Aflevering 33

Gepubliceerd op 18 augustus 2011

NTFR 2011/1809 - Verkeerd verbonden met de fiscale regels rond telecommunicatie

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 geschreven door mr. M.B. Bedaux en mr. J.P van 't Hof
De laatste jaren heeft de overheid serieus werk gemaakt van de vereenvoudiging van de regelgeving rondom telefonie en internet voor de loonheffingen. Een noodzakelijke vereenvoudiging, aangezien de tot 2007 bestaande regelgeving voor veel irritaties en administratieve lasten zorgde bij werkgevers. Onderscheid in eerste en tweede telefoon, het splitsen van het ‘gesprekskostengedeelte’ bij de kosten van een ADSL abonnement en het verschil in behandeling van ISDN, ADSL en kabel- internet abonnementen, om maar een paar voorbeelden te noemen, behoren tot het verleden.

NTFR 2011/1810 - Niet gesplitste, verhuurde bovenwoningen vormen keuzevermogen

ECLI:NL:GHARN:2011:BR1280, datum uitspraak 05-07-2011, publicatiedatum 12-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende exploiteert sinds 1 januari 1983 in firmaverband een café. Het café maakt deel uit van een juridisch niet gesplitst perceel (hierna: het complex). De medefirmant heeft op 3 maart 1983 een (juridisch niet gesplitst) gedeelte van het complex, bestaande uit het café en twee verhuurde bovenwoningen gekocht. Dit gedeelte is door de firmanten tot het ondernemingsvermogen gerekend. Voor 2006 heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat de bovenwoningen vanaf de aankoop in 1983 hadden moeten worden gerekend tot het privévermogen. Het hof deelt dat standpunt niet. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de bovenwoningen geheel of gedeeltelijk door de firmanten uitsluitend ter voorziening in hun woonbehoefte zouden worden gebruikt. Onder deze omstandigheden behoorden de bovenwoningen tot het zogenoemde keuzevermogen. Belanghebbende heeft zonder overschrijding van de grenzen der redelijkheid haar aandeel in de bovenwoningen in 1983 tot haar ondernemingsvermogen mogen rekenen.

NTFR 2011/1812 - Paaldanseres is niet in dienstbetrekking

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2127, datum uitspraak 12-05-2011, publicatiedatum 20-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. D. Westerman
Belanghebbende exploiteert een paaldansbar. Danseressen kunnen tegen een aan belanghebbende te betalen vast bedrag per danseres per avond, in de paaldansbar beschikken over een podium voor het uitvoeren van een paaldans-act. In tegenstelling tot Rechtbank Haarlem leidt het hof uit de feiten en omstandigheden af dat de danseressen tegenover belanghebbende geen verplichting hebben om dans- en animeeractiviteiten uit te voeren. De danseressen zijn niet verplicht tegenover belanghebbende gedurende zekere tijd persoonlijk arbeid te verrichten. Er is dan ook geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking dan wel een fictieve dienstbetrekking.

NTFR 2011/1813 - Leningvoorwaarden zijn niet zakelijk; geen afwaarderingsverlies

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ9845, datum uitspraak 13-04-2011, publicatiedatum 30-06-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende heeft in 2002 gelden verstrekt aan een bv, waarin hij enig aandeelhouder is. In 2003 is de bv failliet verklaard. In hoger beroep is in geschil of de verstrekte lening onder zakelijke voorwaarden is verstrekt en tot nihil mag worden afgewaardeerd ten laste van het inkomen van belanghebbende. Hof Den Haag gaat ervan uit dat de vordering ten tijde van de verkrijging ervan door belanghebbende volwaardig was. Nu de vordering in 2003 onvolwaardig is geworden, is belanghebbende in beginsel gerechtigd de vordering in dat jaar af te waarderen. Het hof oordeelt echter dat de lening onder zodanige voorwaarden en omstandigheden tot stand is gekomen dat daarbij een debiteurenrisico werd aanvaard dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende dat debiteurenrisico heeft aanvaard uit aandeelhoudersmotieven. Dit brengt mee dat sprake is van een onzakelijke lening, zodat het afwaarderingsverlies bij de bepaling van het resultaat uit overige werkzaamheden buiten beschouwing dient te blijven. Dit verlies vormt een onttrekking. Het hof volgt belanghebbende verder niet in zijn standpunt dat slechts een correctie dient te volgen voor zover het rentepercentage op de geldverstrekking te laag is vastgesteld. De lening behoort in haar geheel als onzakelijk te worden beschouwd, omdat de feiten en omstandigheden die de onzakelijkheid meebrengen op de gehele lening betrekking hebben.

NTFR 2011/1815 - Belanghebbende slaagt in verzwaarde bewijslast dat niet-uitgeoefende opties ten onrechte zijn belast

ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ7730, datum uitspraak 29-04-2011, publicatiedatum 15-06-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende is op 1 september 1993 aangetrokken als ceo bij X nv. Belanghebbende is met X nv overeengekomen dat hij als onderdeel van zijn beloning jaarlijks recht heeft op opties. De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag IB/PVV over het jaar 2001 opgelegd waarbij de inspecteur onder meer niet-uitgeoefende maar wel gereserveerde opties en het door belanghebbende in onderpand geven van een pakket aandelen als belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gekwalificeerd.

NTFR 2011/1818 - Premie voor vrijwillige Anw-vangnetverzekering aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2012:BR4559, datum uitspraak 23-03-2012, publicatiedatum 23-03-2012
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van Th.J.M. van Schendel
Belanghebbende is gehuwd en geniet loon uit een dienstbetrekking in de schildersbranche. Zijn werkgever is aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds (hierna: Bpf). Belanghebbende neemt deel aan de pensioenregeling van het Bpf. In 1996 sloot hij bij het Bpf vrijwillig een zogeheten Anw vangnetverzekering (hierna: de verzekering) ten behoeve van zijn echtgenote af. De werkgever van belanghebbende heeft uitdrukkelijk verzocht niet bij de verzekering te worden betrokken. De verzekering heeft geen premievrije waarde of afkoopwaarde. In geschil is of de premie aftrekbaar is als negatief loon of als een uitgave voor inkomensvoorzieningen. Rechtbank en hof hebben die vragen ontkennend beantwoord.

NTFR 2011/1819 - Pensioen in eigen beheer; art. 10c Uitv.besl. LB 1965 niet onverbindend

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR2528, datum uitspraak 06-07-2011, publicatiedatum 21-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende heeft aan haar directeur/enig aandeelhouder een pensioenregeling toegezegd, die zij volledig in eigen beheer uitvoert. Zij wil de regeling aanpassen. De inspecteur neemt het standpunt in dat de voorgestelde regeling niet kan worden aangemerkt als een pensioenregeling in de zin van art. 18 t/m 18h Wet LB 1964, omdat de voorgelegde regeling op het punt van de AOW-franchise niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. In geschil is of de in de regeling ingebouwde AOW-franchise voor een gehuwde persoon eraan in de weg staat de regeling aan te merken als een pensioenregeling in vorenbedoelde zin.

NTFR 2011/1821 - Voldoening van uit vonnis voortvloeiende schuld aandeelhouder niet ten laste van resultaat

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9237, datum uitspraak 15-06-2011, publicatiedatum 24-06-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is een houdstervennootschap die onder meer leningen verstrekt. Haar aandelen zijn in handen van drie broers, waaronder B. Deze B heeft samen met een derde, H, in 1993 geld geleend van een Duitse bank met het oog op de aankoop van een pand in (voormalig) Oost-Duitsland (hierna: het pand). H is failliet verklaard. De bank heeft B aangesproken tot betaling. Door de Nederlandse rechter is B veroordeeld wegens wanprestatie jegens de bank. Uit hoofde van het vonnis heeft belanghebbende in 2001 en 2002 in totaal € 727.618 aan de Duitse bank betaald. De bank heeft voorts het pand verkocht aan een vennootschap waarvan H middellijk aandeelhouder is. Belanghebbende heeft in verband met deze transactie een vordering op deze vennootschap verkregen. Belanghebbende wenst voor 2002 het betaalde bedrag van € 727.618 ten laste van haar resultaat te brengen. Voorts wenst zij de vordering op de vennootschap af te waarderen. Evenals de inspecteur – en anders dan de rechtbank – ziet het hof geen grond de wensen van belanghebbende in te willigen. Belanghebbende maakt, anders dan zij stelt, niet aannemelijk dat B namens haar en/of voor haar rekening en risico heeft gehandeld. Door het voor haar rekening nemen van de bedragen die haar aandeelhouder B op grond van het vonnis diende te voldoen, heeft belanghebbende uitgaven gedaan die bedrijfsvreemd zijn, enkel om die aandeelhouder in het kader van diens persoonlijke investeringsactiviteiten ter wille te zijn. Die uitgaven kunnen niet ten laste van het resultaat worden gebracht. Met betrekking tot de vordering op de vennootschap is het hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat en in hoeverre haar vordering op deze vennootschap in 2002 moet worden afgewaardeerd.

NTFR 2011/1822 - VEH vraagt om herziening overheidsstandpunt inzake waardering serviceflats

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011
Vereniging Eigen Huis heeft de Tweede Kamer en staatssecretaris Weekers op 11 juli 2011 in een brief gevraagd het overheidsstandpunt inzake de waardering van serviceflats en -appartementen te herzien. Sinds 1 januari 2010 geldt de WOZ-waarde als uitgangspunt voor de waardebepaling van een woning na overlijden. Voor serviceflats is hierop geen uitzondering gemaakt in de SW 1956 of in de Wet WOZ. Een serviceflat levert echter, vanwege de verplichting tot het betalen van (relatief) hoge servicekosten, in de markt minder op dan een naar aard en omvang vergelijkbare woning waarop deze verplichting niet rust. Gemeenten en de Waarderingskamer hanteren het standpunt dat de verschuldigdheid van servicekosten voor dergelijke appartementen of flats een persoonlijke verplichting betreft. Nabestaanden kunnen nu een serviceflat erven en vervolgens geconfronteerd worden met een erfbelasting die is gebaseerd op een veel hogere WOZ-waarde dan bij vrije verkoop kan worden gerealiseerd.

NTFR 2011/1823 - Advies Waarderingskamer over WOZ-waarde serviceflats voor erfbelasting

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011
De staatssecretaris heeft de Waarderingskamer om advies gevraagd omtrent de problematiek die bij de heffing van erfbelasting kan ontstaan bij het gebruik van WOZ-waarden die zijn vastgesteld voor serviceflats. Op 15 juli 2011 heeft de Waarderingskamer advies uitgebracht. Omdat het probleem gerezen is bij een relatief beperkt aantal woningen, en te verwachten valt dat dit aantal niet toeneemt, acht de Waarderingskamer een wetswijziging niet nodig. De Waarderingskamer vindt dat er een oplossing gevonden kan worden door een wijziging van de beleidsregels van de Belastingdienst. De Waarderingskamer adviseert tegenover de WOZ-waarde de verplichting om ‘bijzondere’ servicekosten af te nemen als afzonderlijk (negatief) vermogensbestanddeel in aanmerking te nemen bij het bepalen van de heffingsmaatstaf voor de erfbelasting bij serviceflats. Genoemde verplichting zou overeenkomstig art. 10b Uitv.besl. SW 1956 kunnen worden gewaardeerd op de jaarlijkse bijzondere servicekosten vermenigvuldigd met zeventien.

NTFR 2011/1824 - Aanpak leegstand kantoren

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011
De leegstand van kantoren baart de politiek zorgen. In het kader van een Algemeen overleg hierover zijn ook drie fiscale moties ingediend die alle zijn ontraden door de minister van Infrastructuur en Milieu, Melanie Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

NTFR 2011/1826 - Vergrijpboete voor onjuiste en verzonnen gegevens in de aangifte

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2410, datum uitspraak 09-06-2011, publicatiedatum 20-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Na het doen van elektronische aangifte is aan belanghebbende een aanslag opgelegd, leidend tot een teruggaaf. Een tweede aangifte van belanghebbende, die allerlei onjuiste en verzonnen gegevens bevatte, leidde (in combinatie met de eerste teruggaaf) tot opnieuw een teruggaaf. Door de inspecteur is de definitieve aanslag opgelegd, leidend tot een te betalen bedrag. Daarnaast is een vergrijpboete opgelegd. Belanghebbende stelt dat zij de tweede aangifte niet zelf heeft ingediend en dat misbruik is gemaakt van haar gegevens. Het hof acht dit niet aannemelijk omdat het weinig zin zou hebben identiteitsfraude te plegen als de teruggaaf niet ten goede komt aan degenen die de identiteitsfraude pleegt, maar aan degene aan wie de gegevens toebehoren. Het hof acht het aannemelijk dat de tweede aangifte door belanghebbende, eventueel met hulp van anderen, is gedaan. Indien belanghebbende zelf de onjuiste tweede aangifte met verzonnen gegevens heeft gedaan, heeft zij zelf willens en wetens een onjuiste aangifte gedaan en is bij haar sprake van opzet. Wegens persoonlijke omstandigheden vermindert het hof de boete.

NTFR 2011/1827 - Gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat loon van stewardess geheel is vrijgesteld

ECLI:NL:RBARN:2011:BQ3865, datum uitspraak 10-05-2011, publicatiedatum 10-05-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende woont in Nederland en werkt als stewardess. Sinds 2001 vertrekken al haar (intercontinentale) vluchten vanuit een luchthaven in Duitsland. Haar werkgever is gevestigd in de VS en heeft een kantoor in Duitsland. Naar aanleiding van de ingediende aangifte IB/PVV 2001 heeft belanghebbende overleg gevoerd met een (inmiddels overleden) inspecteur van de Belastingdienst. In dit overleg is gesproken over de belastbaarheid van het loon. Vervolgens zijn over de periode 2001 tot en met 2005 nihil-aanslagen aan belanghebbende opgelegd. Voor het jaar 2006 stelt de inspecteur dat het heffingsrecht op grond van het Verdrag Nederland-Duitsland geheel aan de woonstaat, dus Nederland, toekomt.

NTFR 2011/1831 - Interest en royaltyrichtlijn verplicht niet tot aftrek verlenen van rentelasten voor Duitse Gewerbesteuer

Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van A.F. Gunn
Scheuten Solar Technology GmbH is een in Duitsland gevestigde vennootschap die zonnepanelen fabriceert. Scheuten Solar Systems BV, gevestigd in Nederland, is de enige aandeelhouder. Solar Systems BV heeft leningen verstrekt aan Scheuten GmbH voor in totaal € 5.180.000. In 2004 betaalde Scheuten GmbH aan Solar Systems BV een bedrag van € 154.584 aan rente op deze leningen. Op grond van het Gewerbesteuergesetz 2002 (bedrijfsbelasting) vindt een correctie op de bedrijfswinst plaats door bijtelling van 50% van de rente (€ 77.292). Scheuten GmbH is van oordeel dat zij het gehele bedrag dat zij aan rente heeft betaald, moet kunnen aftrekken van haar bedrijfswinst. Het Finanzgericht Münster verwerpt het beroep van Scheuten GmbH. In hoger beroep verzoekt het Bundesfinanzhof het HvJ EU om een prejudiciële beslissing. Volgens het HvJ EU is art. 1 Richtlijn 2003/49 van toepassing op de interest die de schuldeiser ontvangt en niet op de belastinggrondslag van de vennootschap die de interest uitbetaalt. De arresten Athinaïki Zythopoiïa (zaak C-294/99, NTFR 2001/1598) en Burda (zaak C-284/06, NTFR 2008/1325) met betrekking tot Richtlijn 90/435 (moederdochterrichtlijn), bevatten geen elementen die bruikbaar kunnen zijn voor de uitlegging van art. 1, lid 1, Richtlijn 2003/49. In die zaken was het belastbare feit van de betrokken heffing immers de uitkering van winst door de dochteronderneming aan de moedermaatschappij. De uitkeringen van interest waarover het gaat in het onderhavige geding, zijn daarentegen geen belastbaar feit.

NTFR 2011/1832 - Geen voorkoming dubbele belasting voor in buitenland opgebouwde pensioenaanspraken

ECLI:NL:RBSGR:2011:BR2479, datum uitspraak 20-04-2011, publicatiedatum 20-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van drs. J.R. Schaap
Belanghebbende woont in Nederland en geniet een pensioenuitkering uit hoofde van zijn vroegere dienstbetrekking. Een deel van de pensioenaanspraken is opgebouwd gedurende de diensttijd van belanghebbende in het buitenland. Belanghebbende heeft voor dat deel van zijn pensioenuitkering aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd.

NTFR 2011/1833 - Landbouwforfait berekend over vergoeding na aftrek van PVV-heffing en verzekeringspremie

ECLI:NL:HR:2012:BQ7341, datum uitspraak 04-05-2012, publicatiedatum 04-05-2012
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. H.J. de Boer
Belanghebbende exploiteert een slachterij. In november 2004 heeft zij 32 varkens gekocht van een veehouder die gebruik maakt van de landbouwregeling in de zin van art. 27 Wet OB 1968. Op grond van art. 27, lid 4, heeft belanghebbende recht op aftrek van een percentage (in 2004: 5,1%) van het haar in rekening gebrachte bedrag. Dit aftrekbare percentage wordt doorgaans aangeduid als landbouwforfait. De vraag in deze procedure is of een heffing van het Productschap Vee en Vlees (hierna: PVV, respectievelijk PVV-heffing) en een premie van het Centraal Bureau Slachtvarkens-verzekeringen (verder: CBS respectievelijk CBS-premie) deel uitmaken van het in rekening gebrachte bedrag. Belanghebbende meent dat het landbouwforfait zich uitstrekt tot deze heffing en deze premie (€ 3.315,10 + € 42,24). De minister stelt zich op het standpunt dat het landbouwforfait niet over deze bedragen berekend moet worden (€ 3.315,10).

NTFR 2011/1835 - Verordening rioolrecht gemeente Nijmegen niet onverbindend

ECLI:NL:HR:2012:BR0689, datum uitspraak 06-01-2012, publicatiedatum 06-01-2012
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
In 2005 heeft de gemeente Nijmegen besloten in 2006 aanzienlijke investeringen te doen voor onderhoud en vervanging in het gemeentelijke rioleringsstelsel, en om, anders dan voorheen, de kosten van de gemeentelijke riolering volledig te gaan dekken uit de heffing van rioolrecht. Voorts is besloten met ingang van 2006 rioolrecht niet langer ook te heffen van gebruikers, maar alleen nog van, kort gezegd, eigenaren. Een en ander heeft voor eigenaren in 2006 geleid tot een forse verhoging van het rioolrecht.

NTFR 2011/1836 - Bij het vaststellen van de WOZ-waarde onvoldoende rekening gehouden met rioleringsproblemen onder de woning

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1252, datum uitspraak 16-06-2011, publicatiedatum 13-07-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
In geschil is de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende en de invloed van rioolschade daarop. Met betrekking tot de waardepeildatum 1 januari 1999 is het hof met de Rechtbank Utrecht van oordeel dat belanghebbende hiertegen reeds eerder bezwaar en beroep heeft aangetekend en dat de uitspraak van het hof in deze onherroepelijk is geworden. Met betrekking tot de waardepeildatum 1 januari 2003 is het hof van oordeel dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde niet voldoende rekening heeft gehouden met de problemen met de riolering onder de woning. Het hof stelt de waarde dan ook in goede justitie vast.

NTFR 2011/1837 - Rechtbank is niet bevoegd te oordelen over invordering parkeerbelasting

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7377, datum uitspraak 19-05-2011, publicatiedatum 08-06-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd en is vervolgens een dwangbevel uitgereikt. Met Rechtbank Alkmaar is het hof van oordeel dat de naheffingsaanslag door een daartoe bevoegde ambtenaar is opgelegd. Naar het oordeel van het hof is de rechtbank niet bevoegd te oordelen over de invordering van parkeerbelasting. De belastingschuldige kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen bij de burgerlijke rechter. Voor zover in het beroepschrift van belanghebbende grieven zijn aangevoerd tegen de kosten van de aanmaning en het dwangbevel, had de rechtbank dit moeten aanmerken als een bezwaarschrift en een afschrift van het beroepschrift aan de invorderingsambtenaar moeten zenden.

NTFR 2011/1838 - Belastingschuldige heeft meer opties dan louter betalen of melden betalingsonmacht

ECLI:NL:HR:2011:BR4865, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende was bestuurder van een bv. Deze bv heeft de over de periode juli 2006 t/m april 2007 verschuldigde loonbelasting niet (volledig) afgedragen. Voorts heeft de bv de omzetbelasting over maart 2007 niet voldaan. De bv beschikte wel over voldoende liquide middelen. De inspecteur heeft vervolgens van de bv nageheven (dagtekening 26 april 2007). De bv heeft op 19 juni 2007 de ontvanger schriftelijk op de hoogte gesteld van betalingsonmacht. De ontvanger heeft belanghebbende op 28 november 2007 aansprakelijk gesteld. Rechtbank Arnhem heeft die beschikking vernietigd, maar Hof Arnhem (NTFR 2010/1462) heeft dat teruggedraaid en de ontvanger in het gelijk gesteld.

NTFR 2011/1841 - Terechte aansprakelijkheidstelling voor materiële belastingschulden

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ8927, datum uitspraak 14-04-2011, publicatiedatum 22-06-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende is dga van een bv. Deze bv is op 22 maart 2006 failliet verklaard. Belanghebbende heeft op 8 maart 2006 de betalingsonmacht gemeld. Hij wordt aansprakelijk gesteld voor de naheffingsaanslag loonheffing over het eerste kwartaal 2006 en een naheffingsaanslag omzetbelasting over februari 2006.

NTFR 2011/1842 - Inlener aansprakelijk voor onbetaald gebleven loonbelastingschulden van uitzendbureau

ECLI:NL:HR:2011:BR4467, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011
Belanghebbende heeft personeel ingehuurd van Q. Q is in 2003 failliet verklaard en vanaf die datum in gebreke gebleven met het betalen van haar belastingschulden. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven loonbelastingschulden. Met Rechtbank Haarlem is Hof Amsterdam (NTFR 2010/2937) van oordeel dat de aansprakelijkstelling terecht is. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat Q geen onbetaald gebleven belastingschulden heeft, maar juist geld tegoed heeft van de Belastingdienst. De termijn voor invordering van vijf jaar kan door omstandigheden verlengd worden en kan door handelingen van de inspecteur worden gestuit. De inspecteur heeft in dit kader voldoende onderbouwd dat de verjaring van de invordering tijdig is gestuit. Het afgeven van `schone’ verklaringen van betalingsgedrag staat evenmin aan latere aansprakelijkstelling in de weg. De verklaringen houden immers niet meer in dan de mededeling dat de volgens eigen aangifte verschuldigde LB/PVV op het moment van afgifte van de verklaring is afgedragen.

NTFR 2011/1843 - Functionele veroudering tennisbanen

ECLI:NL:HR:2011:BR4454, datum uitspraak 12-08-2011, publicatiedatum 12-08-2011
Aflevering 33, gepubliceerd op 18-08-2011
Deze zaak betreft de waardering van een tenniscomplex, bestaande uit zes tennisbanen, oefenkooi, clubhuis, kleedruimte en berging. In geschil is de door de heffingsambtenaar gehanteerde factor voor functionele veroudering voor de tennisbanen. Belanghebbende is van mening dat deze hoger gesteld moet worden omdat drie van de zes banen niet voldoen aan de KNLTB-normen en omdat er sprake is van een afnemend ledenaantal. Hof Den Bosch (NTFR 2010/1524) heeft daartoe geen reden gezien. Niet aannemelijk is gemaakt dat het eerstgenoemde feit een belemmering of beperking ten aanzien van het gebruik van de tennisbanen met zich meebrengt. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een duurzame en zich voortzettende daling van het ledenaantal.