Aflevering 30

Gepubliceerd op 29 juli 2010

NTFR 2010/1744 - Voorgestelde wetgeving tbs-regeling gehuwden

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 geschreven door mr. dr. M.L.M. van Kempen
Tot voor kort stond ter discussie wie van de in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten het resultaat geniet uit een terbeschikkingstelling als bedoeld in art. 3.92 Wet IB 2001. De staatssecretaris stelde zich op het standpunt dat ieder van de echtgenoten de helft van het resultaat zou genieten.Zie laatstelijk het besluit van 1 december 2008, nr. CPP2008/520M, NTFR 2008/2487, BNB 2009/33. De Hoge Raad besliste anders. Uit zijn arrest van 15 januari 2010, nr. 08/03923, NTFR 2010/134, BNB 2010/100, volgt dat het resultaat volledig wordt genoten door de bestuursbevoegde echtgenoot. Op grond van art. 1:97 BW is in de regel bestuursbevoegd degene op wiens naam het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel staat. In een eerdere NTFR–Opinie kwam ik aan de hand van het systeem van de wet en de in de winstsfeer gewezen jurisprudentie tot dezelfde conclusie als de Hoge Raad.‘Naar vrije toerekening van vermogensbestanddelen tussen gehuwden’, NTFR 2005/1638, onderdeel 3.

NTFR 2010/1746 - Compensatie voor nadelen aanleg windmolen vormt geen onderdeel van WEV van onttrokken perceel

ECLI:NL:GHARN:2010:BM6773, datum uitspraak 11-05-2010, publicatiedatum 04-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf. Tot het ondernemingsvermogen behoort grasland (hierna: het perceel). Eind 2000 heeft belanghebbende een bouwvergunning verkregen voor een op het perceel te bouwen windmolen. In maart 2002 heeft belanghebbende het perceel onttrokken aan het ondernemingsvermogen. Eind 2002 heeft belanghebbende een recht van opstal gevestigd ten behoeve van een bv voor de bouw van een windmolen tegen een vergoeding van € 412.656. Volgens belanghebbende is de WEV van het onttrokken perceel gelijk aan de WEVAB ervan (€ 9.772). Volgens de inspecteur is de WEV gelijk aan de vergoeding voor het opstalrecht € 412.656 plus € 9.772. Het hof is van oordeel dat de WEV in beginsel kan worden bepaald op de op zakelijke wijze tot stand gekomen prijs voor het opstalrecht. Het hof acht echter aannemelijk de stelling van belanghebbende dat die prijs mede ziet op het compenseren van nadelen en risico's voor belanghebbende (waardedaling woning door komst windmolen en vestigen recht van overpad). Nu dat deel van de vergoeding niet ziet op het perceel, dient dat bedrag niet te worden meegenomen bij de bepaling van de WEV. Het hof stelt uiteindelijk de WEV van het perceel in goede justitie vast op € 350.000.

NTFR 2010/1747 - Vorming passiefpost voor terugbetalingsverplichting entreegelden golfclub toegestaan

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende, een bv, exploiteert een golfbaan. Zij heeft met betrekking tot de entreegelden van haar leden een gedeeltelijke terugbetalingsverplichting indien er ten tijde van de opzegging een wachtlijst van tien of meer potentiële spelers is. Belanghebbende wenst ter zake van de terugbetalingsverplichting van de entreegelden een passiefpost te vormen. Het hof honoreert die wens. Volgens het hof is er namelijk op de balansdatum sprake van een voorwaardelijke juridische afdwingbare en voldoende bepaalbare verplichting. Het hof waardeert de verplichting echter lager dan belanghebbende. Voorts wenst belanghebbende af te schrijven op de golfbanen. Die wens wordt niet ingewilligd, omdat belanghebbende niet aannemelijk maakt dat sprake is van een technische en/of economische veroudering van de golfbaan.

NTFR 2010/1749 - Uitgaven voor lidmaatschap golfclub vormen representatiekosten

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende heeft een winkel in luxueuze tweedehandskleding. In de jaren 2003, 2004 en 2005 was belanghebbende lid van een golf- en countryclub. De kosten van het bedrijfslidmaatschap zijn door belanghebbende in aftrek gebracht op de winst. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd en navorderingsaanslagen IB/PVV over de desbetreffende jaren aan belanghebbende opgelegd.

NTFR 2010/1750 - Tonnageregime zeescheepvaart uitgebreid

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
Minister De Jager heeft het tonnageregime voor de zeescheepvaart uitgebreid. Het tonnageregime is uitgebreid met de vervoersactiviteiten van kabelleggers, pijpenleggers, onderzoeksschepen en kraanschepen. De maatregel is bedoeld om Nederland aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats voor rederijen. Op basis van het tonnageregime mogen reders kiezen voor een forfaitaire (vaste) vaststelling van hun winst, waardoor ze over het algemeen minder winstbelasting hoeven te betalen. Een belangrijke voorwaarde voor het toepassen van deze faciliteit is dat de schepen vanuit Nederland worden beheerd. Daarnaast geldt de voorwaarde dat het schip de vlag voert van een van de lidstaten van de EU of van de EER. De uitbreiding van het tonnageregime was opgenomen in het Belastingplan 2010. De Europese Commissie heeft de maatregel beoordeeld op mogelijke staatssteunaspecten en heeft bepaald dat deze verenigbaar is met de interne markt. De maatregel wordt in het Staatsblad van 16 juli gepubliceerd en treedt bij Koninklijk Besluit met terugwerkende kracht per 1 januari 2010 in werking.

NTFR 2010/1751 - Op werknemer verhaalde WGA-premie vormt geen negatief loon

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9714, datum uitspraak 28-05-2010, publicatiedatum 30-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. H.J. Noordenbos
De werkgever van belanghebbende heeft op zijn nettoloon WGA-premie verhaald. Dit bedrag is niet in mindering gebracht op het tabelloon van belanghebbende. De rechtbank heeft geoordeeld dat de op de werknemer verhaalde WGA-premie als negatief loon dient te worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat tegen de achtergrond van de wetsystematiek de op het nettoloon verhaalde WGA-premie geen invloed op het brutoloon van belanghebbende heeft, de WGA-premie niet in aftrek op het brutoloon kan komen en dat de WGA-premie niet te rangschikken is onder welke vorm van vrijgesteld loon als bedoeld in art. 11, lid 1, Wet LB 1964 dan ook. De WGA-premie vormt ook geen negatief loon, omdat de WGA-premie naar haar aard niet als terugbetaling van eerder genoten loon, als boete of schadevergoeding ter zake van het niet of gebrekkig nakomen van uit de dienstbetrekking voortvloeiende verplichtingen, als onverschuldigd betaald, dan wel als bijdrage voor verstrekkingen in natura kan worden aangemerkt, en omdat belanghebbende aan de door de werkgever verschuldigde en op hem gedeeltelijk verhaalde WGA-premie rechten kan ontlenen. Het hof komt tot de conclusie dat het de bedoeling is van de wetgever om de mogelijkheid van verhaal te behouden, maar dat een eventueel verhaal geen invloed heeft op de grondslag voor de inhouding van loonheffing.

NTFR 2010/1752 - Werknemer is niet te goeder trouw: geen verrekening niet-afgedragen loonheffing

ECLI:NL:RBARN:2010:BM4485, datum uitspraak 27-04-2010, publicatiedatum 18-05-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende is enig bestuurder van E bv. Deze bv is bestuurder en enig aandeelhouder van B bv, bij welke vennootschap belanghebbende tot mei 2009 in loondienst was. In de loop van 2009 is belanghebbende als algemeen manager in dienst getreden bij D bv. Zowel B bv als D bv hebben aangiften loonheffing gedaan. De aangegeven loonheffing is wel ingehouden op het loon van belanghebbende maar niet afgedragen. De inspecteur heeft bij het vaststellen van de (nadere) voorlopige aanslag IB/PVV 2009 de niet-afgedragen loonheffing buiten beschouwing gelaten. Belanghebbende is het niet met deze beslissing eens.

NTFR 2010/1753 - Besluit inbrengfaciliteit ter beschikking gestelde onroerende zaak

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De minister heeft een besluit gepubliceerd over de toepassing van de eenmalige doorschuiffaciliteit voor ter beschikking gestelde onroerende zaken (art. 3.99a Wet IB 2001). In het besluit wordt onder meer goedgekeurd dat in gemeenschap gehuwde echtgenoten het tbs-pand mogen inbrengen in een bestaande vennootschap waarvan zij alle aandelen hebben.

NTFR 2010/1754 - Nederland mag heffen over pensioendeel waarover België slechts forfaitair heeft geheven

ECLI:NL:HR:2010:BN0635, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende heeft van 1968 tot zijn pensionering op 1 mei 1986 bij A gewerkt. Gedurende die periode heeft hij pensioen opgebouwd. Van 1980 tot 1 mei 1986 heeft belanghebbende in de VS gewoond en was hij aldaar werkzaam bij A. In die periode waren de pensioenbijdragen in de VS belast. Van 1 mei 1986 tot 5 september 2003 woonde belanghebbende in België. Het pensioen was in België onderworpen aan een forfaitaire heffing: 3% van de totale pensioenbijdragen werd belast naar een vast tarief van 25%. Sinds 5 september 2003 woont belanghebbende in Nederland. De inspecteur heeft de pensioenuitkering die belanghebbende in 2003 in de Nederlandse periode heeft genoten, in de belastingheffing betrokken. Belanghebbende doet een beroep op het besluit van 6 augustus 2002, nr. CPP2002/784M, NTFR 2002/1141, BNB 2002/390, dat ertoe leidt dat het gedeelte van de pensioenuitkering dat betrekking heeft op de Amerikaanse periode onbelast is. Hof Den Bosch (NTFR 2009/2327) heeft geoordeeld dat het besluit ertoe strekt om economisch dubbele heffing te voorkomen. Nu in de Belgische periode van onderhavige pensioenuitkeringen een bedrag buiten de heffing van inkomstenbelasting is gebleven dat ten minste gelijk is aan het bedrag van de bijdragen over de Amerikaanse periode, heeft in het onderhavige jaar geen economische dubbele heffing plaatsgevonden, aldus het hof. Het besluit vindt derhalve geen toepassing. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan.

NTFR 2010/1756 - Eigen leasebijdragen vormen vooruitbetalingen op koopsom auto

ECLI:NL:GHARN:2009:BK7025, datum uitspraak 01-12-2009, publicatiedatum 18-12-2009
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft een dure auto van de zaak. Zijn werkgever – zijn eigen bv – heeft de auto geleased. Het leasecontract kenmerkt zich door een korte leaseperiode, een hoge leaseprijs en een lage restwaarde van de auto. Na afloop van de leaseperiode kan de berijder de auto kopen voor de lage restwaarde. Belanghebbende heeft dit gedaan. Belanghebbende heeft de leasebetalingen in aanmerking genomen als eigen bijdragen die in mindering zijn gebracht op de bijtelling ingevolge de autokostenfictieregeling. Bij de vaststelling van de primitieve aanslagen heeft de inspecteur dit aanvaard. Na onderzoek door de Fiod heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat de leasebetalingen in wezen vooruitbetalingen op de koopsom van de auto vormen en derhalve niet in aftrek kunnen worden gebracht. Daarom heeft hij nagevorderd. Rechtbank Arnhem en Hof Arnhem stellen de inspecteur in het gelijk. Volgens het hof vormen de resultaten van het Fiod-onderzoek een nieuw feit voor de inspecteur. Voorts is het hof met de inspecteur van oordeel dat de eigen bijdrage van belanghebbende dient te worden aangemerkt als een vooruitbetaling op de koopsom van de auto na afloop van de leasetermijn.

NTFR 2010/1758 - Rentevergoeding bij te late uitbetaling TBU

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
Verzoeker en zijn partner ontvingen de TBU (Regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven) over 2004 en 2005 pas in augustus 2009. Hij vroeg voor de – uitsluitend aan de Belastingdienst te wijten – vertraging een rentevergoeding. De Belastingdienst wees dat verzoek af.

NTFR 2010/1759 - Certificering hoeft aan vorming fiscale eenheid niet in de weg te staan

ECLI:NL:HR:2010:BK3803, datum uitspraak 18-06-2010, publicatiedatum 18-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van prof. dr. Q.W.J.C.H. Kok
Belanghebbende houdt alle aandelen in de dochter die op haar beurt alle aandelen in de kleindochter houdt. Zij vormen een fiscale eenheid. Belanghebbende heeft de aandelen in de dochter gekocht van een Franse vennootschap, aan welke vennootschap een warrant is verstrekt op grond waarvan zij een belang van 19,99% in de dochter kan verkrijgen. In verband met een zekerheidstelling heeft belanghebbende – tegen toekenning van certificaten – de juridische eigendom van 19,99% van de aandelen in de dochter overgedragen aan een door belanghebbende en de verkoopster opgerichte stichting. De statuten van de stichting bevatten een bepaling op grond waarvan het stemrecht op de aandelen in de dochter slechts wordt uitgeoefend op instructie van belanghebbende (bij het uitblijven van een dergelijke instructie wordt niet gestemd). Volgens de inspecteur en het hof is de fiscale eenheid door de certificering geëindigd. In navolging van A-G Van Ballegooijen (NTFR 2009/2724) beslist de Hoge Raad anders. Uit de wetsgeschiedenis leidt de Hoge Raad namelijk af dat de wetgever ervan is uitgegaan dat certificering van aandelen niet onder alle omstandigheden meebrengt dat niet is voldaan aan de (juridische) bezitseis. Het ging de wetgever met betrekking tot de bezitseis kennelijk erom dat de moedermaatschappij de volledige zeggenschap heeft met betrekking tot 95% van het aandelenkapitaal in de dochtermaatschappij. Aan de eis van volledige zeggenschap wordt in geval van certificering van aandelen voldaan indien de fiduciaire eigenaar van de gecertificeerde aandelen het stemrecht op die aandelen moet uitoefenen volgens de instructies van de certificaathouder/moedermaatschappij zonder dat deze de instemming van een derde behoeven. In dat geval bepaalt immers de moedermaatschappij hoe op de aandelen wordt gestemd. Of hieraan is voldaan in het onderhavige geval moet nader worden onderzocht. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak naar een ander hof.

NTFR 2010/1760 - Onzakelijke borgstelling leidt tot informele kapitaalstorting

ECLI:NL:RBARN:2010:BM8605, datum uitspraak 10-06-2010, publicatiedatum 22-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
D bv, een dochtermaatschappij van belanghebbende, heeft in 2004 1/3 belang verworven in I bv voor € 1. Belanghebbende heeft zich daarbij borg gesteld voor schulden van I bv, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. In 2004 is belanghebbende uit hoofde van de borgstelling aangesproken tot het betalen van € 880.000. In verband hiermee heeft belanghebbende haar roerende zaken te gelde gemaakt. Belanghebbende heeft voor de verkochte zaken een full operational leasecontract afgesloten en feitelijk de beschikkingsmacht over de verkochte goederen behouden. In geschil is of belanghebbende de regresvordering op I bv kan afwaarderen en of een herinvesteringsreserve (HIR) kan worden gevormd ter zake van de boekwinst op de verkochte roerende zaken.

NTFR 2010/1761 - Besluit deelnemingsvrijstelling

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De minister heeft het besluit deelnemingsvrijstelling geactualiseerd. Het besluit is onder meer aangepast aan de wetswijzigingen per 1 januari 2010 in de deelnemingsvrijstelling bij Wet Overige fiscale maatregelen 2010, waarin het regime voor beleggingsdeelnemingen is gewijzigd. Een aantal (nieuwe) standpunten is ontleend aan de parlementaire behandeling van deze wet. Onder meer is ook goedgekeurd dat onder het tot 1 januari 2010 geldende ATR’s ook onder de nieuwe regeling hun gelding blijven behouden zonder dat een nieuw verzoek behoeft te worden ingediend. Een aantal nieuwe standpunten staat los van de wijzigingen in de deelnemingsvrijstelling per 1 januari 2010. Zo heeft de minister een standpunt ingenomen over het Falconsarrest (NTFR 2002/1813) in relatie tot de meesleep- en meetrekregeling in de deelnemingsvrijstelling.

NTFR 2010/1762 - Wel of geen compromis gesloten?

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
Verzoekster is een naamloze vennootschap. Zij verzoekt de Belastingdienst in 2006 de aanslag vennootschapsbelasting over 2000 ambtshalve te verminderen. De Belastingdienst weigert hieraan tegemoet te komen en stelt dat in 2002 met verzoekster een compromis is gesloten over de aanslag 2000. De aanslag is vastgesteld conform het compromis. Dit compromis staat, aldus de Belastingdienst, aan ambtshalve vermindering in de weg.

NTFR 2010/1763 - Vermindering van KB-Luxnavorderingsaanslagen en boetes

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM8900, datum uitspraak 10-06-2010, publicatiedatum 23-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting voor diverse jaren opgelegd in het kader van een door de Belastingdienst uitgevoerd onderzoek naar houders van bankrekeningen, vermeld op door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse belastingdienst verstrekte fotokopieën, het zogenoemde Rekeningenproject. Het hof verwerpt het verzoek van belanghebbende om aanhouding van de zaak, omdat de door hem gestelde onzekerheid omtrent verenigbaarheid van de verlengde navorderingstermijn met het Europese recht intussen door het HvJ EU is weggenomen. Ook het verzoek om terugwijzing van de zaak naar de inspecteur wordt verworpen. Het hof heeft het verzoek van belanghebbende om een aantal getuigen te horen eveneens (gedeeltelijk) afgewezen. Vervolgens oordeelt het hof dat aannemelijk is dat belanghebbende houder is van de (verzwegen) KB-Luxbankrekeningen. Hij heeft niet aan de verplichtingen ingevolge art. 47 AWR voldaan zodat omkering van de bewijslast volgt. Het hof overweegt dat belanghebbende overtuigend heeft aangetoond dat de in een aantal navorderingsaanslagen begrepen correcties voor de IB/PVV en voor de vermogensbelasting te hoog zijn. Deze correcties zijn berekend naar de voor ondernemers toegepaste correcties. Nu in de aangiften over die jaren niet blijkt van enige opgave van winst uit onderneming vermindert het hof de correcties tot de voor particulieren toegepaste (lagere) correcties met een derde. Het hof draagt de inspecteur op om met inachtneming van deze uitspraak op exact dezelfde wijze de vermogens voor de vermogensbelasting vast te stellen. De boetes worden verminderd tot 64% vanwege overschrijding van de redelijke termijn en omdat bij de schatting van de hoogte van de correcties een grote onzekerheidsmarge is aangehouden.

NTFR 2010/1766 - Vaststellingsovereenkomst inzake landbouwvrijstelling niet in strijd met de wet

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9833, datum uitspraak 22-06-2010, publicatiedatum 30-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. H. Roerdink
C en D oefenden in maatschapverband een landbouwbedrijf uit. In 1999 heeft de gemachtigde van C en D aan de inspecteur een voorstel voor een vaststellingsovereenkomst gedaan ten aanzien van de toepassing van de landbouwvrijstelling. De brief is voor akkoord ondertekend door de inspecteur. In december 2000 hebben C en D hun onderneming ingebracht in belanghebbende. In geschil is onder andere of belanghebbende is gebonden aan de vaststellingsovereenkomst en dan meer in het bijzonder de bevoegdheid van de gemachtigde om namens belanghebbende een vaststellingsovereenkomst te sluiten.

NTFR 2010/1767 - Niet-afgedragen loonheffing terecht nageheven; geen nieuw feit vereist

ECLI:NL:RBARN:2010:BL7700, datum uitspraak 16-03-2010, publicatiedatum 17-03-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. M.J. Hamer
A is directeur en enig aandeelhouder van X bv (belanghebbende). A heeft in 2002 een salaris van € 49.008 ontvangen waarop € 16.097 loonbelasting is ingehouden. Deze loonbelasting heeft belanghebbende niet afgedragen. In verband met het niet indienen van de aangiften LB/PVV heeft de inspecteur aan belanghebbende naheffingsaanslagen naar geschatte bedragen en verzuimboeten opgelegd, die naderhand door de inspecteur zijn verminderd tot nihil. In de aangifte IB/PVV over 2002 heeft X de niet-afgedragen loonheffing van € 16.097 verrekend als voorheffing. De aanslag IB/PVV is overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd. De inspecteur heeft de niet-afgedragen LB/PVV nageheven bij belanghebbende en daarbij een verzuimboete opgelegd.

NTFR 2010/1771 - Aanspraak op nultarief voor levering van zendingen frisdranken naar het Verenigd Koninkrijk is terecht

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van prof. dr. G.J. van Norden
Belanghebbende drijft een groothandel in frisdranken. Zij heeft zendingen frisdranken onder toepassing van het nultarief geleverd. Vaststaat dat de frisdrank naar het Verenigd Koninkrijk is vervoerd en aldaar is aangekomen. Omtrent de (identiteit van de) zeven afnemers van belanghebbende staat echter minder vast. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende ten onrechte het nultarief heeft toegepast. Het hof stelde belanghebbende in het ongelijk.

NTFR 2010/1773 - Wetgever gaat bevoegdheid niet te buiten bij BPM-heffing van flexifuel auto's

ECLI:NL:GHARN:2010:BM9836, datum uitspraak 08-06-2010, publicatiedatum 01-07-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft een nieuwe zogenoemde flexifuel auto gekocht. Deze auto kan zowel op benzine als op E85 (een mengsel van 85% bio-ethanol en benzine) rijden. De RDW heeft de auto ingedeeld in energieklasse D (gebruik van gewone benzine). De inspecteur heeft voor de BPM hierbij aangesloten. Niet in geschil is dat de belasting conform de wettelijke regeling is berekend. Voor het hof stelt belanghebbende zich echter op het standpunt dat de wetgever art. 1 Richtlijn 2003/30/EG heeft geschonden door geen kortingregeling voor auto’s die op E85 kunnen rijden in te voeren. Voorts is belanghebbende van mening dat de toeslag van € 135 wegens de indeling in energieklasse D niet terecht is. Tot slot brengt belanghebbende het gelijkheidsbeginsel in stelling. Volgens belanghebbende dient de korting van € 6.000 voor hybride auto’s die zijn ingedeeld in klasse A ook in het onderhavige geval te worden toegepast. Het hof weerlegt de stellingen van belanghebbende en stelt de inspecteur in het gelijk.

NTFR 2010/1774 - WOZ-waarde als heffingsmaatstaf rioolheffing toegestaan

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0787, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een onroerende zaak. Deze zaak wordt in het jaar 2008 in de rioolheffing betrokken naar de waarde voor de Wet WOZ. Belanghebbende vindt dat deze waarde geen verband houdt met de kosten van afvoer. Zij stelt dat de Verordening Rioolheffing 2008 van de gemeente Leeuwarden onverbindend is. Rechtbank Leeuwarden (NTFR 2009/2368) en Hof Leeuwarden delen dit standpunt van belanghebbende niet.

NTFR 2010/1775 - Tweede aansprakelijkstelling voor dezelfde belastingschulden is rechtens toegestaan

ECLI:NL:GHARN:2010:BN1687, datum uitspraak 13-07-2010, publicatiedatum 20-07-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende is als bestuurder twee keer (achtereenvolgens) aansprakelijk gesteld voor (dezelfde) onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonbelasting en omzetbelasting van een vennootschap. De eerste aansprakelijkstelling is na bezwaar verminderd tot nihil, omdat het door de belastingschuldige tegen de aanslagen gemaakte bezwaar nog liep. In de hogerberoepsprocedure tegen de tweede aansprakelijkstelling stelt belanghebbende dat, nu sprake is van een vermindering tot nihil van de eerste aansprakelijkstelling, een tweede aansprakelijkstelling niet mogelijk is. Het hof deelt die opvatting niet. Voorts stelt belanghebbende dat de aansprakelijkstelling voortijdig is, aangezien de belastingschuldige nog steeds verhaal biedt en dat hij nimmer formeel dan wel feitelijk bestuurder van de vennootschap is geweest. Het hof verwerpt ook die argumenten. Niet gebleken is namelijk, aldus het hof, dat de belastingschuldige nog verhaal bood. Voorts acht het hof aannemelijk, hoewel een schriftelijk besluit van de AVA waarin de benoeming is vastgelegd ontbreekt, dat belanghebbende door de AVA van de vennootschap is benoemd tot formeel bestuurder van de vennootschap.

NTFR 2010/1776 - Van 'rompslomp' wegens agrarische bestemming gaat waardedrukkend effect uit

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9797, datum uitspraak 23-06-2010, publicatiedatum 30-06-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010 met annotatie van mr. H. de Jong
De WOZ-waarde van de woning van belanghebbende (waardepeildatum 1 januari 2005) is vastgesteld op € 296.000. De woning had voorheen de status van noodwoning ingevolge het woonketenbesluit. Op 30 juli 2004 is een bouwvergunning afgegeven, waardoor de beperking van de noodwoning werd opgeheven en permanente bewoning mogelijk werd. In geschil is of bij de waardevaststelling moet worden uitgegaan van een permanente woonbestemming of dat de grond moet worden gewaardeerd uitgaande van een agrarische bestemming.

NTFR 2010/1781 - Hof bevestigt rechtbankoordeel dat sociale woningbouw niet het algemeen belang dient

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN0786, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
Een woningstichting heeft haar commerciële activiteiten nagenoeg geheel ingebracht in belanghebbende, een vennootschap. Beide zijn overeengekomen dat de door belanghebbende gemaakte winst zal worden uitgekeerd aan de stichting. In geschil is of dit bedrag in mindering op de winst van belanghebbende kan worden gebracht als bedoeld in artikel 9, eerste lid aanhef en onderdeel i wet Vpb. Belanghebbende stelt dat de stichting, nu zij zich nagenoeg geheel bezig houdt met sociale verhuur, moet worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling. De rechtbank heeft dit standpunt niet gehonoreerd. In appel bevestigt het hof deze uitspraak. Evenals de rechtbank overweegt het hof dat met sociale verhuur weliswaar een maatschappelijk belang wordt gediend, maar dat hiermee niet rechtstreeks het algemeen belang wordt gediend, nu met iedere verhuurovereenkomst feitelijk primair het particuliere belang van de betreffende huurder wordt gediend. Aftrek als hiervoor bedoeld is dan ook niet mogelijk. (Bevestigt de uitspraak.)

NTFR 2010/1791 - Motivering kan afwijzing beroep tegen bodembeslag niet dragen

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
In één bedrijfspand zijn drie BV's gevestigd. De ontvanger legde ten laste van één van deze drie BV's bodembeslag op alle roerende zaken die zich in het bedrijfspand bevonden. De twee andere BV's, die mede in het bedrijfspand gevestigd waren, tekenden bij de directeur van de Belastingdienst beroep aan tegen dit beslag voor zover het beslag hen in eigendom toebehorende goederen betrof. Deze goederen behoorden hen niet alleen in eigendom toe, doch bevonden zich ook niet in de bedrijfsruimte die door de BV, ten aanzien van wie het beslag was gelegd, gebruikt werd. Van een gemeenschappelijke bodem, zoals voor een bodembeslag vereist, was dan ook geen sprake. Het beroep werd afgewezen. Betrokken klaagden hierover bij de Nationale ombudsman. Naar hun mening was de afwijzing van het beroep onvoldoende gemotiveerd en zijn de eigendomsverhoudingen niet juist geïnterpreteerd.

NTFR 2010/1792 - Openingstijden publieksbalies Belastingdienst

Aflevering 30, gepubliceerd op 29-07-2010
Op 17 november 2008 is de Nationale ombudsman een onderzoek uit eigen beweging gestart naar de wijze waarop de regiokantoren van de Belastingdienst omgaan met de (gepubliceerde) openingstijden (van 8.00 tot 17.00 uur) van de publieksbalies van die dienst. Dit teneinde te achterhalen of en zo ja , welke redenen er kunnen zijn om al dan niet incidenteel en al dan niet verschillend per regio – af te kunnen wijken van die tijden. Aanleiding tot dit onderzoek was een ervaring die een burger medio december 2007 bij het regiokantoor van de Belastingdienst/Rijnmond te Rotterdam had opgedaan. Die ervaring hield in dat men hem, toen hij zich om 16.10 uur aldaar meldde, te verstaan had gegeven dat men hem die dag niet meer zou helpen.