Aflevering 43

Gepubliceerd op 27 oktober 2011

NTFR 2011/2356 - Het leerstuk van het belastinglek

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 geschreven door prof. dr. P.H.J. Essers
In respectievelijk NTFR 2011/1593O.C.R. Marres, ‘Het gat’, NTFR 2011/1593, p. 1. en WFR 2011/6917J.W. Bellingwout, ‘Bosal-mania’, WFR 2011/6917, p.1008. bestrijden Marres en Bellingwout met nagenoeg gelijkluidende argumenten de stelling dat de aftrek van buitenlandse deelnemingskosten die de wetgever heeft mogelijk gemaakt naar aanleiding van het Bosal-arrest van het HvJ EUHvJ EG 18 september 2003, zaak C-168/01, NTFR 2002/1416, BNB 2003/344., moet worden aangemerkt als een ‘gat’. Reparatie vinden zij niet nodig; hoogstens dient deze te worden beperkt tot aperte gevallen van misbruik. Beide auteurs beroepen zich onder andere op de wetsgeschiedenis van de behandeling van het Belastingplan 2004 in 2003, waaruit blijkt dat de invoering van de generieke aftrek van deelnemingsrente een weloverwogen reactie is geweest van de wetgever op het Bosal-arrest. Ook de redactie V-N liet zich onlangs in soortgelijke bewoordingen uit.V-N 2011/45A.4, p. 62. Ofschoon de wetgever in 2003 na het Bosal-arrest er ook voor had kunnen kiezen om de ongelijke behandeling van binnen- en buitenlandse deelnemingen te herstellen door de aftrek van deelnemingskosten integraal uit te sluiten, heeft hij er destijds bewust voor gekozen om in plaats daarvan de aftrek ook mogelijk te maken ter zake van de kosten voor buitenlandse deelnemingen. De invoering van de thincapitalisationregeling van art. 10d Wet VPB 1969 en de beperkingen met betrekking tot de verliesverrekeningen voor holdingvennootschappen in art. 20, lid 4, Wet VPB 1969 werden destijds als afdoende maatregelen gezien tegen mogelijk oneigenlijk gebruik van het Bosal-arrest. Bellingwout roept aan het einde van zijn bijdrage de Tweede Kamer op een motie aan te nemen, waarin de regering wordt verzocht fiscaal-wetenschappelijk onderzoek te entameren naar de betekenis van het woord ‘gat’. In deze Opinie geef ik alvast een voorzet voor dat onderzoek, waarbij ik de voorkeur geef aan het woord ‘belastinglek’, in plaats van het meer plastische ‘belastinggat’. Aan de hand van een drietal algemeen erkende belastinglekken in de twintigste eeuw zal ik proberen een eerste inventarisatie te maken van de factoren die bepalen of er sprake is van een belastinglek. Daarbij is mijn veronderstelling dat in het geval eenmaal is vastgesteld dat er zich een belastinglek voordoet, de wetgever dit lek uiteindelijk via reparatiewetgeving zal herstellen. Achtereenvolgens komen kort een drietal fiscale stelsels aan bod, die in de vorige eeuw aanleiding hebben gegeven tot notoire belastinglekken: het bronnenfictiestelsel van de Wet IB 1914, het objectieve stelsel bij de belastingheffing van inkomsten uit vermogen in de Wet IB 1964 en het aanvankelijke (zeer) ruime stelsel van de deelnemingsvrijstelling in de Wet VPB 1969. Aan het eind van deze algemene verkenning, zal ik trachten enkele parallellen te trekken met de Bosal-problematiek.

NTFR 2011/2357 - Waakzaam internationaal verdragsbeleid gewenst

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 geschreven door mr. drs. H. Pijl
Verderop in dit nummer (NTFR 2011/2385) treft u de brief van de staatssecretaris van Financiën van 18 oktober 2011 aan de Tweede Kamer aan.Nr. IFZ/2011/570U. In deze brief geeft de staatssecretaris zijn reactie op de aangenomen moties betreffende de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011Bijlage bij de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de voorzitter van de Tweede Kamer, Kamerstukken II, 2010-2011, 25 087, nr. 7. (verder: NFV 2011).

NTFR 2011/2358 - 'Quick wins' in de bedrijfsopvolgingsregelingen

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 geschreven door prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
Dinsdag 5 oktober jl. promoveerde M.J. Hoogeveen aan de Universiteit van Tilburg op de bedrijfsopvolgingsregelingen in de inkomstenbelasting en de erf- en schenkbelasting.Een handelseditie van dit proefscrift is gepubliceerd onder de titel De kwaliteit van de fiscale bedrijfspopvolgingswetgeving, FWR nr. 19, Sdu Uitgevers, Den Haag 2011. Zij komt in haar proefschrift tot een ver strekkende conclusie, namelijk het laten vervallen van alle huidige bedrijfsopvolgingsregelingen en die te vervangen door een algemene door de overheid te verlenen kredietfaciliteit, voor die gevallen waarin de markt faalt om de bedrijfsopvolging te financieren. Ik had het genoegen deel te mogen uitmaken van de oppositiecommissie. De algemene teneur van de oppositieleden was dat de huidige bedrijfsopvolgingsregelingen een schier onontwarbare kluwen van wetsbepalingen is, waar niemand nog zijn weg in weet te vinden. En, storender natuurlijk, bedrijfsopvolgingen uitlokken die eigenlijk geen ‘echte’ bedrijfsopvolgingen zijn. En dan rijst natuurlijk al snel de vraag of het allemaal niet eenvoudiger en transparanter kan. Ik stelde Hoogeveen daarom de vraag, dichter blijvend bij het huidige positieve recht dan zij in haar proefschrift heeft gedaan, welke ‘quick wins’ er thans binnen de huidige bedrijfsopvolgingsregelingen zouden kunnen worden behaald. Hierbij heb ik mij geconcentreerd op de inkomstenbelasting, omdat juist voor deze heffing de meest uiteenlopende regelingen worden aangetroffen. In deze bijdrage ga ik nader in op de ‘quick wins’ die Hoogeveen toen noemde, en voeg er daar zelf nog een paar toe. Hierbij merk ik reeds op voorhand op dat er veel meer ‘quick wins’ zijn te behalen in de huidige bedrijfsopvolgingsregelingen maar ik beperk mij tot de meest in het oog springende.

NTFR 2011/2360 - Voortgang Belastingpakket 2012

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011
De staatssecretaris stuurt van de wetsvoorstellen Belastingplan 2012, Overige fiscale maatregelen 2012, de Geefwet, Dwangsomregeling toeslagen en van de Wet uitwerking Autobrief de nota’s naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer.

NTFR 2011/2361 - Tweede appartement van chirurg vormde keuzevermogen: verkoopresultaat terecht belast als winst uit onderneming

ECLI:NL:HR:2011:BT7467, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende dreef een chirurgenpraktijk in twee ziekenhuizen. Omdat hij verplicht was binnen een bepaalde afstand van de ziekenhuizen te wonen, heeft hij in 1995 een tweede woning in R aangeschaft (hierna: het appartement). In het appartement werden geen ondernemingsactiviteiten uitgeoefend. In 2006 heeft belanghebbende zijn chirurgenpraktijk gestaakt en het – vanaf de aanschaf tot het ondernemingsvermogen gerekende – appartement verkocht. Met een beroep op de foutenleer – het appartement is volgens belanghebbende verplicht privévermogen – stelt belanghebbende dat de verkoopwinst op het appartement onbelast is. Rechtbank Haarlem (NTFR 2011/1187) oordeelde dat het verkoopresultaat terecht als winst uit onderneming in aanmerking is genomen. De Hoge Raad stelt voorop dat van het woonhuis van een ondernemer moet worden aangenomen dat het uit zijn aard in fiscale zin alleen tot het privévermogen van de ondernemer kan behoren, en dat dit ook geldt voor een tweede woonhuis. Een uitsluitend als zodanig gebruikte woning kan evenwel binnen de grenzen der redelijkheid tot het ondernemingsvermogen worden gerekend indien de bewoning ervan mede dienstbaar is aan de bedrijfsuitoefening. Dit is hier volgens de cassatierechter aan de orde, gelet op de omstandigheden dat de aanschaf van het appartement geschiedde om te voldoen aan de verplichting van belanghebbende binnen een zekere afstand van de ziekenhuizen te wonen, dat belanghebbende slechts in het appartement verbleef indien de ondernemingsuitoefening daartoe noopte en dat belanghebbende het appartement niet heeft aangeschaft om dit in de privésfeer aan te wenden voor bewoning door hem en zijn gezin. Dat in het appartement geen ondernemingsactiviteiten werden uitgeoefend, doet hieraan niet af.

NTFR 2011/2362 - Schadeclaim voor frauderende boekhouder vormt een box 3-schuld

ECLI:NL:RBARN:2011:BS8900, datum uitspraak 06-09-2011, publicatiedatum 14-09-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van dr. A. Rozendal
Belanghebbende heeft tot 30 augustus 2006 via zijn advies- en administratiekantoor boekhoudkundige werkzaamheden verricht voor (onder meer) E bv. Vanaf die datum is de overeenkomst tot opdracht door E bv ontbonden aangezien belanghebbende betrokken zou zijn bij een grootschalige fraude waardoor E bv is benadeeld. E bv heeft gevorderd dat belanghebbende wordt veroordeeld deze schade te vergoeden. Door Rechtbank Amsterdam is belanghebbende inmiddels strafrechtelijk veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie. Belanghebbende heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. In de aangifte IB/PVV heeft belanghebbende het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld opgenomen als negatief resultaat uit overige werkzaamheden.

NTFR 2011/2366 - Geen discriminatie tussen publiek verzekerde en privaat verzekerde werkgevers

ECLI:NL:HR:2012:BT8788, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende exploiteert een uitzendbureau. Zij is voor de werknemersverzekeringen ingedeeld in Sector 52. In het kader van het vaststellen van de premie werknemersverzekeringen heeft de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking de gedifferentieerde WGA-premie berekend op 1,74%. Belanghebbende maakt bezwaar tegen deze beschikking. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. In geschil is of er sprake is van discriminatie in de zin van art. 14 EVRM en 26 IVBPR tussen publiek verzekerde (dus bij UWV) werkgevers en privaat verzekerde werkgevers.

NTFR 2011/2367 - Prostituees staan in privaatrechtelijke dienstbetrekking tot coöperatieve vereniging

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2358, datum uitspraak 17-08-2011, publicatiedatum 22-09-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
arbeidsprestaties, arbeidsverhouding, betalingen, eigen werktijden, exploitanten, getuigen, gezagsverhouding, in dienst van, instructies, kamerverhuurbedrijf, loon, persoonlijk, werkgeversgezag, werknemer, werknemersverzekeringen, werkzaamheden

NTFR 2011/2368 - Aftrekuitsluiting groepsrente niet strijdig met Europees recht

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. W.F.E.M. Egelie
Belanghebbende is in 2004 voor 95% in handen van een Franse moedervennootschap. Zij heeft in 2004 schulden aan gelieerde vennootschappen, waaronder die Franse moeder, een Portugese dochter en een Duitse zuster van in totaal € 89.109.229. Het negatieve saldo groepsrente bedraagt € 3.098.742. Dit bedrag wordt ex art. 10d Wet VPB 1969 door de inspecteur niet in aftrek toegelaten. In geschil is of deze aftrekuitsluiting strijdt met primair en secundair EU-recht en/of met de armslengte- en nondisciminatiebepalingen in de Nederlandse bilaterale belastingverdragen met Frankrijk, Duitsland en Portugal. De rechtbank heeft die vragen ontkennend beantwoord.

NTFR 2011/2369 - De aftrekbeperking in de deelnemingsvrijstelling vormt geen belemmering van de vrijheid van kapitaal

ECLI:NL:GHAMS:2011:BT2646, datum uitspraak 21-07-2011, publicatiedatum 28-09-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende is gevestigd in het buitenland en houdt alle aandelen in de in Nederland gevestigde A bv. A bv houdt op haar beurt meerderheidsdeelnemingen in derde landen. Belanghebbende heeft kosten gemaakt ter zake van een door haar (in de EU gevestigde) grootmoedervennootschap verstrekte lening. De kosten houden indirect verband met de deelnemingen in derde landen en zijn middellijk dienstbaar aan het (in)direct behalen van buiten de EU belastbare winst door de deelnemingen. Deze kosten wil zij ten laste van haar winst brengen. Vaststaat dat deze kosten op grond van de deelnemingsvrijstelling zijn uitgesloten van aftrek. In geschil is of de aftrekbeperking strijdig is met het gemeenschapsrecht. Het hof is van oordeel dat belanghebbende zich niet kan beroepen op de vrijheid van vestiging, omdat het een deelneming betreft in een vennootschap gevestigd buiten de EU die uitsluitend of hoofdzakelijk buiten de EU belastbare winst behaalt. De aftrekbeperking is evenmin een belemmering van de vrijheid van kapitaalverkeer. De zaak Idryma Typou is niet representatief voor zaken zoals deze waarin aan het ‘beslissende invloed-criterium’ is voldaan. De omstandigheid dat sprake is van een koersresultaat op een lening van een in de EU gevestigde crediteur maakt niet dat de aftrekbeperking in dit geval ook aan de vrijheid van kapitaalverkeer moet worden getoetst.

NTFR 2011/2370 - Inspecteur heeft keuzevrijheid bij correctie te hoge voorlopige aanslag, zij het dat rentenadeel moet worden gecompenseerd

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Aan belanghebbende is op 31 januari 2006 een voorlopige aanslag IB 2006 (nummer 002) opgelegd naar een te betalen bedrag van € 6.032 zonder heffingsrente. De aanslag 002 is in 2006 volledig betaald. Bij ambtshalve gegeven beslissing van 29 juni 2007 is de voorlopige aanslag 002 verminderd tot € 32 met vergoeding van € 145 aan invorderingsrente (over 1 januari 2007 t/m 29 juni 2007). Op 30 augustus 2007 is een (nadere) voorlopige aanslag IB opgelegd naar een te betalen bedrag van € 8.960, waarbij € 480 aan heffingsrente in rekening is gebracht, berekend over de periode 1 juli 2006 t/m met 30 augustus 2007. Deze heffingsrentebeschikking is door Hof Den Bosch (NTFR 2010/1615) verminderd. Hiertegen komt de minister in cassatie, echter vergeefs.

NTFR 2011/2371 - Bezwaarschrift is tijdig ter post bezorgd als het uiterlijk de tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen

ECLI:NL:HR:2011:BT7470, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Zes dagen nadat de bezwaartermijn is geëindigd, ontvangt de inspecteur een ongefrankeerd bezwaarschrift. In het kader van de ontvankelijkheid is de vraag aan de orde of het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. De bewijslast ten aanzien van tijdige terpostbezorging rust op de afzender. Indien geen leesbaar poststempel op de enveloppe is geplaatst, moet worden aangenomen dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de bezwaartermijn is ontvangen. Nu daarvan in dit geval geen sprake is, geldt deze aanname niet. Ook voor het overige is niet aannemelijk geworden dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd, zodat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

NTFR 2011/2372 - Uit uitspraak moet blijken dat niet verschenen partij op regelmatige wijze is uitgenodigd

ECLI:NL:HR:2011:BT7458, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende is bij brief van 31 mei 2010 uitgenodigd voor de zitting van 29 juni 2010. Nadat deze brief retour is ontvangen, is belanghebbende nogmaals bij brief van 15 juni 2010 uitgenodigd. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. Hof Arnhem (NTFR 2011/78) heeft in zijn uitspraak overwogen dat de uitnodiging voor de zitting tweemaal naar het door belanghebbende opgegeven adres is gezonden en dat belanghebbende overeenkomstig art. 8:37 en 8:56 Awb is uitgenodigd. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat hij niet tijdig is uitgenodigd voor de zitting. Deze klacht slaagt. Indien een partij niet ter zitting is verschenen, dient de uitspraak de feiten in te houden waaruit blijkt dat de aan deze partij gerichte uitnodiging voor die zitting tijdig en op regelmatige wijze op het betrokken adres is aangeboden. Nu in de uitspraak van het hof deze feiten ontbreken, dient de uitspraak te worden vernietigd.

NTFR 2011/2373 - Rechtbank verzuimt in verzetprocedure proceskosten toe te kennen voor verschijnen ter zitting

ECLI:NL:HR:2011:BT7393, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. A.A. Feenstra
Belanghebbende heeft verzet gedaan tegen een uitspraak van Rechtbank Haarlem. Het verzet is behandeld ter zitting. De gemachtigde van belanghebbende is daar verschenen. De rechtbank (NTFR 2011/552) heeft het verzet gegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten. Daarbij heeft de rechtbank alleen rekening gehouden met het ingediende verzetschrift, maar niet met het verschijnen ter zitting van de gemachtigde van belanghebbende. De Hoge Raad doet de zaak zelf af door ook een 0,5 punt (€ 218) toe te kennen voor het verschijnen ter zitting.

NTFR 2011/2374 - Onbegrijpelijk hofoordeel dat belanghebbende niet heeft gehandeld in strijd met vaststellingsovereenkomst

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het reinigen van vliegtuigen op de luchthavens Schiphol en de vliegbasis in S, Duitsland. De aandeelhouders van belanghebbende hebben besloten om haar feitelijke leiding per 1 januari 1992 naar Duitsland te verplaatsen. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende haar zetel niet heeft verplaatst en dat zij voor het jaar 1992 binnenlands belastingplichtig is. Voorts verschilden partijen van opvatting over de vraag of belanghebbende op de twee vliegbases over een vaste inrichting beschikte. Met de Duitse belastingautoriteiten heeft belanghebbende over dezelfde geschilpunten discussie gevoerd; ook zij meenden dat belanghebbende over een vaste inrichting beschikt op de vliegbasis S. Na een uitvoerige correspondentie en meerdere besprekingen tussen de inspecteur en belanghebbende gedurende ongeveer vier jaar hebben zij in november 1999 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn overeengekomen dat belanghebbende tot en met 31 december 1993 haar hoofdhuis in Nederland gevestigd heeft met een vaste inrichting in Duitsland. Vanaf 1 januari 1994 is het hoofdhuis van belanghebbende in Duitsland gevestigd met een vaste inrichting op Schiphol.

NTFR 2011/2375 - Geen ambtelijk verzuim bij navordering ter zake van ondernemersfaciliteiten

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6227, datum uitspraak 20-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende is parttime in dienstbetrekking werkzaam. Daarnaast drijft hij een eenmanszaak op het terrein van de financiële planning. Voor 2006 en 2007 heeft belanghebbende ondernemersfaciliteiten (zelfstandigen- en startersaftrek en MKB-winstvrijstelling) geclaimd. Die faciliteiten zijn bij de vaststelling van de primitieve aanslagen verleend. Op grond van een boekenonderzoek heeft de inspecteur vervolgens geconcludeerd dat belanghebbende niet voldoet aan het urencriterium en zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. Belanghebbende neemt voor het hof vergeefs het standpunt in dat sprake is van een ambtelijk verzuim door de inspecteur. Volgens het hof hoefde de inspecteur niet te twijfelen aan de juistheid van de aangiften. De omstandigheden dat belanghebbende in 2006 en 2007, in tegenstelling tot de voorafgaande jaren, zowel loon als winst heeft genoten en dat de Belastingdienst weet dat hij al vier jaren een (startende) ondernemer is, doen hieraan niet af.

NTFR 2011/2381 - Nederlandse Antillen zijn geen 'derde land'

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Belanghebbende, gevestigd in Nederland, heeft in 2006 dividend uitgekeerd aan haar op de Nederlandse Antillen gevestigde 100%-certificaathouder en heeft daarop 8,3% dividendbelasting ingehouden. Doordat bij gebrek aan onderworpenheid van haar moeder de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing kan zijn, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de inhoudingsvrijstelling.

NTFR 2011/2382 - Ontslagvergoeding is volledig in Nederland belast

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Belanghebbende was van 1 mei 1992 tot 31 augustus 2004 in dienst bij bv. Van 1 januari 2000 tot 1 april 2003 heeft hij werkzaamheden verricht in een specerijenfabriek in Vietnam. Deze fabriek was een vaste inrichting van B Ltd. (hierna ook: de Holding), een Engelse vennootschap behorende tot hetzelfde concern als bv. Belanghebbende heeft zijn salaris ook over deze periode genoten van bv. Hij werkte van 1 april 2003 tot 31 augustus 2004 in Nederland. De arbeidsovereenkomst van belanghebbende is met ingang van 31 augustus 2004 beëindigd. Ter gelegenheid daarvan heeft belanghebbende een ontslagvergoeding gekregen van € 122.163,33. Deze ontslagvergoeding is voor rekening van de Holding gekomen en bestond uit een bedrag van € 107.872,68 (‘compensation for decrease in earnings and other benefits in future years’) en € 14.290,64 (‘Loyalty sh. (…) 2001’).

NTFR 2011/2384 - Nota n.a.v. verslag bij wetsvoorstel tot uitdrukkelijke goedkeuring belastingverdrag met Japan

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011
De staatssecretaris heeft, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, een nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel tot uitdrukkelijke goedkeuring van het nieuwe belastingverdrag met Japan naar de Tweede Kamer gezonden. In deze nota wordt onder meer de wenselijkheid onderschreven van het van toepassing worden van het verdrag per 1 januari 2012. Naast de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamerfracties, wordt in de nota tevens ingegaan op het commentaar en de vragen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) in de brief van 24 juni 2011. Bij brief van 7 oktober 2011 stelt de NOB vervolgens nog enige vervolgvragen. Eveneens op 7 oktober 2011 heeft de staatssecretaris nog een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin wordt ingegaan op de verschillen tussen het nieuwe verdrag en het verdrag uit 1970. In zijn brief van 14 oktober dringt de staatssecretaris aan bij de Tweede Kamer op spoedige afronding van de goedkeuringswet, die is voorzien in de week van 24 oktober. Genoemde brieven zijn eveneens als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2011/2385 - Schriftelijke reactie aangenomen moties NFV 2011

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011
Bij het overleg over de notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 (NFV 2011) heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen. Op verzoek van de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 18 oktober 2011 (nogmaals) een reactie op de aangenomen moties. Tevens wordt naar aanleiding van een door de Tweede Kamer ontvangen e-mail van de heer Pijl ingegaan op de verdragsdefinitie van ‘inwoner’. De brief, de aangenomen moties en de verslagen van het algemeen overleg en van het VAO met de Tweede Kamer over de NFV 2011 zijn als brondocument opgenomen.

NTFR 2011/2386 - Fictieve dienst ex art. 4.2.a Wet OB 1968 is niet strijdig met rechtszekerheidsbeginsel

ECLI:NL:HR:2011:BT6824, datum uitspraak 07-10-2011, publicatiedatum 07-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende heeft in het verleden ervoor gekozen de hem ter zake van een woning in rekening gebrachte omzetbelasting geheel in aftrek te brengen. Ter zake van het privégebruik van de woning heeft de inspecteur op de voet van het per 1 januari 2007 in de Wet OB 1968 neergelegde belastbare feit van art. 4, lid 2, letter a, nageheven. Volgens deze bepaling is omzetbelasting verschuldigd wegens het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de ondernemer, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de belasting is ontstaan. Belanghebbende stelt dat geen sprake is geweest van enige vergoeding. Deze stelling faalt volgens de Hoge Raad, omdat volgens genoemd artikel de betrokken ondernemer geacht wordt een vergoeding te genieten. Voorts zet de Hoge Raad uiteen dat, anders dan belanghebbende stelt, de onderhavige wetsbepaling geen terugwerkende kracht heeft, maar enkel een regeling voor de toekomst geeft. Van een schending van het Europeesrechtelijke rechtszekerheidsbeginsel dan wel het eigendomsrecht is evenmin sprake, aldus de cassatierechter.

NTFR 2011/2387 - Recht op teruggaaf van ten onrechte berekende btw?

Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. A.J. Blank
De Banca Nazionale dell’Agricoltura SpA (hierna ook wel:BNA) heeft btw voldaan over de vergoedingen die zij had ontvangen voor het innen van bepaalde bedragen. Deze handelwijze was in overeenstemming met een presidentieel besluit uit 1972. In 1992 wijzigde de belastingadministratie zijn zienswijze. De desbetreffende vergoedingen werden geacht te zijn vrijgesteld. Daarop verzocht BNA om teruggaaf van de ten onrechte voldane btw. Op het tijdstip van het verzoek om teruggaaf was de in Italië geldende termijn van twee jaar voor het indienen van dergelijke verzoeken verstreken. De Italiaanse belastingdienst weigert de teruggaaf te verlenen.

NTFR 2011/2391 - Herstelbeleid niet van toepassing op bestelauto met half tussenschot en verplaatste achterbank

ECLI:NL:RBARN:2011:BR3919, datum uitspraak 02-08-2011, publicatiedatum 02-08-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende is eigenaar en houder van een bestelauto met dubbele cabine. Belanghebbende heeft het originele tussenschot en de achterbank verwijderd om een motorfiets te kunnen vervoeren. Daarna heeft belanghebbende met een paar schroeven een half houten tussenschot geplaatst en heeft hij de achterbank teruggeplaatst. Beide zijn niet teruggeplaatst op de originele plaats. In geschil is of de BPM terecht is nageheven.

NTFR 2011/2392 - Geen vermindering OZB bij verpleeghuis omdat verpleging overheersend is ten opzichte van de woonfunctie

ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7239, datum uitspraak 06-10-2011, publicatiedatum 12-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Bij het vaststellen van de aanslag OZB is het verpleeghuis van belanghebbende, waarin en van waaruit aan voornamelijk ouderen verpleeghuiszorg wordt geboden, aangemerkt als niet-woning. Het hof stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat in het verpleeghuis het wonen is gecombineerd met een andere functie die in wezen – voor het verpleeghuis als geheel beschouwd – de hoofdfunctie vormt, niet uitsluit dat delen van de onroerende zaak op zichzelf beschouwd in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Bij het verpleeghuis van belanghebbende staat verpleging van de zorgbehoevenden voorop en dit aspect vormt niet alleen voor het verpleeghuis, maar ook voor de zorgbehoevenden de hoofdfunctie. Het verpleeghuis beschikt over eenpersoonskamers en enkele tweepersoonskamers (woon-/slaapkamers). Belanghebbende bepaalt met wie een kamer wordt gedeeld. De kamers van de zorgbehoevenden zijn voorzien van een standaardbed en een standaardkast, ze hebben geen beschikking over een eigen douche en/of toilet en het personeel heeft de mogelijkheid zich toegang tot de kamers te verschaffen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verpleging van de zorgbehoevenden zozeer overheersend is dat de woonfunctie daaraan ondergeschikt is en daarin opgaat. Er is dan ook geen sprake van delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden die voor de vermindering van de heffingsmaatstaf in aanmerking kunnen worden genomen.

NTFR 2011/2394 - Versnelde betaling voorlopige aanslag leidt niet tot hogere vergoeding van invorderingsrente

ECLI:NL:HR:2011:BP2989, datum uitspraak 14-10-2011, publicatiedatum 14-10-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 januari 2005 een voorlopige aanslag IB 2005 opgelegd. Deze aanslag mocht in elf gelijke termijnen worden betaald. De eerste termijn verviel op 28 februari 2005 en de laatste op 31 december 2005. Belanghebbende heeft de gehele aanslag vóór 28 februari 2005 voldaan. De voorlopige aanslag is op 2 juni 2006 door de inspecteur verminderd. Daarbij is invorderingsrente vergoed over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 2 juni 2006. Belanghebbende wenst vergoeding vanaf 1 maart 2005. Hof Den Haag (NTFR 2010/283) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Op grond van art. 28, lid 5, IW 1990 moet volgens het hof invorderingsrente worden vergoed vanaf 1 januari 2006, zijnde de dag na de vervaldag van de laatste voor de voorlopige aanslag geldende betalingstermijn. Dat belanghebbende de aanslag in één keer heeft betaald, doet hieraan niet af. De Hoge Raad is het volledig eens met het hof.

NTFR 2011/2397 - Belanghebbende draagt het risico van het niet toestaan van een inpandige opname

ECLI:NL:GHLEE:2011:BT5830, datum uitspraak 27-09-2011, publicatiedatum 29-09-2011
Aflevering 43, gepubliceerd op 27-10-2011 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een woning. In het kader van de WOZ-procedure 2008 voert belanghebbende aan dat de woning in zeer slechte staat verkeert. Rechtbank Groningen heeft het beroep gegrond verklaard. Het hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar door de waarde te verminderen met € 50.000 voldoende rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud, mede in het licht van de omstandigheid dat de door de heffingsambtenaar ingeschakelde taxateur niet in de gelegenheid is gesteld de woning inpandig op te nemen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.