Aflevering 22

Gepubliceerd op 3 juni 2011

NTFR 2011/1182 - Schatten voor de schatkist in een internationale context

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Wie de geschiedenis van het begrip ‘schatten’ leest, valt het op dat woorden als schat, schatkist, voorschot en schatting met elkaar samenhangen en allemaal iets met geld te maken hebben. Het aardige is dat er tussen ‘schatting’ (belasting) en ‘schatting’ (raming, prognose) ook een verband bestaat dat we in een van de ‘populairste’ belastingen terugzien. Ik doel natuurlijk op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), een belasting die door OESO-economen – alleen spreken zij van ‘property tax’– wordt aangemerkt als een pijnloze bankschroef die de overheid veel extra revenuen kan opleveren.Property levy called taxman’s best option, The Wall Street Journal, 10 februari 2011, p. 5. In Nederland mogen we de Wet WOZ gerust een wet van grote aantallen en ‘grote getallen’ noemen. Jaarlijks worden ruim 8 miljoen onroerende zaken voor deze wet gewaardeerd. Dat zijn ongeveer 7,3 miljoen woningen (inclusief bijvoorbeeld recreatiewoningen) en ruim 800.000 niet-woningen (bijvoorbeeld woon-bedrijfspanden). Gezamenlijk vertegenwoordigen deze stenen goudaders, naar WOZ-maatstaven gemeten, een waarde van ongeveer € 2.200 miljard (1 januari 2009): de woningen ruim € 1.760 miljard, de niet-woningen € 440 miljard.

NTFR 2011/1183 - NOB-commentaar op wetsvoorstel internetconsultatie

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 geschreven door mr. E. Thomas
De NOB is tegen het wetsvoorstel, waarbij de beslotenheid van belastingrechtspraak wordt opgeheven. De NOB geeft er de voorkeur aan om de AWR niet te wijzigen. Het huidige wettelijke instrumentarium biedt naar de mening van de NOB voldoende mogelijkheden om over te gaan tot openbaarheid van de zitting, indien dat gewenst is.

NTFR 2011/1188 - Ongevallenuitkering aan erfgenaam van werknemer terecht in loonheffing betrokken

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende is gehuwd geweest. De werkgever van wijlen haar echtgenoot had ten behoeve van zijn werknemers een ongevallenverzekering gesloten. De ongevallenverzekering geeft recht op uitkering wegens overlijden of blijvende invaliditeit ten gevolge van een ongeval en geldt 24 uur per dag. De werkgever treedt op als verzekeringnemer en betaalt de premies. De werknemers zijn de verzekerden. Uitkeringen worden aan de werkgever als begunstigde van de polis betaald. De werkgever betaalt op zijn beurt de ongevallenuitkering uit aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen. De echtgenoot van belanghebbende overleed op 10 mei 2008 ten gevolge van een ongeval dat plaatsvond buiten werktijd en buiten de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de werkgever. Belanghebbende heeft in juli 2008 als zijn erfgename een uitkering ingevolge de ongevallenverzekering van € 50.000 ontvangen. De werkgever heeft op de uitkering een bedrag van € 17.909,64 aan loonheffing ingehouden, daarbij rekening houdend met de vrijstelling voor eenmalige overlijdensuitkeringen als bedoeld in artikel 11, lid 1, onderdeel m, Wet LB 1964. Belanghebbende heeft tegen de inhouding bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de inhouding bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. In geschil is het antwoord op de vraag of over de uitkering terecht loonheffing is ingehouden.

NTFR 2011/1195 - Rente op onderbedelingsvordering op grond van overgangsrecht belast

ECLI:NL:HR:2011:BP8932, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende had een onderbedelingsvordering op zijn moeder verkregen bij het overlijden van de vader van belanghebbende in 1971 (ouderlijke boedelverdeling). Deze vordering was opeisbaar bij het overlijden van de moeder en droeg een enkelvoudige rente van 7% per jaar, jaarlijks bij te schrijven bij de hoofdsom. De moeder is in 2005 overleden. Kort voor haar overlijden heeft zij een nieuw testament gemaakt, waarin de zus van belanghebbende is benoemd tot enig erfgenaam en aan belanghebbende zijn legitieme portie is toegekend. Na het overlijden van zijn moeder heeft belanghebbende de onderbedelingsvordering opgeëist. Zijn zus heeft hem deze vordering uitbetaald, inclusief € 23.136 aan tot 1 januari 2001 bijgeschreven rente. In geschil is of het bedrag aan rente op grond van art. I, onderdeel AKa, IW IB 2001 in het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden begrepen, dan wel dat heffing op grond van art. I, onderdeel AKa, lid 3, jo. art. I, onderdeel AK, lid 4, IW IB 2001 achterwege moet blijven. Evenals Hof Den Haag (NTFR 2009/1787) oordeelt de Hoge Raad dat de rente in het belastbare inkomen moet worden begrepen. Gelet op zijn positie als schuldeiser, kan namelijk geen sprake zijn van verrekening van de rente tot 2001 met een daarmee corresponderende schuld.

NTFR 2011/1196 - Rente-aftrek niet toegestaan door onderkapitalisatieregeling

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. dr. E. Nijkeuter
Belanghebbende vormde met een aantal Nederlandse (dochter)vennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Haar op Curaçao gevestigde gezamenlijke 100%-aandeelhouders hebben in 2004 rente berekend op geldleningen die door die aandeelhouders aan in de eenheid gevoegde vennootschappen zijn verstrekt. In geschil is of de onderkapitalisatiebepaling van art. 10d Wet VPB 1969 belanghebbende verhindert de betaalde rente af te trekken van het eenheidsresultaat. Primair is in geschil of belanghebbende onderdeel uitmaakt van een ‘groep’ in de zin van art. 10d(2) jo. art. 2:24b BW. Subsidiair is in geschil of de combinatie van art. 15 Wet VPB 1969 (geen voeging in een fiscale eenheid van niet-onderworpen concernvennootschappen) en art. 10d Wet VPB 1969 (renteaftrekbeperking tussen niet-gevoegde verbonden lichamen) het vrije kapitaalverkeer tussen Nederland en de Nederlandse Antillen ongeoorloofd beperkt. De rechtbank concludeerde dat aftrek niet mogelijk is.

NTFR 2011/1198 - Belastingdienst concentreert werkzaamheden erfbelasting

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011
De behandeling van aangiften erfbelasting verdwijnt dit jaar in fasen bij het belastingkantoor van de overledene. Voor de belastingplichtige verandert er weinig. Bij het doen van aangifte voor de erfbelasting kan het correspondentieadres worden aangehouden dat op het aangifteformulier vermeld staat. De Belastingdienst verwacht de concentratie van de werkzaamheden voor de erfbelasting in september 2011 af te ronden. Vanaf die maand worden de aangiften erfbelasting 2011 nog door een van de volgende drie belastingkantoren behandeld (afhankelijk van de woonplaats van de overledene):

NTFR 2011/1199 - Anbi-status mogelijk ondanks dat statutaire doelstelling op korte termijn niet kan worden gerealiseerd

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. W. Verstijnen
Belanghebbende, een stichting, is bij akte van 27 september 2000 opgericht door erflater en zijn echtgenote. De stichting heeft, kort gezegd, ten doel het verlenen van steun aan instellingen werkzaam op medisch gebied. Zij tracht dit doel te bereiken door het doen van geldelijke uitkeringen aan zodanige instellingen, als aan te wijzen door een na het overlijden van de langstlevende echtgenote te vormen stichtingsraad. Tot dan zijn geen uitkeringen voorzien.

NTFR 2011/1200 - Geen vergoeding griffierecht als rechtbankuitspraak wordt vernietigd door incidenteel appel inspecteur

ECLI:NL:HR:2011:BP6600, datum uitspraak 15-04-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. R.A.V. Boxem
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft dit hoger beroep ongegrond verklaard. De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het hof heeft dit incidentele hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank op die grond vernietigd. In art. 27p, lid 1, AWR is bepaald dat bij vernietiging van de rechtbankuitspraak het griffierecht wordt vergoed. Het hof heeft op grond van artikel 27p de inspecteur gelast het griffierecht van belanghebbende te vergoeden. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Het is niet in overeenstemming met de strekking van art. 27p AWR om een vergoeding van griffierecht toe te kennen aan de partij wiens hoger beroep ongegrond is verklaard en de vernietiging van de rechtbankuitspraak uitsluitend zijn grond vindt in het slagen van het (incidentele) hoger beroep van de andere partij.

NTFR 2011/1201 - Geen afstand mogelijk van wettelijke vervaltermijn boeteoplegging

ECLI:NL:HR:2011:BN9685, datum uitspraak 29-04-2011, publicatiedatum 29-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Naar aanleiding van een boekenonderzoek maken belanghebbende en de inspecteur een afspraak dat belanghebbende afziet van een beroep op het verlopen van aanslagtermijnen. De inspecteur legt vervolgens buiten de 5-jaarstermijn navorderingsaanslagen met boetes op. Hof Amsterdam heeft de boetes kwijtgescholden, omdat de afspraak geen betrekking zou hebben op de boetes. De minister heeft daartegen incidenteel cassatieberoep ingesteld. Dit beroep faalt. Volgens de Hoge Raad is niet van belang of de afspraak ook ziet op de boetes. De rechter dient immers ambtshalve te onderzoeken of de bevoegdheid tot het opleggen van een boete door tijdsverloop is vervallen, ook indien een belanghebbende afstand heeft gedaan van een beroep op dat tijdsverloop. Nu de wettelijke termijn is verstreken waarbinnen de boetes konden worden opgelegd, kunnen de boetes niet in stand blijven.

NTFR 2011/1202 - Belanghebbende ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld tot bewijslevering

ECLI:NL:HR:2011:BQ4296, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Een belastingadviseur heeft namens belanghebbende beroep ingesteld. Omdat de heffingsambtenaar geheel aan belanghebbende tegemoetkomt, is het beroep ingetrokken. Daarbij heeft belanghebbende verzocht om een proceskostenvergoeding (art. 8:75a Awb). In verweer betwist de ambtenaar dit verzoek door erop te wijzen dat geen nota voor de rechtsbijstand en betalingsbewijzen zijn ingebracht. Zonder zitting (art. 8:54 Awb) wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat belanghebbende niet heeft betwist hetgeen de ambtenaar in verweer heeft gesteld. In de daaropvolgende verzetsprocedure weigert de rechtbank bovendien de stukken die belanghebbende wenst te overleggen ter onderbouwing van haar stelling dat zij kosten heeft gemaakt. De Hoge Raad casseert de rechtbankuitspraak. Ten eerste omdat belanghebbende na de betwisting door de inspecteur niet in de gelegenheid is gesteld tot bewijslevering. En ten tweede omdat de rechtbank in de verzetprocedure geen acht heeft geslagen op de stukken die eerst in die fase van het geding naar voren zijn gebracht.

NTFR 2011/1203 - Vervallenverklaring arrest omdat griffierecht wel tijdig is betaald

ECLI:NL:HR:2011:BQ4305, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. J. Kastelein
De Hoge Raad heeft bij arrest van 17 december 2010, nr. 10/02579 het cassatieberoep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft om herziening van dit arrest verzocht. Na dit arrest is het de Hoge Raad gebleken dat het griffierecht wel tijdig is betaald. Belanghebbende is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het arrest van 17 december 2010, nr. 10/02579 wordt vervallen verklaard. Hiermee is het resultaat bereikt dat belanghebbende beoogde met het herzieningsverzoek. Op dit verzoek hoeft derhalve niet afzonderlijk te worden beslist.

NTFR 2011/1204 - Navorderingsaanslagen KB Lux vernietigd wegens strijd met evenredigheidsbeginsel

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2995, datum uitspraak 19-04-2011, publicatiedatum 29-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 23 december 2003 over de jaren 1991 en 1992 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd ter zake van een Luxemburgse bankrekening. In hoger beroep stelt belanghebbende onder meer dat de navorderingaanslagen moeten worden vernietigd wegens strijd met het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel. Het hof onderschrijft die stelling. De belastingautoriteiten beschikten namelijk reeds in september 2002 over de gegevens benodigd voor het opleggen van de onderhavige navorderingaanslagen. Door deze navorderingsaanslagen eerst in december 2003 op te leggen is de inspecteur niet voortvarend genoeg te werk gegaan. Hierdoor is het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel geschonden. Daarom vernietigt het hof de navorderingsaanslagen.

NTFR 2011/1205 - Inspecteur is 'één' en ondeelbaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1340, datum uitspraak 29-03-2011, publicatiedatum 15-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende is beeldend kunstenares. Zij is OB-ondernemer. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Het hof is van oordeel dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende de inlichtingenplicht heeft geschonden. Niettemin houdt de naheffingsaanslag niet volledig stand. Volgens het hof heeft de inspecteur namelijk ten onrechte een stipendium in de heffing betrokken, aangezien een stipendium niet belast is. Met betrekking tot de omzetcorrectie voor het jaar 2002 van € 31.507 is het hof van oordeel dat belanghebbende niet erin geslaagd is overtuigend aan te tonen dat tot een bedrag van € 8.475 geen sprake is van niet-verantwoorde omzet. Het restant van de correctie heeft de inspecteur in wezen ter zitting prijsgegeven. Dat twee ambtenaren die de inspecteur vertegenwoordigen op dat punt niet op één lijn zitten, kan belanghebbende niet worden tegengeworpen. De inspecteur wordt namelijk geacht ‘één’ en ondeelbaar te zijn.

NTFR 2011/1206 - Rechtbank laat processuele steken vallen

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ2166, datum uitspraak 05-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft beroep aangetekend tegen een WOZ-beschikking. Ter zitting van de rechtbank is hij niet verschenen. In hoger beroep klaagt belanghebbende erover dat hij niet goed is uitgenodigd door de rechtbank en daardoor is geschaad in zijn verdedigingsbelang. Het hof stelt vast dat de rechtbank niets in haar uitspraak heeft vermeld met betrekking tot de uitnodiging voor de zitting. Ook het proces-verbaal zwijgt. Nu ook de gedingstukken geen uitsluitsel bieden of belanghebbende correct is uitgenodigd, moet de uitspraak van de rechtbank in beginsel worden vernietigd. Daar komt bij dat de rechtbank een door de gemeente ter zitting aangevoerde stelling als onweersproken heeft aangemerkt. Dat kan echter niet, nu belanghebbende niet ter zitting was verschenen. Ondanks voornoemde gebreken, doet het hof de zaak inhoudelijk af. Volgens het hof is het object – een woonboerderij – goed afgebakend en is de vastgestelde waarde ervan niet te hoog.

NTFR 2011/1207 - Na twee verwijzingen: navordering ter zake van winst met Poolse handelstransactie houdt stand

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4220, datum uitspraak 27-04-2011, publicatiedatum 12-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende heeft in haar aangifte VPB 1992 een bedrag als (vrijgesteld) dividend verantwoord. Later blijkt volgens de inspecteur uit een boekenonderzoek dat dit bedrag geen dividend is, maar (belaste) winst behaald met een Pools-Russische handelstransactie. In 2004 heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd voor het ontvangen bedrag. De inspecteur meent dat de inkomsten zijn opgekomen in het buitenland, zodat hij gebruik kan maken van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar (art. 16, lid 4, AWR). Hof Amsterdam (NTFR 2006/930) heeft geoordeeld dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is en heeft de navorderingsaanslag vernietigd. De Hoge Raad (NTFR 2009/260) heeft die hofuitspraak echter gecasseerd. In de verwijzingsprocedure heeft Hof Den Haag (NTFR 2010/1077) beslist dat geen sprake is van een in het buitenland opgekomen inkomensbestanddeel in de zin van art. 16, lid 4, AWR, zodat de navorderingstermijn beperkt was tot vijf jaren. De Hoge Raad (NTFR 2010/2436) casseerde ook deze hofuitspraak, omdat art. 16, lid 4, AWR hier wel van toepassing is. De Hoge Raad verwees de zaak naar Hof Arnhem.

NTFR 2011/1208 - Nieuw besluit en Eerste Protocol EVRM laten de teruggaaftermijn niet herleven

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2912, datum uitspraak 15-03-2011, publicatiedatum 28-04-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende heeft voor de jaren 2001 en 2002 tijdig een verzoek ingediend om teruggaaf Regulerende Energiebelasting (REB). Conform het dan geldende beleid heeft de inspecteur de volumegrens van de Wbm voor gasolie toegepast per vestigingslocatie. Naar aanleiding van HR 21 november 2003, nrs. 37.612 en 37.852, NTFR 2003/1980 en NTFR 2003/1981 heeft belanghebbende alsnog bezwaar gemaakt tegen de gegeven beschikkingen. Dit bezwaar is vanwege het overschrijden van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. In 2005 heeft belanghebbende twee nieuwe verzoeken om teruggaaf voor 2001 en 2002 ingediend. Belanghebbende voert in deze procedure aan dat de staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van voornoemde arresten het beleid met terugwerkende kracht heeft aangepast in die zin dat de volumegrens geldt per verbruiker en niet langer per vestigingslocatie. De inspecteur heeft deze aangiften geweigerd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond geoordeeld. Het hof overweegt dat de inspecteur de verzoeken om teruggaaf terecht heeft geweigerd nu deze niet binnen de geldende termijn van uiterlijk 13 weken na het einde van het kalenderjaar zijn ingediend. Het standpunt van belanghebbende dat de inspecteur de eerder gegeven beschikkingen had moeten herzien in verband met strijd met art. 1, Eerste Protocol, EVRM slaagt evenmin. Belanghebbende is in de desbetreffende periode niet belemmerd bij het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de beschikkingen en kan daarom nu de rechtmatigheid van deze beslissingen niet meer door middel van een nieuw verzoek om teruggaaf in rechte aan de orde stellen.

NTFR 2011/1209 - Vergaande onzorgvuldigheid bij inspecteur leidt tot integrale proceskostenvergoeding

ECLI:NL:RBARN:2011:BP5594, datum uitspraak 22-02-2011, publicatiedatum 24-02-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende heeft in oktober 2009 geprobeerd om aangifte BPM te doen ter zake van de registratie van een personenauto. Deze aangifte is door de Belastingdienst geweigerd omdat de aangifte zou berusten op een onacceptabel taxatierapport. Belanghebbende wil daarna een hertaxatie laten uitvoeren en maakt hiervoor een afspraak bij het door de douane ingeschakelde taxatiebedrijf. Kort daarna wordt de afspraak door de douaneambtenaar geannuleerd. In de beroepsfase hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over de toe te passen waarden. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.

NTFR 2011/1215 - Ondanks carrouselfraude toch toepassing nultarief en teruggaaf nummerverwervingen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ4863, datum uitspraak 12-05-2011, publicatiedatum 18-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen opgelegd betreffende intracommunautaire leveringen van computers en dergelijke naar Italië. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief is voldaan. Eveneens staat vast dat in Italië ter zake van de intracommunautaire verwervingen is geheven en dat de aftrek ter zake van deze verwervingen is geweigerd, gelet op de omstandigheid dat sprake is van fraude. De inspecteur is van oordeel dat niettegenstaande de wettelijke bepalingen en de (dubbele) heffing in Italië, belanghebbende geen aanspraak kan maken op toepassing van het nultarief en op teruggaaf ter zake van de nummerverwervingen.

NTFR 2011/1218 - Btw-verhuurconstructie ziekenhuisapparatuur is misbruik van recht

ECLI:NL:RBARN:2011:BP7951, datum uitspraak 15-03-2011, publicatiedatum 17-03-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Stichting G is werkzaam op het gebied van de gezondheidszorg. In 2000 heeft stichting G belanghebbende (een bv) opgericht. Belanghebbende heeft onder meer tot doel het op kostprijs dekkende wijze aanschaffen en exploiteren van zaken ten behoeve van instellingen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. Via een constructie kunnen ziekenhuizen roerende zaken huren van een speciaal daartoe opgerichte bv. Na vijf jaar verwerft het ziekenhuis de aandelen van deze bv en vormen zij een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Vanaf dat moment wordt de verhuur vrij van omzetbelasting voortgezet. Het doel van deze constructie is het besparen van omzetbelasting. De inspecteur heeft de in aftrek gebrachte voorbelasting gecorrigeerd en naheffingsaanslagen omzetbelasting aan X en de bv's opgelegd.

NTFR 2011/1220 - Geen verlaagd tarief voor zeillessen vanwege ontbreken sportaccommodatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8365, datum uitspraak 15-02-2011, publicatiedatum 21-03-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Belanghebbende exploiteert een zeilschool en beschikt daarvoor over een houten opbouw op drijvende pontons die wordt gebruikt als instructieruimte, kantoor en kantine. De zeillessen worden gegeven op openbaar water. Belanghebbende heeft voor het geven van zeillessen 6% omzetbelasting aan zijn klanten in rekening gebracht. De inspecteur legt vervolgens een naheffingsaanslag op, omdat volgens hem het algemene tarief van toepassing is. De rechtbank oordeelt onder verwijzing naar HR 10 augustus 2007, nr. 43.169, NTFR 2007/1513, dat post b3 van Tabel I bij de Wet OB 1968 geen ruimer toepassingsbereik heeft dan post 13 in bijlage H bij de Zesde Richtlijn. Voorts oordeelt de rechtbank dat de houten opbouw op de pontons op zichzelf niet is aan te merken als een sportaccommodatie, omdat daarin slechts op bescheiden schaal activiteiten plaatsvinden die met betrekking tot de zeilsport zijn aan te merken als nevenactiviteiten. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld over het gebruik van het vlot en het uitzetten van een instructieroute met eigen boeien, is onvoldoende om te kunnen aannemen dat hier sprake is van een sportaccommodatie. Derhalve is het algemene tarief van toepassing. Het beroep is evenwel op andere gronden gegrond.

NTFR 2011/1221 - Belastingdienst pakt internationale btw-constructies privévliegtuigen aan

Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 geschreven door mr. P.F. Zijlstra
Samen met belastingdiensten uit Denemarken, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bestrijdt de Nederlandse belastingdienst de btw-constructies voor privévliegtuigen. De desbetreffende belastingdiensten hebben meer dan € 15 miljoen aan naheffingsaanslagen opgelegd over de aankoop van vliegtuigen en helikopters via Denemarken door privépersonen. Tot 1 januari 2010 bestond in de Deense wetgeving namelijk de mogelijkheid om privévliegtuigen tegen het 0%-tarief te leveren. Uit onderzoek bleek echter dat de levering veelal slechts op papier via Denemarken verliep. Terwijl de echte levering rechtstreeks via een lokale dealer aan de afnemer buiten Denemarken liep.

NTFR 2011/1222 - Hummer met achterbank is een personenauto, maar geen verzuimboete wegens avas

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ4217, datum uitspraak 27-04-2011, publicatiedatum 12-05-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende, exploitant van een leasebedrijf, is sinds 12 januari 2007 houdster van een Hummer. Op deel I van het kentekenbewijs van 9 juni 2005 is als voertuigsoort ‘bedrijfsauto’ vermeld. In het kentekenregister is de auto geregistreerd als ‘vrachtauto’. Tijdens een controle bleek dat een achterbank in de laadruimte was geplaatst. Op grond hiervan heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat de Hummer als een personenauto moet worden aangemerkt. Daarom heeft hij nageheven met een verzuimboete van 100%. Het hof is van oordeel dat de Hummer, gelet op de daarin geplaatste achterbank, terecht als een personenauto is aangemerkt. De vermeldingen ‘bedrijfsauto’ en ‘vrachtauto’ kunnen in dit verband geen vertrouwen wekken. Voor de verzuimboete heeft belanghebbende wel een punt volgens het hof. Toen zij aangifte deed na op 12 januari 2007 houdster te zijn geworden, wist zij namelijk niet dat de auto op 30 mei 2005 door haar voorgangster zonder achterbank ter keuring was aangeboden, terwijl zij kon menen dat de auto gekeurd was met een aanwezige achterbank. Dit levert avas op, aldus het hof. Daarom wordt de verzuimboete vernietigd.

NTFR 2011/1223 - Gemeente mag leges heffen voor identiteitskaart

ECLI:NL:PHR:2011:BQ4105, datum uitspraak 09-09-2011, publicatiedatum 09-09-2011
Aflevering 22, gepubliceerd op 03-06-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een rijbewijs en een Nederlandse identiteitskaart (hierna: identiteitskaart). Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn belanghebbende leges in rekening gebracht. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat in ieder geval met de invoering van de algemene identificatieplicht bij de Wet op de uitgebreide identificatieplicht van 24 juni 2004, Stb. 2004/300 het publieke belang bij het bezit van een identiteitskaart zozeer is gaan overheersen dat het individuele belang bij het bezit daarvan van ondergeschikte betekenis is. Daarom heeft het hof de legesheffing voor de identiteitskaart teruggedraaid.