Aflevering 31

Gepubliceerd op 5 augustus 2010

NTFR 2010/1793 - Over vermogensaftrek, goede corporate governance en eenvoud

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 geschreven door prof. dr. A. de Jong en prof. dr. I.J.J. Burgers
De voorstellen om naar Belgisch voorbeeldOverigens is België niet het eerste land dat een vermogensaftrek heeft ingevoerd. Nederland kende eind jaren zeventig een bijzondere winstaftrek (in wezen een vermogensaftrek) en in de jaren tachtig een vermogensaftrek die bedoeld was als inflatiecorrectie. Zie nader http://www.kluwer.nl/cl3/application-context/VNI/index.jsp?gc=WKNL-KL-PNP-VNI-10069415&removeTocParametersInSession=true. In Kroatië werd de vermogensaftrek in 1994 ingevoerd en in 2001 weer afgeschaft. In Italië en Oostenrijk werden respectievelijk in 1997 en 2000 systemen ingevoerd die overeenkomsten vertonen met een vermogensaftrek. Ook deze regelingen zijn nu afgeschaft. Buiten Europa werd de vermogensaftrek in 1996 in Brazilië ingevoerd en aldaar in ieder geval in 2006 nog steeds van toepassing blijkens een publicatie van Alexander Klemm, Allowance for Corporate Equity in Practice, IMF Working Paper WP/06/259, http://www.imf.org/external/pubs/cat/longres.cfm?sk=19935.0. een vermogensaftrek in te voeren houden de gemoederen bezig en hebben het zelfs bijna zo ver geschopt als de plannen voor wijziging van de Transfer Pricing-regelgeving in de Verenigde Staten begin jaren negentig van de vorige eeuw: beide plannen maakten onderdeel uit van de verkiezingsprogramma’s. Deed Bill Clinton in zijn verkiezingsspotjes op de tv een oproep om toch vooral op hem te stemmen om ervoor te zorgen dat in het buitenland gevestigde multinationals eindelijk in de Verenigde Staten hun ‘fair share’ aan heffing zouden gaan betalen, bij de vermogensaftrek is – althans in België– de drijfveer juist mede het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat.Zie Axel Haelterman en Henk Vertraete, ‘The “notional interest Deduction” in Belgium’, Bulletin for International Taxation August/September 2008, p. 362.

NTFR 2010/1797 - Tbs-regeling van toepassing bij vestiging vruchtgebruik op pand voor 30 jaren

ECLI:NL:HR:2010:BL7276, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende houdt middellijk alle aandelen in een bv en heeft een pand in eigendom. Op het pand is in 1986 ten behoeve van de bv een recht van vruchtgebruik gevestigd voor 30 jaren. In geschil is of het pand in 2001 rendabel is gemaakt in de zin van de terbeschikkingstellingsregeling. Met het hof beantwoordt de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Uit art. 3.92, lid 2, letter a, sub 3, Wet IB 2001 blijkt namelijk dat terbeschikkingstelling kan bestaan in het hebben en het vestigen van een genotsrecht. Noch uit de wettekst noch uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever hierbij beoogd heeft een uitzondering te maken voor een recht van vruchtgebruik dat is gevestigd ten behoeve van een rechtspersoon voor de maximumtermijn van 30 jaren. Dat zou ook niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van de wetgever.

NTFR 2010/1798 - Polen zijn in dienstbetrekking werkzaam maar niet premieplichtig

ECLI:NL:GHARN:2010:BN1395, datum uitspraak 06-07-2010, publicatiedatum 16-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende, een bv, heeft vele Polen ondergebracht bij agrarische ondernemers. Volgens belanghebbende zijn de Polen zelfstandige ondernemers. Volgens de inspecteur zijn de Polen in dienst van belanghebbende. Daarom heeft de inspecteur op de voet van het eindheffingsregime loonbelasting en premie volksverzekeringen – naar het tabeltarief – van belanghebbende nageheven. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Volgens het hof is – nu is voldaan aan de trits `gezagsverhouding’, `arbeid’ en `loon’– sprake van uitzendovereenkomsten tussen belanghebbende en de Polen, die privaatrechtelijke dienstbetrekkingen vormen in de zin van art. 2, lid 1, Wet LB 1964. In zoverre is terecht nageheven. De inspecteur heeft echter ten onrechte premie volksverzekeringen nageheven, aangezien de Polen niet beschikten over tewerkstellingsvergunningen, zodat zij niet verzekerd en premieplichtig waren. Anders dan de inspecteur bepleit, is interne compensatie tussen te weinig geheven loonbelasting (het anoniementarief had moeten worden toegepast volgens de inspecteur) en de ten onrechte geheven premie volksverzekeringen volgens het hof niet mogelijk.

NTFR 2010/1799 - Uitkering in verband met verrekening van pensioenrechten van ex-echtgenoot is belast

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN0400, datum uitspraak 06-07-2010, publicatiedatum 07-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende heeft in 2005 naast een WAO/AAW-uitkering een bedrag ontvangen van haar ex-echtgenoot. Dit betreft de jaarlijkse verrekening van pensioenrechten van haar ex-echtgenoot, zoals overeengekomen in een in 1991 opgesteld echtscheidingsconvenant tussen hen beiden (de pensioenuitkering). Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2005 heeft de inspecteur de pensioenuitkering tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend.

NTFR 2010/1801 - Met keuzelegaat samenhangende lopende termijnen van renten belast in box 1

ECLI:NL:HR:2010:BL7283, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende is bij het overlijden van zijn vader in 1979 enig erfgenaam. Aan zijn moeder is bij testament een keuzelegaat tegen inbreng van de waarde toegekend. De uitoefening van het keuzelegaat heeft geleid tot een inbrengschuld waarover moeder rente verschuldigd is aan belanghebbende. De rente is pas opeisbaar bij het overlijden van moeder in 2002.

NTFR 2010/1802 - Bedrijfsopvolgingsfaciliteit terecht afgewezen omdat vennootschap niet over ondernemingsvermogen beschikt

ECLI:NL:HR:2010:BL0193, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van Bom
Belanghebbende heeft als erfgename aandelen in een vennootschap verkregen. De bezittingen van deze vennootschap bestonden onder meer uit een verhuurd bedrijfspand. Tot de schulden behoorden onder meer een pensioenverplichting en een stamrechtverplichting. De rechtbank heeft de aanspraak van belanghebbende op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet gehonoreerd. De Hoge Raad is het eens met deze beslissing. De vennootschap beschikt namelijk niet over ondernemingsvermogen – zijnde vermogen dat behoort bij een onderneming in materiële zin – omdat zij geen onderneming drijft. IN dat geval is de faciliteit niet van toepassing.

NTFR 2010/1803 - Gezamenlijke schenking aan ouders mag niet in één aanslag schenkingsrecht worden betrokken

ECLI:NL:HR:2010:BL4316, datum uitspraak 19-02-2010, publicatiedatum 19-02-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. M.J. Hamer
A heeft aan zijn ouders het gebruiksrecht op een dure woning verleend. De inspecteur heeft hierin een schenking aan de ouders ontwaard. Ter zake van de gezamenlijke schenking door A is aan de ouders (belanghebbenden) één aanslag schenkingsrecht opgelegd. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het echter niet toegestaan de verkrijgingen van beide ouders te betrekken in één aanslag die aan hen gezamenlijk wordt opgelegd. Indien een schenking plaatsvindt aan twee natuurlijke personen, dient voor het schenkingsrecht ieder van hen afzonderlijk als verkrijger te worden aangemerkt voor hetgeen door hem wordt verkregen.

NTFR 2010/1806 - KB Lux-zaak: uitspraak Rechtbank Brussel inzake microfiches leidt niet tot een ander oordeel

ECLI:NL:GHAMS:2009:BK5207, datum uitspraak 26-11-2009, publicatiedatum 09-12-2009
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende heeft geen inhoudelijke bezwaren tegen de berekening van de inspecteur van de navorderingsaanslagen, maar stelt dat de opgelegde boetes moeten vervallen en verwijst naar een uitspraak van Rechtbank Brussel. In deze uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld over de wijze waarop de Belgische autoriteiten de microfiches van de KB Lux-bank hebben verkregen. Hof Amsterdam oordeelt dat deze uitspraak niet leidt tot een herziening van het oordeel over de naar aanleiding van die fiches opgelegde navorderingsaanslagen en opgelegde boetes.

NTFR 2010/1808 - Boekenonderzoek wekt vertrouwen inzake etikettering pand seksexploitant

ECLI:NL:GHARN:2010:BN0911, datum uitspraak 15-06-2010, publicatiedatum 12-07-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende heeft een sekswinkel en een privéclub geëxploiteerd. In 1978 heeft hij een pand gekocht dat door hem tot het privévermogen is gerekend. In 2001 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. De etikettering van het pand tot het privévermogen is toen aanvaard. In 2006 is wederom een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. De inspecteur meent thans dat het pand verplicht tot het ondernemingsvermogen moet worden gerekend en dat belanghebbende in verband met de staking in 2002 van zijn onderneming dient af te rekenen over de boekwinst op het pand. Daarom heeft hij de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Volgens het hof is die navorderingsaanslag in strijd met het vertrouwensbeginsel opgelegd. Aan het rapport uit 2001 mocht belanghebbende namelijk het vertrouwen ontlenen dat de vermogensetikettering de goedkeuring van de inspecteur had. Niet gezegd kan worden, aldus het hof, dat die instemming zozeer in strijd met de wet was dat belanghebbende niet op nakoming van de akkoordverklaring mocht rekenen. Evenmin kan worden gezegd dat belanghebbende onjuiste inlichtingen aan de inspecteur heeft verstrekt.

NTFR 2010/1809 - Geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel door treuzelende staatssecretaris

ECLI:NL:GHARN:2010:BM9140, datum uitspraak 01-06-2010, publicatiedatum 24-06-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende, agrariër, heeft op 14 december 2004 een agrarisch bouwperceel van zijn ondernemingvermogen overgebracht naar zijn privévermogen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning. Belanghebbende wenst via de weg van het gelijkheidsbeginsel het verschil tussen de WEVAB-cultuurgrond en de WEVAB-ondergrond onder de landbouwvrijstelling te rangschikken. Het hof honoreert die wens en overweegt daartoe als volgt. Het door de staatssecretaris gevoerde beleid met betrekking tot de onttrekking van de ondergrond van woningen berustte aanvankelijk op een onjuiste rechtsopvatting. In november 2004 is de staatssecretaris naar aanleiding van de zogenoemde 7 mei 2004-arresten zich hiervan echter bewust geworden. Niettemin heeft hij dat beleid voortgezet en eerst in april 2005 heeft hij kenbaar gemaakt aan een brancheorganisatie dat het desbetreffende beleid zal worden beëindigd. De daadwerkelijke beëindiging heeft echter pas plaatsgevonden bij besluit van 8 maart 2006. Naar het oordeel van het hof heeft de staatssecretaris aldus een onredelijk lange termijn nodig gehad om zijn besluit tot beëindiging van het beleid kenbaar te maken en een overgangsregeling te treffen. Belanghebbende kan daarom met succes een beroep doen op het begunstigend geworden beleid.

NTFR 2010/1810 - Gebrekkige dossieroverdracht tussen adviseurs maakt termijnoverschrijding niet verschoonbaar

ECLI:NL:GHARN:2010:BM7189, datum uitspraak 11-05-2010, publicatiedatum 10-06-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende heeft ongeveer vier maanden na de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Arnhem heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege de omstandigheid dat een andere belastingadviseur is ingeschakeld en dat bij de dossieroverdracht niet alle relevante informatie werd verstrekt. Volgens het hof maakt deze reden de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, ook niet voor wat betreft de opgelegde boete. Van belanghebbende mag namelijk worden verlangd, aldus het hof, toezicht te houden bij de overdracht van haar dossier tussen belastingadviseurs, zeker indien er discussies met de inspecteur lopen.

NTFR 2010/1814 - Nieuw toezendadres en rekeningnummer niet geverifieerd

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
De Belastingdienst ontving een schriftelijk verzoek tot opneming van een zogenoemd toezendadres en een gewijzigd rekeningnummer voor verzoeker. Vanaf dat moment werden betalingen gedaan op het nieuwe rekeningnummer en stukken gezonden aan het toezendadres. Beide wijzigingsverzoeken bleken afkomstig te zijn van derden met frauduleuze bedoelingen. Het toezendadres en het rekeningnummer waren verzoeker onbekend.

NTFR 2010/1815 - Belastingdienst mag overeengekomen verklaring niet weigeren

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
Verzoeker werd door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden van een aantal lichamen. Hij sloot met de Belastingdienst een civiele (vaststellings)overeenkomst die onder meer inhield dat hij een bepaald bedrag zou betalen en dat de Belastingdienst een verklaring zou afgeven waarin uitsluitend stond dat `de aansprakelijkstelling was ingetrokken’. De Belastingdienst gaf wel een verklaring af, maar hierin stond méér dan volgens verzoeker was overeengekomen. Zo werd in die verklaring gesproken van een betaald bedrag en van een vaststellingsovereenkomst. De Belastingdienst meende dat de gevraagde verklaring iets anders suggereerde dan de werkelijkheid.

NTFR 2010/1816 - Werkelijke leiding beleggingsvennootschap niet verplaatst naar Nederlandse Antillen

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van drs. S.P. de Buck
Belanghebbende is opgericht naar Nederlands recht. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het beleggen van vermogen. Enig aandeelhouder van belanghebbende is Stichting C. De certificaten van aandelen in belanghebbende zijn in bezit van D, woonachtig in Nederland. D is ook bestuurder van Stichting C. Daarnaast is D houder van alle certificaten van aandelen in E bv. Tot – in ieder geval – 1 juli 2001 was belanghebbende feitelijk gevestigd in Nederland. De directie van belanghebbende werd tot die datum gevoerd door E bv, waarvan D directeur was. Per 1 juli 2001 is belanghebbende ingeschreven op de Nederlandse Antillen en is een directieovereenkomst afgesloten met Rabobank Trust Company Curaçao nv. Begin 2002 hebben de fiscale autoriteiten op Curaçao goedgekeurd dat de belastbare winst van belanghebbende vanaf 1 juli 2001 wordt berekend en belast naar het offshore-tarief.

NTFR 2010/1817 - Algemeen overleg over mogelijke overdracht van de heffing van de verdragsbijdrage Zvw naar de Belastingdienst

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
Op 1 juli 2010 heeft er een algemeen overleg plaatsgevonden met minister De Jager en minister Donner in het dossier over de socialeverzekeringspositie van grensarbeiders. Aanleiding voor het overleg waren de moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen om werkgelegenheid te creëren in Parkstad Limburg ter compensatie van het vertrek van de AID in Kerkrade. Volgens de Tweede Kamer zou de regering in een eerder stadium hebben toegezegd dat er bij de Belastingdienst te Heerlen 248 arbeidsplaatsen bij zouden komen met het oog op de uitvoering van taken als gevolg van de nieuwe Europese socialezekerheidsverordening 883/2004. Het overleg spitste zich vervolgens toe op de mogelijke overheveling van de verdragsbijdrage van art. 69 Zvw van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) naar de Belastingdienst. Minister Donner verwijst naar de brief van 18 juni 2010 waarin is toegelicht dat de uitvoering van taken op grond van Verordening 883/2004 met name een verantwoordelijkheid is van SVB, UWV en CVZ. De mogelijke overheveling van de heffing van de verdragsbijdrage van art. 69 Zvw naar de Belastingdienst heeft betrekking op een taak die voortvloeit uit de invoering van de Zorgverzekeringswet. Minister De Jager laat weten dat de heffing van de verdragsbijdrage geen taak is van de Belastingdienst, maar van CVZ. De Tweede Kamer wordt toegezegd dat de regering vóór Prinsjesdag met een brief komt over de problematiek.

NTFR 2010/1819 - Recht op aftrek van voorbelasting nu woning steeds mede voor economische doeleinden is gebruikt

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM6069, datum uitspraak 11-05-2010, publicatiedatum 31-05-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende drijft een eenmanszaak en hij heeft de voor hem gebouwde woning tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. Belanghebbende heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting afgetrokken. De inspecteur heeft deze aftrek niet toegestaan en aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd. Door de Belastingdienst is aan belanghebbende een bezoek gebracht en daarbij is geconstateerd dat de werkkamer niet als zodanig is gebruik was, maar dat de werkzaamheden in de keuken werden uitgevoerd. Belanghebbende heeft dit erkend, maar aangegeven dat de werkkamer inmiddels wel voor de onderneming wordt gebruikt. De rechtbank heeft het beroep gehonoreerd. De inspecteur stelt in hoger beroep dat het economisch gebruik door belanghebbende van de woning dermate beperkt is dat er fiscaal geen rekening mee gehouden mag worden. Het hof leidt uit de feiten af dat belanghebbende de woning als belastingplichtige heeft betrokken en dat hij deze van aanvang af mede heeft bestemd voor zijn economische activiteiten. De woning mag derhalve tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het hof neemt de verwijzing van de rechtbank naar het arrest Lennartz (HvJ EG, 11 juli 1991, zaak C-97/90) over en overweegt dat het hoger beroep faalt.

NTFR 2010/1820 - Beschikking fiscale eenheid kan bij uitspraak op bezwaar worden ingeperkt

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6959, datum uitspraak 19-05-2010, publicatiedatum 07-06-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Bij ambtshalve gegeven beschikking heeft de inspecteur belanghebbende tezamen met drie rechtspersonen aangemerkt als een fiscale eenheid. Bij uitspraak op bezwaar is de beschikking aldus gewijzigd dat de fiscale eenheid uitsluitend bestaat uit belanghebbende en D bv, een van de drie genoemde rechtspersonen.

NTFR 2010/1821 - Medische vrijstelling

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
Dit besluit verlengt de overgangsregeling voor de belastingheffing over (para)medische diensten. Het bestaande beleid blijft gehandhaafd tot 1 januari 2011. De aanwijzing van beroepsbeoefenaren zoals bedoeld in de Wet OB 1968 voor andere dan Wet BIG-beroepsbeoefenaren, die binnen het deskundigheidsgebied van hun Wet BIG-opleiding gezondheidskundige diensten verrichten, is namelijk nog steeds niet concreet uitgewerkt.

NTFR 2010/1822 - Beantwoording Kamervragen over teruggaaf van btw

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
De minister van Financiën beantwoordt de Kamervragen die zijn gesteld naar aanleiding van het artikel in De Telegraaf `Belastingdienst nekt transportsector'.Het krantenartikel gaat over de problemen met de teruggave van buitenlandse btw. Het nieuwe proces voor indienen van verzoeken door Nederlandse ondernemers voor teruggaaf van btw die is betaald in andere EU-lidstaten is sinds begin 2010 operationeel. Hiermee wordt bereikt dat ondernemers het verzoek om btw-teruggaaf voortaan langs elektronische weg kunnen indienen via de belastingdienst van het land waar de ondernemer is gevestigd. Het is de minister bekend dat sinds het openstellen van de portaalsite sprake is geweest van onvolkomenheden in de ondersteunende (EU-)systemen. In de afgelopen maanden zijn door de Belastingdienst evenwel stelselmatig verbeteringen in de portaalsite aangebracht. Door goede samenwerking tussen lidstaten en Europese Commissie zijn afspraken gemaakt over de te gebruiken gegevensspecificaties binnen de EU. Desalniettemin zijn problemen gebleken met de technische acceptatie van verzoeken door het EU-netwerk en de systemen van andere lidstaten. Op EU-niveau is door de Europese Commissie in een recent overleg aan alle EU-lidstaten dringend verzocht om prioriteit te geven aan spoedige afdoening van verzoeken om btw-teruggaaf en een praktische handelswijze hierbij te hanteren. Nederland ondersteunt deze oproep (uiteraard).

NTFR 2010/1823 - Gemeente Wijhe schendt gelijkheidsbeginsel bij heffing baatbelasting

ECLI:NL:GHARN:2010:BM6044, datum uitspraak 27-04-2010, publicatiedatum 28-05-2010
Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende is eigenaar van een in het buitengebied van de gemeente Wijhe gelegen onroerende zaak die niet is aangesloten op de riolering. Voor het lozen van afvalwater wordt rechtsgeldig gebruikgemaakt van een gierkelder. In het buitengebied liggen vele vergelijkbare onroerende zaken. In verband met de aanleg van riolering waarop de onroerende zaak kan worden aangesloten, is belanghebbende aangeslagen in de baatbelasting. De gemeente voert het beleid dat eigenaren van onroerende zaken zoals hiervoor bedoeld kunnen kiezen voor een exploitatieovereenkomst. Op grond van deze overeenkomst hoeven de eigenaren niet te betalen zolang zij kunnen en mogen lozen op de gierkelder. Aan hen worden geen aanslagen baatbelasting opgelegd. Volgens het hof is dit beleid in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Op grond van de verordening had aan de niet-betalende eigenaren met een exploitatieovereenkomst namelijk `gewoon’ een aanslag in de baatbelasting moeten worden opgelegd. Door dat beleidsmatig in een groot aantal gevallen niet te doen, is sprake van een verboden inbreuk op het gelijkheidsbeginsel. Daarom vernietigt het hof de aan belanghebbende opgelegde aanslag.

NTFR 2010/1824 - Voorbijgaan aan schorsende werking van art. 17 IW 1990 niet behoorlijk

Aflevering 31, gepubliceerd op 05-08-2010
De Belastingdienst heeft beslag gelegd op verzoekers handelsvoorraad motorfietsen en heeft de datum voor de executie vastgesteld. Verzoeker tekent twee dagen vóór de executiedatum verzet aan ex art. 17 IW 1990. De Belastingdienst vraagt de staatssecretaris toestemming om de executie, ondanks de schorsende werking van het verzet, toch door te mogen zetten, mede met het oog op de reeds gemaakte kosten en omdat er geen tijd meer is om het oordeel van de rechter te vragen. De staatssecretaris oordeelt dat sprake is van misbruik van bevoegdheid door verzoeker omdat het verzet evident kansloos is en verleent de gevraagde toestemming. De staatssecretaris meent zijn bevoegdheid daartoe te kunnen ontlenen aan een arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1994.