Aflevering 23

Gepubliceerd op 9 juni 2011

NTFR 2011/1252 - Het Handvest van de grondrechten en kostendekkende griffierechten

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
In het jaarverslaghttp://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Hoge-Raad/OverDeHogeRaad/publicaties/Documents/jaarverslag%202009%202010.pdf over de jaren 2009 en 2010 constateert de Hoge Raad dat ons recht internationaler wordt. In de beschrijving van de verschillende deelgebieden wordt over het belastingrecht gesteld dat aanzienlijke delen van met name de indirecte belastingen al langere tijd zijn ‘geëuropeaniseerd’. Meer specifiek worden genoemd het recht inzake accijnzen, de wet op de omzetbelasting en het douanerecht. Deze rechtsgebieden vallen binnen de reikwijdte van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dat dit handvest en het toepassingsbereik daarvan de juridische gemoederen de komende tijd nog wel zullen bezighouden, kan al worden afgeleid uit het feit dat dit charter het thema vormde op een netwerkbijeenkomst van de presidenten en procureurs-generaal van de hoogste gerechten in de Europese Unie.

NTFR 2011/1258 - Verhuur van chalets en stacaravans vormt een onderneming

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4214, datum uitspraak 27-04-2011, publicatiedatum 12-05-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende drijft in firmaverband een akkerbouwbedrijf. In 2001 heeft hij het erf en de opstallen verkocht aan een projectontwikkelaar. De boekwinst is ondergebracht in een herinvesteringsreserve. Eind 2001 is belanghebbende verhuisd. In 2003 heeft belanghebbende besloten om – op verschillende campings gelegen – chalets en luxe stacaravans te gaan verhuren aan derden. Daartoe zijn verschillende chalets en caravans aangekocht door belanghebbende. Volgens de inspecteur vormen de verhuuractiviteiten geen ondernemingsactiviteiten. Daarom kan volgens de inspecteur geen herinvesteringsreserve worden gevormd en kan evenmin een verhuiskostenaftrek worden geclaimd door belanghebbende. Het hof ziet dat echter – met de rechtbank – anders. Volgens het hof kunnen de verhuuractiviteiten objectief bezien namelijk een positief resultaat opleveren. Dat belanghebbende geen ervaring heeft in de branche staat daaraan niet in de weg. De verhuuractiviteiten kwalificeren als een onderneming. In dat geval bestaat recht op vorming van een herinvesteringsreserve. Voorts acht het hof aannemelijk dat zakelijke motieven ten grondslag hebben gelegen aan de verhuizing, zodat de verhuiskostenaftrek eveneens terecht is geclaimd door belanghebbende.

NTFR 2011/1261 - Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft brief over het wetsvoorstel Verhoging pensioenleeftijd naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel voorziet in een aantal wetsaanpassingen in verschillende wetten waardoor de pensioenleeftijd met ingang van 1 januari 2020 ingaat op 66 jaar in plaats van 65 jaar. Het wetsvoorstel vervangt een eerder ingediend wetsvoorstel dat regelde dat de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar werd verhoogd. De voorgestelde maatregel zal dus gaan gelden voor mensen die na 1 januari 2020 65 jaar worden.

NTFR 2011/1262 - Ook vrijgesteld inkomen telt mee voor berekening drempelinkomen persoonsgebonden aftrek

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0937, datum uitspraak 07-04-2011, publicatiedatum 12-04-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
De echtgenoot van belanghebbende is in dienst bij het Europees Octrooi Bureau (EOB). Zijn salaris is vrijgesteld van nationale inkomstenbelasting. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV aan belanghebbende de persoonsgebonden aftrek gecorrigeerd. In geschil is of de inspecteur bij de berekening van het drempelinkomen terecht het vrijgestelde inkomen van de echtgenoot heeft meegenomen.

NTFR 2011/1264 - Verzekeraar mag niet aan administratiekostenreserve doteren

ECLI:NL:PHR:2011:BQ6163, datum uitspraak 11-11-2011, publicatiedatum 11-11-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is een fiscale eenheid van levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars. De brutopremie voor een verzekeringsproduct wordt bepaald door kosten en winst op te slaan op een door de actuaris van belanghebbende met behulp van een formularium berekende nettopremie. Voor administratiekosten tijdens de verzekeringslooptijd waarin naar verwachting geen premies en dus geen kostenopslagen (meer) ontvangen zullen worden (de premievrije periode), passiveert belanghebbende een administratiekostenreserve (AKR), die op haar commerciële en fiscale balans onderdeel is van de premiereserve. Bij de bepaling van de premiereserve wordt volgens het Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 (BWRV) overigens de nettomethode gebruikt. De kosten (eerste en doorlopende kosten) worden ten laste van het resultaat gebracht op het moment waarop ze worden gemaakt, zij het dat art. 4 BWRV voor premiepolissen activering van eerste kosten en afschrijving in maximaal tien jaren voorschrijft. De in de ontvangen premies begrepen kosten- en winstopslagen worden bij ontvangst tot de winst gerekend, ook voor zover de kosten waarop de ontvangen opslagen zien pas in latere jaren opkomen. Vanaf 1 januari 2004 heeft de inspecteur verdere dotatie aan de AKR afgewezen; zij moet zijns inziens worden afgebouwd. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld.

NTFR 2011/1265 - Vereniging die paardenfokkerij bevordert is belastingplichtig; geen aftrek van fictieve loonkosten

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0476, datum uitspraak 07-04-2011, publicatiedatum 07-04-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is een vereniging die zich bezighoudt met paardenfokkerij. Zij verricht activiteiten voor zowel leden als niet-leden. Bij belanghebbende zijn een officemanager en drie medewerkers in dienst. Daarnaast zijn vrijwilligers werkzaam die vooral actief zijn in het bestuur en op dagen waarop evenementen worden georganiseerd, zoals paardenconcoursen en paardenkeuringen. In geschil is of belanghebbende belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting en of zij aanspraak kan maken op aftrek van fictieve loonkosten als bedoeld in art. 9, lid 1, letter i, Wet VPB 1969.

NTFR 2011/1266 - Besluit functionele valuta

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 2 augustus 2006, nr. CPP2006/1094M, IFZ 2006/531 (NTFR 2006/1168) en lijkt naar aanleiding van de wijzigingen van de Regeling functionele valuta per 1 januari 2011. Deze wijzigingen hebben plaatsgevonden bij ministeriële regeling van de staatssecretaris van 23 december 2010, DB2010/281M, Stcrt. 2010, 21111 (NTFR 2011/5).

NTFR 2011/1267 - Begrip 'bedrijfsmatige exploitatie' van landbouwstructuurvrijstelling vereist winstoogmerk

ECLI:NL:HR:2011:BP6283, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. F.A.M. Schoenmaker
Belanghebbende heeft kort gezegd tot doel het exploiteren van tehuizen voor dieren. Belanghebbende streeft blijkens haar statuten geen winst na. Zij heeft zestien personen in dienst. Op 1 april 2004 heeft belanghebbende de eigendom van 17,5 hectare landbouwgrond verkregen. Na deze verkrijging was zij eigenaar van ruim 42 hectare landbouwgrond. Een gedeelte van de percelen is door belanghebbende aangewend voor eigen gebruik; voor het overige zijn de percelen verhuurd aan derden. Belanghebbende bedingt of ontvangt voor het opnemen van dieren geen vergoeding. Zij financiert haar activiteiten uit (opbrengsten van) eigen middelen en donaties. Op de verkrijging heeft belanghebbende de landbouwstructuurvrijstelling toegepast. Volgens Hof Amsterdam (NTFR 2010/1733) is dat terecht, omdat voldaan is aan de eis van bedrijfsmatige exploitatie. Hiertegen komt de staatssecretaris met succes in cassatie. Volgens de Hoge Raad geldt bij het begrip ‘bedrijfsmatige exploitatie' de eis van winstoogmerk. Dat winstoogmerk ontbreekt bij de percelen die bij belanghebbende in eigen gebruik zijn. In zoverre is de vrijstelling niet van toepassing. Voor de aan derden verhuurde percelen moet nader onderzoek worden verricht. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak.

NTFR 2011/1269 - Tijdelijk geregistreerd partnerschap ter besparing van overdrachtsbelasting bestreden met fraus legis

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende is voor één dag een geregistreerd partnerschap aangegaan met degene waarmee hij een aantal onroerende zaken in onverdeelde eigendom had. Hierbij was sprake van uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, met uitzondering van voornoemde onroerende zaken. In het kader van de verdeling van de tot de gemeenschap behorende onroerende zaken is een beroep gedaan op de uitgezonderde verkrijging voor de overdrachtsbelasting als bedoeld in art. 3, lid 1 en onderdeel b, Wet BRV. Als gevolg hiervan is geen overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. De inspecteur stelt dat sprake is van fraus legis en heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en een vergrijpboete opgelegd.

NTFR 2011/1270 - Aanslag IB laat te lang op zich wachten: beperking van de heffingsrente

ECLI:NL:RBLEE:2010:BN9809, datum uitspraak 23-09-2010, publicatiedatum 08-10-2010
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Nadat de inspecteur heeft aangekondigd dat hij van de aangifte IB zal afwijken, duurt het nog ruim veertien maanden voordat de definitieve aanslag wordt opgelegd. In deze aanslag wijkt de inspecteur op meer punten van de aangifte af dan hij heeft aangekondigd. Centraal staat de vraag of de beschikking heffingsrente terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. De rechtbank overweegt dat uit HR 25 september 2009, nr. 07/13362, NTFR 2009/2155, volgt dat onder omstandigheden het zorgvuldigheidsbeginsel meebrengt dat geen, of slechts beperkt, heffingsrente in rekening mag worden gebracht. Gelet hierop acht de rechtbank de periode van veertien maanden tussen het moment waarop alle elementen voor het opleggen van de aanslag bekend waren en de datum waarop de definitieve aanslag daadwerkelijk is opgelegd, onnodig lang. Als de inspecteur ervoor kiest om in afwachting van nadere jurisprudentie het opleggen van de definitieve aanslag vooralsnog achterwege te laten dan brengt het zorgvuldigheidsbeginsel met zich dat een voorlopige aanslag wordt opgelegd. Ook als belanghebbende daarom niet heeft verzocht. De rechtbank acht een periode van drie maanden heffingsrente redelijk.

NTFR 2011/1272 - Centrale Raad van Beroep hanteert onjuist woonplaatsbegrip

ECLI:NL:HR:2011:BP6285, datum uitspraak 04-03-2011, publicatiedatum 04-03-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende heeft de Vietnamese nationaliteit. Zij verblijft sinds 2000 in Nederland. Op 12 februari 2007 is haar alsnog vanaf 1 april 2001 een verblijfsvergunning verleend. Belanghebbende genoot voorafgaand aan het tweede kwartaal 2007 geen eigen inkomen maar was afhankelijk van extra zakgeld en van giften van familie. De CRvB heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het eerste kwartaal 2006, omdat zij nog geen ingezetene van Nederland was. Daartoe heeft de CRvB overwogen dat belanghebbende tot 12 februari 2007 geen juridische binding had met Nederland, dat zij bovendien geen economische binding had, en dat de sociale binding niet sterk was. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van de CRvB onder verwijzing naar zijn arrest van 21 januari 2011, NTFR 2011/453. Waar iemand woont wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij moet acht worden geslagen op alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval. Het komt erop aan of deze omstandigheden van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats hier te lande niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt. De wetgever heeft geen bijzondere betekenis willen toekennen aan bepaalde (categorieën) omstandigheden, bijvoorbeeld iemands sociale of economische binding met een land.

NTFR 2011/1274 - Verlenging termijn voor teruggaaf van btw met terugwerkende kracht niet toegestaan

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Op 11 oktober 2007 heeft Enel aangifte gedaan leidend tot teruggaaf van 2.273.514,85 BGN. Het aftrekbare bedrag was groter dan de verschuldigde btw en Enel heeft dit niet kunnen aftrekken in de volgende belastingtijdvakken. De termijn voor teruggave van 45 dagen is normaliter op 26 november 2007 verstreken, waardoor met ingang van die datum vertragingsrente verschuldigd is. Op 8 november 2007 is aan Enel evenwel een beschikking betekend voor een belastingcontrole ter vaststelling van de btw-schuld over 1 januari 2005 tot en met 30 september 2007 en van andere belastingschulden over 2005 en 2006. Bij aanslag van 19 december 2007 werd een bedrag van 1.364.108,91 BGN aan btw op basis van de belastingaangifte van 11 oktober 2007 teruggegeven en dit bedrag werd 21 december 2007 op de rekening van Enel gestort. Op 13 maart 2008 werd het controlerapport opgesteld waartegen Enel bezwaar heeft gemaakt op grond dat zij recht had op vertragingsrente over het reeds teruggegeven bedrag van 1.364.108,91 BGN, over de periode van 27 november 2007 tot 21 december 2007, alsmede over het terug te geven restsaldo, over de periode van 27 november 2007 tot de datum van daadwerkelijke teruggave. Op 29 april 2008 volgt een wijzigende aanslag, zonder melding van vertragingsrente. De Enel terug te geven belasting, werd verrekend met andere belastingschulden, vermeerderd met vertragingsrente voor 2005 en 2006 op basis van diezelfde wijzigende aanslag. Op 13 mei 2008 werd het restsaldo van 179.092,25 BGN op de rekening van Enel gestort zonder beslissing omtrent de vertragingsrente. Op 20 mei 2008 heeft Enel tegen de wijzigende aanslag beroep ingesteld tot betwisting van de belastingschulden vermeerderd met vertragingsrente, de verrekening van deze schulden met de aan haar terug te geven bedragen alsmede de stilzwijgende weigering de gevorderde vertragingsrente toe te kennen. Bij uitspraak van 20 oktober 2008 heeft de Bulgaarse belastingdienst vertragingsrente over 179.092,25 BGN toegekend vanaf de datum dat de wijzigende aanslag tot en met de teruggave van dit bedrag. Het beroep werd ongegrond verklaard voor het overige. Op 31 oktober 2008 heeft Enel zich tot de rechtbank te Sofia gericht met verzoek dat de vertragingsrente over de teruggaaf werd betaald vanaf 27 november 2007 tot en met de datum van daadwerkelijke teruggave van dit volledige bedrag. Op vragen van de verwijzende rechter verklaart het HvJ EU voor recht: Art. 183 van de Btw-richtlijn gelezen in samenhang met het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, verzet zich tegen een nationale regeling volgens welke de termijn voor teruggave van een overschot aan btw met terugwerkende kracht wordt verlengd, voor zover krachtens deze regeling de belastingplichtige het vóór inwerkingtreding verworven recht op vertragingsrente over het aan hem terug te geven bedrag wordt ontnomen. Hetzelfde artikel gelezen in samenhang met het beginsel van fiscale neutraliteit, verzet zich tegen een nationale regeling volgens welke de normale termijn voor teruggave van het overschot aan btw, na afloop waarvan vertragingsrente over het terug te geven bedrag verschuldigd is, wordt verlengd ingeval een belastingcontrole wordt ingesteld, aangezien deze verlenging tot gevolg heeft dat deze rente pas verschuldigd is na beëindiging van deze controle, terwijl dat overschot reeds is overgebracht in de drie belastingtijdvakken die volgen op dat waarin het is ontstaan. Het feit dat deze normale termijn 45 dagen bedraagt, is niet in strijd met deze bepaling net zo min als verrekening van teruggave van het overschot aan btw.

NTFR 2011/1276 - Belanghebbende krijgt in tussenuitspraak alsnog de gelegenheid bewijs te leveren

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP4468, datum uitspraak 31-01-2011, publicatiedatum 15-02-2011
Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende, een naar Belgisch recht opgerichte en in België gevestigde vennootschap, heeft in Nederland een auto gekocht die mede voor privégebruik aan haar zaakwaarnemer ter beschikking zal worden gesteld. De zaakwaarnemer woont in Nederland en betaalt een vergoeding voor het gebruik van de auto. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van de in Nederland betaalde omzetbelasting ter zake van die aankoop van de personenauto in Nederland. De inspecteur is deels aan het verzoek van belanghebbende tegemoet gekomen. In geschil is of de teruggaaf tot het juiste bedrag is berekend.

NTFR 2011/1277 - Autobrief Staatssecretaris van Financiën

Aflevering 23, gepubliceerd op 09-06-2011 geschreven door mr. J. Rolleman
Staatssecretaris Weekers heeft op 1 juni 2011 de reeds aangekondigde ‘Autobrief’ naar de Tweede Kamer gezonden. Het belangrijkste onderwerp en tevens aanleiding voor deze Autobrief is het in het Belastingplan 2011 aangekondigde onderzoek naar de wijze waarop de meest zuinige auto’s kunnen worden gestimuleerd.