Aflevering 26

Gepubliceerd op 1 juli 2010

NTFR 2010/1486 - De onroerendezaaklichamen van art. 4 Wet BvR in Europees perspectief

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 geschreven door mr. dr. H. Vermeulen
Niet alleen de verkrijging van onroerende zaken leidt tot heffing van overdrachtsbelasting. Hetzelfde geldt onder omstandigheden voor de verkrijging van aandelen in een zogenoemd onroerendezaaklichaam. Hoewel de afschaffing van overdrachtsbelasting recent is bepleit door de Commissie-Van WeeghelRapport Studiecommissie belastingstelsel, NTFR 2010/817, p. 76 en 77., de VROM-raadStap voor stap. Naar hervorming van het woningmarktbeleid, VROM-raad, Den Haag 2010, p. 32., de Commissie van Sociaal-Economische DeskundigenNaar een integrale hervorming van de woningmarkt, Commissie Sociaal-Economische Deskundigen (CSED), Den Haag 2010, p. 56 e.v. en de Werkgroep WonenRapport brede heroverwegingen nr. 4, Werkgroep Wonen, Ministerie van Financiën, Den Haag 2010, p. 9 en 10., zou een ontwikkeling uit onverwachte hoek wel eens voortijdig het einde kunnen inleiden van de heffing bij onroerendezaaklichamen.

NTFR 2010/1487 - Zesde halfjaarsrapportage Belastingdienst naar de Tweede Kamer

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
De minister stuurt de zesde halfjaarsrapportage naar de Tweede Kamer. Het gaat om de rapportage over de voortgang van de activiteiten van het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst over de periode tot 1 mei 2010. In deze halfjaarsrapportage is voor het eerst ook opgenomen de tweemaandelijkse rapportage met cijfers over de Belastingdienst.

NTFR 2010/1488 - Memorie van antwoord inzake wetsvoorstel afschaffing verklaring van geen bezwaar

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
De minister van Justitie heeft de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer gezonden inzake het wetsvoorstel afschaffing verklaring van geen bezwaar bij oprichting van een vennootschap. De memorie heeft vooral betrekking op de uitvoeringsaspecten van het permanente toezicht dat wordt ingevoerd in plaats van het preventieve toezicht van de verklaring van geen bezwaar.

NTFR 2010/1489 - Aanvullende aangifte is tijdig ingediend bezwaarschrift; afwaarderingsverlies geweigerd

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1939, datum uitspraak 02-03-2010, publicatiedatum 22-04-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft op 9 maart 2007 een aanvulling ingediend op de door haar op 26 mei 2006 ingediende aangifte VPB 2004. In deze aanvullende aangifte claimt zij een afwaarderingsverlies van haar vordering op B. Overeenkomstig de ingediende aangifte is op 21 april 2007 de definitieve aanslag VPB 2004 aan belanghebbende opgelegd. Bij het vaststellen van deze aanslag is geen rekening gehouden met het afwaarderingsverlies. De inspecteur heeft de aanvullende aangifte vervolgens aangemerkt als een bezwaarschrift. Bij uitspraak op bezwaar van 21 juli 2008 heeft hij het bezwaar ongegrond verklaard.

NTFR 2010/1490 - Werkkostenregeling en contributie beroepsvereniging

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
De beroepsorganisaties Register Belastingadviseurs (RB), NOB, NIVRA, NOvAA, KNB, IIA, VRC, NOREA en ISACA vragen in een gezamenlijke brief aan de (demissionair) minister om maatregelen te treffen, zodat de vergoeding van contributies ook in de nieuwe werkkostenregeling onbelast blijft, zonder dat de ruimte voor andere onbelaste vergoedingen voor de werkgever wordt beperkt.

NTFR 2010/1491 - Niet de sportsclubs maar de stichting is inhoudingsplichtige ter zake van uitbetaling uit deelnemersfonds

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende, X, beoogt de maatschappelijke situatie voort te zetten waarin contractspelers van sportclubs en hun gezinsleden komen te verkeren, na beëindiging van de loopbaan. X beheert gelden (fondspremies) afkomstig van de contractspelers en verricht uitkeringen aan hen en hun nagelaten betrekkingen. Dit gebeurt onder de voorwaarden van de statuten van X en van het X-pensioenreglement. Op grond van het Reglement A zijn de sportclubs verplicht om aan hun contractspelers een aanspraak toe te kennen op één of meer overbruggingsuitkeringen onder de voorwaarden als vermeld in het X-pensioenreglement. De clubs dragen de verplichting uit hoofde van die aanspraak over aan X, die per speler een deelnemersfonds aanhoudt dat gevoed wordt door premies in te houden op het brutoloon van de speler. X verleende in een aantal gevallen dispensatie van deelname aan de X-regeling aan spelers met een 35%-regeling. Dit gebeurde nadat een speler in dienst was getreden bij een club en de door die club op diens loon ingehouden fondspremies reeds ter beschikking waren gesteld aan X. Vanaf het moment van verlening van dispensatie is de club niet langer gerechtigd premie voor de X-regeling in te houden op het loon van de contractspeler. Het saldo van het deelnemersfonds van de betrokken speler wordt door X aan de club uitgekeerd. De club keert vervolgens het van X ontvangen bedrag uit aan de contractspeler, onder inhouding van LB/PVV en met toepassing van de 35%-regeling. De inspecteur merkt echter niet de clubs maar X aan als inhoudingsplichtige ter zake van deze, aan gedispenseerde deelnemers, uitgekeerde bedragen. In geschil is wie ter zake van de uitbetaling door X als inhoudingsplichtige kan worden aangemerkt. Volgens het hof is dat X.

NTFR 2010/1492 - Vrijwillig betaalde pensioenpremie komt niet in aftrek als negatief loon

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende was in dienstbetrekking werkzaam voor A. In verband met een reorganisatie bij A is hij per 1 augustus 2000 ontslagen. Van 14 augustus 2000 tot en met 6 februari 2004 heeft hij in dienstbetrekking gewerkt bij een ingenieursbureau. Na de beëindiging van zijn dienstbetrekking bij A heeft belanghebbende gebruikgemaakt van zijn recht ingevolge het pensioenreglement om zijn deelneming in het pensioenfonds van A (hierna: het pensioenfonds) voor eigen rekening voort te zetten. Hij heeft dat gedaan tot 1 mei 2004. Blijkens zijn arbeidsovereenkomst met het ingenieursbureau heeft hij niet deelgenomen aan de door dit bureau verzorgde pensioenregeling. Belanghebbende heeft in 2003 premies betaald aan het pensioenfonds. Hij heeft dit bedrag in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen als premies voor lijfrenten op zijn belastbaar inkomen uit werk en woning in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd. Hij heeft op grond van het besluit van 20 november 2002, nr. CPP2002/1303M, NTFR 2002/1775 (waarin is bepaald dat gedurende drie jaren na beëindiging van de dienstbetrekking de pensioenregeling fiscaal gefacilieerd kan worden voortgezet), de premiebetalingen tot augustus 2003 als negatief loon in aanmerking genomen. De premiebetalingen die zien op de periode na het verstrijken van de 3-jaarstermijn zijn derhalve niet in aftrek toegestaan. Na vergeefs bezwaar is belanghebbende in beroep gekomen bij Rechtbank Breda. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en alsnog aftrek verleend voor de premiebetalingen die zien op de periode na het verstrijken van de 30jaarstermijn als premies voor lijfrenten.

NTFR 2010/1494 - Verkregen participatie is op het moment van onvoorwaardelijk worden als loon genoten

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6204, datum uitspraak 12-05-2010, publicatiedatum 31-05-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende was in 2000 en in ieder geval tot en met het jaar 2005 in dienst van X bv, een 100%-dochtervennootschap van een Franse beursgenoteerde onderneming. Laatstbedoelde onderneming heeft ten behoeve van al haar werknemers een spaar- en beleggingsplan opgesteld. In 2000 heeft belanghebbende een inschrijfformulier ondertekend waarin hij aangeeft dat hij een bedrag van € 1.000 investeert in het beleggingsfonds. In 2005 heeft belanghebbende verzocht om terugbetaling van zijn participaties, op grond waarvan het fonds ten behoeve van belanghebbende aan zijn werkgever een bedrag van € 4.067 heeft betaald. Belanghebbende heeft bij het doen van aangifte IB/PVV 2005 het op de loonopgaaf vermelde jaarloon verminderd met (€ 4.067 min € 1.000 =) € 3.067.

NTFR 2010/1495 - VAR-verklaringen telefonisch te controleren

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
In een nieuwsbericht maakt de minister bekend dat ondernemers de echtheid van de VAR-verklaringen telefonisch kunnen controleren. Dat kan bij het Landelijk Coördinatiepunt VAR van de Belastingdienst en dat is te bereiken via (088) 15 11 000 (tijdens kantooruren).

NTFR 2010/1498 - Ontwerp wijzigingsregeling groenprojecten 2010

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer biedt, mede namens de minister, een ontwerp aan van de wijzigingsregeling groenprojecten 2010. Deze regeling herstelt enkele omissies in de Regeling Groenprojecten 2010. De omissies zijn alle technisch-inhoudelijk van aard en hebben geen fiscale gevolgen.

NTFR 2010/1499 - Een gescheiden huishouding betekent niet een gescheiden leven

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende is op 28 april 2005 in het huwelijk getreden met A. Belanghebbende woont in Q. Haar echtgenoot woont en werkt in R. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben nimmer een gezamenlijke huishouding gevoerd. Zij brengen vakanties, weekends en vrije dagen gezamenlijk door. In 2005 en 2007 zijn uit het huwelijk twee kinderen geboren. Beide kinderen wonen bij belanghebbende. Volgens haar aangifte leeft belanghebbende duurzaam gescheiden van haar echtgenoot en heeft zij daarom recht op de (aanvullende) kinderkorting en de (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting. In geschil is of belanghebbende duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot in de zin van art. 1.2, lid 1, letter a, Wet IB 2001. Hof Arnhem (NTFR 2009/2002) heeft geoordeeld dat het begrip ‘duurzaam gescheiden levende echtgenoten' zo dient te worden uitgelegd dat echtgenoten die in een kalenderjaar niet langer dan zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd niet (langer) als partner dienen te worden aangemerkt indien deze toestand door hen beiden, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld. De Hoge Raad vindt dit rechtsoordeel onjuist. Van duurzaam gescheiden leven is sprake indien iedere echtgenoot afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd, en deze toestand als bestendig is bedoeld. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de feiten geen andere conclusie toelaten dan dat belanghebbende en haar echtgenoot niet ieder afzonderlijk een eigen leven leiden. Daarom kunnen zij niet worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levend in de zin van art. 1.2 Wet IB 2001.

NTFR 2010/1500 - Nadere renteovereenkomst met betrekking tot overbedeling vormt geen schenking

ECLI:NL:HR:2010:BL5593, datum uitspraak 25-06-2010, publicatiedatum 25-06-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. F.A.M. Schoenmaker
Erflater heeft bij testament voorzien in een ouderlijke boedelverdeling. De geldvorderingen wegens overbedeling van de kinderen op de echtgenote zijn renteloos. Binnen acht maanden na overlijden heeft de echtgenote zich verplicht tot het betalen van rente aan de kinderen wegens de overbedelingsschuld. Volgens de inspecteur vormt deze renteovereenkomst een schenking aan de kinderen. De Hoge Raad deelt, in navolging van A-G IJzerman (NTFR 2010/1147), deze opvatting van de inspecteur niet. De onderhavige renteovereenkomst is namelijk aan te merken als ‘een overeenkomst met betrekking tot rentevergoeding’ als bedoeld in art. 4:13, lid 4, BW als vermeld in art. 1, lid 2, SW 1956. Dat betekent dat de door belanghebbenden verkregen geldvorderingen als aangepast bij de renteovereenkomst zijn aan te merken als ‘verkrijgingen krachtens erfrecht’, zodat de onderhavige aanslagen in het recht van schenking ten onrechte zijn opgelegd.

NTFR 2010/1501 - Waardering van certificaten van aandelen in een bv

ECLI:NL:RBLEE:2009:BL1424, datum uitspraak 22-10-2009, publicatiedatum 02-02-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. W. Verstijnen
In geschil is de waarde in het economische verkeer op het moment van overlijden van erflater, de vader van belanghebbende, van certificaten van aandelen in een bv. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de aangegeven waarde van de certificaten van € 22.860 verhoogd met een bedrag van € 922.532.

NTFR 2010/1502 - Intrekking beleidsbesluiten schenk- en erfbelasting en inkomstenbelasting

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 geschreven door mr. W. Verstijnen
De minister van Financiën heeft een viertal besluiten ingetrokken die hun belang hebben verloren door wetswijziging of tijdsverloop. De ingetrokken besluiten zijn het besluit van 19 december 2002, nr. CPP2002/3210M (Certificeren van vermogen via stichtingen), NTFR 2003/118 met commentaar van Lucas Luijckx, het besluit van 15 augustus 2003, nr. CPP2003/1905M (art. 24, lid 5, SW 1956, Samenloop schenkingsrecht en overdrachtsbelasting), NTFR 2003/1434, het besluit van 19 augustus 2003, nr. CPP2003/1973M (SW 1956 vermindering van de aanslag bij het terugdraaien van de schenking), NTFR 2003/1506 met commentaar van M. Monteiro, en het besluit van 1 februari 2006, nr. CPP2005/2893M (Inkomstenbelasting, buitengewone uitgaven, vermenigvuldigingsfactor en chronisch-ziekenforfait bij ontbreken aangifte voorgaande jaren), NTFR 2006/201 met commentaar van De redactie.

NTFR 2010/1503 - Bij schending zorgvuldigheidsbeginsel is heffingsrentetermijn niet begrensd tot drie maanden

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende heeft op 12 juli 2007 verzocht om oplegging van een voorlopige aanslag over 2007. De voorlopige aanslag is eind december 2007 opgelegd met berekening van heffingsrente tot die datum. De inspecteur heeft de periode waarover heffingsrente is berekend na bezwaar beperkt tot drie maanden nadat het verzoek is gedaan. Hof Den Bosch (NTFR 2010/308) heeft die periode door toepassing van het zorgvuldigheidsbeginsel verder beperkt tot circa vijf weken. Hiertegen heeft de staatssecretaris cassatieberoep aangetekend.

NTFR 2010/1504 - Kostenvergoeding voor bezwaarfase bij onzorgvuldige aanslagregeling

ECLI:NL:HR:2010:BM7705, datum uitspraak 18-06-2010, publicatiedatum 18-06-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende heeft in zijn aangifte ten onrechte ook de door zijn echtgenote ontvangen AOW-uitkering vermeld. De inspecteur beschikt over de juiste uitkeringsgegevens van de Sociale Verzekeringsbank. Desondanks stelt de inspecteur de aanslag vast in overeenstemming met de aangifte. Na bezwaar wordt de aanslag verlaagd. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Daarvoor is vereist dat de onjuistheid van de aanslag aan onrechtmatigheid van de inspecteur is te wijten. Naar het oordeel van de Hoge Raad is daarvan sprake. Een inspecteur behoort met normale zorgvuldigheid van de aangifte kennis te nemen en deze gegevens te vergelijken met de voor hem beschikbare informatie. Indien de inspecteur deze normale zorgvuldigheid niet betracht en daardoor een te hoge aanslag oplegt, is sprake van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Het hof heeft derhalve terecht aan belanghebbende een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.

NTFR 2010/1505 - Landelijke toepassing meerderheidsregel

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende was lid van het Europees Parlement. Zij nam in die jaren deel aan de regeling voor het aanvullend (vrijwillig) pensioen waaraan het Europees Parlement voor tweederde deel bijdroeg. De bijdragen heeft belanghebbende niet als inkomen aangegeven. Ter zake daarvan zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd voor de onderhavige jaren. Binnen de eenheid van de Belastingdienst waartoe belanghebbende ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslagen behoorde, ressorteerde één andere Europarlementariër, die evenwel niet deelnam aan de pensioenregeling. Landelijk zijn er vijftien vergelijkbare gevallen, waarvan in vijf gevallen eveneens navorderingsaanslagen zijn opgelegd.

NTFR 2010/1506 - Omzetcorrectie bij popcorn- en suikerspinverkoper is terecht

ECLI:NL:GHARN:2010:BM6056, datum uitspraak 04-05-2010, publicatiedatum 28-05-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. T.G. Perié
Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de verkoop van popcorn en suikerspinnen bij evenementen en incidenteel uit toilet- en garderobewerkzaamheden. Na een ingesteld boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat belanghebbende omzet heeft verzwegen. Daarom heeft hij nageheven. Volgens het hof heeft belanghebbende de administratie- en bewaarplicht geschonden, nu geen kasadministratie is bijgehouden en de kladaantekeningen van de dagontvangsten per evenement niet zijn bewaard. Deze ernstige formele gebreken leiden volgens het hof tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De omzetcorrectie berust volgens het hof op een redelijke schatting van de inspecteur. Belanghebbende is er volgens het hof niet in geslaagd te voldoen aan de op hem rustende verzwaarde bewijslast.

NTFR 2010/1510 - Onderhandelingen met Uruguay, Mauritius en Brunei over inlichtingen-uitwisselingsovereenkomst

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
Nederland wil volgens dit nieuwsbericht fiscale gegevens uitwisselen met Uruguay, Mauritius en Brunei. Een voorstel van de minister om met deze drie landen een uitwisselingsovereenkomst te sluiten, werd door de ministerraad aanvaard. Op basis van een uitwisselingsovereenkomst kan Nederland bij de Belastingdienst van een ander land gericht informatie opvragen over spaartegoeden, dividenden en winstuitkeringen. Het streven is de verdragen met Uruguay, Mauritius en Brunei in de tweede helft van 2010 te ondertekenen.

NTFR 2010/1511 - Waardeaangroei bloot eigendom van Nederlandse onroerende zaak aan Nederland toegewezen

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende woonde in 1998 en 1999 in België. In 1974 heeft belanghebbende ten behoeve van een stichting, tegen een destijds onbelaste vergoeding, een dertigjarig recht van vruchtgebruik gevestigd op aan hem in mede-eigendom toebehorende, in Nederland gelegen onroerende zaken. Met ingang van 1 januari 1996 is art. 25b Wet IB 1964 ingevoerd, op grond waarvan de jaarlijkse waardeaangroei bij de bloot eigenaar in de heffing van inkomstenbelasting werd betrokken als inkomsten uit vermogen. In verband daarmee zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd voor de jaren 1998 en 1999.

NTFR 2010/1513 - EC vraagt Nederland en andere landen om exitheffing voor ondernemingen te wijzigen

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 geschreven door mr. W.F.E.M. Egelie
De Europese Commissie heeft Nederland, evenals België en Denemarken, verzocht om wijziging van bepalingen in hun belastingwetgeving die tot gevolg hebben dat een onmiddellijke exitheffing wordt opgelegd aan ondernemingen die hun zetel of activa naar een andere lidstaat verplaatsen. Voor Nederland gaat het om de exitheffing waaraan IB-ondernemingen worden onderworpen (art. 3.60 Wet IB 2001 en 3.61 Wet IB 2001 en art. 15c en d Wet VPB 1969). Volgens de Belgische en Deense wetgeving worden de boekwinsten onmiddellijk belast wanneer de fiscale woonplaats van een onderneming wordt verplaatst of activa naar het buitenland worden overgebracht. De EC baseert zijn verzoek op het arrest De Lasteryrie du Saillant (NTFR 2004/397), de zaak N (NTFR 2006/1288) en haar mededeling over exitheffingen (NTFR 2007/45). Uit de jurisprudentie volgt dat lidstaten de inning van hun belastingen moeten uitstellen tot op het tijdstip waarop de boekwinsten worden gerealiseerd. Eerder zijn dergelijke verzoeken aan Spanje, Portugal en Zweden gericht. De verzoeken hebben de vorm van een met redenen omkleed advies, de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 VWEU. Als de lidstaten binnen twee maanden geen gevolg geven aan het verzoek van de EC, kan deze de zaak voor het Hof van Justitie EU (HvJ EU) brengen.

NTFR 2010/1514 - Inwerkingtreding inlichtingen-uitwisselingsovereenkomsten met Oostenrijk en Luxemburg

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
Volgens het Tractatenblad van 19 mei 2010, nr. 157, treedt het op 29 mei 2009 tussen Nederland en Luxemburg overeengekomen protocol tot wijziging van het belastingverdrag in werking op 1 juli 2010. Volgens Tractatenblad 14 juni 2010, nr. 170, treedt het op 8 september 2009 tussen Nederland en Oostenrijk gesloten protocol tot wijziging van het belastingverdrag eveneens op 1 juli 2010 in werking. In beide verdragen wordt de huidige bepaling die ziet op de uitwisseling van inlichtingen vervangen door een nieuwe bepaling die volledig overeenstemt met de bepaling uit het OESO-Modelverdrag.

NTFR 2010/1516 - Stilzwijgende goedkeuring informatie-uitwisselingsovereenkomsten met Anguilla en de Turks- en Caicoseilanden

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010
Bij brief van 7 juni 2010 heeft de minister van Buitenlandse Zaken het op 22 juli 2009 tot stand gekomen inlichtingenuitwisselingsverdrag met Anguilla ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd. Het eveneens op 22 juli 2010 tot stand gekomen inlichtingenuitwisselingsverdrag met de Turks- en Caicoseilanden is verder bij brief van 4 juni 2010 ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Beide verdragen voorzien in de uitwisseling van informatie op verzoek. Verder is expliciet geregeld dat de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling ook ziet op bankinformatie.

NTFR 2010/1517 - Geen doorlopende post nu het dieetadviesbureau op eigen naam handelt

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6657, datum uitspraak 20-05-2010, publicatiedatum 09-06-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende exploiteert een adviesbureau op het gebied van gewichtsbeheersing en heeft een franchiseovereenkomst gesloten met een dieetspecialist. Alvorens een dieet wordt opgesteld, wordt bij de klanten een bloedonderzoek verricht door een prikcentrum. De uitslagen van het bloedonderzoek worden gestuurd naar de dieetspecialist. Het prikcentrum factureert aan belanghebbende. Aan de hand van de uitslagen van het bloedonderzoek stelt de dieetspecialist een dieet op. Hiervoor is belanghebbende een bedrag verschuldigd aan de dieetspecialist. De dieetspecialist verstrekt het dieet aan belanghebbende, die het vervolgens verstrekt aan de klant. Over de bedragen bestemd voor het dieetadvies van de dieetspecialist en voor het prikcentrum heeft belanghebbende geen omzetbelasting voldaan. Met Rechtbank Haarlem stelt het hof voorop dat wanneer een ondernemer een prestatie verricht jegens een opdrachtgever en hij in dat kader aan een derde een bedrag aan kosten betaalt, welk bedrag de ondernemer doorberekent aan de opdrachtgever, dat doorberekende bedrag niet wordt gerekend tot de vergoeding als het doorberekende bedrag als een doorlopende post kan worden aangemerkt. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet op naam en voor rekening van haar klant is opgetreden bij het aangaan van de overeenkomsten met de dieetspecialist en het prikcentrum, maar dat belanghebbende deze overeenkomsten op eigen naam is aangegaan. De doorberekende bedragen dienen te worden gerekend tot de vergoeding.

NTFR 2010/1519 - Diefstal elektriciteit is geen belaste levering

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6023, datum uitspraak 27-01-2010, publicatiedatum 26-05-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
X heeft energiefraude gepleegd door buiten de meter om elektriciteit te verbruiken ten behoeve van een hennepplantage. Het energiebedrijf vordert in deze civiele procedure betaling van de nader berekende elektriciteits- en transportkosten, plus de btw daarover. X voert geen verweer. De rechtbank wijst (niettemin) de gevorderde btw af omdat haar die vordering ongegrond of onrechtmatig voorkomt.

NTFR 2010/1521 - Belastingen van personenauto's en motorrijwielen

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 geschreven door mr. J. Rolleman
In dit besluit zijn uit de Leidraad belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 2006 de standpunten overgenomen waaraan een specifiek beleidsstandpunt ten grondslag ligt. Gewijzigd zijn de standpunten over de inrichtingseisen voor bestelauto’s, de ondernemersvrijstelling voor de directeur-grootaandeelhouder, de onbedoelde tenaamstelling, de teruggaaf voor motorrijtuigen in gebruik bij reddingsbrigades en het herstelbeleid.

NTFR 2010/1522 - Baatbelasting gemeente Hengelo is onverbindend

ECLI:NL:HR:2010:BM7234, datum uitspraak 11-06-2010, publicatiedatum 11-06-2010
Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is door de gemeente Hengelo aangeslagen in de baatbelasting ter zake van de herinrichting van de binnenstad. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de verordening verbindende kracht mist. Volgens het hof is van een wezenlijke verandering van het geheel van de voorzieningen naar inrichting, aard of omvang namelijk geen sprake, zodat het beoogde verhaal van de kosten door middel van één baatbelasting niet mogelijk is. De Hoge Raad deelt de visie van het hof.

NTFR 2010/1523 - Legesheffing naar vast tarief van 1,7% leidt niet tot onredelijke en willekeurige belastingheffing

Aflevering 26, gepubliceerd op 01-07-2010 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende heeft vier aanvragen ingediend voor reguliere bouwvergunningen. Voor het in behandeling nemen van die aanvragen heeft de gemeente Wijchen leges in rekening gebracht van in totaal € 349.697,05. De leges zijn berekend naar een tarief van 1,7% van de bouwkosten. In geschil is of de leges terecht en tot een juist bedrag in rekening zijn gebracht. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of de tariefstelling van de bouwleges leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.