Aflevering 20

Gepubliceerd op 16 mei 2013

NTFR 2013/982 - Activeren, tenzij: ingrijpende renovaties en transformaties van vastgoedcomplexen

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Zonder overdrijving kunnen we stellen dat de bouwsector zwaar te lijden heeft van de aanhoudende financiële crisis. Onzekerheid troef over economische vooruitzichten, terwijl het overheidsbeleid voor de sector, op zijn zachtst gezegd, niet dat lijkt op te leveren wat men ervan verwacht. Investeringen in nieuwbouw worden uitgesteld of getemporiseerd in afwachting van gunstiger tijden. In de bouwsector hoopt men dat de renovatie van de oude voorraad gebouwen het gemis aan nieuwbouwproductie nog enigszins zal compenseren. Vooralsnog is dat op macroniveau niet het geval. Toch zien wij in de (fiscale) praktijk dat voor tientallen miljoenen euro’s grootschalige renovatiewerkzaamheden aan woningcomplexen worden uitgevoerd. Gehele wijken worden aangepakt en grootschalige renovatie- en transformatietrajecten van andere gebouwencomplexen worden in gang gezet. Zo blijft er tenminste nog enig werk aan de winkel.

NTFR 2013/985 - Ontnemingsbedrag komt in het jaar waarin het wordt voldaan ten laste van de winst

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ2280, datum uitspraak 14-02-2013, publicatiedatum 27-02-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van dr. A. Rozendal
Naar aanleiding van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) is ten aanzien van belanghebbende een wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld van € 371.003,49. Tegen de uitspraak is cassatie ingesteld. Het hof is van oordeel dat het bedrag dat belanghebbende op basis van de ontnemingsprocedure aan de Staat moet betalen, pas ten laste van de winst kan worden gebracht in het jaar waarin hij het bedrag voldoet en dus (nog) niet in de jaren 2003 en 2004. De inspecteur beschikte ten tijde van het vaststellen van de navorderingsaanslagen over een nieuw feit, nu hij pas na 31 december 2006 en 31 december 2007 beschikte over informatie waaruit hij de conclusie kon trekken dat belanghebbende winst uit onderneming genoot, welke winst nog niet in de heffing was betrokken. Het hof stelt vervolgens vast dat uit verklaringen van belanghebbende kan worden afgeleid dat belanghebbende een onderneming dreef waarmee hij winst behaalde. Belanghebbende heeft de administratieplicht geschonden waardoor omkering en verzwaring van de bewijslast gerechtvaardigd zijn. De winstcorrecties zijn gebaseerd op een redelijke schatting. Volgens het hof is het niet onredelijk om de schatting van de niet aangegeven winsten te baseren op een reconstructie van de kas en om het nagevorderde inkomen te stellen op de bedragen die nodig zijn om de uit de reconstructie voortvloeiende ‘negatieve kassen’ te voorkomen. De navorderingsaanslagen en vergrijpboeten zijn dan ook terecht en tot de juiste bedragen opgelegd.

NTFR 2013/986 - Verkoop van drie bouwkavels als gevolg van langlopende liquidatie terecht in de heffing betrokken

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ5345, datum uitspraak 07-03-2013, publicatiedatum 27-03-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. H. Roerdink
Belanghebbende had een agrarisch bedrijf. Belanghebbende heeft zijn onderneming per 31 december 2006 gestaakt. Met de Belastingdienst is een gezamenlijke taxatie opgesteld van het onroerend goed om de stakingswinst te berekenen. In 2007 heeft belanghebbende drie van de vier bouwkavels verkocht voor een bedrag van in totaal € 1.410.000. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB 2006, met inachtneming van het taxatierapport, € 1.248.599 aan stakingswinst in aanmerking genomen. De inspecteur heeft de aangegeven winst op de verkochte percelen uit de stakingswinst 2006 geëlimineerd. Vervolgens heeft de inspecteur de op de percelen behaalde verkoopopbrengst ad € 1.410.000 aan het jaar 2007 toegerekend. Het hof is van oordeel dat belanghebbende de bouwkavels heeft aangehouden in afwachting van een geschikte gelegenheid tot vervreemding. Uit niets blijkt dat belanghebbende de drie bouwkavels voor eigen gebruik of anderszins voor privédoeleinden heeft willen aanwenden. De bouwkavels blijven dan ook verplicht tot het ondernemingsvermogen behoren. Uit de overeenkomst tot gezamenlijke taxatie kon belanghebbende niet het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zich zou hebben vastgelegd op overbrenging van de drie later verkochte bouwkavels per 31 december 2006 naar privé tegen de door de taxateurs vastgestelde waarde. Het voordeel betreffende de verkoop van de drie bouwkavels is dan ook terecht tot de winst van belanghebbende uit onderneming over 2007 gerekend.

NTFR 2013/989 - Adspirant-registerloodsen staan in een privaatrechtelijke dienstbetrekking

ECLI:NL:HR:2013:BY8742, datum uitspraak 03-05-2013, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende is een stichting die de opleiding van adspirant-registerloodsen verzorgt. Een adspirant-registerloods gaat een leerovereenkomst aan met belanghebbende en één van de vier regionale loodsencorporaties. Belanghebbende betaalt aan een adspirant-registerloods maandelijks € 2.800, alsmede een vakantietoeslag van 8%. Daarnaast krijgen adspirant-registerloodsen 24 betaalde vakantiedagen per jaar alsmede een reis- en verblijfkostenvergoeding en geldt voor hen een pensioenregeling. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking zodat belanghebbende verplicht is premies in te houden voor de werknemersverzekeringen. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Daarbij laat de Hoge Raad meewegen dat de leerovereenkomsten niet primair gericht zijn op het vergroten van kennis en ervaring, maar op de behoefte van de loodsencorporaties aan goed opgeleide beroepsgenoten. Ook weegt mee de omvang van de emolumenten, alsmede het feit dat de adspirant-registerloodsen tijdens de opleiding moeten handelen naar de aanwijzingen van de loodsencorporaties.

NTFR 2013/990 - Besluit over gedeeltelijk aflossen bestaande eigenwoningschuld

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013
Via een beleidsbesluit geeft de staatssecretaris van Financiën, vooruitlopend op wetgeving, een goedkeuring voor de toepassing van het overgangsrecht voor de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld. Er blijft niet alleen sprake van een bestaande eigenwoningschuld als deze volledig wordt afgelost en wordt gevolgd door het aangaan van een nieuwe schuld tot dat bedrag (oversluiten), maar ook als het geheel aflossen wordt gevolgd door het voor een deel van dat bedrag weer aangaan van een eigenwoningschuld. Wel moet uiterlijk in het op de aflossing volgende kalenderjaar weer een schuld in verband met een eigen woning zijn ontstaan.

NTFR 2013/991 - Geen bijtelling voor bestelauto die nagenoeg uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8578, datum uitspraak 23-04-2013, publicatiedatum 25-04-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende exploiteert een verhuisbedrijf. Tot zijn ondernemingsvermogen behoort een bestelauto, een zogenoemde bakauto. De laadbak is niet ingericht. In de bestuurscabine zijn twee zitplaatsen, althans voor de bijrijderstoel zijn bevestigingsplaatsen aanwezig. De inspecteur houdt rekening met een bijtelling voor privégebruik. De rechtbank heeft het beroep hiertegen gehonoreerd (Rechtbank Leeuwarden 14 november 2011, nr. 11/00275 en 11/00276, NTFR 2012/17). Het hof overweegt, mede onder verwijzing naar HR 13 juli 2012, nr. 11/05016, NTFR 2012/1874, dat voldoende is gebleken dat de bestelauto, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en de afmetingen (vloeroppervlak/inhoud), moet worden aangemerkt als een bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor het vervoer van goederen. De eventuele afwezigheid van, of de mogelijkheid tot, plaatsing van een bijrijderstoel maakt dit niet anders. De omstandigheid dat de bestelauto ook (incidenteel) kan worden gebruikt voor privévervoer van goederen of personen sluit niet uit dat sprake is van een bestelauto in de zin van de wet.

NTFR 2013/992 - Terechte correcties naar aanleiding van boekenonderzoek bij autoreparatie en -schadeherstelbedrijf

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3217, datum uitspraak 21-02-2013, publicatiedatum 06-03-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van drs. R.P. Bitter
Y is directeur en enig aandeelhouder van X bv die een autoreparatie en -schadeherstelbedrijf exploiteert. Y ontvangt geen salaris van X bv. Y is in privé eigenaar van twee panden die hij aan X bv ter beschikking stelt. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen omzetbelasting en aanslagen vennootschapsbelasting aan X bv opgelegd en aanslagen inkomstenbelasting aan Y, waarbij correcties zijn toegepast ten aanzien van verzwegen omzet, omvang brandstofkosten, gebruikelijk loon, rente over de rekening-courantvordering en fictieve huur. Het hof is van oordeel dat de in hoger beroep resterende omzetcorrecties op redelijke schattingen berusten en dat X bv er niet in is geslaagd te doen blijken dat die correcties lager dienen te zijn. Het hof is verder van oordeel dat Y over deze opbrengsten de beschikking heeft gehad en dat de opbrengsten hem in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten goede zijn gekomen. Aldus is sprake van een vermogensverschuiving van X bv naar de aandeelhouder als zodanig, leidend tot een verarming van de vennootschap, waarbij de onttrekking van vermogen plaatsvindt uit winst. X bv heeft de bedoeling gehad Y in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te bevoordelen door de opbrengsten niet te verantwoorden maar aan Y te doen toekomen. Ook de overige correcties zijn naar het oordeel van het hof terecht.

NTFR 2013/994 - Arbeidskorting voor 65-plusser is in IB-sfeer niet lager dan in LB-sfeer

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ3578, datum uitspraak 26-02-2013, publicatiedatum 08-03-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. R.H.J. Aelen
Belanghebbende is 68 jaar en geniet een AOW-uitkering. Daarnaast heeft zij looninkomsten genoten. De werkgever heeft met toepassing van de witte tabel loonheffing ingehouden. Daarbij is een arbeidskorting van € 168 in aanmerking genomen. Bij de vaststelling van de aanslag IB voor het jaar 2008 is een arbeidskorting van € 111 toegekend. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende recht op een arbeidskorting van € 168. Tegen deze beslissing komt de inspecteur in hoger beroep, echter zonder succes. Het hof zet het systeem van de heffingskorting/arbeidskorting bij 65-jarigen en ouder uiteen. Het hof komt vervolgens tot de conclusie dat, nadat de arbeidskorting op grond van art. 8.3 t/m 8.6 Wet IB 2001 is bepaald, opnieuw getoetst moet worden aan art. 8.11, lid 2, tweede volzin, Wet IB 2001. Hiermee wordt voorkomen, aldus het hof, dat de in de loonbelasting genoten arbeidskorting door een aanslag IB geheel of gedeeltelijk wordt teruggenomen.

NTFR 2013/995 - Geen onzakelijke lening vanwege bijzondere omstandigheden

ECLI:NL:HR:2013:BW1971, datum uitspraak 03-05-2013, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
Belanghebbende heeft tezamen met B bv een plan ontwikkeld voor de realisatie en exploitatie van een chaletpark. Daartoe heeft belanghebbende in november 2002 van B een belang van 40% gekocht in C bv. Vervolgens heeft belanghebbende in maart 2003 een terrein voor € 1,6 miljoen verkocht aan C. Van de koopsom is € 450.000 schuldig gebleven en omgezet in een geldlening. Door de intrekking van een vergunning is de ontwikkeling van het chaletpark stilgelegd en is C in financiële moeilijkheden geraakt. Belanghebbende wenst haar vordering op C ten laste van het resultaat af te waarden. De Hoge Raad acht een afwaardering mogelijk. Van een onzakelijke lening is immers geen sprake in een geval waarin (i) de geldverstrekking plaatsvindt door een belastingplichtige die daaraan voorafgaand nog niet aandeelhouder van de vennootschap was en in het kader van die verstrekking door toekenning van aandelen in de vennootschap of anderszins medegerechtigd wordt tot de winst van de vennootschap en (ii) de houders van (gezamenlijk) de meerderheid van het aandelenkapitaal van de vennootschap geen geldleningen verstrekken aan de vennootschap. Alsdan is het aandeelhouderschap een hoedanigheid die voortvloeit uit de verstrekking van de lening. In het onderhavige geval heeft meerderheidsaandeelhouder B geen lening verstrekt aan C. Verder heeft belanghebbende het belang in C verkregen als beloning voor de financiering die zij aan C verstrekte. Belanghebbende heeft dus het debiteurenrisico niet aanvaard in haar hoedanigheid van aandeelhouder, het aandeelhouderschap vloeit voort uit de leningverstrekking.

NTFR 2013/997 - Termijn in per fax verzonden verzuimbrief is niet fataal

ECLI:NL:HR:2013:BY3238, datum uitspraak 12-04-2013, publicatiedatum 12-04-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. P.G.J. Tiemessen
De gemachtigde van belanghebbende heeft pro-formaberoep ingesteld. Op het beroepschrift was zijn faxnummer vermeld. De griffier van de rechtbank heeft een verzuimbrief naar dit faxnummer gefaxt. Omdat de beroepsgronden buiten de gestelde termijn zijn ingediend, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Die beslissing houdt in cassatie echter geen stand. De Hoge Raad stelt voorop dat de rechter een bericht aan een partij/gemachtigde per fax mag verzenden wanneer de geadresseerde – zoals hier – kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Processtukken worden volgens de Awb echter in de regel verzonden per brief, maar de rechtbank kan bepalen dat hiervan wordt afgeweken. Wanneer een gerecht besluit om per fax een termijn te stellen voor herstel van een in potentie fataal verzuim, dient het dit kenbaar te hebben gemaakt alvorens zich van een dergelijk communicatiemiddel te bedienen. In art. 2, lid 2, Procesregeling bestuursrecht 2010 hebben de rechtbanken bepaald dat toezending van die stukken aangetekend of met bericht van ontvangst of per fax kan geschieden. Daarmee heeft echter geen rechtsgeldige bekendmaking plaatsgevonden. De procesregeling noemt namelijk slechts de mogelijkheid van het gebruik van de fax, evenwel zonder vermelding van een beslissing dat, en in welke (categorieën) gevallen daarvan gebruik zal worden gemaakt. Bij een zodanige mate van onzekerheid over het gebruik van de fax door de rechtbank kan van betrokkenen niet worden verlangd dat zij bijzondere maatregelen nemen. Dat kan eerst van hen worden verlangd als de procesregeling van het gerecht inhoudt dat alle stukken, dan wel alle stukken van een categorie waartoe het onderhavige stuk behoort, in de regel of in alle gevallen per fax worden verzonden indien de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Nu niet blijkt dat de rechtbank haar beslissing om van faxverkeer gebruik te maken anderszins aan de gemachtigde bekend had gemaakt, mocht zij aan het niet-naleven van een in het faxbericht gestelde termijn geen voor de geadresseerde nadelige gevolgen verbinden.

NTFR 2013/998 - A-G Wattel concludeert over opzegging vaststellingsovereenkomst en over waarderingsverplichting market maker

ECLI:NL:PHR:2013:BZ5138, datum uitspraak 26-02-2013, publicatiedatum 22-03-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende is market maker. Zij onderhoudt voor Euronext de markt in bepaalde series opties op aandelen. Zij geeft bied- en laatprijzen af om de vraag naar en het aanbod in die opties samen te brengen. Het verschil tussen de bied- en laatprijzen (de bid-offer spread) is haar belangrijkste inkomensbron. Als market maker neemt zij voor eigen rekening en risico posities in in opties en hun onderliggende aandelen. Zij dekt zich zo goed mogelijk in tegen de daardoor opgeroepen risico’s, met name het koersrisico. Belanghebbende en de fiscus hebben in 1993 een beperkte samenhangende waardering van de posities van belanghebbende afgesproken (samenhang per subcategorie optie binnen één beursfonds) op kostprijs of lagere beurswaarde (long) of hogere beurswaarde (short). De afspraak gold voor vijf jaar, onder voorbehoud van andersluidende rechtspraak, en vervolgens voor daarop volgende jaren behoudens ‘zwaarwegende redenen’. Met ingang van het boekjaar 2001 heeft de inspecteur de afspraak opgezegd. Het hof achtte de opzegging gerechtvaardigd en achtte integrale waardering op beurskoers vereist.

NTFR 2013/999 - Ondernemer in goud heeft geen voorbeeldfunctie die vervolging opportuun maakt: OM niet-ontvankelijk

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ9322, datum uitspraak 17-04-2013, publicatiedatum 03-05-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De Officier van Justitie vervolgt de verdachte voor het leiding geven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting over de periode 2006 tot en met 2010. De verdachte stelt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging omdat niet voldaan is aan de richtlijnen met betrekking tot de aanmelding, transactie en vervolging van fiscale delicten, douane- en toeslagdelicten (AAFD, 24 juni 2011, nr. DGB2011/4014M, Stcrt. 2011/11782, NTFR 2011/1704). Volgens deze richtlijnen moet, als het fiscale nadeel lager is dan € 125.000, sprake zijn van de in de AAFD genoemde aspecten wil het Openbaar Ministerie kunnen vervolgen. Zijn deze aspecten er niet dan moet de zaak bestuursrechtelijk worden afgedaan. Volgens de Officier van Justitie is van een dergelijk aspect sprake omdat de ondernemer een voorbeeldfunctie heeft. De rechtbank overweegt echter dat het feit, dat de verdachte een winkelbedrijf heeft in juwelen en gouden sieraden, niet maakt dat de verdachte een voorbeeldfunctie heeft als bedoeld in de AAFD. Immers, deze functie maakt de verdachte nog niet tot een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende persoon. Vervolgens bekijkt de rechtbank ambtshalve of een van de andere aspecten, die vervolging in deze zaak zou kunnen rechtvaardigen, aanwezig is. De rechtbank oordeelt dat daarvan geen sprake is. Onder andere oordeelt de rechtbank dat er geen gevaar voor herhaling lijkt te zijn, het belastingnadeel niet oninbaar is, en er ook geen sprake is van een zaak waarin de evenwichtige rechtshandhaving noopt tot vervolging. De rechtbank overweegt met betrekking tot dat laatste dat niet gebleken is van een mogelijk behaald concurrentievoordeel. Zo zijn er geen verkopen buiten de kas om verricht. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het verweer slaagt en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging.

NTFR 2013/1000 - Protocol tot wijziging van het belastingverdrag met Noorwegen ondertekend

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013
Nederland en Noorwegen hebben op 23 april 2013 een protocol tot wijziging van het belastingverdrag tussen deze landen ondertekend. Met dit wijzigingsprotocol wordt het bestaande belastingverdrag uit 1990 op een aantal punten gemoderniseerd. Zo wordt voor pensioenfondsen de bronbelasting op dividenden verlaagd naar 0% en kan het verrichten van diensten in een land een vaste inrichting gaan vormen indien de activiteiten langer duren dan zes maanden. Voor pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen wordt het heffingsrecht toegewezen aan de bronstaat. Verder komt er een mogelijkheid tot arbitrage indien de autoriteiten van beide landen er in een overlegprocedure niet in slagen om gevallen van dubbele belasting binnen een termijn van twee jaar op te lossen. De tekst van het protocol is als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2013/1002 - Ook niet-ondernemer mag in de fiscale eenheid (Commissie versus Nederland)

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Europese Commissie verzoekt het HvJ vast te stellen dat Nederland, door niet-belastingplichtigen toe te staan deel te hebben aan een fiscale eenheid voor de btw, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens art. 9 en 11 Btw-richtlijn. De Commissie heeft niet aangetoond dat de doelstellingen van art. 11 Btw-richtlijn pleiten voor een uitlegging volgens welke niet-belastingplichtige personen niet in een fiscale eenheid kunnen worden opgenomen. Het HvJ wijst het beroep van de Commissie af. Ook de grief omtrent de niet-raadpleging van het BTW-Comité faalt.

NTFR 2013/1003 - Weigering vanwege ontbreken correctiefactuur van teruggaaf van bij vergissing gefactureerde btw bij ontzegging aftrek door afnemer in strijd met neutraliteitsbeginsel

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Rusedespred zendt 15 augustus 2009 Esi Trade een factuur voor de verkoop van een gebouw en de renovatie. De factuur vermeldt de prijs van dat gebouw en de renovatie, het bedrag van de aankoopbelasting en de registratierechten, alsmede de btw. Aangezien de levering van dat gebouw is vrijgesteld wordt de belasting berekend op basis van de drie andere posten op de factuur, te weten de renovatiekosten, de aankoopbelasting en de registratierechten. Rusedespred verwerkt die factuur in haar belastingaangifte voor de betrokken periode en Esi Trade trekt de in rekening gebrachte btw af. In de loop van 2010 wordt Esi Trade door de belastingdienst gecontroleerd als gevolg waarvan het recht op aftrek van de op de betrokken factuur vermelde btw wordt ontzegd en nageheven. Alle gefactureerde handelingen zijn vrijgesteld, zodat de btw ten onrechte op deze factuur is vermeld. De naheffingsaanslag is op 4 april 2011 definitief geworden. Op 9 mei 2011 heeft Rusedespred een verzoek tot teruggaaf van het ten onrechte gefactureerde bedrag ingediend bij de belastingdienst. De gevraagde teruggaaf wordt geweigerd, omdat geen reden bestaat vast te stellen dat Rusedespred onverschuldigde btw-betalingen heeft verricht. Op prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de daarop volgende procedure verklaart het HvJ voor recht:

NTFR 2013/1004 - Na verbreking fiscale eenheid moet teruggaafverzoek worden ingediend door werkmaatschappij

ECLI:NL:PHR:2013:BZ5116, datum uitspraak 28-02-2013, publicatiedatum 22-03-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
In deze conclusie staat een verbroken fiscale eenheid in de zin van de omzetbelasting centraal. In 2002 en 2003, jaren waarin de fiscale eenheid bestond tussen A, B bv (de Holding) en C bv (de Werkmaatschappij) heeft de Werkmaatschappij wegens verrichte prestaties facturen uitgereikt. De daarop vermelde omzetbelasting is door de fiscale eenheid voldaan. De facturen zijn onbetaald gebleven. Medio 2005 is de Werkmaatschappij uit de fiscale eenheid getreden. Vanaf eind 2007 bestaat in het geheel geen fiscale eenheid meer. Kort daarna (eind 2007 en 2008) worden op naam van de (oorspronkelijke) fiscale eenheid verzoeken om teruggaaf gedaan op de voet van art. 29, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968.

NTFR 2013/1005 - Geen aftrek btw voor beheerkosten pensioenfonds

Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
PPG heeft een pensioenfonds ten behoeve van haar werknemers opgericht. Het pensioenfonds is juridisch en fiscaal afgescheiden van PPG. PPG heeft met verschillende dienstverrichters overeenkomsten afgesloten voor administratie, vermogensbeheer, controle van de jaarrekening en advisering ten behoeve van het pensioenfonds. PPG betaalde de diensten en trok de betaalde btw af als voorbelasting. PPG neemt daarbij het standpunt in dat de beheerkosten van het pensioenfonds zijn gemaakt ten behoeve van haar werknemers en dus deel uitmaken van haar algemene kosten.

NTFR 2013/1006 - Geen verlaagd btw-tarief voor orthesejassen maar wel voor antischeurpakken

ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ7232, datum uitspraak 16-04-2013, publicatiedatum 16-04-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van drs. C. Verweij
Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met het ontwerpen, produceren en verkopen van kleding voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Belanghebbende maakt onder meer orthesejassen en antischeurpakken. Belanghebbende heeft ter zake van de levering van deze producten het 6%-tarief toegepast. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2013/1009 - WOZ-waarde niet aannemelijk door ruim tijdsverloop tussen sluiten koopovereenkomst en transportdatum

ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ7359, datum uitspraak 18-04-2013, publicatiedatum 18-04-2013
Aflevering 20, gepubliceerd op 16-05-2013 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende is eigenaar van een vrijstaande woning. Op 4 november 2009 is de koopovereenkomst gesloten. De transactiedatum van de woning was 23 juli 2010. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2011.