Aflevering 29

Gepubliceerd op 21 juli 2011

NTFR 2011/1593 - Het gat

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 geschreven door prof. dr. O.C.R. Marres
Staatssecretaris Weekers belooft rust en duidelijkheid binnen de vennootschapsbelasting.Ministerie van Financiën, De Fiscale agenda. Naar een eenvoudiger, meer solide en fraudebestendig belastingstelsel, ’s-Gravenhage, 14 april 2011, p. 2 en 26. Die rust wordt thans vooral verstoord door de voortdurende stroom voorstellen en wijzigingen op het gebied van rente. Al jaren wordt geworsteld met de fiscale behandeling van rente in de vennootschapsbelasting. Dat dossier valt ruwweg in drieën uiteen. Ten eerste is er de roep om een concurrerend regime voor groepsfinanciering. Dat onderwerp zit de laatste tijd in de ijskast; de Fiscale agenda zwijgt erover. Ten tweede is er de in de publieke opinie en (dus) in de politiek levende opwinding over de uitverkoop van Nederlands trots aan buitenlandse sprinkhanen, die de winsten door rentestromen aan het buitenland eroderen, daarmee het bedrijf en de fiscus berooid achterlatend, ofwel: de problematiek van de overnameholding.Zie hierover de Opinie van F. van Horzen: ‘Help, mijn aandeelhouder is een sprinkhaan!’, NTFR 2011/1296. En ten derde is er de aftrekbaarheid van deelnemingsrente, kort gezegd het Bosal-gat. Ook dit onderwerp staat geregeld in de politieke belangstelling. Over de laatste twee onderwerpen laat staatssecretaris Weekers zich wel uit in de Fiscale agenda. Hij zou een maatregel tegen de overnameholding introduceren, verder zouden de voorzitters van de topteams nog eens goed kijken naar het Bosal-gat, en daar zou vervolgens een knoop over worden doorgehakt.Fiscale agenda, p. 27. En dan zou het rustig worden.

NTFR 2011/1595 - Onder opschortende voorwaarde verkochte grond heeft de agrarische onderneming niet verlaten

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8117, datum uitspraak 15-06-2011, publicatiedatum 16-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende, een landbouwer, heeft in 1997 onder voorwaarden landbouwgrond verkocht aan een projectontwikkelaar. In 2004 stemt de projectontwikkelaar ermee in dat belanghebbende een deel van de desbetreffende grond verkoopt aan de gemeente. In geschil is of de met deze laatste verkoop behaalde verkoopwinst aangemerkt moet worden als winst dan wel anderszins als belastbaar inkomen uit werk en woning. De rechtbank kwam tot het oordeel dat belanghebbende in 1997 een optierecht op de grond heeft verleend. Het hof overweegt dat in 1997 een overeenkomst onder opschortende voorwaarde is gesloten. Deze voorwaarde – het verkrijgen van een woonbestemming – is niet vervuld zodat de uit de in 1997 gesloten overeenkomst voortvloeiende verbintenissen geen werking hebben gekregen. Dit betekent dat de gronden het ondernemingsvermogen van belanghebbende niet hebben verlaten en dat de in 2005 behaalde verkoopwinst is belast als winst uit onderneming.

NTFR 2011/1596 - Prostituee is zelfstandig beroepsbeoefenaar en heeft recht op zelfstandigenaftrek

ECLI:NL:HR:2011:BR0352, datum uitspraak 08-07-2011, publicatiedatum 08-07-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
Belanghebbende is werkzaam als prostituee/escortdame. Zij is maat in een stille maatschap. Niet in geschil is dat de inkomsten die belanghebbende geniet winst uit onderneming vormen. De inspecteur stelt echter dat belanghebbende geen zelfstandig beroep uitoefent dan wel – indien daarvan wel sprake is – dat een rechtstreekse verbondenheid voor de schulden ontbreekt. De zelfstandigenaftrek is belanghebbende daarom onthouden.

NTFR 2011/1597 - Belgische gemeentelijke belastingen vormen geen heffing door 'Mogendheid'

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ7528, datum uitspraak 25-05-2011, publicatiedatum 08-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende woont in België en heeft in 2008 voor een tweetal in Nederland gevestigde werkgevers gewerkt. In haar aangifte IB/PVV heeft belanghebbende de ontvangen loonbedragen vermeld met de daarop ingehouden loonheffingen. Belanghebbende heeft niet gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Belanghebbende heeft gesteld dat zij over haar inkomsten in België belasting is verschuldigd in de vorm van gemeentelijke aanvullende heffing en dat deswege art. 2, lid 5, Wet LB 1964 in combinatie met art. 3.81 Wet IB 2001 de heffing van Nederlandse inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen belemmert.

NTFR 2011/1599 - Geen recht op aftrek kosten levensonderhoud voor voetballende zoon

ECLI:NL:HR:2011:BR0366, datum uitspraak 08-07-2011, publicatiedatum 08-07-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
Belanghebbende heeft in haar aangifte 2005 een bedrag van € 2.640 aan persoonsgebonden aftrek opgenomen betreffende kosten levensonderhoud kinderen. Zij woonde in dat jaar samen met haar zoon, die graag profvoetballer wilde worden. Volgens belanghebbende kon hij naast trainingen en de voetbalwedstrijden geen betaald werk verrichten. Hof Amsterdam 3 juni 2010, nr. 08/01219, (NTFR 2010/1906) heeft dit niet aannemelijk geacht. Bovendien heeft de zoon in het derde kwartaal betaalde arbeid verricht gedurende 32 uur per week. Het hof is dan ook van oordeel dat de zoon in beginsel in staat was om zelfstandig inkomen te verwerven waarmee hij (deels) in zijn levensonderhoud zou hebben kunnen voorzien. Bij belanghebbende was geen sprake van een morele noodzaak of verplichting tot het doen van uitgaven voor het levensonderhoud van de zoon. Zij kon zich niet redelijkerwijs gedrongen voelen tot het doen van de uitgaven.

NTFR 2011/1600 - Oprentingslast earn-outverplichting valt onder deelnemingsvrijstelling

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende heeft op 31 mei 2006 alle aandelen van E bv gekocht. De koopprijs bestaat uit een basisdeel en een resultaatafhankelijk deel. De koopprijs bedraagt minimaal € 2.987.090 en maximaal € 5.487.090. Belanghebbende heeft deze deelneming in 2006 geactiveerd voor de som van het basisdeel van de koopprijs en de contante waarde van de toekomstige nabetalingen. De contante waarde van de toekomstige nabetalingen heeft zij ook als nabetalingsverplichting op haar balans opgenomen. Ultimo 2006 heeft belanghebbende haar nabetalingsverplichting verhoogd met een oprentingslast van € 54.367. De inspecteur heeft deze oprentingslast niet in aftrek toegelaten.

NTFR 2011/1601 - Ook recht op tegemoetkoming voor (fictieve) Braziliaanse tax sparing credit

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ5620, datum uitspraak 10-05-2011, publicatiedatum 23-05-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van dr. mr. D.S. Smit
Belanghebbende is een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling (fbi). Tot de beleggingsportefeuille van de fbi behoren onder meer Braziliaanse effecten. In art. 23, lid 3 en 4, Verdrag Nederland-Brazilië is voor dividenden een zogeheten ‘tax sparing credit’ opgenomen. Ingevolge deze bepaling wordt bij fictie verondersteld dat in Brazilië belasting is betaald over de uitgekeerde dividenden tot – in casu – 20% van de uit Brazilië ontvangen dividenden. In 2005 heeft belanghebbende op de Braziliaanse aandelen dividenden ontvangen waarop feitelijk geen Braziliaanse dividendbelasting is ingehouden. Belanghebbende heeft vervolgens een verzoek gedaan om tegemoetkoming ter zake van buiten Nederland door inhouding geheven belasting, ook voor de Braziliaanse tax sparing credit. In geschil is of zij ook in zoverre recht heeft op de tegemoetkoming.

NTFR 2011/1602 - KB-Lux: bewijslast terecht omgekeerd voor belastingaanslagen, maar ten onrechte voor boetes (I)

ECLI:NL:HR:2011:BQ7233, datum uitspraak 10-06-2011, publicatiedatum 10-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Naar aanleiding van uit België verkregen microfiches met gegevens van rekeningen bij de KB-Lux, heeft de inspecteur belanghebbende om informatie verzocht over zijn bankrekeningen in het buitenland. Belanghebbende heeft toegegeven een bankrekening te hebben aangehouden bij de Kredietbank in België, maar niet bij de Kredietbank in Luxemburg. Belanghebbende heeft geweigerd gebruik te maken van de mogelijkheid die de inspecteur heeft geboden om gegevens bij de Kredietbank in Luxemburg op te vragen. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd waarbij hij een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. Tevens zijn boetes opgelegd. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de bewijslast terecht is omgekeerd, nu onder meer belanghebbende niet de gevraagde informatie heeft verstrekt. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur de correcties mocht baseren op de modelmatige berekeningen die zijn ontleend aan de gegevens van meewerkers. Wat betreft de boetes heeft het hof miskend dat op de inspecteur de last rust te bewijzen dat belanghebbende rentebaten niet heeft verantwoord. De procedure wordt dan ook verwezen voor een beoordeling van de opgelegde boetes. In dat verband verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 15 april 2011, NTFR 2011/945.

NTFR 2011/1603 - KB-Lux: bewijslast terecht omgekeerd voor belastingaanslagen, maar ten onrechte voor boetes (II)

ECLI:NL:HR:2011:BQ7582, datum uitspraak 10-06-2011, publicatiedatum 10-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Naar aanleiding van uit België verkregen microfiches met gegevens van rekeningen bij de KB-Lux heeft de inspecteur belanghebbende – dezelfde persoon als in het arrest 09/04556 – om informatie verzocht over zijn bankrekeningen in het buitenland. Belanghebbende heeft toegegeven een bankrekening te hebben aangehouden bij de Kredietbank in België, maar niet bij de Kredietbank in Luxemburg. Belanghebbende heeft geweigerd gebruik te maken van de mogelijkheid die de inspecteur heeft geboden om gegevens bij de Kredietbank in Luxemburg op te vragen. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd waarbij hij een schatting heeft gemaakt van de door belanghebbende verschuldigde belasting. Tevens zijn boetes opgelegd. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de bewijslast terecht is omgekeerd, nu onder meer belanghebbende niet de gevraagde informatie heeft verstrekt. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de inspecteur de correcties mocht baseren op de modelmatige berekeningen die zijn ontleend aan de gegevens van meewerkers. Wat betreft de boetes heeft het hof miskend dat op de inspecteur de last rust te bewijzen dat belanghebbende rentebaten niet heeft verantwoord. De procedure wordt dan ook verwezen voor een beoordeling van de opgelegde boetes. In dat verband verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 15 april 2011, NTFR 2011/945.

NTFR 2011/1604 - Wraking is niet mogelijk nadat uitspraak is gedaan

ECLI:NL:HR:2011:BQ7398, datum uitspraak 10-06-2011, publicatiedatum 10-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
Nadat de Hoge Raad op 10 juni 2011 een arrest in het openbaar heeft uitgesproken, heeft belanghebbende wraking verzocht van de leden van de Hoge Raad. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat uitspraak is gedaan. Het verzoek tot wraking wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2011/1605 - Bij rechtbank ingetrokken stelling mag in appel opnieuw worden ingenomen; beperkte toepassing bedrijfsfusiefaciliteit

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van dr. A.W. Hofman en mr. R. den Ouden
Belanghebbende, een coöperatie, heeft per 1 januari 2004 te 0.00 uur het klantenbestand van haar administratie- en belastingadviespraktijk overgedragen aan coöperatie G, tegen uitreiking van vier lidmaatschapsrechten in G, één aan belanghebbende zelf en één aan elk van de drie leden/natuurlijke personen van belanghebbende. De natuurlijke personen zijn voor 90% gerechtigd in de winst van G; belanghebbende voor slechts 10%, hoewel zij tot aan de overdracht voor 100% gerechtigd was tot de winst van de overgedragen praktijk.

NTFR 2011/1606 - Geen beperking heffingsrente bij terugbetaling voorlopige teruggaaf na aangifte partner

ECLI:NL:GHSGR:2011:BT7688, datum uitspraak 06-09-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende heeft in 2005 geen inkomen uit werk en woning genoten en voor dat jaar geen aangifte gedaan. Met dagtekening 15 januari 2005 heeft de inspecteur aan haar voor 2005 een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd, die resulteerde in een teruggaaf van € 1.894. Nadat de echtgenoot van belanghebbende op 23 februari 2006 aangifte heeft gedaan voor 2005, is aan belanghebbende op 11 november 2008 de definitieve aanslag IB/PVV voor 2005 opgelegd. Op grond van deze aanslag dient belanghebbende een bedrag van € 1.108 terug te betalen. Dit bedrag bestaat voor € 130 uit heffingsrente, die is berekend over de periode 1 januari 2006 tot 11 november 2008. In geschil of de heffingsrente terecht in rekening is gebracht.

NTFR 2011/1608 - Brief terecht niet als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2908, datum uitspraak 01-03-2011, publicatiedatum 28-04-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
De gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur hebben telefonisch contact gehad nadat de inspecteur uitspraak op bezwaar had gedaan. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de gemachtigde aan de inspecteur een brief gestuurd. De inspecteur heeft daarop de aanslag ambtshalve verminderd. Naderhand stelt de gemachtigde dat de inspecteur zijn brief als een tweede bezwaarschrift had moeten opvatten en deze had moeten doorsturen naar de rechtbank. De inspecteur deelt deze visie niet. De gemachtigde stelt alsnog beroep in. De rechtbank verklaart dit beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk. Het hof velt hetzelfde oordeel. In de lijn van HR 14 augustus 2009, nr. 07/12802, NTFR 2009/1873, overweegt het hof dat de inhoud van de bedoelde brief van belang is. De tekst van de brief, de daarop volgende ambtshalve vermindering èn de erkenning van de gemachtigde dat binnen zijn kantoor sprake is geweest van miscommunicatie, brengen het hof tot het oordeel dat de inspecteur de bedoelde brief terecht niet heeft doorgestuurd aan de rechtbank.

NTFR 2011/1609 - Geen toerekening grove schuld van controller die in dienst is bij gelieerde vennootschap

ECLI:NL:RBARN:2011:BP9720, datum uitspraak 31-03-2011, publicatiedatum 31-03-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende verricht activiteiten op het gebied van projectontwikkeling. De aandelen van belanghebbende worden gehouden door A bv (40%) en B bv (60%). B bv is tevens directeur en enig aandeelhouder van C bv. De heer D (D) is controller bij C bv en verzorgt de administratie van belanghebbende. Bij een boekenonderzoek is geconstateerd dat D bij de aangiftes omzetbelasting de pro-rataberekening (zoals bedoeld in art. 11, lid 1, onder c, Uitv.besch. OB 1968) niet goed heeft toegepast. De inspecteur heeft een naheffingaanslag omzetbelasting en een vergrijpboete opgelegd. In geschil is of de boete terecht is opgelegd.

NTFR 2011/1610 - Voor proceskostenvergoeding hoorzitting in bezwaar is geen afzonderlijk verzoek nodig

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0036, datum uitspraak 01-03-2011, publicatiedatum 04-04-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2010. Hij heeft daarvoor op ‘no cure no pay’-basis zijn belangen laten behartigen. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde verminderd en een proceskostenvergoeding toegekend voor het indienen van een bezwaarschrift. Ondanks dat in bezwaar een hoorzitting heeft plaatsgevonden, is daarvoor geen proceskostenvergoeding toegekend. Daartegen is belanghebbende in beroep gekomen bij de rechtbank.

NTFR 2011/1611 - Voortijdig aanmanen leidt tot vernietiging verzuimboete

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft gesteld voor het verstrijken van de reguliere indieningstermijn van de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2008 te zijn aangemaand door de inspecteur om aangifte te doen. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur pas kon aanmanen na het verstrijken van de (verlengde) termijn. De eerder verzonden aanmaning kan dan niet als een aanmaning in de zin van de AWR worden beschouwd. Een situatie waarin voortijdig is aangemaand moet naar het oordeel van de rechtbank gelijk worden gesteld aan een situatie waarin niet is aangemaand. Dat betekent dat het opleggen van een verzuimboete dan niet mogelijk is. De verzuimboete wordt vernietigd.

NTFR 2011/1613 - Besluit fiscaal bestuursrecht 2011 redactioneel herzien

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 geschreven door mr. E. Thomas
Dit besluit is een herziening van het besluit van 4 april 2011, nr. BLKB2011/265, NTFR 2011/1029. Het betreft herstel van een typefout in paragraaf 5, onderdeel 7 en een verwijzingsfout in paragraaf 7, letter b, alsmede aanpassingen van redactionele aard waarbij geen wijziging van het beleid is beoogd.

NTFR 2011/1614 - Geen recht op proceskosten nu geen sprake is van een tegemoetkoming door een bestuursorgaan

ECLI:NL:HR:2011:BR0378, datum uitspraak 08-07-2011, publicatiedatum 08-07-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop en heeft personeel uitgeleend aan een stichting. De vergoeding die de stichting hiervoor heeft betaald, is door de loonheffingeninspecteur in een naheffingsaanslag betrokken. Voorts heeft een andere inspecteur (IB) aan belanghebbende een aanslag opgelegd omdat de vergoedingen naar zijn mening winst vormen. Nadat de loonheffinginspecteur de naheffingsaanslag had verminderd voor zover het de vergoeding betreft en de stichting dat bedrag aan belanghebbende had overgemaakt, heeft belanghebbende het ingestelde hoger beroep ingetrokken. Op het verzoek van belanghebbende om proceskostenvergoeding heeft Hof Amsterdam 21 oktober 2010, nr. 08/01244, (NTFR 2011/66) geoordeeld dat de naheffingsaanslag loonbelasting enerzijds en de navorderingsaanslagen IB/PVV anderzijds aan twee belastingsubjecten zijn opgelegd, namelijk de stichting en belanghebbende. Vaststaat dat uitsluitend de aan de stichting opgelegde naheffingsaanslag is verminderd. In dat geval is van een tegemoetkomen aan de indiener van het beroepschrift geen sprake. De terugbetaling door de stichting aan belanghebbende is geen tegemoetkoming door de inspecteur.

NTFR 2011/1616 - Wetsvoorstel tot goedkeuring nieuwe belastingverdrag met Zwitserland door parlement aanvaard

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
Op 28 juni 2011 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel tot uitdrukkelijk goedkeuring van het belastingverdrag met Zwitserland als hamerstuk aangenomen. Op 21 juni 2011 was een blanco eindverslag uitgebracht. Eerder is het wetsvoorstel op 1 juni 2011 door de Tweede Kamer als hamerstuk aanvaard. In de nota naar aanleiding van het verslag die de Tweede Kamer op 17 mei 2011 heeft ontvangen, wordt wel nog een groot aantal vragen over de verdrag beantwoord. Een belangrijk onderwerp in dit verdrag betreft de inlichtingenuitwisseling op verzoek, ook over bankgegevens. Ook mag er door Zwitserland voortaan geen bronbelasting meer worden ingehouden op rentebetalingen (dit was 5%) en is er een arbitrageregeling bij overlegprocedures opgenomen.

NTFR 2011/1617 - Wetsvoorstel tot goedkeuring nieuwe belastingverdrag met Japan ingediend

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel aanhangig gemaakt ter (uitdrukkelijke) goedkeuring van het op 25 augustus 2010 tot stand gekomen nieuwe belastingverdrag met Japan. Dit verdrag, dat ziet op belastingen naar het inkomen, dient ter vervanging van het bestaande verdrag uit 1970. Zie NTFR 2010/2073 voor de ondertekening van het verdrag. Het nieuwe verdrag voorziet onder meer in een verdere verlaging van de bronheffingen op dividenden, rente en royalty’s en in een arbitrageprocedure. Daar staan strengere anti-ontgaansbepalingen tegenover. Het wetsvoorstel, de memorie van toelichting, alsmede het advies van de Raad van State en het nader rapport zijn als brondocument opgenomen.

NTFR 2011/1618 - EC begint onderzoek naar Spaanse belastingvoordelen bij de aankoop van schepen

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011
De Europese Commissie begint een diepgaand onderzoek om te controleren of een Spaanse belastingregeling voor de aankoop van schepen (inclusief lease en financiering) verenigbaar is met de staatssteunregels van de EU. Deze regeling zou het zeevervoerbedrijven mogelijk maken om schepen te kopen voor prijzen die, onder bepaalde voorwaarden, tussen 20% en 30% lager zijn dan de marktprijs. Naar huidig kennisniveau blijkt dat dit resulteert in voordelen voor de investeerders en de bedrijven die aan de regeling deelnemen. In dit diepgaande onderzoek zullen alle belanghebbende partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten naar voren te brengen.

NTFR 2011/1619 - Voor bouwterrein is beslissend de staat waarin het terrein uiteindelijk wordt opgeleverd

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende heeft begin 2000 een terrein verkocht aan E. Daarbij is overeengekomen dat belanghebbende de opstallen voor eigen rekening zou slopen. De sloop is op 17 april 2000 aangevangen. Bij notariële akte van 19 mei 2000 heeft belanghebbende de eigendom van het terrein aan E overgedragen. Op dat moment waren de sloopwerkzaamheden nog niet afgerond. In geschil is of deze levering is onderworpen aan de heffing van omzetbelasting. Hof Arnhem (NTFR 2008/1037) heeft deze vraag ontkennend beantwoord. Redengevend daarvoor is dat ten tijde van de levering op 19 mei 2000 zich nog gebouwen op het terrein bevonden zodat geen sprake was van een (belaste) levering van een bouwterrein in de zin van art. 11, lid 4, Wet OB 1968. De Hoge Raad casseert deze hofuitspraak. Onder verwijzing naar HvJ EG 19 november 2009, zaak C-461/08, NTFR 2009/2583 (Don Bosco), oordeelt de Hoge Raad dat niet van belang is hoever de sloop van de oude gebouwen ten tijde van de levering was gevorderd. Beslissend is de staat waarin en de omstandigheden waaronder het terrein uiteindelijk door belanghebbende aan de koper is opgeleverd.

NTFR 2011/1620 - Prejudiciële vragen over vrijstelling bij bemiddeling transactie og-vennootschap

ECLI:NL:HR:2011:BO3637, datum uitspraak 22-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
Belanghebbende is actief in de vastgoedsector. Zij heeft bemiddelingsdiensten verricht jegens opdrachtgevers die middellijk onroerende zaken in eigendom hebben. Die diensten hebben ertoe geleid dat de opdrachtgevers hun aandelen in de dochtervennootschappen die de onroerende zaken bezitten, hebben verkocht aan derden. Belanghebbende heeft voor deze diensten geen omzetbelasting berekend, omdat zij van mening is dat zij vrijgestelde bemiddelingshandelingen inzake effecten (art. 11, lid 1, letter 1, Wet OB 1968) heeft verricht. De inspecteur heeft nageheven, omdat zijns inziens sprake is van een belaste bemiddeling bij een onroerendgoedtransactie. Hof Amsterdam (NTFR 2009/784) volgt de inspecteur. De Hoge Raad vraagt zich af of dat juist is en stelt derhalve prejudiciële vragen aan HvJ EU. Moet de vrijstelling inzake effectenbemiddeling (art. 135, lid 1, letter f, Btw-richtlijn) zo worden uitgelegd dat daaronder ook handelingen vallen die in wezen de (indirecte) overgang van onroerende zaken betreffen, op de enkele grond dat die handelingen erop waren gericht en tot het resultaat hebben geleid dat de aandelen in een vennootschap zijn overgedragen?

NTFR 2011/1621 - Geen aftrek van voorbelasting nu prestaties niet onder bezwarende titel worden verricht

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ4412, datum uitspraak 12-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Belanghebbende heeft ten doel het verzorgen van facilitaire diensten voor kinder(dag)verblijven. Daarnaast houdt ze zich bezig met het inlenen van personeel en het ontwikkelen van een concept voor een computerprogramma. Belanghebbende is met D bv en E bv een maatschap aangegaan die ten doel heeft het verwerven, beheren en vervreemden van de (certificaten van) aandelen in B bv en het ontvangen en doen van alle mogelijke uitkeringen. B bv houdt zich bezig met het verzorgen van kinderopvang in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Belanghebbende heeft om teruggaven voorbelasting verzocht. De inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen en stelt dat belanghebbende geen btw-ondernemer is.

NTFR 2011/1622 - Prejudiciële vragen over tariefindeling bloedalbumine

ECLI:NL:HR:2011:BO5986, datum uitspraak 13-05-2011, publicatiedatum 13-05-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
In geschil is de tariefindeling van bloedalbumine. De bloedalbumine wordt gebruikt als groeibodem voor cellen en vormt een van de veertien componenten bij de vervaardiging van antilichamen. De antilichamen worden gebruikt ter bestrijding van verschillende ziekten en aandoeningen. Het product heeft zelf geen therapeutische werking. Belanghebbende heeft verzocht de bloedalbumine in te delen onder post 3002 (tarief douanerechten nihil), omdat de bloedalbumine is bereid voor therapeutisch of profylactisch gebruik. De inspecteur heeft de bloedalbumine echter ingedeeld onder post 3502 omdat het product zelf geen therapeutisch of profylactische werking heeft. Voor de Hoge Raad is het de vraag of onder post 3002 kunnen worden ingedeeld bloedalbuminen die als zodanig geen therapeutische of profylactische werking hebben, maar die wel zijn gemaakt voor en onmisbaar zijn bij de bereiding van bepaalde therapeutische of profylactische producten, en waarvan het gebruik naar zijn aard hiertoe is beperkt. De Hoge Raad legt deze vraag voor aan het Hof van Justitie.

NTFR 2011/1624 - Vaststelling rechtmatigheid aansprakelijkheidsschuld

Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende was van augustus 1997 tot eind 1998 in het kader van een trustovereenkomst enig bestuurder van H bv. Op 17 mei 1999 heeft de inspecteur Registratie en Successie aan H bv een naheffingsaanslag kapitaalsbelasting opgelegd ten bedrage van f 490.737. Dit, omdat ingebrachte aandelen binnen vijf jaar door H bv zijn vervreemd, waardoor de in 1997 aan H bv verleende vrijstelling van kapitaalsbelasting is vervallen. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag opgelegd op basis van de inbrengwaarde in augustus 1997. Het namens H bv ingediende bezwaar is wegens niet motivering van het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. H bv is op 3 november 1999 door de Kamer van Koophandel ontbonden. De koopsommen, die H bv door de aandelentransactie heeft ontvangen, zijn verrekend met een vordering van belanghebbende op H bv.

NTFR 2011/1626 - WOZ-waarde fitnesscentrum niet te hoog; proceskostenvergoeding voor hoorzitting in bezwaar

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ7568, datum uitspraak 09-06-2011, publicatiedatum 09-06-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende exploiteert een fitnesscentrum. In geschil is de WOZ-waarde op de waardepeildatum, meer in het bijzonder de waarde van de grond. Belanghebbende stelt dat, gelet op de in de Taxatiewijzer Sport opgenomen richtlijn, de grondwaarde moet worden bepaald op 50% van de door de gemeente gehanteerde prijs voor grond voor objecten met de bestemming bijzondere doeleinden. De heffingambtenaar heeft erop gewezen dat de bestemming van de grond ‘maatschappelijke doeleinden/kantoren’ is.

NTFR 2011/1627 - Maaien en verkopen van gras is voldoende voor cultuurgrondvrijstelling

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ6109, datum uitspraak 18-04-2011, publicatiedatum 26-05-2011
Aflevering 29, gepubliceerd op 21-07-2011 met annotatie van mr. H. de Jong
Belanghebbende exploiteert een tuinbouwbedrijf. In 2008 heeft zij een perceel grond met daarop een woonhuis met aanhorigheden gekocht alsmede twee percelen cultuurgrond. In de koopakte is de totaalkoopprijs van de registergoederen van € 677.500 gesplitst in de woning met aanhorigheden voor € 250.000 (perceel 1) en de overige gronden voor € 427.500 (percelen 2 en 3). De heffingsambtenaar heeft perceel 1 met daarop de woning en aanhorigheden getaxeerd op € 434.000. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de aankoop is geschied met het oog op uitbreiding van haar tuinbouwbedrijf en dat in afwachting van de nodige vergunningen het stuk grond regelmatig is gemaaid en het gemaaide gras is verkocht. Die verklaring van belanghebbende acht de rechtbank geloofwaardig. De rechtbank oordeelt dat een deel van perceel 1 voor de cultuurgrondvrijstelling in aanmerking komt. Daarbij is niet van belang of belanghebbende wist of had kunnen weten dat de door haar aangevraagde vergunningen niet verleend zouden worden. Nu de heffingsambtenaar van een onjuiste objectafbakening is uitgegaan, heeft hij niet de vastgestelde waarde aannemelijk gemaakt. De rechtbank gaat uit van de door belanghebbende betaalde koopprijs van € 250.000 voor de woning, waarbij rekening is gehouden met de door belanghebbende beoogde tuinbouwbestemming.