Aflevering 50

Gepubliceerd op 15 december 2011

NTFR 2011/2760 - Winnen of verliezen met de winstbox

Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 geschreven door mr. dr. S.J. Mol-Verver
In zijn Fiscale agenda kondigde staatssecretaris Weekers het voornemen aan om in 2012 een verkenning te verrichten naar de mogelijke invoering van een ‘Winstbox’.Zie o.a. Kamerstukken II, 2010-2011, 32 740, nr. 1, p. 12. In deze Opinie, ga ik in op de vraag of invoering van een afzonderlijke winstbox wel het juiste middel is om de beoogde (fiscale) verbetering voor ondernemers te bereiken.

NTFR 2011/2761 - Mist klaart verder op rondom de fiscale kwalificatie van geldverstrekkingen

Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 geschreven door mr. R. Snoeij en L. Wagenaar
Op 25 november jl. heeft de Hoge Raad drie arresten gewezen inzake de lening met een onzakelijk debiteurenrisico (de ‘onzakelijke lening’).Zie HR 25 november 2011, nr. 10/05161, NTFR 2011/2723; HR 25 november 2011, nr. 08/05323, NTFR 2011/2722; HR 25 november 2011, nr. 10/04588. In deze arresten wordt een antwoord gegeven op een reeks aan vragen die in de literatuur en de praktijk waren opgekomen naar aanleiding van BNB 2008/191 (ook bekend als het ‘9 mei-arrest’). Een van die vragen was of de onzakelijke lening voor fiscale doeleinden was aan te merken als een geldlening of als kapitaalverstrekking.Zie onderdeel 5.15 van conclusie A-G Wattel van 14 juli 2011 bij HR 25 november 2011, nr. 08/05323, NTFR 2011/2722 en de hier in de voetnoten 31 t/m 36 opgenomen literatuurverwijzingen. Uit het arrest nr. 08/05323 (het ‘kernarrest’ van deze drie ‘november-arresten’) blijkt dat de onzakelijke lening, conform zijn benaming en in overeenstemming met de heersende opvatting in de literatuur, fiscaal is te duiden als een geldlening. Een fiscale herkwalificatie als informeel kapitaal is dus niet aan de orde.

NTFR 2011/2764 - Memorie van antwoord Belastingpakket 2012 naar de Eerste Kamer

Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011
De staatssecretaris stuurt de memorie van antwoord inzake de wetsvoorstellen Belastingplan 2012 (BP 2012), Overige fiscale maatregelen 2012 (OFM 2012), de Geefwet en de Wet uitwerking autobrief aan de Eerste Kamer (zie eerder NTFR 2011/2614). Inmiddels is ook de nota naar aanleiding van het verslag over deze wetsvoorstellen en een Kamerbrief over maatschappelijk beleggen verschenen. Hierna gaan we nader in op deze reacties van het kabinet, met op enkele plekken een commentaar. Hierbij beperken we ons zoveel mogelijk tot de wijzigingen en nieuwe elementen ten opzichte van de eerdere parlementaire behandeling. Uiteraard treft u de volledige antwoorden van het kabinet aan in de brondocumenten.

NTFR 2011/2765 - Vermogensetiketteringsvraag inzake studio van kunstenaar moet opnieuw worden onderzocht

ECLI:NL:HR:2011:BU5596, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende drijft als kunstenaar een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming is gevestigd in een gedeelte (de studio) van een – in erfpacht aan een stichting uitgegeven – ateliergebouw. De stichting heeft het recht van erfpacht ‘in economische zin’ verkocht aan een vereniging. De vereniging heeft certificaten van deelgerechtigdheid uitgereikt. Belanghebbende was op grond van het tegen betaling verworven certificaatrecht gerechtigd tot het gebruik van de studio. Belanghebbende heeft de niet-splitsbare studio aangewend zowel voor ondernemings- als voor privédoeleinden (woning). In december 2000 heeft belanghebbende het appartementsrecht betreffende de studio verworven. Het feitelijke gebruik van de studio is niet gewijzigd. Belanghebbende heeft het appartementsrecht niet tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. Hij heeft in 2002 zijn eenmanszaak ingebracht in een bv. Het appartementsrecht is niet ingebracht. In verband daarmee heeft de inspecteur ter zake van het appartementsrecht een bedrag tot de stakingswinst gerekend. Volgens Hof Amsterdam (NTFR 2009/2666) vormt het certificaatrecht verplicht ondernemingsvermogen, omdat belanghebbende het in het certificaatrecht belichaamde gebruiksrecht van de studio slechts kon verwerven op grond van zijn kunstenaarschap. Volgens de Hoge Raad rechtvaardigt deze enkele omstandigheid echter niet het oordeel dat sprake is van verplicht ondernemingsvermogen. Het oordeel van het hof dat, indien sprake is van zogeheten keuzevermogen, belanghebbende ervoor heeft gekozen het certificaatrecht tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen, acht de Hoge Raad niet cassatieproof. De zaak wordt in volle omvang verwezen naar een ander hof.

NTFR 2011/2766 - Blote eigendom onroerende zaken wordt ter beschikking gesteld zodat tbs-regeling van toepassing is

ECLI:NL:HR:2011:BP5648, datum uitspraak 18-11-2011, publicatiedatum 18-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende heeft in 1997 en 1998 een aandeel in de blote economische eigendom van drie onroerende zaken gekocht van bv’s, waarin hij (middellijk) aanmerkelijkbelanghouder was. De vennootschappen hebben zich daarbij voor 20 jaar het recht van vruchtgebruik voorbehouden. De bv’s waren de juridische eigenaren van de onroerende zaken en droegen het risico van tenietgaan van de opstallen. Belanghebbende was daarnaast samen met anderen juridisch eigenaar van een vierde onroerende zaak. De economische eigendom hiervan berustte bij een van de bv’s. In 1997 heeft die bv de economische eigendom van de opstallen (terug)verkocht aan belanghebbende, zulks met uitzondering van het risico van tenietgaan van de opstallen en onder voorbehoud van een vruchtgebruik voor 20 jaar. De vier onroerende zaken waren in gebruik bij de bv’s. Rechtbank Breda (NTFR 2010/138) heeft geoordeeld dat de onroerende zaken onder de reikwijdte van de tbs-regeling vallen, omdat sprake is van ‘ter beschikking stellen’. Daarbij heeft de rechtbank met name geleund op de wetsgeschiedenis. De Hoge Raad is het volledig eens met de rechtbank, zodat het cassatieberoep van belanghebbende faalt.

NTFR 2011/2767 - Geen schending gelijkheidsbeginsel ten aanzien van aan werknemers verstrekte uitkeringen IZA-gelden

ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5465, datum uitspraak 28-10-2011, publicatiedatum 23-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende is in loondienst bij een gemeente. Zijn werkgever heeft aan belanghebbende in mei en juni 2010, naast het gewone salaris, tweemaal een bedrag van € 100 uitgekeerd, waarop loonheffing is ingehouden. Voormelde uitkeringen hadden betrekking op door de werkgever, in verband met het opheffen per 1 januari 2006 van de IZA, ontvangen IZA-gelden. De IZA is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 opgeheven. In geschil is of de uitkeringen belast zijn. Volgens de rechtbank zijn de uitkeringen terecht in de loonheffing betrokken. De rechtbank verwerpt voorts het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de situatie van belanghebbende niet vergelijkbaar was met die van de groep postactieven, die een korting ontvingen op de premies van een aanvullende ziektekostenverzekering. In het geval van de postactieven zijn namelijk geen gelden ter vrije besteding uitgekeerd, maar bleef sprake van financiering van een ziektekostenverzekering, terwijl daarentegen aan belanghebbende bedragen ter vrije besteding door zijn werkgever aan hem zijn uitgekeerd. Dat de financiering in beide gevallen zijn oorsprong vindt in het opheffen van de IZA doet hieraan niet af.

NTFR 2011/2770 - Schepeling zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst kan toch verzekeringsplichtig zijn

ECLI:NL:HR:2011:BR6384, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 09-12-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende, woonachtig in Kroatië, heeft van 14 oktober 2001 tot 24 februari 2002 werkzaamheden verricht aan boord van motorschip dat onder Nederlandse vlag voer. De eigenaar van het schip is een in Nederland gevestigde bv. Belanghebbende heeft geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met de bv gesloten. Belanghebbende heeft het UWV verzocht hem vanaf 24 februari 2002 een uitkering ingevolge de ziektewet toe te kennen voor een ongeval dat hem aan boord van het schip is overkomen. Het UWV heeft de aanvraag afgewezen met als reden dat belanghebbende op de dag van het ongeval niet verzekerd was omdat hij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is aangegaan. Volgens art. 398 WvK moet een arbeidsovereenkomst tussen een zeewerkgever en een schepeling immers op straffe van nietigheid schriftelijk worden aangegaan en door de schepeling persoonlijk worden ondertekend. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de aanvraag terecht is afgewezen. De Hoge Raad casseert deze uitspraak. Naar het oordeel van de Hoge Raad moet onder een arbeidsovereenkomst voor de toepassing van de Ziektewet ook worden begrepen een nageleefde overeenkomst tussen zeewerkgever en schepeling die voldoet aan de kenmerken bedoeld in art. 7:610 BW en alleen nietig is omdat niet is voldaan aan de formele vereisten van art. 398 WvK.

NTFR 2011/2771 - Gezagsverhouding tussen ex-echtgenoot en bewindvoerders van belanghebbende

ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4990, datum uitspraak 07-10-2011, publicatiedatum 18-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende is sinds 1990 gescheiden van zijn echtgenote. Aan belanghebbende is een persoonsgebonden budget toegekend. Hij heeft met de echtgenote een zorgovereenkomst gesloten. Op 2 december 2009 is belanghebbende onder bewind gesteld. Zijn twee zonen uit een eerder huwelijk zijn als bewindvoerders aangesteld. In geschil is of sprake is van een gezagsverhouding tussen de twee zonen en de echtgenote. De rechtbank oordeelt van wel en neemt daarbij het volgende in aanmerking:

NTFR 2011/2773 - Na verwijzing: vertrouwensbeginsel staat heffing over schadevergoeding voor verhuurde watermolen niet in de weg

ECLI:NL:HR:2011:BU6996, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 09-12-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011
Deze procedure betreft de verwijzingsprocedure van HR 15 januari 2010, nr. 07/13628, NTFR 2010/1145. In 1990 is door een waterschap schade toegebracht aan een door belanghebbende verhuurde watermolen. In 1993 heeft belanghebbende op grond van een civiel vonnis hiervoor een schadevergoeding gekregen. De schadevergoeding is in 1998 door belanghebbende terugbetaald, omdat het vonnis in hoger beroep werd vernietigd. Na cassatie is de schadevergoeding in 2000 echter opnieuw aan belanghebbende betaald. In 1995 heeft belanghebbende herstelkosten aan de huurder van de molen betaald. De in 1993 ontvangen schadevergoeding is niet belast en de in 1995 betaalde herstelkosten zijn niet in aftrek gebracht. De terugbetaling van de schadevergoeding in 1998 is door belanghebbende in mindering gebracht op het belastbare inkomen. De in 2000 ontvangen schadevergoeding is door de inspecteur tot het belastbare inkomen gerekend. Volgens Hof Den Bosch (NTFR 2008/306) is de schadevergoeding onbelast.

NTFR 2011/2774 - Woningbouwstichting door hof als anbi aangemerkt

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4672, datum uitspraak 20-09-2011, publicatiedatum 16-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende is een stichting die werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting en als zodanig is toegelaten als instelling als bedoeld in art. 70 Woningwet. Volgens rechtbank Den Haag kon belanghebbende niet als een anbi worden aangemerkt. Het hof beslist echter anders. Refererend aan de conclusie van A-G Wattel 25 maart 2011, nr. 10/03464, NTFR 2011/1016, LJN: BQ0525, leidt het hof uit een aantal omstandigheden af dat belanghebbende als toegelaten instelling als bedoeld in art. 70 Woningwet in beginsel gehouden is het algemeen volkshuisvestingbelang te dienen. Het hof acht de statuten van belanghebbende daarmee in overeenstemming. Voorts heeft belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat haar werkzaamheden daarop rechtstreeks zijn gericht. Daarmee is volgens het hof voldaan aan het vereiste dat belanghebbende een algemeen belang beoogt. Voorts zijn de werkzaamheden van belanghebbende geheel of nagenoeg geheel (ten minste voor 50%) gericht op het dienen van het algemeen belang van de volkshuisvesting. Aldus dient belanghebbende als een anbi te worden aangemerkt.

NTFR 2011/2778 - Hoge Raad geeft herstelarrest in KB-Luxzaken

ECLI:NL:HR:2011:BU5668, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
De Hoge Raad heeft in de KB-Luxzaken met nrs. 10/03624 en 10/05582 op 12 augustus 2011 een arrest uitgesproken (NTFR 2011/1881). De Hoge Raad heeft daarna ambtshalve geconstateerd dat het dictum van dat arrest een – voor partijen redelijkerwijs kenbare – fout bevat die zich voor eenvoudig herstel leent. Uit de rechtsoverwegingen in het arrest volgt dat de uitspraken van het hof alleen vernietigd dienen te worden voor zover die uitspraken de verhogingen en de boeten betreffen. Dit is abusievelijk niet juist in het dictum van het arrest tot uitdrukking gebracht. De Hoge Raad herstelt de fout in die zin dat de in het dictum opgenomen passage:

NTFR 2011/2779 - Hoge Raad geeft herstelarrest in KB-Luxzaak

ECLI:NL:HR:2011:BU5670, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
De Hoge Raad heeft in de KB-Luxzaak met nr. 10/03625 op 12 augustus 2011 een arrest uitgesproken (NTFR 2011/1880). De Hoge Raad heeft daarna ambtshalve geconstateerd dat het dictum van dat arrest een – voor partijen redelijkerwijs kenbare – fout bevat die zich voor eenvoudig herstel leent. Uit de rechtsoverwegingen in het arrest volgt dat de uitspraak van het hof alleen vernietigd dient te worden voor zover die uitspraak de verhogingen en de boeten betreft. Dit is abusievelijk niet juist in het dictum van het arrest tot uitdrukking gebracht. De Hoge Raad herstelt de fout in die zin dat de in het dictum opgenomen passage:

NTFR 2011/2780 - KB-Luxzaak zonder boeten houdt in cassatie stand

ECLI:NL:HR:2011:BU5690, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV alsmede navorderingsaanslagen VB opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De Hoge Raad doet de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945) en in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 (NTFR 2011/946).

NTFR 2011/2781 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (I)

ECLI:NL:HR:2011:BU5633, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die navorderingsaanslagen en boeten verminderd. De Hoge Raad doet de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2782 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (II)

ECLI:NL:HR:2011:BU5638, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren (navorderings)aanslagen IB/PVV met boeten alsmede navorderingsaanslagen VB met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft een aantal navorderingsaanslagen vernietigd en een aantal (navorderings)aanslagen en boeten verminderd. De Hoge Raad herstelt ambtshalve een omissie van het hof inzake twee heffingsrentebeschikkingen en een boetebeschikking die niet door het hof zijn vernietigd, terwijl de bijbehorende navorderingsaanslagen wel door het hof zijn vernietigd. Voor het overige doet de Hoge Raad de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945) en in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 (NTFR 2011/946). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2783 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (III)

ECLI:NL:HR:2011:BU5642, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV met boeten alsmede navorderingsaanslagen VB met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft belanghebbende ten dele in het gelijk gesteld. De Hoge Raad herstelt ambtshalve een kennelijke, ook voor partijen kenbare, misslag in het dictum (ten onrechte zijn daarin een aantal navorderingsaanslagen vernietigd door het hof). Voor het overige doet de Hoge Raad de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945) en in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 (NTFR 2011/946). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2784 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (IV)

ECLI:NL:HR:2011:BU5634, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren (navorderings)aanslagen IB/PVV met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die (navorderings)aanslagen en boeten verminderd. De Hoge Raad doet de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2785 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (V)

ECLI:NL:HR:2011:BU5681, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen VB met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die navorderingsaanslagen en boeten verminderd. De Hoge Raad doet de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 (NTFR 2011/946). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2786 - Verwijzing in KB-Luxzaak voor boeten (VI)

ECLI:NL:HR:2011:BU5679, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbende zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen VB met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die navorderingsaanslagen en boeten verminderd. De Hoge Raad doet de zaak af overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 (NTFR 2011/946). Dit betekent dat de zaak voor de boeten wordt verwezen.

NTFR 2011/2787 - Verwijzing in KB-Luxzaken voor boeten (I)

ECLI:NL:HR:2011:BU6494, datum uitspraak 02-12-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbenden zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die navorderingsaanslagen en boeten verminderd. Zowel belanghebbenden als de staatssecretaris hebben cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad doet deze zaken in zeven gelijkluidende arresten af, overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/03075 (NTFR 2011/945). Dit betekent dat de zaken voor de boeten worden verwezen. Verder krijgen belanghebbenden een vergoeding voor de proceskosten, die zij hebben gemaakt ter zake van het door de staatssecretaris ingetrokken cassatieberoep.

NTFR 2011/2788 - Verwijzing in KB-Luxzaken voor boeten (II)

ECLI:NL:HR:2011:BU6511, datum uitspraak 02-12-2011, publicatiedatum 02-12-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Aan belanghebbenden zijn over een reeks van jaren navorderingsaanslagen IB/PVV met boeten opgelegd in verband met een KB-Luxrekening. Hof Amsterdam heeft die navorderingsaanslagen en boeten verminderd. Zowel belanghebbenden als de staatssecretaris hebben cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad doet deze zaken in zeven gelijkluidende arresten af, overeenkomstig de lijn die is uitgezet in HR 15 april 2011, nr. 09/05192 ( NTFR 2011/946). Dit betekent dat de zaken voor de boeten worden verwezen. De belanghebbenden krijgen geen proceskostenvergoeding ter zake van de door de staatssecretaris ingetrokken cassatieberoepen, nu belanghebbenden geen proceshandelingen hebben verricht als genoemd in het Bpb.

NTFR 2011/2789 - Inspecteur kan met ervaringsregels aanvullend bewijs leveren voor beboetbaar feit

ECLI:NL:HR:2011:BU5687, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Hof Amsterdam heeft de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen verminderd, en de boetes vernietigd. Belanghebbende heeft daartegen cassatieberoep ingesteld. De gronden die zijn gericht tegen de beslissing van het hof over de boetes, missen feitelijke grondslag. Desondanks vindt de Hoge Raad met betrekking tot boetes aanleiding om zijn eerdere arresten HR 15 april 2011, NTFR 2011/945 en NTFR 2011/946 te verduidelijken. In die arresten heeft de Hoge Raad overwogen dat de omstandigheid dat een belanghebbende op enig moment een banktegoed aanhield, niet zonder aanvullend bewijs, zoals ervaringsregels, een vermoeden kan rechtvaardigen dat die belanghebbende ook op een ander moment een banktegoed heeft aangehouden. In het onderhavige arrest voegt de Hoge Raad daaraan toe dat dit aanvullende bewijs niet kan worden geleverd met alleen gegevens over de gang van zaken bij een (aanzienlijke) meerderheid van de vergelijkingsgroep van meewerkers. Algemene ervaringsregels kunnen daarentegen wel dienst doen als aanvullend bewijs.

NTFR 2011/2790 - Cassatieberoep niet-ontvankelijk omdat gronden niet tijdig zijn ingediend

ECLI:NL:HR:2011:BR4813, datum uitspraak 25-11-2011, publicatiedatum 25-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Belanghebbende heeft een pro-formacassatieberoepschrift ingediend. De griffier van de Hoge Raad stelt belanghebbende tot en met 2 februari 2011 in de gelegenheid om alsnog de gronden aan te voeren. Pas op 9 februari 2011 komt er bij de Hoge Raad een brief binnen. De Hoge Raad laat deze brief als te laat ingekomen buiten beschouwing. Herstel van het verzuim heeft derhalve niet tijdig plaatsgevonden. Het cassatieberoep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2011/2792 - Belanghebbende hoefde niet te twijfelen aan de deskundigheid van zijn gemachtigde; geen grove schuld bij belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2011:BU3090, datum uitspraak 27-10-2011, publicatiedatum 02-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. M.H.W.N. Lammers
Belanghebbende heeft facturen met € 4.750 respectievelijk € 2.375 aan omzetbelasting uitgereikt aan de vennootschap waarin zij alle aandelen hield. De omzetbelasting vermeld op deze facturen is door de vennootschap als voorbelasting in aftrek gebracht. Deze omzetbelasting heeft belanghebbende niet op aangifte voldaan. De inspecteur heeft dit ontdekt bij een bij de vennootschap ingesteld onderzoek en heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting en boeten opgelegd. De facturen en de aangiften omzetbelasting zijn opgesteld door een gemachtigde. Het hof is van oordeel dat de opgelegde boeten slechts in stand kunnen blijven als de inspecteur bewijst dat bij belanghebbende zelf sprake was van opzet of grove schuld. De inspecteur heeft niet bewezen dat belanghebbende in de keuze van en/of de samenwerking met zijn gemachtigde in zodanig ernstige mate onzorgvuldig is geweest dat hem zelf het verwijt van opzet of grove schuld treft. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende redenen had te twijfelen aan de deskundigheid of de zorgvuldige taakvervulling van zijn gemachtigde. Ook in het geval het belanghebbende was opgevallen dat gefactureerd werd met omzetbelasting maar geen aangiften voor de afdracht van omzetbelasting werden gedaan en hij daarover contact opnam met zijn adviseur, is er geen sprake van grove schuld. De boetebeschikkingen worden vernietigd.

NTFR 2011/2793 - Winstcorrectie bij exploitant coffeeshop met ondeugdelijke administratie is terecht

ECLI:NL:GHARN:2011:BU4063, datum uitspraak 01-11-2011, publicatiedatum 11-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. M. Hendriks
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de inkoop-, voorraad- en kasadministratie van belanghebbende niet deugen. Volgens de gemaakte vermogensvergelijking is sprake van een negatief nettoprivé van € 45.000. Dit bedrag is door de inspecteur tot de winst van belanghebbende gerekend. Voorts is een vergrijpboete van 50% opgelegd. Rechtbank Arnhem achtte de correctie juist en heeft de boete verminderd tot 47,5% wegens overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is niet in geschil dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast wegens schending van de administratieplicht. Belanghebbende slaagt er volgens het hof niet in om aan deze verzwaarde bewijslast te voldoen. De door de inspecteur gemaakte schatting van de verzwegen winst acht het hof redelijk. De omkering en verzwaring van de bewijslast vormt wel reden voor een matiging van de boete tot 40%. In zoverre krijgt belanghebbende gelijk.

NTFR 2011/2794 - Hoger beroep tegen nihilaanslag is niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang

ECLI:NL:GHARN:2011:BU3510, datum uitspraak 25-10-2011, publicatiedatum 07-11-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Aan belanghebbende is een nihilaanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 opgelegd. Daarbij is een verliesvaststellingsbeschikking gegeven, waarbij het verlies is vastgesteld op € 31.444. Rechtbank Arnhem heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Hof Arnhem verklaart het door belanghebbende ingestelde hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk. Bij het hoger beroep tegen een nihilaanslag heeft belanghebbende volgens het hof namelijk geen belang, omdat een uitspraak op het hoger beroep haar niet in een gunstiger positie kan brengen dan waarin zij al verkeerde. Met betrekking tot de verliesvaststellingsbeschikking heeft belanghebbende evenmin een procesbelang, aangezien zij akkoord gaat met het bedrag van een verlies van € 31.444.

NTFR 2011/2795 - Gebreken in administratie van schroothandelaar leiden niet tot omkering van bewijslast

ECLI:NL:GHARN:2011:BU2113, datum uitspraak 18-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
Belanghebbende is een schroothandelaar. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de administratie van belanghebbende niet deugt, dat daarin anonieme inkopen zijn verantwoord tot een bedrag van € 37.375, welk bedrag als verzwegen winst moet worden aangemerkt en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het ongelijk gesteld. De inspecteur komt hiertegen in hoger beroep, maar zonder succes. Volgens het hof is er geen reden voor omkering en verzwaring van de bewijslast. De gebreken die door de inspecteur zijn gesteld, te weten kort gezegd: (i) anonieme inkopen, (ii) gebrekkige kasadministratie, (iii) niet bewaren van de weegbruggegevens en (iv) geen voorraadregistratie zijn hier niet van een zodanige omvang, dat omkering van de bewijslast is gerechtvaardigd. Voorts is het hof van oordeel dat de inspecteur de correctie ter zake van de inkopen niet aannemelijk heeft gemaakt.

NTFR 2011/2796 - Integrale proceskostenvergoeding voor ten onrechte aangeslagen autohandelaar

ECLI:NL:GHARN:2011:BT8871, datum uitspraak 11-10-2011, publicatiedatum 21-10-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Aan belanghebbende, een autohandelaar, zijn versneld vijf belastingaanslagen opgelegd tot een bedrag van ongeveer € 3 miljoen. In de beroepsfase hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij de belastingaanslagen van tafel gingen. Belanghebbende claimt een vergoeding van de werkelijke proceskosten ten bedrage van € 33.277. Rechtbank Arnhem heeft een vergoeding van € 10.000 toegekend. Hiertegen komt belanghebbende met succes in hoger beroep. Het hof is weliswaar van oordeel dat de inspecteur niet ‘tegen beter weten in’ heeft gehandeld, maar wel dermate onzorgvuldig dat een integrale vergoeding van de proceskosten op haar plaats is. Daarbij laat het hof onder meer meewegen dat: de belastingaanslagen rauwelijks – zonder onderzoek – zijn opgelegd, ten onrechte beslag is gelegd op de auto’s, de belastingaanslagen niet deugdelijk zijn gemotiveerd, versnelde aanslagoplegging en het terstond invorderbaar verklaren ervan niet nodig waren, de inspecteur niet heeft willen praten met belanghebbende en hij in de bezwaarfase niet adequaat heeft gereageerd op diverse verzoeken van belanghebbende, hij belanghebbende niet heeft gehoord en de uitspraaktermijn niet in acht heeft genomen. Hierdoor heeft belanghebbende volgens het hof onnodig hoge proceskosten moeten maken. Daarom krijgt belanghebbende het geclaimde bedrag minus de btw vergoed – zijnde € 28.351.

NTFR 2011/2800 - Bewijslastverdeling ex art. 35b, lid 7, BRK heeft een domino-effect

ECLI:NL:GHARN:2011:BU2111, datum uitspraak 18-10-2011, publicatiedatum 28-10-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011 met annotatie van mr. S. Wolvers
Belanghebbende, een Nederlandse bv, is statutair gevestigd in Nederland. Tot in ieder geval 1 juli 2001 was zij ook feitelijk in Nederland gevestigd. De activiteiten van belanghebbende zijn beperkt tot het beleggen van vermogen. Belanghebbende stelt dat haar feitelijke leiding sinds 1 juli 2001 is verplaatst naar de Nederlandse Antillen. Door de inspecteur van Curaçao is goedgekeurd, dat belanghebbende wordt belast naar het zogenoemde offshoretarief. De inspecteur is bij het opleggen van de onderhavige aanslagen VPB voor de jaren 2001, 2002 en 2003 ervan uitgegaan, dat belanghebbende inwoner van Nederland was. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur (grotendeels) in het gelijk gesteld. Het hof stelt voorop dat hier sprake is van een dubbele vestigingsplaats en dat de tiebreakerbepaling uitkomst moet bieden. Het is op grond van art. 35b, lid 7, BRK aan belanghebbende om aan te tonen dat haar werkelijke leiding sinds 1 juli 2001 op de Nederlandse Antillen is gevestigd. Daarbij geldt een zogenoemd domino-effect. Indien belanghebbende voor enig jaar slaagt in haar bewijslast, komt genoemde bepaling in navolgende jaren niet meer aan de orde. Indien belanghebbende echter niet erin slaagt het van haar verlangde bewijs te leveren, dient in het daarop volgende jaar weer te worden uitgegaan van de bewijslastverdeling van art. 35b, lid 7, BRK. Voor geen van de jaren slaagt belanghebbende te voldoen aan haar bewijslast.

NTFR 2011/2801 - Stilzwijgende goedkeuring belastingverdrag met Oman

Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011
Bij brief van 24 oktober 2011 heeft de minister van Buitenlandse Zaken het op 5 oktober 2009 tot stand gekomen belastingverdrag met Oman, met toelichtende nota, ter stilzwijgende goedkeuring naar het parlement gestuurd. Het verdrag ziet op belastingen naar het inkomen. De brief, de toelichtende nota, het advies van de Raad van State en het nader rapport zijn als brondocument opgenomen.

NTFR 2011/2802 - Beantwoording Kamervragen over belastingontwijking door multinationals

Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011
In een drietal brieven van 23 november 2011 geeft de staatssecretaris antwoord op een drietal sets vragen van het Kamerlid Braakhuis over 1. belastingontwijking via de deelnemingsvrijstelling, 2. het bericht ‘Nederland belastingparadijs voor veel multinationals’ en 3. artikelen in het FD over belastingontwijking (via coöperaties). Daarnaast heeft de minister van EZ, mede namens de staatssecretaris, bij brief van 5 december 2011 vragen beantwoord van de leden Smeets, Dikkers en Groot aangaande de activiteiten van multinationals in belastingparadijzen. Ook deze antwoorden zijn als brondocument bijgevoegd.

NTFR 2011/2803 - Geen toeristenbelasting voor huisvesting Poolse uitzendkrachten

ECLI:NL:HR:2011:BU7111, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 09-12-2011
Aflevering 50, gepubliceerd op 15-12-2011
Belanghebbende is een uitzendbureau voor Poolse uitzendkrachten en bezit een accommodatie waarin onderdak wordt geboden aan buitenlandse uitzendkrachten, voornamelijk werkzaam in de tuinbouw. In de accommodatie worden geen dranken of voedsel verstrekt, er is een gemeenschappelijke keuken waar de uitzendkrachten zelf koken; de uitzendkrachten zorgen zelf voor linnengoed en wassen dit ook zelf.