Aflevering 29

Gepubliceerd op 22 juli 2010

NTFR 2010/1672 - Aftrek van rente op onzakelijke leningen

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 geschreven door prof. dr. O.C.R. Marres
Op 9 mei 2008 wees de Hoge Raad een al veelbesproken arrest, waaruit volgt dat – kort gezegd – een verlies op een vordering op een aandeelhouder (of, naar valt aan te nemen, op een andere gelieerde persoon) niet in mindering op de winst kan worden gebracht indien het risico op onzakelijke gronden is aanvaard.HR 9 mei 2008, BNB 2008/191, NTFR 2008/902. De uitkomst is overigens niet anders dan in HR 14 maart 2001, BNB 2001/256, NTFR 2001/419, maar dat arrest ontbeert de leerstellige overwegingen van het arrest van 9 mei 2008. In de literatuur – en in de praktijk – is de vraag opgekomen wat het gevolg van de onzakelijkheid bij de debiteur is, meer in het bijzonder ten aanzien van de renteaftrek.F.A. Engelen en R. van Scharrenburg, ‘Onzakelijke leningen in de vennootschapsbelasting’, WFR 2008/705 en M.H.C. Ruijschop, ‘Een zaak van onzakelijkheid’, Belastingbrief 2008/10. Zie overigens over onzakelijke leningen P.G.H. Albert, ‘Is de afwaardering van een onzakelijke lening aftrekbaar?’, NTFR 2007/1160, en van dezelfde: ‘Is verlies op onzakelijke lening ‘‘omlaag’’ aftrekbaar?’, WFR 2008/1226, E.J.W. Heithuis, ‘Onzakelijke leningen. Een nieuw fenomeen of oude wijn in nieuwe zakken?’, MBB 2008/04, N.M. Ligthart, ‘De zakelijkheid van een onzakelijke lening’, NTFR-B 2008/37, M.L. Molenaars en R.A. de Boer, ‘Het onzakelijkeleningenarrest van 9 mei 2008; een exegese’, MBB 2008/10, W.F.E.M. Egelie, ‘De onzakelijke lening in de vennootschapsbelasting’, NTFR 2008/2375, J.H.M. Arts, ‘Het belang van het motief van een lening voor de vennootschapsbelasting’, WFR 2009/921 en J. Vleggeert, Aftrekbeperkingen van de rente in het internationale belastingrecht, FM 132, Kluwer, Deventer 2009, p. 69-71. Het is niet verrassend dat het arrest is aangegrepen om in voorkomende gevallen renteaftrek te bestrijden, zeker nu aan de zijde van de fiscus de gedachte leeft dat de huidige aftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting ontoereikend zijn.Dat het Ministerie van Financiën de opvatting huldigt dat de huidige wettelijke renteaftrekbeperkingen ontoereikend zijn om excessieve renteaftrek te bestrijden, blijkt genoegzaam uit het consultatiedocument (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 369, nr. 6; opgenomen in NTFR 2009/1426), en de Sinterklaasbrief (Kamerstukken II, 2009-2010, 31 369, nr. 9; opgenomen in NTFR 2009/2617). Nu wettelijke maatregelen langer uitblijven dan eerder werd verwacht, zal de fiscus naar verwachting nog meer geneigd zijn om de bestaande mogelijkheden om excessieve renteaftrek te bestrijden, ten volle te benutten.Die ervaringen bestaan in de praktijk al. Zie ook M.H.C. Ruijschop, ‘Een zaak van onzakelijkheid’, Belastingbrief 2008/10. Of het ‘arm’s length’-beginsel, c.q. art. 8b Wet VPB 1969, hierbij succes zal opleveren is twijfelachtig. In deze Opinie ga ik in op de vraag of renteaftrek kan worden geweigerd op grond dat een geldverstrekking onzakelijk is. Onder een onzakelijke lening versta ik hierna een lening waarmee een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.

NTFR 2010/1673 - Uitkering voor kunstenaars (WIK) behoort niet tot winst uit onderneming

ECLI:NL:HR:2010:BL1069, datum uitspraak 04-06-2010, publicatiedatum 04-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Belanghebbende is musicus. Zij is ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting. Belanghebbende ontvangt een uitkering uit hoofde van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK). Belanghebbende rekent de WIK-uitkering tot de winst uit haar onderneming van zelfstandig musicus. Volgens de Hoge Raad is dat onjuist. De WIK-uitkering heeft blijkens de ontstaansgeschiedenis van de WIK het karakter van een algemene inkomensvoorziening die de uitkeringsgerechtigde een zekere mate van bestaanszekerheid biedt. Dat slechts kunstenaars in aanmerking komen voor een WIK-uitkering, doet aan het karakter van algemene inkomensvoorziening niet af. Dit karakter brengt mee dat het verband tussen het ondernemerschap van belanghebbende als musicus en de WIK-uitkering onvoldoende is om die uitkering te rekenen tot haar winst uit onderneming.

NTFR 2010/1674 - Indexatielast ter zake van overgedragen pensioenverplichtingen nog niet aftrekbaar

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. drs. A.C.M. Kuypers
Belanghebbende heeft aan haar directeuren, E en F, pensioenrechten toegekend. Haar verplichtingen ter zake heeft zij na aanvankelijk intern eigen beheer overgedragen aan haar aandeelhouder (39,5%) E Holding ten behoeve van E en aan haar aandeelhouder (39,5%) F Holding ten behoeve van F. Bij het bepalen van de tegenprestaties van belanghebbende voor die schuldovernemingen is onder meer rekening gehouden met een na-indexatie van 2%. Het verschil ad € 250.477 tussen die tegenprestaties en de boekwaarden van de pensioenverplichtingen heeft zij in mindering gebracht op haar belastbare winst 2004. De inspecteur en de rechtbank hebben deze ‘indexatielast’ niet in aftrek toegestaan.

NTFR 2010/1677 - Loonvordering directeur was vorderbaar en inbaar

ECLI:NL:GHARN:2010:BM9143, datum uitspraak 01-06-2010, publicatiedatum 24-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van Visser
Belanghebbende is directeur van een bv. Zij had een loonvordering op deze vennootschap van € 232.262. Dit loon was door een gebrek aan liquide middelen bij de bv niet betaalbaar. In 2003 zijn door de verkoop van activa liquide middelen (€ 379.946) vrijgekomen. Dit geld is met goedvinden van belanghebbende aangewend voor betaling aan een gelieerde vennootschap. Deze gelieerde vennootschap heeft de salarisverplichting jegens belanghebbende overgenomen. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat belanghebbende het loon in 2003 heeft genoten. Het hof deelt die visie. Volgens het hof is de loonvordering in 2003, gelet op de bij de bv vrijgekomen liquide middelen, namelijk vorderbaar en inbaar.

NTFR 2010/1679 - Besluit over vrijgeven spaarloon

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
De minister publiceert, vooruitlopend op wetgeving, een besluit over het vrijgeven van spaarloon over de periode 2006 tot en met 2009. Het besluit heeft hij eerder in een nieuwsbericht aangekondigd. Het spaarloon kan vanaf 15 september 2010 worden gedeblokkeerd zonder fiscale gevolgen. De maatregel wordt zo snel mogelijk in de vorm van een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden. De goedkeuring vervalt op het moment dat de maatregel tot wet is verheven. Mocht de maatregel niet tot wet worden verheven, dan geldt de goedkeuring voor opnames tussen 15 september 2010 en het tijdstip waarop dit is komen vast te staan. Op 1 januari 2011 verliest het besluit zijn geldigheid.

NTFR 2010/1681 - Geen aftrek bij verrekening eigen bijdrage privégebruik auto met ontvangen provisies

ECLI:NL:GHARN:2010:BL0974, datum uitspraak 19-01-2010, publicatiedatum 28-01-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende is buitendienstmedewerker. Aan haar is een auto van de zaak ter beschikking gesteld. Belanghebbende ontvangt provisies van haar werkgever voor gesloten contracten. Deze provisies worden in rekening-courant verrekend, evenals de door belanghebbende te betalen bijdrage in de leasekosten voor het privégebruik van de auto. Belanghebbende heeft voorts met haar partner – na haar scheiding – hypothecaire geldleningen geherfinancierd. De partner van belanghebbende drijft een onderneming. De inspecteur heeft de door belanghebbende geclaimde aftrek voor een eigen bijdrage voor het privégebruik auto geweigerd alsmede een deel van de door belanghebbende geclaimde hypotheekrenteaftrek.

NTFR 2010/1683 - Gastenhuis bij abdij is algemeen nut beogende instelling

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. J. Zandee-Dingemanse
Belanghebbende exploiteert een gastenhuis van een nabijgelegen Benedictijner klooster. Het gastenhuis is een oord van geestelijke bezinning waarin tevens besprekingen worden gehouden over godsdienstige en sociale problemen in beperkte kring. Het ontvangen van gasten is een verplichting die rechtstreeks voortvloeit uit de regels van St. Benedictus volgens welke de monniken leven. In geschil is of belanghebbende kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (anbi).

NTFR 2010/1684 - Afwezigheid van alle schuld brengt niet mee dat opleggen boete onrechtmatig is

ECLI:NL:HR:2010:BN0631, datum uitspraak 09-07-2010, publicatiedatum 09-07-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende heeft zijn aangiftebiljet niet tijdig ingediend. De inspecteur heeft daarom een verzuimboete opgelegd. In bezwaar is deze boete vernietigd vanwege een door belanghebbende in bezwaar gedaan beroep op afwezigheid van alle schuld. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Daarvoor is vereist dat het opleggen van de boete aan onrechtmatigheid van de inspecteur is te wijten. Naar het oordeel van de Hoge Raad is daarvan geen sprake. De inspecteur was ten tijde van het opleggen van de verzuimboete niet op de hoogte van feiten die een beroep op afwezigheid van alle schuld zouden rechtvaardigen. Ook hoefde de inspecteur zich voorafgaand aan het opleggen van de verzuimboete niet van de mogelijke aanwezigheid van dergelijke feiten te vergewissen.

NTFR 2010/1685 - Belanghebbende kon de brief van de inspecteur opvatten als een uitspraak op bezwaar

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7582, datum uitspraak 10-06-2010, publicatiedatum 16-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
De inspecteur heeft aan belanghebbende medegedeeld dat het reeds lopende onderzoek naar omzetbelasting wordt uitgebreid voor het jaar 2006. Belanghebbende heeft de inspecteur meegedeeld het hiermee niet eens te zijn. De inspecteur heeft dit als een klacht in behandeling genomen. In een brief van 8 mei 2008 heeft de inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat de brief van belanghebbende ten onrechte als klacht in behandeling is genomen en dat het bezwaar tegen de uitbreiding van de controle met de OB 2006 wordt afgewezen. Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij Rechtbank Haarlem, die het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.

NTFR 2010/1687 - Hof ziet geen aanleiding om wegingsfactor te matigen

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0711, datum uitspraak 01-04-2010, publicatiedatum 14-04-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
In de bezwaarprocedure is de voorlopige aanslag IB/PVV van belanghebbende verminderd omdat ten onrechte geen rekening was gehouden met de ingehouden en afgedragen loonheffingen. In de bezwaarfase is belanghebbende bijgestaan door een belastingadviseur en heeft hij verzocht om een kostenvergoeding van € 161. De inspecteur heeft een kostenvergoeding toegezegd van € 40,25 (factor 0,25). In tegenstelling tot Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat een vergoeding moet worden toegekend van € 161 met wegingsfactor 1. Volgens het hof had de gemachtigde niet kunnen volstaan met het verzoek aan de Belastingdienst om rekening te houden met de voorheffingen, maar heeft hij zich moeten verdiepen in de cijfers en de vraag waarom de voorlopige teruggaaf is gewijzigd in een voorlopige aanslag. Er is geen sprake van een fout die zonder enig nader onderzoek duidelijk kenbaar was. Het hof ziet geen reden om de wegingsfactor te matigen.

NTFR 2010/1688 - Na verwijzing: verzoek tot heropening is terecht afgewezen

ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7575, datum uitspraak 10-06-2010, publicatiedatum 16-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Na de mondelinge behandeling bij Hof Den Haag heeft de inspecteur verzocht om heropening van de zaak, omdat ter zitting er ten onrechte van is uitgegaan dat X bv tijdens het opleggen van de naheffingsaanslag geen onderdeel uitmaakte van de fiscale eenheid. Hof Den Haag heeft zonder kennis te hebben genomen van het verzoek uitspraak gedaan. De Hoge Raad (NTFR 2009/461) was van oordeel dat de grondslag van die uitspraak in zoverre ondeugdelijk is en heeft de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. Dat hof overweegt dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat de inspecteur tijdens een schorsing ter zitting bij Hof Den Haag zich heeft beraden over de juistheid van de tenaamstelling van de onderhavige naheffingsaanslag en vervolgens het standpunt heeft ingenomen dat de tenaamstelling van de naheffingsaanslag niet juist was. Als de inspecteur na de schorsing nog twijfelde over de tenaamstelling had hij ook kunnen verzoeken de zaak aan te houden om nader onderzoek te kunnen verrichten. Het hof is van oordeel dat het verzoek tot heropening niet kan worden gehonoreerd.

NTFR 2010/1689 - Hof matigt griffierecht wegens slechte financiële omstandigheden belastingplichtige

ECLI:NL:GHARN:2010:BM7194, datum uitspraak 26-05-2010, publicatiedatum 10-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende is tegen een haar opgelegde naheffingsaanslag MRB met verzuimboete van € 799 in hoger beroep gekomen. Bij uitspraak in het kader van een vereenvoudigde behandeling heeft het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 447 niet is voldaan. In verzet stelt belanghebbende dat zij de financiële middelen niet heeft om het griffierecht te voldoen en dat haar de toegang tot de rechter wordt belemmerd. Het hof vindt dat belanghebbende een punt heeft. Gelet op de financiële omstandigheden van belanghebbende en in aanmerking genomen dat een verzuimboete in het geding is, matigt het hof het griffierecht tot € 100.

NTFR 2010/1691 - Inspecteur verzaakt onderzoeksplicht: geen nieuw feit

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8760, datum uitspraak 18-06-2010, publicatiedatum 23-06-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Met ingang van 1 mei 2000 zijn belanghebbende en zijn vrouw twee vof’s aangegaan. Belanghebbende heeft per brief het aangaan van de vof’s gemeld aan de inspecteur. In de brief wordt ook aanspraak gemaakt op de verhoogde zelfstandigenaftrek en wordt toestemming gevraagd willekeurig te mogen afschrijven op een bedrijfspand. De inspecteur heeft de brief niet beantwoord, maar terzijde geschoven `als moeilijk probleem’. Vervolgens is de aanslag IB 2000 geautomatiseerd opgelegd conform de aangifte, waarin een bedrag is afgetrokken als willekeurige afschrijving startende ondernemer. Per 31 december 2001 zijn beide vof’s ontbonden. In de aangiften IB 2001 is stakingswinst aangegeven voor welk bedrag een lijfrente is bedongen. Naar aanleiding van deze aangiften heeft de inspecteur vragen gesteld en vervolgens zijn over 2000 navorderingsaanslagen opgelegd waarbij de willekeurige afschrijving op het bedrijfspand is gecorrigeerd.

NTFR 2010/1693 - Geheimhoudingsbeslissing inzake project Bank Zonder Naam

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van Jansen
Belanghebbende heeft in verband met zijn uit het project Bank Zonder Naam voortvloeiende procedures de inspecteur verzocht om alle stukken van het project Bank Zonder Naam te overleggen. De inspecteur heeft ten aanzien van een aantal stukken een verzoek gedaan om beperkte kennisneming van deze stukken als bedoeld in art. 8:29, lid 1, Awb. De rechtbank oordeelt in een tussenbeslissing dat de inspecteur alsnog moet overleggen de namen van belastingambtenaren genoemd in het draaiboek en genoemd in een aantal andere stukken, de integrale, geanonimiseerde rekeningstandenlijsten, het geanonimiseerde organogram van de bank, het geanonimiseerde memo inzake zogeheten meewerkers in eerdere rekeningprojecten en in het onderhavige project, de volledige, ongeanonimiseerde invoergegevens van de chikwadraattoets en de resultaten van de toets en de gehanteerde formule. De inspecteur wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken mee te delen welke gevolgen hij aan de beslissing van de rechtbank verbindt.

NTFR 2010/1694 - Inspecteur had onjuiste aanslag eenvoudig kunnen voorkomen; integrale proceskostenvergoeding

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM2704, datum uitspraak 14-04-2010, publicatiedatum 28-04-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. E. Thomas
Bij belanghebbende is na 31 december 2006 een boekenonderzoek en een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. De inspecteur heeft aan die onderzoeken het vermoeden ontleend dat belanghebbende betrokken is geweest bij fraude met intracommunautaire transacties en daaruit inkomsten heeft genoten die hij niet heeft aangegeven. Vervolgens heeft de inspecteur een aanslag inkomstenbelasting en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd. Na bezwaar zijn deze aanslagen verminderd. In geschil is onder meer of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding. De rechtbank kent alleen een integrale proceskostenvergoeding toe voor het deel dat ziet op de correctie betreffende intracommunautaire verwervingen. De rechtbank leidt uit een verklaring van de inspecteur ter zitting af dat de inspecteur op eenvoudige wijze, bijvoorbeeld door raadpleging van het geautomatiseerde systeem voor de omzetbelasting, had kunnen vaststellen dat de conclusie dat geen intracommunautaire verwervingen zijn aangegeven, onjuist was.

NTFR 2010/1695 - Onderhandelingen belastingverdragen in 2010

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
In dit nieuwsbericht wordt een overzicht gegeven van de geplande en voorgenomen onderhandelingen van Nederland over belastingverdragen voor de tweede helft van 2010 en verder. Belanghebbenden kunnen de voor hen van belang zijnde aangelegenheden onder de aandacht brengen van het Ministerie van Financiën.

NTFR 2010/1701 - Vestigingseis KOR in strijd met vrijheden uit EU-Verdrag?

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. A.J. Blank
Ingrid Schmelz heeft de Duitse nationaliteit en woont in Duitsland. Zij is eigenaresse van een woning in Oostenrijk, die zij verhuurt. Deze verhuur is op grond van de Oostenrijkse btw-wetgeving een belaste activiteit. De opbrengst van de verhuur ligt beneden de drempel voor de vrijstelling voor kleine ondernemers. De Oostenrijkse belastingdienst kent haar de vrijstelling echter niet toe, omdat zij niet in het binnenland woonachtig is. De Unabhängige Finanzsenat, Aussenstelle Wien vraagt aan het HvJ EU of de betrokken regelingen van de richtlijnen en de nationale omzettingsmaatregelen verenigbaar zijn met de fundamentele vrijheden en het algemene beginsel van gelijke behandeling.

NTFR 2010/1702 - Btw-besparende structuur gemeente inzake nieuwbouw school mislukt

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van prof. dr. A.J. van Doesum
Belanghebbende, een gemeente, heeft een wettelijke zorgplicht voor de huisvesting van het voortgezet onderwijs. In dat kader heeft belanghebbende een krediet van f 24.994.621 beschikbaar gesteld aan een onderwijsstichting ten behoeve van de nieuwbouw van een school. In maart 1999 heeft de stichting een aannemingsovereenkomst gesloten. De bouw is begin 2001 gestart. Medio 2001 heeft belanghebbende met het bestuur van de stichting afgesproken een btw-besparende structuur bij de nieuwbouw van de school op te zetten, waarbij in het kader van de aftrek van voorbelasting door de gemeente een voordeel zou kunnen worden behaald. Volgens de inspecteur en rechtbank heeft de gemeente echter geen recht op aftrek van voorbelasting. Ook in appel heeft de gemeente geen succes. Kort gezegd oordeelt het hof dat de macht om als eigenaar over de school te beschikken niet door belanghebbende aan de stichting is overgedragen. In dat geval moet volgens het hof worden geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft gehandeld als ondernemer dan wel uitsluitend vrijgestelde prestaties heeft verricht, zodat zij geen recht op aftrek van haar in rekening gebrachte voorbelasting heeft.

NTFR 2010/1703 - Percelen met parkeerplaats vormen onbebouwde grond maar geen bouwterrein

ECLI:NL:GHARN:2010:BM9840, datum uitspraak 08-06-2010, publicatiedatum 05-07-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van prof. dr. G.J. van Norden
Belanghebbende heeft van een gemeente geleverd gekregen percelen grond waarop zich een parkeerterrein bevond alsmede ondergrond van een voormalige bibliotheek. Een sloopbedrijf heeft de bibliotheek gesloopt en het puin verwijderd. Met de gemeente is belanghebbende overeengekomen dat het parkeerterrein voor rekening van de gemeente zal worden gesloopt. Belanghebbende is ervan uitgegaan dat de verkrijging van de percelen is vrijgesteld van overdrachtsbelasting omdat sprake zou zijn van een levering van een bouwterrein. Het hof is van oordeel dat, gelet op het Don Bosco-arrest (HvJ EU 19 november 2009, zaak C-461/08, NTFR 2009/2583), de gemeente aan belanghebbende onbebouwde grond heeft geleverd. Dat nog heipalen in de grond aanwezig waren en het parkeerterrein nog niet verwijderd was, doet hieraan niet af. Van levering van een bouwterrein is volgens het hof echter geen sprake. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat bewerkingen aan de grond hebben plaatsgevonden dan wel dat in de omgeving voorzieningen zijn getroffen. Dit betekent dat terecht overdrachtsbelasting is nageheven.

NTFR 2010/1705 - Hofoordeel dat inspecteur terugbetalingsverzoek moet voorleggen aan Europese Commissie, is onjuist dan wel onvoldoende gemotiveerd

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. W.J. Benning
In opdracht van belanghebbende zijn aangiften ten invoer gedaan van zendingen schoeisel uit Vietnam. Bij de aangiften zijn certificaten van oorsprong gevoegd waarmee aanspraak werd gemaakt op een verlaagd tarief. Na een onderzoeksmissie van het Europees antifraudebureau (OLAF) bleek dat de certificaten ten onrechte zijn afgegeven, dan wel vals of vervalst zijn. De inspecteur heeft bij belanghebbende douanerechten en antidumpingrechten nagevorderd. Het tegen de uitnodigingen tot betaling gemaakte bezwaar en beroep is – uiteindelijk – door respectievelijk Hof Amsterdam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven afgewezen. Deze colleges oordeelden dat belanghebbende wist of redelijkerwijs had moeten weten dat de zendingen schoenen uit China kwamen, zodat zij terecht als douaneschuldenaar in de zin van art. 201, lid 3, derde volzin, CDW is aangemerkt. De onderhavige zaak betreft verzoeken om terugbetaling op grond van art. 239 CDW. De inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen.

NTFR 2010/1706 - Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 geschreven door mr. H.A. Elbert
Dit besluit vervangt het besluit van 4 juli 2007 over de motorrijtuigenbelasting. Nieuw zijn onder meer de inrichtingseisen voor bestelauto’s, de meetmethoden voor de laadruimte van pick-up’s, de vereisten voor containers in een open laadbak van motorrijtuigen van het type pick-up en het gebruik van een motorrijtuig in het kader van het uitvaartbedrijf.

NTFR 2010/1710 - Kennelijk onbehoorlijk bestuur door opzettelijk doen van geen of onjuiste aangiften

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
Belanghebbende is sinds de oprichting in februari 1998 enig bestuurder van A bv. De partner van belanghebbende is aandeelhouder van A bv. De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 2 april 2003 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven belastingaanslagen van A bv, vermeerderd met rente en kosten. Op 21 juni 2000 heeft belanghebbende de betalingsonmacht van A bv gemeld bij de bedrijfsvereniging. Op het desbetreffende formulier is vermeld dat de laatst gedane melding betalingsonmacht bij de ontvanger is gedaan op 12 mei 2000. In geschil is of belanghebbende terecht en voor een juist bedrag aansprakelijk is gesteld.

NTFR 2010/1711 - Betalingsonmacht tijdig gemeld door getroffen betalingsregeling

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Belanghebbende is begin 2004 enig directeur en enig aandeelhouder geworden van A bv. In 2002 en 2003 zijn door A bv zware verliezen geleden. In maart 2005 heeft de ontvanger uitstel van betaling verleend voor diverse aanslagen LB/PVV over tijdvakken in 2003 en 2004. Op 5 april 2006 is A bv in staat van faillissement verklaard. Op basis van bevindingen van een boekenonderzoek is met dagtekening 29 augustus 2006 aan A bv een naheffingsaanslag omzetbelasting met boete opgelegd over de tijdvakken 2001 t/m 2005. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven belastingschulden van de bv, de heffingsrente en de invorderingsrente en -kosten. De ontvanger stelt zich daarbij op het standpunt dat de melding betalingsonmacht niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden en dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

NTFR 2010/1715 - Claim op tbs-verlies terecht niet gehonoreerd

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7124, datum uitspraak 11-08-2009, publicatiedatum 08-09-2009
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Belanghebbende is een buitenlands belastingplichtige. Hij heeft zich garant gesteld jegens een bank voor aan zijn zoon verstrekte financieringen. Belanghebbende is door de bank niet aangesproken. Vanuit het buitenland heeft belanghebbende gelden gestort op de bankrekening van zijn Nederlandse vennootschap. Deze vennootschap heeft de gelden doorbetaald aan de eenmanszaak van de zoon ter aflossing van de financiering. De eenmanszaak van de zoon is in 2001 gestaakt. Belanghebbende claimt een verlies uit resultaat uit overige werkzaamheden. Het hof wijst die claim echter af. Het hof acht namelijk niet aannemelijk dat belanghebbende zelf geld aan zijn zoon ter beschikking heeft gesteld. Van een aftrekbaar verlies uit een borgtochtverplichting is evenmin sprake, omdat belanghebbende niet als borg is aangesproken door de bank. (Hoger beroep ongegrond.)

NTFR 2010/1717 - Inkomsten uit bloembollentermijnhandel vormt resultaat uit overige werkzaamheden

ECLI:NL:RBARN:2009:BI8798, datum uitspraak 16-06-2009, publicatiedatum 10-09-2009
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Belanghebbende is actief in de bloembollenhandel. De termijntransacties worden afgesloten door tussenkomst van het bemiddelingsbureau E bv. Na faillietverklaring van E bv is een strafrechtelijk onderzoek naar de verdenking van een frauduleus netwerk gestart. Uit de bevindingen blijkt dat een bedrag van afgerond € 840.000 verband houdt met afwikkeling van tulpenbollencontracten en dat dit bedrag is overgeboekt naar de buitenlandse rechtspersoon K. De inspecteur heeft het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning met dit bedrag verhoogd.

NTFR 2010/1718 - Arbeidsbeloning voorperiode bv i.o. terecht gecorrigeerd

ECLI:NL:RBARN:2009:BK3952, datum uitspraak 10-11-2009, publicatiedatum 20-11-2009
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Belanghebbende heeft in 2005 een onderneming gedreven. Op 8 september 2005 heeft belanghebbende in een intentieverklaring vastgelegd dat hij zijn onderneming zal inbrengen in een door hem op te richten bv en dat de resultaten vanaf 1 juli 2005 voor rekening van de bv zullen zijn. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2005 geen arbeidsbeloning voor zijn werkzaamheden voor de bv i.o. in de voorperiode in aanmerking genomen. De inspecteur heeft dit gecorrigeerd en € 33.000 als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen.

NTFR 2010/1729 - Weigering herziening toerekening box 3-bestanddelen behoorlijk

Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Verzoekers waren fiscale partners. Zij vroegen de Belastingdienst in november 2008 hun aanslagen over 2006 aan te passen omdat zij de inkomsten uit de eigen woning in de aangifte per abuis aan de minst-verdienende van hen beiden hadden toegerekend waardoor zij een tariefnadeel leden. De Belastingdienst weigerde dit omdat beide aanslagen op dat moment reeds onherroepelijk vast stonden. De Belastingdienst beriep zich op het Besluit van 31 juli 2007 van de staatssecretaris van Financiën waarin in afwijking van de wet de mogelijkheid werd gegeven nog om herziening te vragen als een van beide aanslagen al onherroepelijk vast stond. Een verdergaande verruiming in het besluit had slechts gegolden tot 1 januari 2008 en was derhalve evenmin van toepassing.

NTFR 2010/1732 - Belanghebbende is pleegkind ondanks tijdelijk verblijf in jeugdinternaten

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4653, datum uitspraak 13-10-2009, publicatiedatum 27-11-2009
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Belanghebbende leerde erflater in 1992 kennen. Erflater ontfermde zich in velerlei opzichten over belanghebbende en ging hem als een eigen zoon beschouwen. Belanghebbende heeft in diverse jeugdinternaten gezeten. Nadat belanghebbende in 1997 defintief vrij kwam, is hij permanent bij erflater gaan wonen. Erflater is in 2007 overleden. Erflater heeft belanghebbende tot zijn erfgenaam benoemd. Belanghebbende stelt dat hij als pleegkind dient te worden aangemerkt en dat het tarief voor de verkrijgers van tariefgroep I dient te worden toegepast. De inspecteur heeft echter het tarief voor tariefgroep III toegepast. Volgens de rechtbank dient belanghebbende als pleegkind te worden aangemerkt. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat erflater zich gedurende ten minste 5 jaar als enige met zijn opvoeding heeft beziggehouden. Dat belanghebbende gedurende die 5 jaar niet de gehele periode bij erflater verbleef, maar in jeugdinternaten zat, staat daaraan niet in de weg. Er was sprake van een dusdanige intense en ideële band tussen erflater en belanghebbende, dat erflater belanghebbende als eigen kind beschouwde en ook daarnaar heeft gehandeld. Aan het opvoedingsvereiste is derhalve voldaan. De rechtbank is van oordeel dat ook aan het onderhoudsvereiste is voldaan. (Beroep gegrond.)

NTFR 2010/1736 - Weigering gronden bezwaar kenbaar te maken leidt tot niet-ontvankelijkheid

ECLI:NL:RBBRE:2010:BM9910, datum uitspraak 04-06-2010, publicatiedatum 01-07-2010
Aflevering 29, gepubliceerd op 22-07-2010
Weigering gronden bezwaar kenbaar te maken leidt tot niet-ontvankelijkheidWeigering gronden bezwaar kenbaar te maken leidt tot niet-ontvankelijkheidInstantieRechtbank BredaDatum uitspraak04-06-2010Datum publicatie22-07-2010PublicatieNTFR 2010/1736, aflevering 29, 2010ECLIECLI_NL_RBBRE_2010_BM9910Zaaknummer09/5062Belastingjaar01-01-2009 t/m 31-12-2009Overige publicatiesNTFR 2010/1736Belastingblad 2010/1205V-N 2010/38.2.1FutD 2010-1661RegelgevingAlgemene wet bestuursrecht art. 6:5Overige relevante linksRechtbank Breda 4 juni 2010, nr. 09/05062