NTFR 2012/704 - Het Hof van Justitie slecht op goede gronden enkele formalistische barrières voor de aftrek
Aflevering 12, gepubliceerd op 22-03-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersEen op 26 april 2007 opgerichte vof, Polski Trawertyn, trekt in de aangifte over juni tot september 2007 op twee facturen berekende omzetbelasting af. De eerste factuur, gedagtekend 22 december 2006, betreft de aanschaf van een steengroeve en is op naam gesteld van de (op dat moment toekomstige) vennoten. De steengroeve is bij oprichting van de vof ingebracht. De tweede factuur, gedagtekend 26 april 2007, is op naam van de vof gesteld en betreft notariële werkzaamheden voor de oprichting van de vof. De Poolse fiscus betwist de aftrekbaarheid bij de vof van de aldus berekende omzetbelasting, omdat de vof in eerste instantie niet de afnemer is van de steengroeve en omdat op de factuurdatum inschrijving van de vof in het handelsregister niet heeft plaatsgevonden en de vof ‘officieel’ dus niet bestaat. Inschrijving vond plaats op 5 juni 2007. Op de prejudiciële vragen van de verwijzende rechter in de aangespannen gerechtelijke procedure verklaart het Hof van Justitie voor recht: art. 9, 168 en 169, Btw-richtlijn staan in de weg aan een nationale regeling die zowel de vennoten van een vof als die vof de mogelijkheid ontzegt recht op aftrek te doen gelden van de voorbelasting over investeringsuitgaven die de vennoten hebben gedaan vóór de oprichting en inschrijving van de vof, ten behoeve van de vof en met het oog op haar economische activiteit. Art. 168 en 178, onderdeel a, Btw-richtlijn staan in de weg aan een nationale regeling waarvan de toepassing tot gevolg heeft dat een vof de voorbelasting niet kan aftrekken wanneer de factuur, die was opgesteld vóór de inschrijving en identificatie van die vof voor btw-doeleinden, is uitgeschreven op naam van de vennoten van die vof.