Aflevering 41

Gepubliceerd op 11 oktober 2007

NTFR 2007/1787 - Persoonsgebonden budget belast

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 geschreven door prof. dr. A.C. Rijkers
1. Een moeder verzorgt haar verstandelijk gehandicapte in 1982 geboren zoon. Aan haar echtgenoot – wettelijk vertegenwoordiger van de zoon – is in 2001 door het zorgkantoor een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend voor de inkoop van zorg voor de zoon. Het zorgkantoor heeft aan die echtgenoot van belanghebbende ter zake van de door de moeder verleende zorg ruim € 20.000 door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) doen uitbetalen.

NTFR 2007/1791 - Brief over de budgettaire aspecten van de buitengewone uitgaven naar de Tweede Kamer

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen is de staatssecretaris van Financiën verzocht nader in te gaan op de budgettaire aspecten van de in het coalitieakkoord (CA) afgesproken overhevelingen van de buitengewone uitgavenregeling (BU) in de fiscaliteit naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Hij doet dit in deze brief, mede namens de minister van Financiën, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

NTFR 2007/1793 - Nagekomen bedrijfsbate terecht belast bij voormalige firmant

ECLI:NL:HR:2007:BB5001, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Belanghebbende was firmant in een vof die een auto(demontage)bedrijf exploiteerde. In 1994 is door de Provincie Gelderland aan de firma een bijdrage van f 724.905 toegekend. Hierop is door de Staat conservatoir beslag gelegd vanwege een op de firma rustende verplichting om saneringskosten te vergoeden. De bijdrage en verplichting komen niet voor op de firmabalans. De vof is op 30 september 1998 beëindigd. Belanghebbende heeft de onderneming eerst in de vorm van een eenmanszaak voortgezet en vervolgens ruisend ingebracht in een bv. In 2000 is met betrekking tot de sanering tussen de betrokkenen overeengekomen dat de vennoten van de (voormalige) firma f 425.000 als aandeel in de saneringskosten betalen, het beslag wordt opgeheven en het restant (met rente) van de bijdrage wordt betaald aan de firma. De inspecteur heeft het aandeel van belanghebbende in de in 2000 uitbetaalde bijdrage als nagekomen bedrijfsbate van de firma tot zijn inkomen gerekend. Hiertegen is belanghebbende in beroep gekomen bij Hof Arnhem. Volgens dit hof (NTFR 2006/992) was ten tijde van de staking van de firma sprake van enerzijds een onzekere vordering en anderzijds een onzekere kostenpost, die onderdeel uitmaakten van het vermogen van de gestaakte onderneming. Deze konden vanwege de onzekerheid niet naar privé worden overgebracht. Voorts is volgens het hof niet aannemelijk geworden dat de vordering en schuld zijn overgedragen aan de eenmanszaak. De vordering is evenmin ingebracht in de bv. Nu uiteindelijk vaststaat dat de schuld voor de beide gewezen firmanten niet hoger is dan f 425.000 en belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat nog nadere kostenposten zijn te verwachten, heeft de inspecteur volgens het hof terecht het aan belanghebbende toe te rekenen deel van de nagekomen bate bij belanghebbende belast als voormalige firmant.

NTFR 2007/1798 - Kabinet wil loonheffingen vereenvoudigen

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Het kabinet heeft aangekondigd een ‘Verkenning vereenvoudiging premieheffing’ met bijbehorend kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer te zenden. In 2008 wordt het werknemersdeel van de WW-premie verlaagd met 0,35%. Daarna wordt dat werknemersdeel volledig afgebouwd en afgeschaft. Daardoor resteren alleen werkgeverspremies voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

NTFR 2007/1801 - Rechtbank stelt waarde van tbs-pand per 1 januari 2001 in goede justitie vast

ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2578, datum uitspraak 26-03-2007, publicatiedatum 24-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Eiser is voor 50% eigenaar van een pand, dat ter beschikking wordt gesteld aan drie vennootschappen waarin eiser een aanmerkelijk belang heeft. In geschil is de waarde van het pand in verhuurde staat op 1 januari 2001, en daarmee de juiste afschrijvingskosten voor 2002. Eiser kan geen vertrouwen ontlenen aan het feit dat de afschrijvingskosten in 2001 wél zijn geaccepteerd omdat nergens uit blijkt dat de afschrijving en de inbrengwaarde in 2001 uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde zijn gesteld. De door eiser en verweerder aangedragen waarden worden niet juist geacht. De rechtbank stelt de waarde per 1 januari 2001 zelf in goede justitie vast.

NTFR 2007/1805 - Afkoopsom pensioen in jaar van 65 worden, wordt betrokken in heffing AOW

ECLI:NL:HR:2007:BB4986, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
X is in oktober 2001 65 jaar geworden en geniet sindsdien een AOW-uitkering. Van 1 januari 2001 tot en met 30 september 2001 genoot hij loon uit vroegere arbeid. In het jaar 2001 heeft hij pensioenrechten afgekocht. De afkoopsommen zijn ontvangen na 1 oktober. X wil daarover een vrijstelling van de heffing van AOW. In geschil is of de afkoopsommen in de premieheffing AOW dienen te worden betrokken. X vindt dat het bijzondere karakter van de afkoopsommen rechtvaardigt dat de afkoopsommen buiten de heffing vallen. De afkoopsommen vallen hem namelijk eenmalig ten deel en hebben betrekking op toekomstige inkomsten die zonder afkoop in de jaren 2002 en daarna zouden zijn genoten zonder heffing van AOW-premie. Hof Leeuwarden (NTFR 2005/410) heeft de inspecteur gelijk gegeven. Hoewel X – die geheel 2001 belastingplichtig is – vanaf 1 oktober 2001 geen AOW-premie meer is verschuldigd, dient voor de premieheffing het premie-inkomen volgens het hof naar tijdsevenredigheid te worden afgeleid van het premie-inkomen dat in aanmerking zou zijn genomen, indien de premieplicht volledig zou zijn samengevallen met de belastingplicht. Dit houdt volgens het hof in dat de afkoopsommen van de pensioenrechten in het jaar 2001 geheel in de premieheffing AOW worden betrokken naar een verlaagd heffingspercentage.

NTFR 2007/1806 - Hypotheekrente aftrekbaar als persoonlijkeverplichtingenrente

ECLI:NL:HR:2007:BB4752, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft de betaalde hypotheekrente van f 51.339 in mindering gebracht op zijn inkomsten uit eigen woning. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat de inspecteur van dit rentebedrag terecht f 12.116 niet in aftrek heeft toegelaten op grond van art. 35 Wet IB 1964. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Volgens de Hoge Raad kan dit bedrag van f 12.116 immers (deels) als persoonlijkeverplichtingenrente in aftrek worden gebracht.

NTFR 2007/1807 - Vereiste van schriftelijke bescheiden geldt niet voor schulden van vóór 2001

ECLI:NL:HR:2007:AY9004, datum uitspraak 21-09-2007, publicatiedatum 21-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft in 1997 zijn hypotheek verhoogd met f 50.000. Bij de aanslagregeling over 2001 heeft de inspecteur een bedrag van f 31.000 niet als eigenwoningschuld aanvaard, omdat belanghebbende slechts voor een bedrag van f 19.000 aan nota’s kan overleggen. Hof Den Bosch volgt de inspecteur. Het hof heeft daartoe geoordeeld dat het in art. 3.123 Wet IB 2001 neergelegde vereiste van staving met schriftelijke bescheiden ook van toepassing is op schulden die vóór 2001 zijn aangegaan. De Hoge Raad acht, in navolging van A-G Overgaauw (NTFR 2006/1388), dit hofoordeel onjuist. Uit de wetsgeschiedenis volgt immers dat de wetgever niet heeft bedoeld een bewaarplicht met terugwerkende kracht te creëren. Art. 3.123 Wet IB 2001 heeft derhalve slechts betrekking op leningen die na 1 januari 2001 zijn afgesloten.

NTFR 2007/1810 - Geen vertrouwen gewekt dat karakter van lening in 2001 niet meer ter discussie staat

ECLI:NL:HR:2007:AY9000, datum uitspraak 21-09-2007, publicatiedatum 21-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft in 1999 en 2000 zijn woning verbouwd. Op 20 juli 2000 heeft hij daarvoor zijn hypothecaire geldlening verhoogd. Belanghebbende heeft voor de jaren 2000 en 2001 de rente over het gehele bedrag van de verhoging in aftrek gebracht. De aanslag over 2000 is door de inspecteur conform de aangifte opgelegd. De inspecteur wenst slechts renteaftrek te verlenen voor het bedrag waarover belanghebbende nota’s kan overleggen die betaald zijn na 20 juli 2000. Hof Den Bosch (NTFR 2005/1267) heeft geoordeeld dat door uitlatingen van de staatssecretaris tijdens de parlementaire behandeling bij belanghebbende het vertrouwen is gewekt dat het karakter van de lening in 2001 niet meer ter discussie zou worden gesteld als de renteaftrek in 2000 is geaccepteerd. De staatssecretaris heeft daartegen beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad volgt de conclusie van A-G Overgaauw (NTFR 2006/1387) en verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris heeft de uitlatingen immers in de hoedanigheid van medewetgever gedaan en niet als uitvoerder van de belastingwet, zodat aan de uitlatingen geen vertrouwen kan worden ontleend. Bovendien zien deze uitlatingen van de wetgever op de gevallen waarbij de inspecteur de verhoogde renteaftrek in het verleden bewust heeft geaccepteerd. Daarvan is in het onderhavige geval evenmin sprake.

NTFR 2007/1811 - Geldlening die is aangewend voor beleggingen vormt geen eigenwoningschuld

ECLI:NL:HR:2007:AY9013, datum uitspraak 21-09-2007, publicatiedatum 21-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft van 1995 tot en met 2000 zijn woning verbouwd. Hij heeft in december 2000 een hypothecaire geldlening afgesloten. Deze som geld heeft hij geïnvesteerd in beleggingsfondsen. De inspecteur heeft voor het jaar 2001 de renteaftrek voor deze geldlening niet geaccepteerd. Hof Den Bosch stelt de inspecteur in het gelijk. Nu de geldlening in december 2000 is aangewend voor beleggingen, is deze lening hoe dan ook niet aangewend voor aflossing van leningen in verband met de verbouwing van de woning of voor aanzuivering van het eigen vermogen dat zou zijn benut voor de verbouwing. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof.

NTFR 2007/1812 - Rente op vóór 2001 afgesloten lening bij partner is niet aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2007:AY9008, datum uitspraak 21-09-2007, publicatiedatum 21-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende woont sinds 1999 samen. In 2000 heeft belanghebbende zijn woning laten verbouwen. Deze verbouwing is deels gefinancierd met een lening bij zijn partner. De inspecteur heeft voor het jaar 2002 de renteaftrek voor deze lening niet geaccepteerd. Hof Leeuwarden (NTFR 2005/1120) volgt de inspecteur. Art. 3.120, lid 9, Wet IB 2001 verhindert immers dat de rentekosten van een lening tussen partners als aftrekbare kosten kunnen gelden. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof. Art. 3.120, lid 9, Wet IB 2001 geldt ook voor leningen die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten.

NTFR 2007/1813 - Broers mogen afschrijven op opstallen

ECLI:NL:PHR:2008:BB4742, datum uitspraak 08-08-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Belanghebbende en zijn broer zijn ieder 50%-aandeelhouder in beheer bv. Deze vennootschap bezit alle aandelen in B bv, welke bv een onderneming exploiteert op een bedrijfscomplex. De broers zijn tevens maat in een maatschap. De activiteiten van de maatschap bestaan uit de verhuur van onroerende zaken aan B bv. De resultaten hieruit vormen geen winst uit onderneming. Bij overeenkomst van 12 oktober 1998 heeft beheer bv de economische eigendom van onroerende zaken op het bedrijfscomplex overgedragen aan de broers voor f 1.085.000. In geschil is of de broers mogen afschrijven op de voet van art. 35 Wet IB 1964. Hof Den Haag heeft die vraag ontkennend beantwoord, omdat de overeenkomst praktische betekenis zou missen.

NTFR 2007/1814 - Hof berekent belastbaar inkomen onjuist

ECLI:NL:HR:2007:BB4751, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Hof Arnhem heeft in zijn uitspraak een berekening van het belastbare inkomen van belanghebbende gemaakt. Volgens de Hoge Raad is deze berekening onjuist. In het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen was geen bedrag begrepen ter zake van verliesverrekening. Het hof heeft daarom ten onrechte een bedrag wegens te veel verrekend verlies in aanmerking genomen. Het belastbare inkomen moet daarom lager worden vastgesteld dan waarover de aanslag is berekend.

NTFR 2007/1815 - Alimentatie voor kind niet aftrekbaar: geen ongeoorloofde discriminatie

ECLI:NL:HR:2007:BB4989, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Belanghebbende betaalt alimentatie voor zijn kind. Hij vindt dat sprake is van ongeoorloofde discriminatie en van een inbreuk op het gelijkheidsbeginsel, nu alimentatie ten behoeve van de ex-partner wél aftrekbaar is. Hof Den Bosch (NTFR 2006/1047) is dat niet met hem eens, omdat ten aanzien van alimentatie betaald ten behoeve van de ex-partner en alimentatie betaald ten behoeve van het kind geen sprake is van rechtens en feitelijk gelijke gevallen. Verder heeft belanghebbende geen recht op de combinatiekorting, aangezien het kind in het onderhavige jaar 82 dagen bij belanghebbende is verbleven en derhalve niet ‘doorgaans ten minste drie gehele dagen per week' zoals art. 44a Uitv.reg. IB 2001 te dezen eist.

NTFR 2007/1820 - Octrooibox goedgekeurd door Primarolo-groep

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
De Gedragscodegroep inzake de belastingregeling voor ondernemingen (Primarolo-groep) heeft op 19 september de octrooibox (art. 12b Wet VPB 1969) aangemerkt als een niet-schadelijke belastingmaatregel. De Primarolo-groep besloot verder de besluitvorming over de rentebox uit te stellen totdat de staatssteunprocedure daarvan is afgerond. De octrooibox was al met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 in werking getreden (bij besluit van 31 januari 2007).

NTFR 2007/1823 - Mededeling dat niet akkoord wordt gegaan met correcties is toereikende motivering

ECLI:NL:HR:2007:BB4749, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. E. Thomas
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld. Het daarvan opgemaakte controlerapport is toegestuurd aan belanghebbende. Belanghebbende laat in een faxbericht aan de inspecteur weten dat hij niet akkoord gaat met de voorgestelde correcties. De inspecteur heeft vervolgens in een afzonderlijke brief gedetailleerd aangegeven op welke onderdelen van de aangifte hij bij het opleggen van de aanslag is afgeweken. Belanghebbende maakt tijdig maar niet gemotiveerd bezwaar tegen de aanslag. Een hoorzitting wordt gepland. In een faxbericht zegt belanghebbende deze hoorzitting af. In dezelfde fax merkt belanghebbende op dat hij nog steeds niet instemt met de conclusies van het controlerapport. In geschil is of de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van een motivering. De Hoge Raad meent van niet. Beide faxberichten laten immers geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende de juistheid van de correcties betwist. Hierin ligt een grond besloten voor het maken van bezwaar. Art. 6:5, lid 1, onderdeel d, Awb stelt verder geen eisen aan de gefundeerdheid van de motivering.

NTFR 2007/1824 - Hof laat ten onrechte klachten buiten beschouwing

ECLI:NL:HR:2007:BB4753, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Voor Hof Den Haag was in geschil of de inspecteur terecht een verhoging van 100% heeft opgelegd en of hij daarvan terecht geen kwijtschelding heeft verleend. Het hof besteedt in zijn uitspraak uitsluitend aandacht aan de overschrijding van de redelijke termijn. Omdat het hof de overige geschilpunten onbesproken laat, vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak. Daarnaast is het hof bij zijn toetsing of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van een onjuist aanvangstijdstip uitgegaan.

NTFR 2007/1825 - Hof kent ten onrechte geen proceskostenvergoeding toe

ECLI:NL:HR:2007:BB4750, datum uitspraak 05-10-2007, publicatiedatum 05-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende en de inspecteur hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst wordt vervolgens door belanghebbende in rechte aangevochten. In verband daarmee heeft de inspecteur bij het vaststellen van onderhavige aanslag een correctie aangebracht. Hangende de beroepsprocedure bij Hof Arnhem komt vast te staan dat de vaststellingsovereenkomst bindend is, waarna de inspecteur zijn correcties laat vallen. Het hof verklaart het beroep gegrond maar kent geen proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. Alleen indien de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende, mag geen proceskostenvergoeding worden toegekend. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het aanbrengen van een correctie tot behoud van rechten berust immers op een keuze van de inspecteur en vloeit in zoverre niet voort uit de handelwijze van belanghebbende.

NTFR 2007/1830 - Verdrag Nederlandse Antillen – Nieuw Zeeland; uitwisseling van inlichtingen

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 18 september 2007 het op 1 maart 2007 tot stand gekomen Verdrag Nederlandse Antillen-Nieuw Zeeland (zie ook NTFR 2007/1000) ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Dit verdrag ziet op de uitwisseling van inlichtingen. Op verzoek vindt informatie-uitwisseling plaats over zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke belastingzaken.

NTFR 2007/1831 - Verdrag Nederlandse Antillen – Australië inzake uitwisseling inlichtingen

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 18 september 2007 het op 1 maart 2007 totstandgekomen verdrag tussen Nederland, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en Australië (zie ook NTFR 2007/1000) ter stilzwijgende goedkeuring aan het parlement voorgelegd. Dit verdrag ziet op de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingen. Op verzoek vindt informatie-uitwisseling plaats over zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke belastingzaken.

NTFR 2007/1832 - HvJ Teleos: intracommunautaire transacties nader verklaard

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Een aantal in het Verenigd Koninkrijk (VK) gevestigde vennootschappen (Teleos e.a.) heeft af-fabriek mobiele telefoons aan een Spaanse vennootschap (TT) verkocht met plaatsen van bestemming in Frankrijk of in Spanje. Teleos e.a. waren gehouden de goederen in een opslagplaats van Euro-Cellars Ltd. in het VK ter beschikking te stellen van TT, welke laatste verantwoordelijk was voor het verdere vervoer naar de overeengekomen lidstaat. Voor elke transactie ontvingen Teleos e.a. enkele dagen na de verkoop van TT de originele afgestempelde en afgetekende CMR-vrachtbrief waarin een beschrijving van de goederen werd gegeven en het adres van levering, de naam van de bestuurder en het registratienummer van het voertuig werden vermeld. Deze door TT ondertekende brieven werden geacht het bewijs te vormen dat de mobiele telefoons op de geplande bestemming waren aangekomen. Aanvankelijk zijn deze documenten door de Belastingdienst aanvaard als bewijs voor de uitvoer van de goederen uit het VK, zodat die leveringen met toepassing van het nultarief van btw zijn vrijgesteld en Teleos e.a. teruggaaf van voorbelasting hebben gekregen. Bij latere onderzoeken heeft de Belastingdienst ontdekt dat in sommige gevallen de in de CMR-vrachtbrieven opgegeven bestemming vals was, de daarin genoemde vervoerders niet bestonden of niets met het vervoer van mobiele telefoons van doen hadden, en de vermelde registratienummers ofwel aan niet-bestaande voertuigen, ofwel aan voor het vervoer van dergelijke goederen ongeschikte voertuigen toebehoorden. Omdat in de visie van de Belastingdienst de mobiele telefoons het VK nooit hadden verlaten, zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Vaststaat dat Teleos e.a. op geen enkele manier bij de fraude waren betrokken. Het blijkt dat TT bij de Spaanse bevoegde autoriteiten aangifte heeft gedaan van de intracommunautaire verwerving van mobiele telefoons evenals van de daaropvolgende levering van deze goederen, waarin deze als vrijgestelde intracommunautaire levering is opgegeven en om teruggaaf van de voorbelasting is verzocht. Vaststaat voorts dat voor Teleos e.a. geen enkele reden bestond te twijfelen aan de vermeldingen in de CMR-vrachtbrieven of aan de authenticiteit daarvan, dat deze vennootschappen niet bij de fraude betrokken waren en niet wisten dat de mobiele telefoons het VK niet hadden verlaten. Teleos e.a. konden, nadat zij zowel TT als Euro-Cellars Ltd grondig hadden gescreend om zich van de betrouwbaarheid van de afnemer te vergewissen, op geen enkele andere concrete wijze vaststellen of de verklaringen in die vrachtbrieven onjuist waren. Gelet op de aard van de desbetreffende handel zou redelijkerwijs geen ander bewijs dan de CMR-vrachtbrieven kunnen zijn verkregen. Op de daartoe in de hierop volgende procedure door de rechter gestelde prejudiciële vragen verklaart Hof van Justitie EG voor recht dat 1. art. 28 bis, lid 3, eerste alinea, en 28 quater, A, sub a, eerste alinea, van de Zesde Richtlijn, gelet op de term 'verzonden' in deze twee bepalingen, aldus moeten worden uitgelegd dat de intracommunautaire verwerving van een goed eerst plaatsvindt en de intracommunautaire levering eerst wordt vrijgesteld, wanneer de macht om als eigenaar te beschikken over het goed op de afnemer is overgegaan en de leverancier aantoont dat dit goed naar een andere lidstaat is verzonden of vervoerd en het grondgebied van de lidstaat van levering ingevolge deze verzending of dit vervoer fysiek heeft verlaten, 2. art. 28 quater, A, sub a, eerste alinea, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van levering een leverancier die te goeder trouw heeft gehandeld en bewijzen heeft aangeboden waardoor zijn recht op vrijstelling voor een intracommunautaire levering van goederen op het eerste gezicht wordt gestaafd, niet mogen verplichten tot nabetaling van de over deze goederen verschuldigde btw, wanneer die bewijzen vals blijken, zonder dat evenwel is aangetoond dat deze leverancier bij de belastingfraude is betrokken, voor zover hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt om te zorgen dat hij door de intracommunautaire levering die hij verricht niet bij dergelijke fraude betrokken geraakt, en 3. dat het feit dat de afnemer bij de belastingautoriteiten in de lidstaat van bestemming aangifte heeft gedaan van een intracommunautaire verwerving een aanvullend bewijs kan vormen dat de goederen het grondgebied van de lidstaat van levering daadwerkelijk hebben verlaten, doch geen doorslaggevend bewijs is dat het een van de btw vrijgestelde intracommunautaire levering betreft.

NTFR 2007/1833 - Intracommunautaire levering en nultarief ondanks niet tijdig bewijs

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In het voorjaar van 1994 verkoopt een Duitse GmbH (D), dochter van Collée en erkend autodealer van A AG, aan een Belgische dealer (B) twintig auto’s. B heeft betaald aan D en de wagens bij D opgehaald. D die enkel voor verkopen aan in haar nabijheid gevestigde klanten recht had op provisie van A AG, heeft autohandelaar S ingeschakeld als tussenpersoon. Deze heeft de auto’s voor de schijn gekocht en doorverkocht. D heeft aan S voor deze fictieve verkoop facturen met btw uitgereikt. S gaf D blanco facturen, die vervolgens op naam van S werden gebruikt voor de levering van de wagens aan B. Over juli tot en met september 1994 verzocht S om aftrek van de hem door D gefactureerde btw. Na controle in oktober 1994 heeft de Duitse fiscus bij S de aftrek geweigerd, daar was vastgesteld dat de tussen D en S gesloten verkoop fictief was, aangezien S enkel voor de schijn was tussengekomen. Na kennis te hebben gekregen van deze controle, heeft Collée aan S meegedeeld dat de facturen over juli tot en met september 1994 zonder voorwerp waren geraakt en heeft hij op 25 november 1994 de boekingen ongedaan gemaakt en de betrokken verkoopopbrengsten in de boeken opgenomen op de rekening 'belastingvrije intracommunautaire leveringen', welke handeling hij in zijn aangifte voor november 1994 heeft opgenomen. De Duitse fiscus heeft de belastbare omzet van Collée verhoogd met dat van de verkoopprijs van de aan B geleverde wagens, doch toepassing van het nultarief geweigerd, op grond dat de vereiste opnamen in de boeken niet doorlopend en direct na het verrichten van de desbetreffende handeling waren verricht.

NTFR 2007/1834 - Geen plicht voor fiscus inlichtingen te verzoeken aan autoriteiten lidstaat van bestemming goederen

Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Twoh, een in Nederland gevestigde vennootschap, heeft computeronderdelen geleverd aan in Italië gevestigde ondernemingen. Overeengekomen was dat de levering zou plaatsvinden af-fabriek. Twoh moest de goederen in een opslagplaats in Nederland ter beschikking stellen van de kopers en de kopers waren verantwoordelijk voor het vervoer naar Italië. Voor deze leveringen heeft Twoh van haar Italiaanse afnemers geen afhaalverklaring ontvangen ten bewijze dat het intracommunautaire (nul)leveringen zijn. Omdat Twoh daar altijd van was uitgegaan, heeft zij facturen uitgereikt zonder vermelding van btw en heeft zij over deze leveringen ook geen btw voldaan. Op vragen van de rechter in de naar aanleiding van een naheffingsaanslag gevolgde gerechtelijke procedure, verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat art. 28 quater, A, sub a, eerste alinea, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de belastingautoriteiten van de lidstaat van waaruit goederen in het kader van een intracommunautaire levering worden verzonden of vervoerd, niet verplicht zijn de autoriteiten van de lidstaat waarvoor de goederen volgens de leverancier bestemd zijn, om inlichtingen te verzoeken.

NTFR 2007/1838 - Geen vergunning voor vrijstelling BPM: naheffingsaanslag en boete terecht opgelegd

ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2201, datum uitspraak 16-08-2007, publicatiedatum 25-09-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Eiser woont in Nederland en beschikt over een auto die geregistreerd is in het Verenigd Koninkrijk. Door ambtenaren van de Belastingdienst/douane is tweemaal geconstateerd dat eiser met deze auto in Nederland gebruik maakte van de openbare weg. Er bestaat geen recht op de vrijstelling van art. 14 BPM omdat deze niet vóór het gebruik van de weg is verleend. De rechtbank acht aannemelijk dat sprake is van duurzaam gebruik van de weg, waardoor eisers beroep op toepassing van HvJ EG 27 juni 2006, zaak C-242/05, NTFR 2006/1104 faalt. Naheffingsaanslag en boete van 50% blijven in stand.

NTFR 2007/1843 - Geen grond voor verdere verlaging van de WOZ-waarde

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB4720, datum uitspraak 28-09-2007, publicatiedatum 03-10-2007
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007
Belanghebbende heeft een WOZ-beschikking, tijdvak 2005-2006 en waardepeildatum 1 januari 2003, ontvangen voor zijn woning; een voormalige lagere school. Belanghebbende is van mening dat de waarde op een te hoog bedrag is vastgesteld. Aanvankelijk bedroeg de waarde € 355.000. In de bezwaarfase is de waarde gesteld op € 283.000 en de rechtbank heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 260.000.