingen drijft (2.2.2.c.1) en geldt een versoepeling van de indieningstermijn van een verzoek (14.2). In bijlage 2 is een extra voorwaarde opgenomen voor een buitenlandse belastingplichtige die zijn onderneming geruisloos wenst om te zetten (pseudo-conserverende aanslag).

NTFR 2010/1593 - Waardering gronden beneden historische kostprijs niet aannemelijk

ECLI:NL:RBARN:2010:BM2548, datum uitspraak 27-04-2010, publicatiedatum 28-04-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende vormt met F bv een fiscale eenheid voor de VPB. F bv participeert in een vof. Begin 2000 heeft de vof een perceel agrarische grond inclusief opstallen gekocht voor een bedrag van ruim € 4,7 miljoen. De verwachting bestond dat de grond op korte termijn een industriële bestemming krijgt. De overeenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de gemeente het bestemmingsplan voor 1 januari 2004 zou wijzigen. De vof heeft verzuimd tijdig de ontbindende voorwaarde in te roepen. In de aangifte VPB 2003 heeft belanghebbende een verlies op de grond ten laste van het resultaat gebracht, hetgeen door de inspecteur is gecorrigeerd.

NTFR 2010/1594 - Gebruikelijkloonregeling van toepassing op leden van coöperatie

ECLI:NL:HR:2010:BN0628, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende heeft een lidmaatschapsrecht in een coöperatie, en heeft op grond daarvan in die coöperatie een aanmerkelijk belang. Belanghebbende is bezoldigd bestuurder van de coöperatie. De inspecteur heeft de gebruikelijkloonregeling toegepast. Volgens de Hoge Raad is dat juist. De toepassing van de gebruikelijkloonregeling strekt zich ook uit tot leden van coöperaties. Volgens de wetsgeschiedenis is het motief hiervoor gelegen in een mogelijk oneigenlijk gebruik van deze rechtsvorm. Dit betekent echter niet dat toepassing van de gebruikelijkloonregeling beperkt moet blijven tot de gevallen waarin oneigenlijk gebruik aan de orde is.

NTFR 2010/1595 - Terugbetaling bijstandsuitkering partner vormt geen negatieve inkomsten

ECLI:NL:GHARN:2010:BM9842, datum uitspraak 08-06-2010, publicatiedatum 01-07-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Voorts geniet zij winst uit onderneming. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor de terugbetaling van een door haar partner ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering. Via derdenbeslag is € 9.978 op haar loon ingehouden en betaald aan de gemeente. In haar aangifte heeft belanghebbende dit bedrag als negatief loon opgevoerd. Belanghebbende heeft een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 30.933. De inspecteur heeft een voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.599. De definitieve aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van € 42.161. Daarbij is € 1.084 aan heffingsrente in rekening gebracht. Het hof is van oordeel dat het bedrag van € 9.978 geen negatief loon vormt, omdat geen direct verband bestaat tussen de betaling ervan en de dienstbetrekking. Evenmin is sprake van andersoortige negatieve inkomsten. Met betrekking tot de heffingsrente is het hof van oordeel dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder reden een voorlopige aanslag op te leggen die afwijkt van de aangifte. Dat dit een gevolg is van een fout in de programmatuur doet daaraan niet af. De heffingsrente wordt daarom gematigd door het hof.

NTFR 2010/1597 - Veroordeling tot schadevergoeding voor advocaat vormt geen negatief loon

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5689, datum uitspraak 23-04-2010, publicatiedatum 26-05-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende was in 2003 als advocaat in dienstbetrekking. Hij was tevens bestuurder van een stichting. Deze stichting had in 2003 een op haar derdengeldenrekening gestort bedrag van € 256.635,60 ongeautoriseerd doorbetaald aan een vennootschap. Deze vennootschap heeft dit bedrag niet terugbetaald. Belanghebbende en de stichting zijn vervolgens in 2005 veroordeeld tot een schadevergoeding van € 256.635,60. Belanghebbende en de stichting hebben tot op heden nog niets betaald. In geschil is of voormeld bedrag als negatief loon kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn hoedanigheid van werknemer tot een schadevergoeding is veroordeeld. Bovendien leidt de rechtbank uit HR 7 juli 1993, nr. 28.171, af dat voor het in aanmerking kunnen nemen van een in aftrek te brengen bedrag als het onderhavige de eis wordt gesteld dat er moet zijn betaald dan wel dat er een gerede kans op betaling bestaat. Belanghebbende heeft dit laatste niet aannemelijk gemaakt. Van enige aftrek kan dan ook geen sprake zijn.

NTFR 2010/1598 - Waardering van aan werknemers toegekende aandelen met lock-up van vijf jaar

ECLI:NL:RBSGR:2010:BL9967, datum uitspraak 24-03-2010, publicatiedatum 08-04-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende is een dochtervennootschap van de beursgenoteerde vennootschap X bv. Aan de managers van belanghebbende zijn in 2006 aandelen X bv verstrekt, die gedurende vijf jaar – behoudens een tweetal uitzonderingen – niet mochten worden vervreemd (de lock-up). Belanghebbende stelt de waarde van de uitgereikte aandelen aan de hand van de put-optie-methode op 34,05% van de beurskoers. De inspecteur kent aan de lock-up slechts een waardedrukkend effect toe van 6,25% en legt een naheffingsaanslag op. In beroep heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat aan de lock-up een waardedrukkend effect van 12,5% (2,5% per geblokkeerd jaar) dient te worden toegekend. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur dit niet aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing van de inspecteur naar een in de praktijk gegroeide en door de Belastingdienst gehanteerde regel acht de rechtbank, zonder nadere onderbouwing, volstrekt onvoldoende om een afwaardering van 2,5% per geblokkeerd jaar te kunnen rechtvaardigen. De rechtbank acht evenmin de door belanghebbende bepleite put-optie-methode een juiste methode om het waardedrukkende effect van de lock-up te bepalen, omdat daarmee uitsluitend rekening wordt gehouden met het risico op een koersdaling. Bij de waardebepaling van de aandelen dient namelijk ook de kans op een koersstijging te worden meegenomen. De rechtbank stelt het waardedrukkende effect van de lock-up schattenderwijs vast op 18% van de beurskoers.

NTFR 2010/1602 - Spaarloon vrijgegeven

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
In een nieuwsbericht maakt de minister van Financiën bekend dat hij het spaarloon over de jaren 2006 tot en met 2009 vrijgeeft. Op 15 september 2010 wordt het spaarloon gedeblokkeerd. De desbetreffende spaarders krijgen bericht wat zij doen moeten om over het geld te kunnen beschikken.

NTFR 2010/1606 - Betaling in het kader van een onderhoudsverplichting niet aannemelijk

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7669, datum uitspraak 03-06-2010, publicatiedatum 16-06-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft met A een samenlevingscontract en zij hebben een gemeenschappelijke huishouding gevoerd tot eind 2000. Eind 2000 heeft A de woning verlaten. Ze spreken af dat belanghebbende van 2001 tot en met 2005 jaarlijks f 30.000 betaalt aan A. Als de woning wordt verkocht voor 1 juli 2005 wordt het resterende bedrag ineens uitbetaald aan A. In de jaren 2001, 2002 en 2003 heeft belanghebbende jaarlijks het bedrag betaald. De bedragen voor de jaren 2004 en 2005 (€ 27.226) zijn ineens betaald in 2003 aan een notaris die gehouden was dit te betalen aan A in het kader van de medewerking van A aan het doorhalen van de ten gunste van A gevestigde hypotheek. In de aangifte 2004 heeft belanghebbende een bedrag van € 13.613 als betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen afgetrokken. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd. Het hof gaat er, in tegenstelling tot hetgeen belanghebbende stelt, vanuit dat belanghebbende het bedrag van € 27.226 in 2003, door tussenkomst van de notaris, aan A heeft betaald. Nog los van de vraag of deze betalingen kwalificeren als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, kan in 2004 geen bedrag in aftrek worden gebracht. Er is evenmin sprake van een beschikking waarin een op enig tijdstip niet in aanmerking genomen persoonsgebonden aftrek is opgenomen.

NTFR 2010/1609 - Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
Het ‘Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten' vervangt de ‘Tegemoetkoming buitengewone uitgaven’ (TBU-regeling). De regeling ‘Tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ-regeling) is een niet-fiscale tegemoetkomingsregeling om belastingplichtigen tegemoet te komen die vanwege hun aftrek voor specifieke zorgkosten onvoldoende belasting verschuldigd zijn om de heffingskortingen geheel te kunnen verzilveren.

NTFR 2010/1610 - Wijziging uitvoeringsregelingen in verband met het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de dieetkostentabel

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De minister wijzigt de Uitv.reg. AWR 1994 en de Uitv.reg. BD 2003 in verband met de vervanging van de in het `Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven’ opgenomen regeling tegemoetkoming voor buitengewone uitgaven (de TBU-regeling) door de in het `Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten’ opgenomen regeling tegemoetkoming voor specifieke zorgkosten (de TSZ-regeling). Ook wordt de in de Uitv.reg. IB 2001 opgenomen dieetkostentabel vervangen door een nieuwe tabel in verband met enkele onjuistheden in de huidige tabel. De aanpassing in verband met de TSZ-regeling geldt met ingang van 1 januari 2009; de wijzigingen in de dieetkostentabel met ingang van 1 januari 2010.

NTFR 2010/1616 - Geen nieuw feit in verband met te late kennisname brief belanghebbende

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2748, datum uitspraak 30-03-2010, publicatiedatum 28-04-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende is samen met zijn bv een maatschap aangegaan. Daarbij heeft de bv een bedrijfspand onder voorbehoud van stille reserves ingebracht. In 2003 wordt de maatschap ontbonden en heeft belanghebbende zijn aandeel in het bedrijfspand aan de bv overgedragen. Bij het bepalen van de overdrachtprijs heeft belanghebbende een bedrag van € 78.398 aan voorbehoud stille reserves in mindering gebracht. Op 3 augustus 2006 wordt de aanslag over 2003 opgelegd. Naar aanleiding van een brief van belanghebbende van 6 juli 2006, waarin de bepaling van de overdrachtprijs uiteen is gezet, stelt de inspecteur zich op het standpunt dat de overdrachtprijs te laag is, omdat belanghebbende ten onrechte de voorbehouden stille reserves in mindering heeft gebracht. De inspecteur legt op 22 januari 2008 een navorderingsaanslag op.

NTFR 2010/1617 - NOB-advies over voorontwerp van de wet versterking cassatierechtspraak

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft een advies aan het Ministerie van Justitie uitgebracht over het voorontwerp van de Wet versterking van de cassatierechtspraak. Het wetsvoorstel is erop gericht de Hoge Raad in staat te stellen zich als cassatierechter te concentreren op zijn kerntaken. Volgens de memorie van toelichting zijn die kerntaken het bewaken van de rechtseenheid, het bevorderen van de rechtsontwikkeling en het verlenen van rechtsbescherming. Met deze doelstelling kan de NOB van harte instemmen.

NTFR 2010/1618 - Aanpassing belastingverdrag met Hong Kong

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
Nederland en Hong Kong hebben op 22 maart 2010 een belastingverdrag ondertekend. Volgens het nieuwsbericht zijn beide landen na publicatie van dit belastingverdrag een nadere aanpassing in het dividendartikel overeengekomen. De herziening heeft betrekking op de positie van banken, verzekeringsmaatschappijen en internationale hoofdkantoren. Verduidelijkt wordt dat ook deze instellingen enkel gerechtigd kunnen zijn tot het 0%-tarief voor deelnemingsdividenden, als zij ten minste 10% bezitten van het aandelenkapitaal van het lichaam dat de dividenden uitdeelt. Verder zijn volgens het nieuwsbericht nog enkele redactionele wijzigingen aangebracht.

NTFR 2010/1621 - Geen cassatie tegen oordeel dat VAR moet worden afgegeven ongeacht Nederlandse belastingplicht

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. A.H.W. Steijn
De minister deelt mede geen beroep in cassatie in te stellen tegen Hof Den Bosch 7 mei 2010, nr. 09/00477, NTFR 2010/1563. Het hof oordeelde in die uitspraak dat ook een niet-inwoner die geen Nederlandse winst geniet, gelet op de parlementaire geschiedenis die ten grondslag ligt aan art. 3.156 Wet IB 2001, recht heeft op een VAR-beschikking, ongeacht of hij al dan niet buitenlands belastingplichtig is.

NTFR 2010/1622 - Nota n.a.v. verslag bij goedkeuringswetsvoorstel nieuwe belastingverdrag met Verenigd Koninkrijk

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De minister heeft de nota naar aanleiding van het verslag inzake het goedkeuringswetsvoorstel voor het nieuwe belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk naar de Tweede Kamer gezonden. In deze nota wordt een groot aantal vragen over het nieuwe belastingverdrag beantwoord. Zo wordt uitgebreid ingegaan op de nieuwe regeling voor lichamen met een dubbele vestigingsplaats.

NTFR 2010/1624 - EC verzoekt het Verenigd Koninkrijk om de inkomstenbelastingwetgeving voor zeevarenden te wijzigen

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De Europese Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om wijziging van de wetgeving met betrekking tot de belastingheffing van zeevarenden. Zeevarenden die inwoner zijn van het Verenigd Koninkrijk, hebben recht op een aftrek voor de inkomsten die ze als zeevarenden genieten. De aftrek is gelijk aan de hoogte van het inkomen, waardoor het inkomen per saldo is vrijgesteld. Zeevarenden die geen inwoner zijn van het Verenigd Koninkrijk, hebben geen recht op de aftrek. Volgens de EC is dit onderscheid in strijd met het vrij verkeer van werknemers onder het EU-recht. De aftrek kan niet worden aangemerkt als een tegemoetkoming in het kader van de persoonlijke of gezinssituatie van de belastingplichtige. Het verzoek heeft de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 VWEU. Als het Verenigd Koninkrijk binnen twee maanden geen gevolg geeft aan het verzoek van de EC, kan deze de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

NTFR 2010/1625 - EC verzoekt Luxemburg om wijziging van de discriminerende bepalingen van de erfbelasting

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
De Europese Commissie heeft Luxemburg verzocht om wijziging van de wetgeving op erfbelasting. Volgens de Luxemburgse wetgeving wordt van niet-ingezeten erfgenamen extra garanties gevraagd tot betaling van de erfbelasting voordat zij zich de goederen van de erfenis kunnen toe-eigenen. Bij ingezetenen worden geen aanvullende eisen gesteld omdat de Luxemburgse regering in die situatie invorderingsmaatregelen kan treffen op de roerende en onroerende goederen. Volgens de EC is er verschil in behandeling tussen ingezetenen en niet-ingezetenen en is dit onderscheid ten minste disproportioneel en daarom in strijd met vrij kapitaalverkeer van art. 63 VWEU.

NTFR 2010/1626 - Verhuur helikopter en zeeschepen moet als één geheel worden beschouwd

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6991, datum uitspraak 03-06-2010, publicatiedatum 09-06-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende (stichting) verhuurt zeeschepen en is ter zake daarvan ondernemer in de zin van de Wet OB 1968. Ze is tevens eigenaar van een helikopter die zij, naast de zeeschepen, ter beschikking heeft gesteld aan C. Belanghebbende heeft de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van de kosten van de helikopter afgetrokken. Nu C de helikoper heeft gebruikt voor het filmen en voor de ondersteuning van publicitaire acties van C met drie zeeschepen van belanghebbende, is het hof van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de terbeschikkingstelling van de helikopter en de verhuur van die zeeschepen aan C onderling in die mate van elkaar afhankelijk zijn, dat al deze activiteiten als één geheel moeten worden beschouwd. Er is derhalve geen reden voor een afzonderlijke beoordeling van de in verband met de helikopter aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting, die daarom voor aftrek in aanmerking komt.

NTFR 2010/1628 - Schip in verband met levering naar Nederland vervoerd; intracommunautaire verwerving

ECLI:NL:RBARN:2010:BM0480, datum uitspraak 08-04-2010, publicatiedatum 08-04-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende houdt zich bezig met de exploitatie van motorpassagiersschepen. In 2008 heeft belanghebbende een motorpassagiersschip gekocht voor een bedrag van € 2.225.000 (exclusief omzetbelasting). Ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond het schip zich in Duitsland. Na het sluiten van de koopovereenkomst is het schip naar Nederland vervoerd. Naderhand is het schip bij notariële akte van 3 maart 2008 aan belanghebbende geleverd. Ter zake van de levering van het schip is aan belanghebbende omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft verzocht om teruggave van de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting. De inspecteur heeft de teruggaaf van dit bedrag geweigerd.

NTFR 2010/1631 - Opcenten MRB

Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
Op grond van de Provinciewet, wordt met de onderhavige regeling het aantal opcenten bepaald dat de provincies ten hoogste kunnen heffen in de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2012.

NTFR 2010/1636 - Bezwaarschrift niet aangemerkt als verzoek om uitstel

ECLI:NL:HR:2010:BN0625, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Binnen veertien dagen moest de aanslag zijn betaald. Omdat belanghebbende niet betaalde, volgde een aanmaning gevolgd door een dwangbevel. Aan belanghebbende zijn daarbij betekeningskosten van € 2.470 in rekening gebracht. Belanghebbende had inmiddels pro-formabezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de betekeningskosten terecht in rekening zijn gebracht. Het bezwaarschrift kon niet als een verzoek om uitstel worden aangemerkt, aldus het hof. De Hoge Raad acht dit oordeel juist. Uit het bezwaarschrift blijkt immers niet dat het bezwaar het volledige bedrag van de naheffingsaanslag betreft.

NTFR 2010/1637 - Kerkenvrijstelling van toepassing op kerkgebouw met bijbehorend ontmoetingscentrum

ECLI:NL:RBARN:2010:BM8638, datum uitspraak 03-06-2010, publicatiedatum 22-06-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een kerkgebouw en ontmoetingscentrum. In het kerkgebouw worden erediensten gehouden. In het ontmoetingscentrum worden kindernevendiensten gehouden en bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard georganiseerd. Het ontmoetingscentrum is via een gezamenlijke ontvangsthal verbonden met het kerkgebouw. De gemeente Rijnwaarden heeft het kerkgebouw en het ontmoetingscentrum aangemerkt als één onroerende zaak. Aan het kerkgebouw is een WOZ-waarde toegekend van € 1 en aan het ontmoetingscentrum € 420.000. In geschil is of de kerkenvrijstelling van toepassing is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het gebouw hoofdzakelijk is bestemd voor de openbare eredienst.

NTFR 2010/1646 - Arbeidskorting is niet van toepassing op de Wajong-uitkering

ECLI:NL:HR:2010:BN0673, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010
Belanghebbende ontvangt, naast inkomen uit tegenwoordige arbeid, een Wajong-uitkering. Belanghebbende vindt dat de arbeidskorting niet alleen moet worden toegepast op het inkomen uit tegenwoordige arbeid, maar ook op de Wajong-uitkering. Met Rechtbank Haarlem (NTFR 2009/2287) is Hof Amsterdam (NTFR 2009/2556) van oordeel dat uit de Wet IB 2001 kan worden afgeleid dat op de Wajong-uitkering geen arbeidskorting kan worden toegepast. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel worden zowel door de rechtbank als door het hof verworpen.