NTFR 2013/950 - Door bedingen koopsom kan woningcorporatie geen beroep doen op Kwijtscheldingsresolutie
ECLI:NL:HR:2013:BZ9157, datum uitspraak 03-05-2013, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 19, gepubliceerd op 09-05-2013 Belanghebbende, een woningcorporatie, heeft in 2005 van een andere woningcorporatie elf complexen van aan senioren verhuurde ouderenwoningen en twee aan zorgstichtingen verhuurde verzorgingshuizen verkregen. Met betrekking tot de overdrachtsbelasting heeft belanghebbende een beroep gedaan op de Kwijtscheldingsresolutie. De Hoge Raad heeft overwogen dat toepassing van de Kwijtscheldingsresolutie onder meer vereist dat (i) belanghebbende met haar werkzaamheden het algemeen nut beoogt, en dat (ii) het algemeen belang door de werkzaamheden van belanghebbende in minstens gelijke mate wordt gediend als een particulier belang. Het uitgangspunt van Hof Leeuwarden dat belanghebbende met haar werkzaamheden op het gebied van de verhuur van woningen op de eerste plaats het particuliere belang van de huurders dient, berust op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft beslist dat belanghebbende dient te worden aangemerkt als een in het algemeen belang werkzame instelling als bedoeld in de Kwijtscheldingsresolutie en heeft de zaak dan ook verwezen naar Hof Amsterdam dat diende te oordelen over de overige voorwaarden van de Kwijtscheldingsresolutie (HR 17 februari 2012, nr. 10/05460, NTFR 2012/1015). Hof Amsterdam (NTFR 2012/2798) is van oordeel dat het vereiste, dat commerciële factoren geen rol mogen spelen, ook voor onderdeel 4, onder b, Kwijtscheldingsresolutie geldt. Dat betekent dat de overdragende instelling in het algemeen geen koopsom mag bedingen. Vaststaat dat door de overdrager voor de onroerende zaken een koopsom van € 43.000.000 is bedongen. Een uitzondering hierop die door de inspecteur wordt toegepast zijn de gevallen waarin de koopsom niet meer bedraagt dan de historische kostprijs verminderd met afschrijvingen. Een andere uitzondering is volgens de inspecteur het bedingen van een koopsom indien dat is verboden op grond van een publiekrechtelijke regeling. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de koopsom lager is dan de historische kostprijs van de onroerende zaken, verminderd met afschrijvingen. Het hof is verder van oordeel dat van een publiekrechtelijke regeling op grond waarvan de overdrager gehouden zou zijn om een koopsom te bedingen, geen sprake is. Nu geen van de twee door de inspecteur bedoelde uitzonderingen zich voordoen, heeft het hof geen reden gezien om af te wijken van de voorwaarde zoals opgenomen in de Kwijtscheldingsresolutie dat in het algemeen geen koopsom mag zijn bedongen.