Aflevering 15

Gepubliceerd op 14 april 2011

NTFR 2011/772 - Leidraad Horizontaal toezicht en rechtsbescherming

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 geschreven door mr. drs. A.J. van den Bos
De term ‘horizontaal toezicht’ eist een steeds prominentere plaats op in de communicatie van de Belastingdienst. Raadpleging van www.belastingdienst.nl leert dat er juist in het kader van horizontaal toezicht tal van convenanten zijn afgesloten. De website van de Belastingdienst maakt daarbij onderscheid, al naar gelang van de hoedanigheid van de convenantspartner. Zo zijn er de rubrieken provincies en gemeenten, brancheorganisaties, fiscale dienstverleners, overige sectoren en zeer grote en middelgrote organisaties. De convenanten met provincies en gemeenten handelen over de eigen fiscale positie van die provincies en gemeenten en die zijn met naam en toenaam gepubliceerd. In de rubriek zeer grote en middelgrote organisaties is een standaardtekst ontwikkeld die als basis wordt gebruikt voor nieuwe convenanten. De convenanten in de overige rubrieken zijn in veel gevallen ook individueel gepubliceerd, maar zien daarbij als regel niet op de eigen fiscale positie van de convenantspartij, maar bij voorbeeld op die van aangesloten leden, zoals bij de brancheorganisaties of op de eigen fiscale positie van cliënten, zoals bij de fiscale dienstverleners.

NTFR 2011/773 - Belastingen en de vrijheid van meningsuiting

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 geschreven door prof. dr. S.J.C. Hemels
Op 15 april 2011 houd ik om 16 uur in de aula van de Erasmus Universiteit Rotterdam mijn inaugurele rede met als titel ‘De Toren van Babel. Grenzen aan de autonomie van de belastingwetgever en de invloed daarvan op (fiscale) wetenschapsbeoefening.’ In deze rede ga ik in op een aantal juridische en niet-juridische begrenzingen van de autonomie van de belastingwetgever in nationaal en internationaal verband. De uitgeschreven en uitgewerkte tekst van de rede zal vanaf dezelfde dag in boekvorm beschikbaar zijn.S.J.C. Hemels, De Toren van Babel. Grenzen aan de autonomie van de belastingwetgever en de invloed daarvan op (fiscale) wetenschapsbeoefening, Sdu Uitgevers, Den Haag 2011, ISBN 9789012385800. Gezien de beperkte tijd die voor een oratie beschikbaar is, kan ik op 15 april niet op alle begrenzingen van de autonomie van de fiscale wetgever even uitgebreid ingaan. De redactie van NTFR heeft mij in de gelegenheid gesteld om een onderwerp dat meer aandacht verdient dan ik het op 15 april kan geven, de relatie tussen belastingen en de vrijheid van meningsuiting, nader te belichten. Mocht u naar aanleiding van deze bijdrage benieuwd zijn naar de rest van mijn rede, dan bent u van harte uitgenodigd om deze bij te wonen.

NTFR 2011/776 - Verhaalde WGA-premie vormt negatief loon (I)

ECLI:NL:HR:2011:BP2256, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Op zijn loon is loonheffing ingehouden. De werkgever heeft op het resterende nettoloon € 11,64 verhaald als WGA-premie. In geschil is of deze verhaalde WGA-premie negatief loon vormt. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend onder verwijzing naar HR 5 februari 2010, nr. 07/13543, NTFR 2010/297.

NTFR 2011/777 - Verhaalde WGA-premie vormt negatief loon (II)

ECLI:NL:HR:2011:BP2274, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Op zijn loon is loonheffing ingehouden. De werkgever heeft op het resterende nettoloon € 6,57 verhaald als WGA-premie. In geschil is of deze verhaalde WGA-premie negatief loon vormt. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag bevestigend onder verwijzing naar HR 5 februari 2010, nr. 07/13543, NTFR 2010/297.

NTFR 2011/779 - Staatssecretaris past Uitv.reg. LB 2011 aan

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
In antwoorden op Tweede Kamervragen meldt de staatssecretaris dat hij een onbedoeld gevolg van een wijziging in de Uitvoeringsregeling loonbelasting (Uitv.reg. LB 2011) weg zal nemen per 1 januari 2011. Het gaat om de ongewenst geachte toepassing van art. 12.2a, Uit.reg. LB 2011, in de situatie waarin geen sprake is van ongebruikelijke voorfinanciering die samenhangt met de verhoging van het tarief van de VUT-heffing per 1 januari 2011.

NTFR 2011/780 - Zeewaardig motorjacht vormt een eigen woning

ECLI:NL:HR:2011:BO8467, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende (erflater) was eigenaar van een zeewaardig motorjacht. Het schip had een ligplaats in een haven en lag met trossen vast. Van begin augustus 2003 tot aan zijn overlijden op 9 december 2004 heeft erflater op het schip gewoond. Aan het schip is elektriciteit geleverd via een af te koppelen kabel. Een water- en/of rioolaansluiting met de wal ontbrak. Voor de watervoorziening en vuilwaterafvoer was het schip aangewezen op voorzieningen in de haven voor tijdelijk verblijvende schepen. Erflater heeft een aantal keren met het schip gevaren met het oog op de verkoop ervan. De in geschil zijnde vraag of het schip kan worden aangemerkt als eigen woning in de zin van de eigenwoningregeling is door Hof Den Haag (NTFR 2010/921) bevestigend beantwoord. Het geschil spitste zich toe op de vraag of het schip duurzaam aan een plaats gebonden was in de zin van art. 3.111, lid 1, Wet IB 2001. De Hoge Raad stelt voorop dat het begrip ‘duurzaam aan een plaats gebonden' voor schepen moet worden opgevat als het hebben van een vaste ligplaats. De aanwezigheid van een zodanige vaste ligplaats kan blijken uit bijvoorbeeld een aansluiting op nutsvoorzieningen, maar in ieder geval is sprake van een vaste ligplaats als het gaat om een ligplaats waar het woonschip reeds ten minste een jaar met niet meer dan incidentele onderbrekingen aanwezig is. De duur van het verblijf ter plekke kan een beslissende rol spelen voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een vaste ligplaats. Gelet op deze criteria, onderschrijft de Hoge Raad de beslissing van het hof.

NTFR 2011/781 - Schip is niet duurzaam met wal verbonden en kan dus niet als eigen woning worden aangemerkt

ECLI:NL:HR:2011:BO8467, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Erflater is in het onderhavige jaar eigenaar van een woning in Q en van het zeewaardige motorjacht B. Het jacht had van 12 augustus 2003 tot juli 2006 een ligplaats aan de kade in de haven van R en lag met trossen vast. Van 12 augustus 2003 tot aan zijn overlijden had erflater met zijn echtgenote zijn hoofdverblijf op het schip. Het schip was voor de watervoorziening en de verwerking van rioolafval aangewezen op de faciliteiten van het waterleidingbedrijf en de rioolzuiveringsinstallatie, waarop het op een voor schepen geëigende wijze was aangesloten. Elektriciteit werd geleverd door middel van walstroom via een af te koppelen kabel. Het schip bezit generatoren voor het opwekken van stroom. Een water- en/of rioolaansluiting met de wal ontbrak. Gedurende de periode van bewoning is het schip een aantal keer uitgevaren. In geschil is of het schip is aan te merken als eigen woning in de zin van art. 3.111, lid 1, Wet IB 2001. Meer specifiek dient de vraag te worden beantwoord of het schip duurzaam aan een plaats is gebonden in de zin van die bepaling.

NTFR 2011/784 - De in het renpaardenarrest als onzakelijk aangemerkte kosten vormen uitdeling voor dga

ECLI:NL:HR:2011:BQ0454, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
Belanghebbende is dga van een bv die een uitzendbureau exploiteert. Tot het vermogen van de bv behoren onder meer twee renpaarden (gezamenlijke boekwaarde f 8.000), die geregistreerd staan op naam van belanghebbende. Ten laste van het resultaat van de bv zijn verkoopkosten gebracht die onder andere betrekking hebben op het houden van de renpaarden. De met de paarden gewonnen prijzengelden rekent de bv tot haar winst. In zijn uitspraak van 27 juni 2000, nr. 99/01403, die heeft geleid tot het zogenoemde renpaardenarrest (NTFR 2002/854), heeft het hof het aannemelijk geacht dat de in geschil zijnde uitgaven mede zijn gedaan met het oog op de persoonlijke behoeften van belanghebbende. Met Rechtbank Haarlem is Hof Amsterdam (NTFR 2010/2427) van oordeel dat zowel de bv als belanghebbende in zijn rol van enig aandeelhouder van de bv zich ervan bewust moeten zijn geweest dat de als onzakelijk aangemerkte uitgaven mede ertoe hebben gestrekt om een persoonlijke behoefte van belanghebbende te dienen en een uitdeling vormen.

NTFR 2011/786 - Ondanks psychosociale problemen was de zoon in staat zelfstandig inkomsten te verwerven

ECLI:NL:HR:2011:BQ0458, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
Belanghebbende heeft een bedrag aan persoonsgebonden aftrek opgenomen betreffende kosten levensonderhoud kinderen die betrekking hebben op zijn inwonende zoon. Zijn zoon volgde geen opleiding en in het eerste kwartaal van 2004 heeft hij inkomsten uit dienstbetrekking genoten ten bedrage van € 888. Anders dan Rechtbank Haarlem heeft Hof Amsterdam (NTFR 2010/1757) geoordeeld dat bij belanghebbende geen sprake was van een morele noodzaak of verplichting tot het doen van uitgaven voor het levensonderhoud van de zoon. Hij kon zich niet redelijkerwijs gedrongen voelen tot het doen van de uitgaven. Het hof geloofde dat de zoon van belanghebbende moeilijk hanteerbaar was, psychosociale problemen en gedragsproblemen had, maar belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit het zoeken en aanvaarden van betaald werk onmogelijk maakte. De zoon heeft immers in het eerste kwartaal wel betaalde arbeid kunnen verrichten.

NTFR 2011/787 - Onzakelijk debiteurenrisico moet worden afgewikkeld in de kapitaalsfeer

ECLI:NL:RBHAA:2010:BP6643, datum uitspraak 11-11-2010, publicatiedatum 03-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende heeft tegen uitreiking van aandelen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 met toepassing van de bedrijfsfusiefaciliteit haar onderneming ingebracht in I bv. Op de aandelen is een bedrag van € 18.000 als formeel kapitaal en een bedrag van € 377.129 als agio gestort. In 2003 is besloten tot teruggaaf van het als agio gestorte bedrag aan belanghebbende tegen schuldigerkenning in rekening-courant. Door belanghebbende zijn geen zekerheden bedongen. Op 16 november 2005 draagt I bv haar onderneming naar de toestand per 1 januari 2006 over aan J bv, waarin belanghebbende 50% van de aandelen houdt. De schuld van I bv aan belanghebbende bedroeg op dat moment € 141.622. I bv is op 15 november 2006 geliquideerd. In haar aangifte over 2006 heeft belanghebbende haar vordering op I bv ten laste van de belastbare winst afgewaardeerd tot nihil. De inspecteur accepteert deze afwaardering niet. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende een risico heeft aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Het debiteurenrisico moet daarom in de kapitaalsfeer worden afgewikkeld en het geclaimde verlies kan niet ten laste van de belastbare winst van belanghebbende gebracht worden.

NTFR 2011/788 - Emissie van aandelen gevolgd door inkoop is belast voor kapitaalsbelasting

ECLI:NL:HR:2011:BP8953, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van drs. B.J. Kiekebeld
Belanghebbende is voornemens om de door haar uitgegeven preferente aandelen in te kopen. Daarvoor is een bedrag nodig van $520 miljoen. Het bedrag voor de inkoop wordt bijeengebracht door het aangaan van een obligatielening, het benutten van liquide middelen en door het uitgeven van aandelen voor een bedrag van € 250 miljoen. De inkoop zal alleen plaatsvinden als de financiering van de inkoop vooraf is zeker gesteld. De uitgifte van de obligatielening heeft plaatsgevonden op 2 maart 2005 en de aandelenemissie was op 31 maart 2005. Daarna heeft de inkoop plaatsgevonden. Ter zake van de aandelenemissie zijn naheffingsaanslagen kapitaalsbelasting opgelegd. Hof Den Bosch (NTFR 2010/2471) heeft geoordeeld dat de samenhang tussen de aandelenemissie en de inkoop niet wegneemt dat het eigen vermogen van de belanghebbende op enig moment is toegenomen, en dat het bijeengebrachte kapitaal ook op enig moment, hoe kort ook, aan belanghebbende ter beschikking heeft gestaan. Nu sprake is van versterking van het economische potentieel van belanghebbende, zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof.

NTFR 2011/790 - Als beroepschrift in cassatie aangemerkte brief is niet binnen zeswekentermijn door rechtbank ontvangen

ECLI:NL:HR:2011:BP7955, datum uitspraak 18-03-2011, publicatiedatum 18-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
In een verzetsprocedure heeft de rechtbank uitspraak gedaan op 6 februari 2009. Deze uitspraak is op 16 februari 2009 aan partijen gezonden. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft belanghebbende een geschrift met dagtekening 10 mei 2009 ingediend bij de rechtbank. Deze brief is, via het hof, doorgezonden naar de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt dat het tijdstip van indiening bij de rechtbank bepalend is voor de vraag of tijdig cassatieberoep is ingesteld. Gelet daarop is de als beroepschrift in cassatie aangemerkte brief niet binnen de zeswekentermijn door de rechtbank ontvangen. Het cassatieberoep is derhalve niet-ontvankelijk.

NTFR 2011/792 - Bij niet-forfaitaire proceskostenveroordeling is rekening gehouden met inhoudelijke samenhang tussen zaken

ECLI:NL:HR:2011:BQ0415, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Een gemachtigde heeft rechtsbijstand verleend in 57 zaken (rekeningenproject) die belanghebbende en anderen bij Hof Amsterdam aanhangig hadden gemaakt. Het hof heeft deze belanghebbenden in het gelijk gesteld en per belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 505 toegekend. Daarbij is het hof vanwege de bijzondere omstandigheden afgeweken van de forfaitaire regeling. In cassatie klaagt belanghebbende dat het hof bij het toekennen van de proceskostenvergoeding ten onrechte ervan is uitgegaan dat sprake is van samenhangende zaken in de zin van art. 3 Bpb. Deze klacht slaagt niet. Volgens de Hoge Raad is het hof niet uitgegaan van samenhangende zaken, maar heeft het hof vanwege de sterke inhoudelijke samenhang tussen de zaken op uniforme wijze een proceskostenvergoeding in deze zaken toegekend.

NTFR 2011/793 - Art. 6:2 Awb (bezwaar tegen niet tijdig nemen besluit) ook van toepassing op belastingaanslag

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende heeft bij brief van 7 december 2007 ‘bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn aangifte inkomstenbelasting 2005, d.d. 30 juni 2006'. In de brief is verzocht om een vergoeding van kosten als bedoeld in art. 7:15 Awb, vanwege beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De inspecteur heeft het verzoek om een kostenvergoeding afgewezen.

NTFR 2011/797 - Wrakingsverzoek; eerdere klachten van verzoeker tegen rechter geen grond voor partijdigheid

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5823, datum uitspraak 31-01-2011, publicatiedatum 25-02-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende heeft een verzoek om wraking ingediend, zich op het standpunt stellend dat mr. X het beroepschrift niet mag behandelen omdat er in een eerdere procedure van verzoeker die door mr. X werd behandeld, klachten tegen deze rechter zijn ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad alsmede bij de president van de rechtbank. De wrakingskamer van de rechtbank oordeelt dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, lid 1, EVRM uitgangspunt dient te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het enkele feit dat belanghebbende eerder klachten tegen deze rechter heeft ingediend, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat er sprake is van partijdigheid en evenmin vormt het een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.

NTFR 2011/798 - Thuishaven van schip moet worden bepaald aan de hand van materiële omstandigheden

ECLI:NL:HR:2011:BO8461, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende woont met zijn vrouw en kinderen in Nederland. Hij exploiteert een binnenscheepvaartonderneming. Zijn beide schepen zijn ingeschreven in het binnenscheepvaartregister te T, met als thuishaven R (beide in Duitsland). Hij vaart als kapitein op (het onder Duitse vlag varende) schip A en is tevens eigenaar van schip B. Belanghebbende oefent de leiding van de onderneming uit aan boord van schip A. Het vaargebied van de A is hoofdzakelijk in het ARA-gebied (Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen). Belanghebbende heeft in Nederland aangifte gedaan als binnenlandse belastingplichtige, waarbij hij heeft verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en vrijstelling premie volksverzekeringen ter zake van de met de scheepvaartonderneming behaalde winst. De inspecteur heeft dit verzoek niet gehonoreerd. Hof Den Haag (NTFR 2010/1160) heeft geoordeeld dat de thuishaven in de zin van art. 4, lid 2, AWR van schip A in Nederland is gelegen. Daarbij zijn de formele omstandigheden – de formele thuishaven in Duitsland, inschrijving in Duits register en voeren van Duitse vlag – van ondergeschikt belang. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2011/799 - EC start infractieprocedure tegen België wegens de positie van beleggingsinstellingen uit IJsland en Noorwegen

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
De Europese Commissie is een infractieprocedure tegen België begonnen vanwege discriminatie in de Belgische belastingwetgeving van in IJsland en Noorwegen gevestigde beleggingsinstellingen. In België geldt een belastingvrijstelling voor vermogenswinsten op de verkoop van aandelen in collectieve beleggingsinstellingen die gevestigd zijn in de EU, maar geen EU-paspoort hebben in de zin van Richtlijn 85/611/EEG. Deze vrijstelling geldt echter niet voor in IJsland en Noorwegen gevestigde beleggingsinstellingen. Volgens de EC is deze verschillende behandeling in strijd met het vrij verkeer van kapitaal en vrij dienstenverkeer in het Verdrag inzake de Europese Economische Ruimte. Beleggingsinstellingen gevestigd in Liechtenstein vormen geen onderdeel van de infractieprocedure, omdat de autoriteiten daar geen inlichtingen uitwisselen met België. Op 30 september 2010 stuurde de EC België een met redenen omkleed advies.

NTFR 2011/800 - EC verzoekt België vrijstellingsregeling voor inkomsten uit onroerende zaken aan te passen

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
De Europese Commissie heeft België verzocht om de fiscale regels die voorzien in een vrijstelling van belasting voor bepaalde soorten in België gelegen onroerende zaken, te wijzigen. Volgens de Belgische wetgeving geldt er een vrijstelling van belasting voor inkomsten uit onroerende zaken die worden gebruikt door instellingen die actief zijn in de gezondheids- of de onderwijssector, of die worden verhuurd uit hoofde van specifieke soorten overeenkomsten. Inwoners van België worden daarentegen wel belast op hun inkomsten uit soortgelijke zaken die in het buitenland zijn gelegen. Volgens de EC is dat onderscheid in strijd met het vrij verkeer van kapitaal. Het verzoek is gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Als België binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geeft, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

NTFR 2011/801 - EC verzoekt België successiewetgeving aan te passen wegens discriminatie

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
De Europese Commissie heeft België verzocht om de successiewetgeving op twee punten te wijzigen vanwege discriminatie van buitenlandse erfgenamen of begiftigden en van buitenlandse lichamen. Volgens de Belgische wetgeving over de successie- en schenkingsrechten moeten buitenlanders die een nalatenschap of een schenking ontvangen van roerende goederen die zich in België bevinden, een zekerheid stellen. Anders kan de Belgische overheid de tegoeden volledig blokkeren. Daarnaast voorziet het in Wallonië toepasselijke erfrecht in een vrijstelling of vermindering van belasting van de successie- of schenkingsrechten voor bepaalde Belgische lichamen zoals publieke instellingen en non-profitorganisaties, terwijl hun buitenlandse tegenhangers naar het normale tarief worden belast. Volgens de EC zijn deze verschillen in strijd met het vrij verkeer van kapitaal. De EC doet het verzoek in de vorm van een met redenen omkleed advies. Als België niet binnen twee maanden een bevredigend antwoord geeft, kan de EC de zaak voor het Hof van Justitie EU brengen.

NTFR 2011/802 - EC start infractieprocedure tegen Nederland vanwege de anbi-regeling

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
De Europese Commissie heeft besloten om Nederland voor het Hof van Justitie EU te brengen, omdat de fiscale behandeling van schenkingen aan algemeen nut beogende instellingen (anbi's) discriminerend is en in strijd met het vrij verkeer van kapitaal. De aftrekbaarheid geldt alleen voor schenkingen aan instellingen die in Nederland zijn aangemeld. Hierdoor kunnen Nederlandse belastingplichtigen ervan worden weerhouden om schenkingen te doen aan buitenlandse instellingen. Volgens de EC is de meldingsplicht onevenredig. Uit de zaak Persche van 27 januari 2009 (NTFR 2009/366) blijkt namelijk dat een belastingplichtige om relevante bewijsstukken kan worden gevraagd. Eerder heeft de EC Nederland een met redenen omkleed advies toegezonden (NTFR 2010/797).

NTFR 2011/803 - Aanwijzingen ter beslissing levering of dienst bij de verstrekking van levensmiddelen in de horecasfeer

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Met de prejudiciële vragen, ingediend in het kader van vier gevoegde gedingen tussen de Duitse fiscus en respectievelijk Bog (zaak C-497/09), CinemaxX (zaak C-499/09), Lohmeyer (zaak C-501/09) en Fleischerei Nier (zaak C-502/09), wenst de verwijzende rechter telkens een antwoord of diverse activiteiten bestaande in het verstrekken van voor onmiddellijke consumptie bereide spijzen of eetwaren leveringen van goederen vormen in de zin van art. 5 Zesde Richtlijn (thans art. 14 Btw-richtlijn) dan wel dienstverrichtingen in de zin van art. 6 Zesde Richtlijn (thans art. 24 Btw-richtlijn) en of deze, ingeval het leveringen van goederen zijn, als verkopen van ‘levensmiddelen' in de zin van bijlage H, categorie 1, van deze richtlijn (thans bijlage III Btw-richtlijn) onder het in het Duitse recht vastgestelde verlaagde btw-tarief vallen. Het HvJ EU verklaart voor recht dat de art. 5 en 6 Zesde Richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de verstrekking in snackbars, snackwagens of bioscoopfoyers van vers bereide spijzen of eetwaren voor onmiddellijke consumptie een levering van goederen in de zin van art. 5 Zesde Richtlijn vormt, wanneer uit een kwalitatief onderzoek van de handeling in haar geheel blijkt dat de diensten waarmee de levering van de eetwaren gepaard gaat, niet overheersen, en voorts dat de activiteiten van een partyservice dienstverrichtingen in de zin van art. 6 Zesde Richtlijn vormen, tenzij in de gevallen waarin deze gewoon standaardspijzen levert zonder verder aanvullende diensten te verrichten of wanneer blijkens andere bijzondere omstandigheden de levering van de spijzen het overheersende bestanddeel van de handeling is.

NTFR 2011/804 - Naheffing ter zake van strijkgelden is terecht

ECLI:NL:GHARN:2011:BP9058, datum uitspraak 08-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten bestaan uit de aan- en verkoop van woningen. Belanghebbende koopt de woningen op openbare veilingen. Dat doet hij in samenwerking met anderen. Het samenwerkingsverband treedt daarbij niet naar buiten. Als inzetter ontvangt belanghebbende strijk- of plokgelden. Meestal bedraagt het strijkgeld 1% van de inzet. Het strijkgeld wordt door de verkoper betaald. De in geschil zijnde vraag of de door belanghebbende ontvangen strijkgelden bij hem zijn belast, is door de rechtbank bevestigend beantwoord. Volgens de rechtbank verricht niet het samenwerkingsverband, maar belanghebbende de prestatie en is er een rechtstreeks verband tussen de prestaties van belanghebbende en de ontvangen strijkgelden. Het hof kan zich volledig vinden in de beslissing van de rechtbank.

NTFR 2011/806 - Belanghebbende heeft niet bewezen dat zij kipfilet heeft bewerkt tot gekruid vlees

ECLI:NL:GHAMS:2011:BP5335, datum uitspraak 03-02-2011, publicatiedatum 23-02-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende, die voor de eerste keer een aanvraag voor een invoercertificaat heeft ingediend, dient op het moment van indiening van haar aanvraag te bewijzen dat de door haar in de referentieperioden geproduceerde kipfilets voldoen aan de voorwaarden van art. 4, lid 2, Verordening 27775/75/EEG. Uit de door belanghebbende overgelegde specificaties van de gebruikte grondstoffen blijkt niet zonder meer dat de kipfilets waarneembaar met het blote oog of duidelijk waarneembaar aan de smaak, inwendig of over de totale oppervlakte zijn gekruid.

NTFR 2011/807 - Vermoedensbewijsoordeel inzake kilometertelleronderbreker is cassatieproof

ECLI:NL:HR:2011:BL6566, datum uitspraak 25-03-2011, publicatiedatum 25-03-2011
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is taxiondernemer. Aan hem zijn naheffingsaanslagen in de BPM en in de MRB opgelegd alsmede navorderingsaanslagen in de IB. Hof Amsterdam achtte het vermoeden gerechtvaardigd dat de auto van belanghebbende is voorzien van een kilometertelleronderbreker, welk vermoeden door belanghebbende niet is ontzenuwd. Dit bewijsoordeel is volgens de Hoge Raad cassatieproof. De klacht van belanghebbende dat zijn verdedigingsbelang is geschaad door het hof vindt volgens de Hoge Raad geen steun in de voor hem kenbare kenbronnen (uitspraak van het hof en proces-verbaal van de zitting). De beslissing van het hof inzake de naheffingsaanslag MRB houdt echter, gelet op het HR 26 november 2010, nr. 09/00749, NTFR 2010/2773 geen stand.

NTFR 2011/808 - Aangifte BPM bij importauto’s

Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011 geschreven door mr. H.A. Elbert
In zijn antwoord op Kamervragen deelt de staatssecretaris mede de afhandeling van de BPM-aangiften bij importauto’s te versnellen. Met deze nieuwe werkwijze van de Belastingdienst krijgen aangevers direct na betaling van het BPM-bedrag het ‘fiscaal akkoord’. Het ‘fiscaal akkoord’ is een signaal van de Belastingdienst aan de Rijksdienst voor Wegverkeer dat voor het voertuig een kenteken mag worden afgegeven. Als na onderzoek door de Belastingdienst blijkt dat de aangifte tegen een te laag bedrag is ingediend, wordt een naheffingsaanslag opgelegd. Dit zou na afgifte van het kenteken moeten gebeuren. De invoering van deze nieuwe werkwijze wordt op dit moment voorbereid en zal uiterlijk 1 juli 2011 van kracht zijn.

NTFR 2011/827 - Prejudiciële vraag over reikwijdte art. 18 EG-Verdrag inzake geleende Belgische auto (III)

ECLI:NL:HR:2010:BK0355, datum uitspraak 12-11-2010, publicatiedatum 12-11-2010
Aflevering 15, gepubliceerd op 14-04-2011
Belanghebbende, Nederlander en inwoner van Nederland, heeft gebruikgemaakt van de openbare weg in Nederland met een auto voorzien van een Belgisch kenteken. De auto was eigendom van de vader van belanghebbende die in België woonde. Belanghebbende heeft de auto kortstondig gebruikt voor ritten voor privédoeleinden in Nederland. De ter zake van bedoeld gebruik opgelegde naheffingsaanslag BPM is door Hof Den Bosch (NTFR 2008/2108) vernietigd wegens strijdigheid met art. 18 EG-Verdrag inzake het vrij reizen en verblijven. De Hoge Raad twijfelt echter of genoemde verdragsbepaling hier kan worden ingeroepen. Mogelijk is slechts sprake van een interne situatie. Daarom legt hij de zaak voor aan het HvJ EU met de volgende vraag: