NTFR 2010/1586 - Observaties
Aflevering 28, gepubliceerd op 15-07-2010 geschreven door prof. dr. P. KavelaarsOp 7 april heeft de Commissie Belastingstelsel (hierna de Commissie) haar rapport Continuïteit en vernieuwing gepresenteerd. Zoals bekend beoogt het rapport een alomvattend raamwerk te zijn ten aanzien van de richting van het fiscale stelsel voor de komende decennia. Wat de aan het rapport ten grondslag liggende opdracht betreft ging het om een vergezicht: de opdracht aan de Commissie diende zich blijkens de instellingsbriefBrief van de staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009, Kamerstukken II, 2009-2010, 23 140, nr. 1. te richten op de vormgeving van ons fiscale stelsel in 2020 en aangenomen mag worden dat voorstellen die zich op een dergelijke lange termijn richten na implementatie wel enkele decennia moeten kunnen functioneren. Die gedachte is prijzenswaardig: de behoefte aan regelmatige fiscale aanpassingen is bij burgers en bedrijven in de regel beperkt, tenzij maatschappelijke, economische, internationale ontwikkelingen e.d. tot een eerdere ingreep nopen. In deze aanpak past het daarom ook uitstekend dat de Mirrlees ReviewZie http://www.ifs.org.uk/mirrleesReview (Institute for Fiscal Studies, Oxford University). Uiteindelijk moet een alomvattend rapport tot stand komen dat als opvolger heeft te gelden van het Meaderapport (J.E. Meade, The Structure and Reform of Direct Taxation, The Institute for Fiscal Studies, George Allen & Unwin, London, 1978). Vooralsnog zijn echter nog niet alle onderdelen van de Mirrlees Review afgerond. als basis diende te fungeren – de instellingsbrief verwijst daar ook nadrukkelijk naar – waarbij wat mij betreft wel de kanttekening past dat strikt genomen eerst zou moeten worden bezien of en in welke mate de analyses van de Mirrlees Review ook voor Nederland opgeld zou kunnen doen. De Commissie heeft blijkens par. 1.4 van haar rapport kennis genomen van de Mirrlees Review, maar komt in die paragraaf niet verder dan een samenvatting. Onduidelijk blijft derhalve welke rol deze Review bij haar aanbevelingen heeft gespeeld, of ze van mening is dat de Review ook voor Nederland kan worden toegepast, zo ja in welke mate en welke betekenis ze eraan heeft toegekend met betrekking tot de vormgeving van het toekomstige Nederlandse stelsel: in het rapport is geen toetsing te vinden van de door de Commissie afgewezen voorstellen en opgenomen aanbevelingen. Te betreuren is dat de Commissie dit niet heeft gedaan, maar begrijpelijk is het wel. De beschikbare tijd stond daaraan stellig in de weg. Die was immers al erg beperkt en is daarna naar aanleiding van de Tweede Kamerverkiezingen nog verder ingekort. Deze inkorting met circa twee maanden heeft de Commissie ongetwijfeld parten gespeeld in de motivering van haar aanbevelingen. Enerzijds kan deze externe factor haar niet worden verweten, maar tegelijkertijd is het spijtig dat ze zich onder dergelijke tijdsdruk heeft laten zetten.Commissielid Van Arendonk heeft met name om deze reden de Commissie voortijdig verlaten. Vanuit wetenschappelijk en zorgvuldigheidsoogpunt is deze stap te waarderen. Op voorhand was het immers duidelijk dat een alomvattend voorstel tot herziening van het fiscale stelsel in de Tweede Kamerverkiezingen zelden een rol zal kunnen spelen, omdat de burger dat in de regel niet kan overzien en overigens politieke partijen daar op een zo korte termijn voorafgaande aan de verkiezingen toch vrijwel niets meer mee kunnen. Ik zou zelfs menen dat de verkiezingen een aanleiding zou moeten zijn geweest om de Commissie meer tijd te gunnen. De (in)formatieduur pleegt in Nederland lang te zijn en zolang er nog geen kabinet is, kan er toch niets worden gedaan met dit soort rapporten, hetgeen de huidige gang van zaken rondom de (in)formatie ook laat zien. Ook het argument dat het werk van de Commissie behoort bij het kluster van de 19 bezuinigingscommissies en om die reden begin april af zou moeten zijn, snijdt geen hout. De taakopdracht van die commissies was een hele andere en bovendien kan ook voor die commissies worden verdedigd dat pas iets met hun aanbevelingen kan worden gedaan, nadat een kabinet is gevormd, waarbij uiteraard hier wel het argument geldt dat de bezuinigingsvoorstellen van de 19 commissies voor de formatie van betekenis zijn. Wat daarvan zij, dat geldt dus niet voor de Commissie en in die zin is het te betreuren dat ze zich heeft laten overtuigen haar rapport eerder op te leveren. Zeker omdat er, mijns inziens, nogal wat afwegingen onzorgvuldig en eenzijdig tot stand lijken te zijn gekomen; bovendien bestaat de indruk dat de Commissie ten aanzien van diverse dossiers enigszins selectief heeft geput uit de overigens zeer nuttige, leerzame en interessante zes deskundigenrapporten.De rapporten zijn als bijlage bij het rapport van de Commissie gevoegd.