NTFR 2007/1832 - HvJ Teleos: intracommunautaire transacties nader verklaard
Aflevering 41, gepubliceerd op 11-10-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersEen aantal in het Verenigd Koninkrijk (VK) gevestigde vennootschappen (Teleos e.a.) heeft af-fabriek mobiele telefoons aan een Spaanse vennootschap (TT) verkocht met plaatsen van bestemming in Frankrijk of in Spanje. Teleos e.a. waren gehouden de goederen in een opslagplaats van Euro-Cellars Ltd. in het VK ter beschikking te stellen van TT, welke laatste verantwoordelijk was voor het verdere vervoer naar de overeengekomen lidstaat. Voor elke transactie ontvingen Teleos e.a. enkele dagen na de verkoop van TT de originele afgestempelde en afgetekende CMR-vrachtbrief waarin een beschrijving van de goederen werd gegeven en het adres van levering, de naam van de bestuurder en het registratienummer van het voertuig werden vermeld. Deze door TT ondertekende brieven werden geacht het bewijs te vormen dat de mobiele telefoons op de geplande bestemming waren aangekomen. Aanvankelijk zijn deze documenten door de Belastingdienst aanvaard als bewijs voor de uitvoer van de goederen uit het VK, zodat die leveringen met toepassing van het nultarief van btw zijn vrijgesteld en Teleos e.a. teruggaaf van voorbelasting hebben gekregen. Bij latere onderzoeken heeft de Belastingdienst ontdekt dat in sommige gevallen de in de CMR-vrachtbrieven opgegeven bestemming vals was, de daarin genoemde vervoerders niet bestonden of niets met het vervoer van mobiele telefoons van doen hadden, en de vermelde registratienummers ofwel aan niet-bestaande voertuigen, ofwel aan voor het vervoer van dergelijke goederen ongeschikte voertuigen toebehoorden. Omdat in de visie van de Belastingdienst de mobiele telefoons het VK nooit hadden verlaten, zijn naheffingsaanslagen opgelegd. Vaststaat dat Teleos e.a. op geen enkele manier bij de fraude waren betrokken. Het blijkt dat TT bij de Spaanse bevoegde autoriteiten aangifte heeft gedaan van de intracommunautaire verwerving van mobiele telefoons evenals van de daaropvolgende levering van deze goederen, waarin deze als vrijgestelde intracommunautaire levering is opgegeven en om teruggaaf van de voorbelasting is verzocht. Vaststaat voorts dat voor Teleos e.a. geen enkele reden bestond te twijfelen aan de vermeldingen in de CMR-vrachtbrieven of aan de authenticiteit daarvan, dat deze vennootschappen niet bij de fraude betrokken waren en niet wisten dat de mobiele telefoons het VK niet hadden verlaten. Teleos e.a. konden, nadat zij zowel TT als Euro-Cellars Ltd grondig hadden gescreend om zich van de betrouwbaarheid van de afnemer te vergewissen, op geen enkele andere concrete wijze vaststellen of de verklaringen in die vrachtbrieven onjuist waren. Gelet op de aard van de desbetreffende handel zou redelijkerwijs geen ander bewijs dan de CMR-vrachtbrieven kunnen zijn verkregen. Op de daartoe in de hierop volgende procedure door de rechter gestelde prejudiciële vragen verklaart Hof van Justitie EG voor recht dat 1. art. 28 bis, lid 3, eerste alinea, en 28 quater, A, sub a, eerste alinea, van de Zesde Richtlijn, gelet op de term 'verzonden' in deze twee bepalingen, aldus moeten worden uitgelegd dat de intracommunautaire verwerving van een goed eerst plaatsvindt en de intracommunautaire levering eerst wordt vrijgesteld, wanneer de macht om als eigenaar te beschikken over het goed op de afnemer is overgegaan en de leverancier aantoont dat dit goed naar een andere lidstaat is verzonden of vervoerd en het grondgebied van de lidstaat van levering ingevolge deze verzending of dit vervoer fysiek heeft verlaten, 2. art. 28 quater, A, sub a, eerste alinea, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van levering een leverancier die te goeder trouw heeft gehandeld en bewijzen heeft aangeboden waardoor zijn recht op vrijstelling voor een intracommunautaire levering van goederen op het eerste gezicht wordt gestaafd, niet mogen verplichten tot nabetaling van de over deze goederen verschuldigde btw, wanneer die bewijzen vals blijken, zonder dat evenwel is aangetoond dat deze leverancier bij de belastingfraude is betrokken, voor zover hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt om te zorgen dat hij door de intracommunautaire levering die hij verricht niet bij dergelijke fraude betrokken geraakt, en 3. dat het feit dat de afnemer bij de belastingautoriteiten in de lidstaat van bestemming aangifte heeft gedaan van een intracommunautaire verwerving een aanvullend bewijs kan vormen dat de goederen het grondgebied van de lidstaat van levering daadwerkelijk hebben verlaten, doch geen doorslaggevend bewijs is dat het een van de btw vrijgestelde intracommunautaire levering betreft.