Aflevering 30

Gepubliceerd op 28 juli 2011

NTFR 2011/1645 - Energiebelasting: Europa’s luchtverfrisser of melkkoe?

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers en mr. D.M. Hanema
Een van de doelstellingen van het kabinet-Rutte is het behoud en de verbetering van een gezonde leefomgeving voor nu en later.Vrijheid en Verantwoordelijkheid Regeerakkoord VVD-CDA 30 september 2010, p. 30. (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/09/30/regeerakkoord-vvd-cda.html) Milieubelastingen zijn een effectief instrument voor het bewerkstelligen van deze doelstelling. Dit blijkt onder meer uit het op 7 april 2010 uitgebrachte rapport van de Studiecommissie belastingstelsel (de Commissie-Van Weeghel)Commissie-Van Weeghel, ‘Continuïteit en vernieuwing. Een visie op het belastingstelsel’ 7 april 2010. (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voorstudie-herziening-belastingstelsel/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/04/07/rapport-studiecommissie-belastingstelsel.html) , alsmede uit de effectbeoordeling die het voorstel van de Europese Commissie voor het in 2009 vastgestelde Europese klimaat- en energiebeleidspakket onderbouwt.SEC(2008) 85 vol. II, p. 51 en volgende.

NTFR 2011/1646 - Tussenregeling valutaresultaten; gooit Gielen roet in het eten?

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 geschreven door Wisman en prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 20 juni 2011 heeft de staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel ‘Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen’ naar de Tweede Kamer gestuurd.Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen), Kamerstukken II, 2010-2011, 32 818, nr. 2 (voorstel van wet). Het voorstel was op 8 april 2011 om 17.00 uur aangekondigd en zal bij inwerkingtreding vanaf dat moment van kracht zijn.Brief van 8 april 2011, nr. DB2011/129U, Artikel II wetsvoorstel Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen, NTFR 2011/851. Gekozen is voor een ‘voorwaardelijke optionele regeling’, een ‘keuzeregeling’.Aantekening Redactie Vakstudienieuws, V-N 2011/32.14. Vennootschapsbelastingplichtigen die, kort gezegd, met een beroep op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘HvJ’) in de zaak Deutsche Shell succesvol valutaverliezen op deelnemingen in aftrek brengen, dienen tevens valutawinsten op deelnemingen in aanmerking te nemen. De staatssecretaris tracht hiermee een mogelijke unierechtelijke ‘belemmering’– een ‘obstakel’– te verhelpen.En tegelijkertijd een budgettaire derving van – naar verluidt – enkele honderden miljoenen euro’s per jaar te voorkomen. Kamerstukken II, 2010-2011, 32 818, nr. 3 (memorie van toelichting), p. 3. De vraag rijst echter of een keuzeregeling daartoe wel een geschikt instrument is. Dit omdat uit de eerdere beslissing van het HvJ in de zaak Gielen blijkt dat een unierechtelijke ‘discriminatie’– ook een ‘obstakel’– niet kan worden weggenomen met een keuzeregeling.HvJ 18 maart 2010, zaak C-440/08, Gielen, NTFR 2010/795. Gooit Gielen roet in het eten?

NTFR 2011/1648 - Advocaatkosten voor bestrijding ontslag op staande voet zijn niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BR1285, datum uitspraak 05-07-2011, publicatiedatum 12-07-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is op staande voet ontslagen. In een kortgedingprocedure heeft hij dit met behulp van een advocaat kunnen terugdraaien. Belanghebbende wenst de advocaatkosten als beroepskosten in aftrek te brengen op zijn looninkomsten. Daarbij beroept belanghebbende zich onder meer erop dat medewerkers van de Belastingtelefoon hebben gezegd dat de advocaatkosten aftrekbaar zijn. Het hof stelt belanghebbende in het ongelijk. De Wet IB 2001 biedt geen grondslag voor aftrek van de advocaatkosten, ook niet als het gaat om een ontslag op staande voet. Dit is niet discriminatoir. Met betrekking tot het beroep op het vertrouwensbeginsel acht het hof het niet aannemelijk dat medewerkers van de Belastingtelefoon belanghebbende – expliciet – hebben medegedeeld dat advocaatkosten ter zake van een ontslag op staande voet als beroepskosten aftrekbaar zijn. Reeds daarom faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel.

NTFR 2011/1649 - Geen nagekomen kostenaftrek voor 'hotelbezoeker' omdat sprake was van een dienstbetrekking

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9233, datum uitspraak 15-06-2011, publicatiedatum 24-06-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. drs. G. Benning
Belanghebbende heeft in 2000/2001 werkzaamheden verricht voor een Duits bedrijf. Voor dit bedrijf bezocht hij hotels in Nederland met als doel deze te bewegen zich op te laten nemen in de databank van het Duitse bedrijf. Het Duitse bedrijf heeft nagelaten de door belanghebbende gemaakte overnachtings- en brandstofkosten te vergoeden. Het Duitse bedrijf is in 2003 failliet gegaan. In 2004 heeft belanghebbende onder meer € 1.060 afgelost op zijn schuld aan een bank welke schuld verband houdt met de in 2000/2001 voor het Duitse bedrijf verrichte werkzaamheden. Belanghebbende wenst dit bedrag als kostenpost in de ROW-sfeer in aanmerking te nemen. De inspecteur erkent weliswaar dat sprake is van een kostenpost, maar stelt zich (nader) op het standpunt dat aftrek niet mogelijk is, omdat de rechtsverhouding met het Duitse bedrijf als een dienstbetrekking moet worden gekwalificeerd. Het hof deelt die zienswijze. Er is namelijk voldaan aan de trits ‘persoonlijk arbeid verrichten’, ‘loon’ en ‘gezagsverhouding’.

NTFR 2011/1652 - Centrale Raad van Beroep hanteert onjuist woonplaatsbegrip

ECLI:NL:HR:2011:BQ7652, datum uitspraak 10-06-2011, publicatiedatum 10-06-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij is in 1970 naar Nederland gekomen. Belanghebbende ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Belanghebbende heeft uit zijn eerste huwelijk meerderjarige kinderen die in Nederland wonen. Belanghebbende is in Marokko opnieuw getrouwd. Uit dit huwelijk heeft hij vier kinderen gekregen. Die kinderen en zijn echtgenote wonen in Marokko. Belanghebbende heeft voor deze kinderen t/m 2006 kinderbijslag ontvangen. Belanghebbende huurt een woning in Nederland. Hij verblijft vanaf medio 2004 veelvuldig gedurende aanzienlijke periodes bij zijn echtgenote en kinderen in Marokko. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat de aanvraag van belanghebbende om kinderbijslag met ingang van 2007 terecht is afgewezen, omdat belanghebbende in 2007 niet langer in Nederland woonde en dat hij daarom niet heeft voldaan aan de voorwaarden om verzekerd te zijn op grond van de AKW. Volgens de Hoge Raad heeft de Centrale Raad blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent het begrip ingezetene in de AKW. De Hoge Raad verwijst voor de gronden naar zijn arresten van 21 januari 2011, nr. 10/00563, NTFR 2011/453, en 4 maart 2011, nr. 10/04026, NTFR 2011/1272.

NTFR 2011/1653 - Ontwerpbesluit koppeling kinderopvangtoeslag aan gewerkte uren

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuurt de Eerste en Tweede Kamer een ontwerpbesluit. Het gaat om een wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het vastleggen van de verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd, het niet- indexeren van de maximum uurprijs en het aanpassen van de inkomens173 en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag.

NTFR 2011/1654 - Vrijgesteld inkomen Europese Octrooiorganisatie telt mee bij bepaling drempel buitengewone uitgaven

ECLI:NL:HR:2011:BP2997, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van drs. S.P. de Buck
Belanghebbende is inwoner van Nederland. In 2005 is belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam bij de Europese Octrooiorganisatie en ontvangt een vrijgesteld salaris. Deze vrijstelling van Nederlandse inkomstenbelasting is gebaseerd op art. 16, lid 1, Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Octrooiorganisatie (hierna: het Protocol). Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op aftrek van buitengewone uitgaven. Bij het bepalen van de drempel voor deze aftrek heeft de inspecteur, in afwijking van de aangifte, rekening gehouden met het vrijgestelde salaris. In geschil is of het vrijgestelde salaris meetelt bij de berekening van de drempel voor aftrek van buitengewone uitgaven. Hof Den Haag heeft die vraag ontkennend beantwoord (NTFR 2010/1565). De Hoge Raad, daarentegen, beantwoordt de vraag bevestigend. De Hoge Raad heeft daarbij aansluiting gezocht bij HR 27 september 2002, nr. 36.165, NTFR 2002/1404 inzake een EU-functionaris. De Hoge Raad merkt op dat hij is teruggekomen van zijn arrest HR 15 december 1999, nr. 35.038, NTFR 2000/63.

NTFR 2011/1655 - Vrijgesteld inkomen NAVO telt mee bij bepaling drempel buitengewone uitgaven

ECLI:NL:HR:2011:BN3539, datum uitspraak 04-02-2011, publicatiedatum 04-02-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van drs. S.P. de Buck
Belanghebbende en haar echtgenoot zijn inwoners van Nederland. Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam. Haar echtgenoot is in 2005 in dienstbetrekking werkzaam bij de NAVO en ontvangt een vrijgesteld salaris. Deze vrijstelling, zonder progressievoorbehoud, is gebaseerd op art. 19 Verdrag van Ottawa. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op aftrek van ziektekosten. Bij het bepalen van de drempel voor deze aftrek heeft de inspecteur, in afwijking van de aangifte, rekening gehouden met het vrijgestelde salaris van de echtgenoot. In geschil is of het vrijgestelde salaris van de echtgenoot bij de NAVO meetelt bij de berekening van de drempel voor aftrek van buitengewone uitgaven. Hof Den Bosch en A-G Van Ballegooijen hebben die vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad is het hiermee eens. De Hoge Raad heeft daarbij aansluiting gezocht bij HR 27 september 2002, nr. 36.165, NTFR 2002/1404 inzake een EU-functionaris. De Hoge Raad merkt op dat hij is teruggekomen van zijn arrest HR 15 december 1999, nr. 35.038, NTFR 2000/63.

NTFR 2011/1656 - Geen giftenaftrek voor verplichte terugstorting van vrijwilligersvergoeding

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ4394, datum uitspraak 19-04-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende werkt als vrijwilliger bij een algemeen nut beogende instelling. Deze stichting keert jaarlijks een bedrag ter grootte van de onbelaste vrijwilligersvergoeding uit aan haar vrijwilligers. De vrijwilligers, waaronder belanghebbende, schenken deze vergoeding weer terug aan de stichting. In geschil is of deze terugstorting een aftrekbare gift vormt.

NTFR 2011/1658 - Standaardvoorwaarde 3f oude fiscale eenheidsregime is niet onverbindend

ECLI:NL:HR:2012:BQ7243, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende heeft een boekjaar 1 juli – 30 juni. Sinds 1 juli 2001 is zij moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Het oude (pre-2003) fiscale-eenheidsregime is van toepassing. Een gevoegde dochter beschikte over voorvoegingsaanspraken op aftrek elders belast (gestalde buitenlandse winsten) ad € 18.522.017. Op 2 januari 2002 heeft belanghebbende € 20.000.000 renteloos aan die dochter uitgeleend (lening 1) onder zodanige voorwaarden dat deze lening 1 hybride was. Op dezelfde dag leende belanghebbende hetzelfde bedrag rentedragend terug (lening 2). Deze geforceerde fiscale winstcreatie dient ertoe de doorgeschoven aanspraak op aftrek wegens elders belaste voorvoegingwinsten van de dochter geldend te maken.

NTFR 2011/1659 - Materiële wijziging in belang leidt tot vrijval herinvesteringsreserve

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. H. Lohuis
Belanghebbende heeft vóór 15 september 2008 een herinvesteringsreserve gevormd in verband met de verkoop van haar onroerend goed. Op 24 december 2008 om 14.10 uur heeft belanghebbende onroerend zaken aangekocht van het concern E bv. Eveneens op 24 december 2008, om 14.25 uur, heeft E bv alle aandelen in belanghebbende gekocht. In de akte van levering is vermeld dat alle lusten en lasten vanaf 15 september 2008 zijn overgegaan op E bv en dat E bv over de koopprijs een rente moet vergoeden vanaf 16 september 2008 tot en met 24 december 2008. De inspecteur stelt dat sprake is van een aanmerkelijke belangenwijziging als bedoeld in art. 12a Wet VPB 1969. In geschil is of de herinvesteringsreserve in 2008 moet vrijvallen.

NTFR 2011/1660 - NMa-boeten niet (gedeeltelijk) aftrekbaar

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2982, datum uitspraak 31-03-2011, publicatiedatum 28-04-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van drs. M. Nieuweboer
Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid. Aan twee van de tot de fiscale eenheid behorende bv’s heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) wegens overtreding van art. 6 Mededingingswet en art. 81 EG-verdrag boeten opgelegd van in totaal € 708.121. In geschil is of de deze boeten in aftrek kunnen worden gebracht op de winst. Rechtbank Den Haag oordeelt – kort gezegd – dat de NMa boeten niet aftrekbaar zijn, ook niet gedeeltelijk. De rechtbank acht dit niet strijdig met het EG-recht, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel. Dat de aftrekuitsluiting in Nederland ertoe leidt dat de kartelboete, opgelegd ingevolge de Nederlandse mededingingswet dan wel opgelegd door de Europese Commissie, niet aftrekbaar is maar een boete opgelegd door een buitenlandse nationale autoriteit wel, maakt dit niet anders. Verder bestaat naar het oordeel van de rechtbank, zo al sprake zou zijn van gelijke gevallen, een voldoende redelijke en objectieve rechtvaardiging van de ongelijke behandeling, nu de buitenlandse bestuurlijke boeten niet doorwerken naar de Nederlandse rechtsorde en de nationale wetgever daarom bij de vormgeving van de aftrekuitsluiting aan de uitsluiting van deze boeten heeft kunnen voorbijgaan.

NTFR 2011/1661 - Onjuiste volgorde navordering en verliesherziening niet fataal als partijen akkoord gaan

ECLI:NL:HR:2011:BQ4267, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Bij de aanslagregeling voor 2002 is door een fout het verlies uit werk en woning van belanghebbende tot een te hoog bedrag vastgesteld. Dit verlies is verrekend met de inkomens van de jaren 1999, 2000, 2001 en 2003. Ter herstel van de fout heeft de inspecteur navorderingsaanslagen over de desbetreffende jaren opgelegd. De rechtbank heeft partijen voorgehouden dat eerst een herziene verliesbeschikking had moeten worden genomen en dat pas daarna kan worden nagevorderd. Partijen hebben niettemin om redenen van proceseconomie ermee ingestemd dat lopende de procedure in 2007 alsnog een herzieningsbeschikking wordt vastgesteld, dat van de verkeerde volgorde geen punt wordt gemaakt en dat het beroep ook wordt geacht te zijn gericht tegen die herziene verliesbeschikking. Hof Den Haag (NTFR 2010/1914) oordeelde echter dat die aanpak niet door de beugel kan. Volgens het hof biedt de wet namelijk geen ruimte om de alsnog genomen herzieningsbeschikking bij wijze van fictie aan de basis te leggen van de onderhavige navorderingsaanslagen. De Hoge Raad deelt die visie niet. De procespartijen hebben namelijk uitdrukkelijk met de gang van zaken ingestemd, daarbij onderkennend dat een herzieningsbeschikking aan het opleggen van de navorderingsaanslagen vooraf behoort te gaan. In hoger beroep heeft belanghebbende daartegen geen grieven aangevoerd. De onderhavige ‘volgorde’-kwestie vormt geen kwestie waarnaar de rechter ambtshalve onderzoek behoort te verrichten. Een belanghebbende dient daarop een beroep te doen en kan dientengevolge ook rechtsgeldig afzien van een dergelijk beroep. Het hof heeft dat miskend.

NTFR 2011/1662 - Verzetschrift is eerder ingediend dan de rechtbank heeft geoordeeld

ECLI:NL:HR:2011:BQ0427, datum uitspraak 08-04-2011, publicatiedatum 08-04-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft verzet gedaan tegen een uitspraak van de rechtbank. Het verzet is wegens overschrijding van de verzettermijn – die eindigde op 16 juli 2008 – niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank was het verzetschrift namelijk pas op 13 augustus 2008 bij haar binnengekomen. In de cassatieprocedure heeft de griffier van de Hoge Raad informatie ingewonnen bij de staatssecretaris. Daaruit blijkt dat belanghebbende reeds bij brief van 9 juli 2008 verzet heeft gedaan. Blijkens het daarop geplaatste stempel is deze brief in ieder geval in de maand juli 2008 bij de rechtbank ingekomen. Het oordeel van de rechtbank dat het verzetschrift pas op 13 augustus 2008 is binnengekomen, is derhalve onjuist. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet moet opnieuw plaatsvinden.

NTFR 2011/1665 - Beroep op bij boekenonderzoek opgewekt vertrouwen gehonoreerd

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6090, datum uitspraak 24-05-2011, publicatiedatum 26-05-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. J. Snitker
Belanghebbende, een toegelaten stichting in de zin van de Woningwet, ontvangt naast de huur van haar huurders ook vergoedingen voor het servicefonds klein onderhoud. Belanghebbende heeft ten onrechte geen omzetbelasting voldaan over die vergoedingen en krijgt daarvoor een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. Een eerder boekenonderzoek over een periode waarin zij ook geen omzetbelasting heeft voldaan over de vergoedingen, heeft geen aanleiding voor correcties gegeven. Belanghebbende beroept zich op het vertrouwensbeginsel..

NTFR 2011/1666 - Ondanks toezegging geen geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende heeft in 2007 € 3.874 terugbetaald aan Dexia Bank. Dit bedrag heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV opgegeven als verliezen uit voorgaande jaren. Bij de aanslagregeling hebben de inspecteur en belanghebbende gecorrespondeerd over het door belanghebbende ontvangen vakantiegeld. De inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende meegedeeld dat hij heeft besloten om niet van de aangifte te zullen afwijken. Bij het opleggen van de definitieve aanslag heeft de inspecteur geen rekening gehouden met de verliespost van € 3.874. In geschil is of belanghebbende een geslaagd beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel.

NTFR 2011/1667 - Kennis adviseur staat geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel in de weg

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9201, datum uitspraak 27-05-2011, publicatiedatum 24-06-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. drs. R. Steenman
Belanghebbende geniet per 1 mei 2005 een pensioen van een Nederlands pensioenfonds en is per 1 september 2006 geëmigreerd naar Kenia. Omdat Nederland geen belastingverdrag met Kenia heeft gesloten, hoort het pensioen in de Nederlandse belastingheffing te worden betrokken. Desondanks heeft belanghebbende in samenspraak met zijn toenmalige adviseur bij de Belastingdienst een verzoek vrijstelling inhouding LB/PVV ingediend ten aanzien van zijn pensioen, welk verzoek (abusievelijk) is verleend. In geschil is of het vertrouwensbeginsel verhindert dat het pensioen over 2007 in afwijking van de gedane toezegging toch in de Nederlandse belastingheffing wordt betrokken.

NTFR 2011/1670 - Fiscale eenheid tussen dga en vennootschap heeft materieel niet bestaan; geen aansprakelijkstelling

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR0285, datum uitspraak 30-06-2011, publicatiedatum 06-07-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Met ingang van 1 mei 2003 is de heer X met A bv – waarin X alle aandelen houdt – aangemerkt als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De over juli en augustus 2005 door de fiscale eenheid op aangifte aangegeven en verschuldigde omzetbelasting is niet voldaan. De inspecteur heeft zowel X als A bv zijn hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde omzetbelasting en boete en twee naheffingsaanslagen opgelegd. Het hof stelt voorop dat gelet op het Van der Steen-arrest de beschikking fiscale eenheid wettelijke grondslag mist. De tenaamstelling van de naheffingsaanslagen is dan ook nimmer juist geweest. De beschikking fiscale eenheid heeft slechts een beperkte betekenis, namelijk het dienen van de rechtszekerheid ten behoeve van de betrokken ondernemers. Van het dienen van de rechtszekerheid van een ondernemer is geen sprake als een materieel onjuiste beschikking als zodanig tot gevolg zou hebben dat een aansprakelijkheid wordt gecreëerd die zonder de beschikking niet zou hebben bestaan. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt bovendien dat het al dan niet bestaan van een onherroepelijke beschikking van de inspecteur aan belanghebbenden in beginsel niet kan worden tegengeworpen. Nu vaststaat dat een fiscale eenheid tussen X en A bv materieel niet heeft bestaan, kan de ontvanger in beginsel belanghebbende niet aansprakelijk stellen voor de aan de fiscale eenheid opgelegde naheffingsaanslagen.

NTFR 2011/1671 - Verkoop van leads aan geldverstrekkers is vrijgesteld van omzetbelasting

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van drs. J. van der Laan en mr. J.P.W.H.T. Becks
Belanghebbende exploiteert websites waarop consumenten informatie kunnen vinden over financiële producten. Na weging en filtering biedt belanghebbende consumentgegevens, zogenoemde leads, tegen vergoeding aan geldverstrekkers aan. De geldverstrekkers nemen vervolgens zelf contact op met de consumenten om te onderzoeken of een overeenkomst kan worden gesloten. Volgens de AFM verricht belanghebbende bemiddelingsdiensten in de zin van de Wet op het financieel toezicht. In geschil is of de btw-vrijstelling voor kredietbemiddeling van toepassing is op de door belanghebbende verrichte diensten.

NTFR 2011/1673 - Prejudiciële vragen over gevolgen van schending verdedigingsbeginsel

Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Aan belanghebbende is voor de invoer van tuinpaviljoens een uitnodiging tot betaling (verder: UTB) van douanerechten uitgereikt. Deze UTB vermeldt, afgezien van het nagevorderde bedrag van € 9.195,98, niet veel meer dan dat het bedrag aan rechten wordt nagevorderd naar aanleiding van een controle na invoer bij de opdrachtgever van belanghebbende opdrachtgever, dat de grondslag van de navordering art. 220 CDW is en dat de UTB is uitgereikt ‘ten behoud van rechten in verband met verjaring’. Een week of twee na ontvangst van de UTB heeft belanghebbende van de inspecteur een concept gekregen van het rapport dat naar aanleiding van de controle bij de opdrachtgever is opgemaakt. Uit dat conceptrapport kan worden afgeleid dat douanerechten zijn nagevorderd, omdat de inspecteur van mening is dat de tuinpaviljoens onder postonderverdeling 6306 99 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) moeten worden ingedeeld in plaats van onder de (aangegeven) tariefpostonderverdeling 6601 10 00 van de GN. Belanghebbende maakt op basis van de gegevens van het conceptrapport bezwaar tegen de aan haar uitgereikte UTB. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

NTFR 2011/1675 - Ontvanger was niet op de hoogte van betalingsonmacht vennootschap

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0741, datum uitspraak 28-06-2011, publicatiedatum 08-07-2011
Aflevering 30, gepubliceerd op 28-07-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende, die inmiddels in het buitenland woont, is als (middellijk) bestuurder aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven loonbelastingschulden van een vennootschap. Die aansprakelijkstelling is door de rechtbank in stand gelaten, zij het voor een lager bedrag. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank geappelleerd. Nadat drie geplande zittingen zijn uitgesteld, heeft belanghebbende in een zeer laat stadium opnieuw een verzoek tot uitstel gedaan. Het hof wijst dat verzoek af omdat het niet tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen – drukke werkzaamheden vormen niet zulke redenen – is gedaan. De stelling van belanghebbende dat zijn verdedigingsbelangen door de rechtbank zijn geschonden – hij kreeg nauwelijks tijd om nieuwe stukken te bekijken – wordt evenmin gedeeld door het hof en zijn aanbod tot getuigenbewijs wordt door het hof gepasseerd omdat het aanbod te vaag is. Inhoudelijk spitst het geschil zich toe op de vraag of de ontvanger vóór 18 oktober 2007 – op die datum is de betalingsonmacht gemeld – op de hoogte was van de betalingsonmacht van de vennootschap. Het hof acht dat niet aannemelijk geworden. Nu belanghebbende niets heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat het niet tijdig melden van de betalingsonmacht door de vennootschap niet aan hem te wijten is, wordt belanghebbende niet toegelaten het wettelijke bewijsvermoeden te weerleggen. Dat de ontvanger jegens belanghebbende het vertrouwensbeginsel zou hebben geschonden, acht het hof evenmin aannemelijk geworden. Omdat de belastingschuld van de vennootschap alsnog is verminderd, wordt de aansprakelijkstelling van belanghebbende wel verder beperkt.