Aflevering 14

Gepubliceerd op 7 april 2011

NTFR 2011/724 - Versperde toegang

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 geschreven door mr. R. den Ouden
Het bezuinigingsmes van het kabinet-Rutte snijdt diep in het vlees van de publieke sector. Het (passend) onderwijs, het UWV, de zorgsector en defensie worden hard getroffen door de in het regeerakkoord opgenomen bezuinigingsmaatregelen. De rechtspraak blijft evenmin buiten schot. Volgens het regeerakkoord moet de rechterlijke organisatie onder meer – vanaf 2016 – jaarlijks € 10 miljoen bezuinigen door het verkorten van de Raio-opleiding. In verband hiermee hebben de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal inmiddels besloten het aantal plaatsen voor de Raio-opleiding te beperken en de duur van de opleiding te verkorten. Ook op de gesubsidieerde rechtsbijstand zal worden bezuinigd. Het regeerakkoord bevat voorts het zeer ingrijpende – en zeer verontrustende – voornemen om de rechtspraak met ingang van 2013 te laten bekostigen door degenen die daarvan gebruik maken. De kosten van de rechtspraak moeten worden gedekt door de griffierechten van partijen. Bij een stelsel van kostendekkende griffierechten zullen de bedragen aan griffierechten, naar verwachting, extreem stijgen. Voor belastingzaken wordt gesproken over tarieven die het twintigvoudige van de huidige tarieven zullen gaan bedragen. In het Nederlands Juristenblad van 12 november 2010 (nr. 39) hebben E. Bauw, F. van Dijk en F. van Tulder geconcludeerd dat de kostendekkende griffierechten drastische negatieve consequenties zullen hebben voor de toegang tot het recht. Ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak heeft haar zorgen over de forse verhoging van het griffierecht geuit. In een brief aan de minister van Veiligheid en Justitie heeft zij verwoord dat een forse verhoging van de griffierechten grote gevolgen zal hebben voor burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en voor het functioneren van de gehele samenleving. Voorts heeft deze vereniging samen met de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nationale Ombudsman, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Raad voor de Rechtsbijstand en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders op 3 maart 2011 gepoogd de Tweede Kamercommissie Veiligheid en Justitie ervan te overtuigen dat het voornemen van kostendekkende griffierechten van tafel moet. De minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn door genoemde commissie uitgenodigd voor een algemeen overleg op 9 maart 2011. In dat verband hebben zij op 8 maart 2011 een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal geschreven met als onderwerp ‘toegang tot het recht’.

NTFR 2011/725 - ‘En ook overigens niet in Nederland is onderworpen aan de vennootschapsbelasting’

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 geschreven door mr. dr. E. Nijkeuter
Op 7 januari 2011 wees de Hoge Raad het eindarrest in de zaak X Holding.HR 7 januari 2011, nr. 43.484bis, NTFR 2011/74 en V-N 2011/3.18. Zijn conclusie was dat de afwijzing van het verzoek tot vorming van een fiscale eenheid tussen X Holding bv en haar Belgische 100%-deelneming – gelet op het antwoord van het Europese Hof van Justitie (HvJ EU) op de gestelde prejudiciële vragen – in de desbetreffende omstandigheden niet in strijd was met het EG-Verdrag. De redactie van Vakstudie Nieuws heeft opgemerkt dat het arrest weinig spannend is gebleken. Ook Egelie is in zijn aantekening in NTFR van mening dat het arrest weinig nieuwe gezichtspunten biedt.Commentaar van W.F.E.M. Egelie in NTFR 2011/74.

NTFR 2011/726 - Normbedrag 2011 voor verblijfskosten transportondernemers

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011
Transportondernemers die meerdaagse, of op meer dagen internationale ritten maken, mogen onder voorwaarden een bedrag aan verblijfkosten ten laste van hun winst brengen. Jaarlijks wordt op Belastingdienst.nl het normbedrag gepubliceerd voor verblijfkosten per gereden dag. Voor 2011 is dit bedrag verhoogd met € 1,00 tot € 31,00. Het besluit waaraan de normbedragen ten grondslag liggen is het besluit van 12 april 2007, nr. CPP2007/520M, NTFR 2007/821.

NTFR 2011/728 - Belanghebbende maakt herinvesteringsvoornemen niet aannemelijk

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP6683, datum uitspraak 14-02-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende heeft ter zake van de verkoop van een onroerende zaak een herinvesteringsreserve gevormd. De inspecteur heeft deze reserve niet aanvaard. Tussen partijen is in geschil of er een herinvesteringsvoornemen bestond ten aanzien van de opbrengst van de onroerende zaak.

NTFR 2011/729 - Saneringskosten gesteld op bedrag dat een derde in rekening zou brengen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP5124, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 23-02-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende heeft – ten behoeve van de ontwikkeling van bedrijfshallen op 'zijn' terrein A – 25.000 ton verontreinigde grond afgegraven en gedeponeerd op 'zijn' naastgelegen terrein B. In de aangifte is op de balans van het resultaat uit overige werkzaamheden een voorziening opgenomen betreffende kosten afvoer verontreinigde grond. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur met deze kostenpost geen rekening gehouden. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de verplaatsing van de vervuilde grond naar terrein B rechtstreeks samenhangt met de bouw van de bedrijfshallen. Hoewel de verontreiniging van de afgegraven en verplaatste grond niet in het kader van de werkzaamheid is ontstaan, is de verplaatste grond op terrein B in dat verband opgekomen. De vervuilde grond is in het kader van de werkzaamheid verplaatst naar terrein B en bij het bepalen van het resultaat uit overige werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de kosten. Bij het bepalen van de kosten wordt uitgegaan van de kosten die een derde partij aan belanghebbende in rekening zou hebben gebracht als tegenprestatie voor het overnemen van de vervuilde grond. Nu een saneringsverplichting ontbreekt, kan worden uitgegaan van de waardedaling die terrein B heeft ondergaan als gevolg van het deponeren van deze verontreinigde grond, verhoogd met een (winst)opslag.

NTFR 2011/734 - Rente op onderbedelingsvordering op grond van overgangsrecht belast

ECLI:NL:PHR:2011:BP8932, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende had een onderbedelingsvordering op zijn moeder verkregen bij het overlijden van de vader van belanghebbende in 1971 (ouderlijke boedelverdeling). Deze vordering was opeisbaar bij het overlijden van de moeder en droeg een enkelvoudige rente van 7% per jaar. De rente werd jaarlijks bijgeschreven bij de hoofdsom. De moeder is in 2005 overleden. Kort voor haar overlijden heeft zij een nieuw testament gemaakt, waarin de zus van belanghebbende is benoemd tot enig erfgenaam en aan belanghebbende zijn legitieme portie is toegekend. Na het overlijden van zijn moeder heeft belanghebbende de onderbedelingsvordering opgeëist. Zijn zus heeft hem deze vordering uitbetaald, inclusief € 23.136 aan tot 1 januari 2001 bijgeschreven rente. In geschil is of het bedrag aan rente op grond van art. I, onderdeel AKa IW IB 2001 in het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden begrepen, dan wel dat heffing op grond van art. I, onderdeel AKa, lid 3, jo. art. I, onderdeel AK, lid 4, IW IB 2001 achterwege moet blijven. Het hof oordeelde dat de rente in het belastbare inkomen moet worden begrepen.

NTFR 2011/735 - Als uitgangspunt geldt dat (Duitse) banktegoeden toebehoren aan de rekeninghouder

ECLI:NL:GHARN:2011:BP5044, datum uitspraak 08-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. J.P.A. Buitenhek
Belanghebbende exploiteert met zijn echtgenote een grillroom. Op zijn naam hebben Duitse spaarrekeningen gestaan. Belanghebbende heeft de saldi op die rekeningen niet in zijn aangifte verantwoord. De inspecteur heeft de bedragen op de Duitse bankrekeningen tot de rendementsgrondslag van belanghebbende gerekend. Belanghebbende stelt dat de gelden niet aan hem, maar aan zijn in Duitsland woonachtige oom toebehoren. De oom heeft dat ter zitting van de rechtbank bevestigd. Het hof stelt voorop dat wanneer een belastingplichtige houder is van een bankrekening als regel moet worden aangenomen dat de daarop staande gelden aan hem toebehoren. Dat dit anders zou zijn, dient de belastingplichtige aannemelijk te maken. Hierin is belanghebbende volgens het hof, ondanks de verklaring van de oom, niet geslaagd. Belanghebbende krijgt wel gelijk met zijn stelling dat de helft van het Duitse vermogen bij zijn echtgenote in aanmerking moet worden genomen.

NTFR 2011/736 - Activiteitentoets dient op niveau van de fiscale eenheid te worden aangelegd

ECLI:NL:HR:2011:BP8945, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. dr. D.R. Post
Belanghebbende is sinds 1997 de moedermaatschappij van de fiscale eenheid met A bv en B bv. A bv, die vanaf 1997 geen activiteiten meer ontplooit, heeft voorvoegingsverliezen. A bv dreef een detailhandel in naaimachines en aanverwante artikelen. Bij het aangaan van de fiscale eenheid golden de zogenoemde standaardvoorwaarden. Per 1 januari 2003 zijn de activa en passiva van B bv binnen de fiscale eenheid overgedragen aan A bv. In 2003 zijn alle aandelen in belanghebbende overgedragen aan derden. In geschil is of de inspecteur terecht heeft geweigerd de voorvoegingsverliezen van A bv te verrekenen met de belastbare winst van belanghebbende van 2003. Hof Den Bosch (NTFR 2009/2341) heeft die vraag bevestigend beantwoord. Volgens het hof dient de zogenoemde activiteitentoets van art. 20a, lid 4, Wet VPB 1969 plaats te vinden op het niveau van de vennootschap A bv en niet op het niveau van de fiscale eenheid. Deze beslissing houdt in cassatie geen stand. Voor de activiteitentoets is van belang de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden van de belastingplichtige. Het fiscale eenheidsregime brengt mee dat, voor zover niet in de toepasselijke (standaard)voorwaarden het tegendeel is bepaald, alle aangelegenheden van de dochtervennootschap voor de heffing van de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als aangelegenheden van de moedervennootschap. Aangezien standaardvoorwaarde 3a slechts de wijze van verrekening van verliezen over het verenigingstijdstip heen regelt, is daarom in een geval als het onderhavige voor het aanleggen van de activiteitentoets voor het tijdstip direct voorafgaande aan de aandeelhouderswisseling de moedermaatschappij van een fiscale eenheid de in aanmerking te nemen belastingplichtige. De voorvoegingsverliezen kunnen worden verrekend.

NTFR 2011/738 - In 2010 geen notariële akte nodig voor aanvullende eenmalig verhoogde schenkvrijstelling

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011
In 2010 schenkt X aan zijn zoon € 15.000 voor de aankoop van een woning. De inspecteur heeft de schenking belast omdat zij niet was vastgelegd in een notariële akte. Het bezwaar van X tegen de aanslag wordt afgewezen. Daarop wendt X zich tot de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer. De zoon had al voor 1 januari 2010 een schenking had ontvangen waarop de eenmalig verhoogde vrijstelling is toegepast. In 2010 komt hij in aanmerking voor de aanvullende eenmalig verhoogde vrijstelling van € 26.000 voor de verwerving van een eigen woning. De voorwaarde dat de schenking is vastgelegd in een notariële akte geldt echter door een verzuim pas sinds 1 januari 2011 zodat deze niet geldt voor de schenking van X. Uiteindelijk heeft de inspecteur alsnog de vrijstelling toegepast. De Commissie oordeelt dat daarmee voldoende is tegemoetgekomen aan de klacht van X.

NTFR 2011/739 - Voor inbrengvrijstelling is niet vereist dat buitenvennootschappelijk vermogen wordt ingebracht

ECLI:NL:RBARN:2011:BP5078, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 18-02-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
A dreef samen met zijn echtgenote, zijn broer en diens echtgenote in maatschapsverband een agrarische onderneming. In 2009 hebben zij de inspecteur verzocht om hun onderneming onder toepassing van de inbrengvrijstelling (art. 15, lid 1, aanhef, onderdeel e, sub 2, Wet BRV) in te brengen in belanghebbende. De aandelen in belanghebbende zijn verdeeld onder de vier maten. De inspecteur komt niet aan dit verzoek tegemoet omdat hij van mening is dat niet aan alle voorwaarden is voldaan. Volgens de inspecteur moeten namelijk alle tot het ondernemingsvermogen behorende activa en passiva die een functie vervullen in de onderneming worden ingebracht tegen toekenning van aandelen. Hiervan is geen sprake omdat A een kavel cultuurgrond, dat tot zijn eigendom behoort en waarvan de maatschap het gebruik en genot had, buiten de inbreng heeft gehouden. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd.

NTFR 2011/741 - Hoge Raad geeft college formeel recht in lokale belastingenprocedure

ECLI:NL:HR:2011:BP2995, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Op 15 januari 2006 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag OZB 2006 opgelegd. Op het biljet is vermeld dat deze aanslag is berekend naar een ‘voorlopige waarde’ van € 12.030.000. Belanghebbende heeft op 24 februari 2006 bezwaar gemaakt tegen ‘de waardebeschikking Wet WOZ en de voorlopige aanslag’. Zij heeft daarbij om uitstel van motivering verzocht tot 1 april 2006. Op 15 maart 2006 is aan belanghebbende een definitieve aanslag OZB 2006 opgelegd en de WOZ-beschikking bekendgemaakt (waarde € 12.030.000). Bij brief van 17 maart 2006 heeft belanghebbende een nadere motivering van haar bezwaarschrift ingediend. De gemeente heeft het bezwaar tegen de voorlopige aanslag ongegrond verklaard en het bezwaar tegen de definitieve aanslag niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de voorlopige aanslag niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze aanslag inmiddels was verrekend met de definitieve aanslag. Daardoor kwam de rechtbank niet toe aan de behandeling van materiële geschilpunten. Hof Den Haag (NTFR 2010/812) heeft geoordeeld dat geen bezwaar openstaat tegen de ‘voorlopige waarde’ en dat de gemeente de nadere motivering van het bezwaarschrift tegen de voorlopige aanslag had moeten aanmerken als tijdig ingediend bezwaar tegen de definitieve aanslag en tegen de waardebeschikking. Het hof heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Beide partijen hebben cassatie aangetekend, echter vergeefs.

NTFR 2011/743 - Proceskostenvergoeding van € 10.000 wegens onzorgvuldig en nalatig handelen van inspecteur

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende handelt in (gebruikte) auto's. Naar aanleiding van een in december 2008 ontvangen renseignement, heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Uit dit onderzoek komt naar voren dat belanghebbende in de periode 2005 tot 2008 over meer auto's heeft beschikt dan hij in zijn aangiften heeft verantwoord. De inspecteur heeft vervolgens een naheffingsaanslag omzetbelasting en navorderingsaanslagen IB/PVV aan belanghebbende opgelegd. In beroep hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Over de kostenvergoeding hebben partijen geen overeenstemming bereikt.

NTFR 2011/744 - Vervolgcommentaar NOB op Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft op 1 april 2011 een vervolgcommentaar uitgebracht op de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 (zie voor deze notitie NTFR 2011/467). Het eerdere commentaar was van 16 maart 2011 (NTFR 2011/637). De aanvullende opmerkingen zien op de internationale en verdragspositie van aanmerkelijkbelanghouders en op de in de belastingverdragen overeen te komen heffing over pensioenen.

NTFR 2011/748 - Geen verlaagd tarief voor zeillessen op voor ieder toegankelijk vaarwater

ECLI:NL:PHR:2011:BP8938, datum uitspraak 02-12-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende exploiteert een aan een meer gelegen zeilschool. Zij beschikt daar over een accommodatie op de wal met diverse voorzieningen. Direct voor de walaccommodatie bevindt zich een jachthaven waar de zeilboten liggen waarmee c.q. waarop door belanghebbende zeilles wordt gegeven. In het kader van haar bedrijf organiseert belanghebbende onder meer zeil- en surfkampen voor kinderen. De beginners oefenen dicht bij de haven, terwijl de gevorderden het ‘grote water’ op gaan. Belanghebbende maakt gebruik van vlotten en boeien die in het openbare water liggen. De vlotten dienen enerzijds voor de veiligheid, omdat cursisten hier zo nodig naartoe kunnen zwemmen. Anderzijds markeren de vlotten en boeien de banen waarbinnen de cursisten zeilen. Tegelijkertijd markeren de vlotten en boeien voor andere watersporters dat ter plaatse zeil- en surfles wordt gegeven. Naar goed gebruik varen andere watersporters niet door het gemarkeerde vaarwater heen. De meer ervaren cursisten maken ook tochtjes buiten de ‘gemarkeerde zone’. Volgens belanghebbende is op de door haar georganiseerde zeilarrangementen het verlaagde tarief van toepassing, omdat sprake is van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening in de zin van post b.3. van de bij de Wet OB 1968 behorende tabel I. Hof Leeuwarden heeft belanghebbende – op basis van het wandelvierdaagse-arrest (HR 10 augustus 2007, nr. 43.169, NTFR 2007/1513) – in het gelijk gesteld

NTFR 2011/752 - Gewijzigde bouwtekening vormt nieuw bouwplan zodat terecht twee keer leges is berekend

ECLI:NL:GHARN:2011:BP4030, datum uitspraak 01-02-2011, publicatiedatum 11-02-2011
Aflevering 14, gepubliceerd op 07-04-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende heeft een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een bedrijfshal en een kantoorpand met twee bouwlagen. De aanvraag is in behandeling genomen door de gemeente. Hiervoor is € 5.721,83 aan leges in rekening gebracht. Belanghebbende heeft dit bedrag betaald. Belanghebbende heeft alleen de bedrijfshal overeenkomstig de bouwvergunning gebouwd. Later heeft belanghebbende opnieuw een bouwaanvraag ingediend voor een gewijzigde bouwtekening voor een kantoorpand met drie bouwlagen. De gemeente heeft hiervoor opnieuw leges berekend (€ 3.895,42). Belanghebbende vindt dat niet terecht. Zij wenst verrekening met de eerste heffing. Het hof voldoet niet aan die wens, omdat het tweede bouwplan als een nieuw bouwplan moet worden aangemerkt. Van een onredelijke heffing is geen sprake, aldus het hof.