Aflevering 13

Gepubliceerd op 29 maart 2012

NTFR 2012/723 - Wetgevers en rechters: creëer en koester open normen!

Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 geschreven door prof. dr. T.M. Berkhout
Wie zich verdiept in de geschiedenis van de hoofse etiquette, leert al gauw dat die complexe gedragscode niet zozeer een voortbrengsel was van decadente en verwijfde slappelingen, maar juist zinvolle regelgeving voor mensen die op een klein oppervlak met elkaar moesten leven. Kastelen zijn immers, hoewel imposant ogend, toch beperkt in hun ruimte. Daarom waren (gedrags)regels voor de vele tientallen bewoners van die paar honderd vierkante meters leefruimte, geen luxe, maar noodzaak. Het zou wat worden als iedereen maar zijn gang zou gaan…

NTFR 2012/724 - We zijn er nog niet, maar we zijn onderweg (deel 1)

Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 geschreven door dr. H.J. Bresser
Voor stichtingen en verenigingen is er in de vennootschapsbelasting per 1 januari 2012 het nodige veranderd. De belangrijkste wijziging is wel de vrijstelling voor wat ik noem de kleine stichtingen en verenigingen. Gelet op de overige ingrijpende wijzigingen in wet en jurisprudentie die momenteel om aandacht vragen, hebben deze veranderingen weinig belangstelling gekend. Ten onrechte, daar deze veranderingen voor de doelgroep van wezenlijke betekenis zijn. In deze bijdrage zet ik de belangrijkste wijzigingen voor stichtingen en verenigingen in het algemeen op een rijtje, hier en daar voorzien van een kritische kanttekening. In een volgende bijdrage ga ik in op de wijzigingen in de vennootschapsbelasting die met name relevant zijn voor stichtingen en verenigingen die zich bezig houden met de behartiging van algemeen nut beogende instellingen (de zogenoemde goede doelen) dan wel met fondsenwerving ten behoeve van dergelijke instellingen, alsmede de bijzondere regelingen voor culturele instellingen.

NTFR 2012/727 - Woongedeelte boerderij onterecht tot het ondernemingsvermogen gerekend

Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende, wonende aan de a-straat 1 te Z, dreef een landbouwonderneming. Bij de verdeling van de nalatenschap van de schoonvader van belanghebbende in 1984 is aan zijn echtgenote toebedeeld de naastgelegen onroerende zaak, bestaande uit een boerderij met grond en opstallen. Belanghebbende heeft de gehele onroerende zaak gerekend tot zijn ondernemingsvermogen. Kort na verkrijging is de boerderij verbouwd. Hierbij is een scheidingsmuur geplaatst tussen de stal en het woongedeelte van de boerderij. Als gevolg hiervan kon het woongedeelte zelfstandig rendabel worden gemaakt. Belanghebbende heeft dat gedeelte als woning verhuurd. De stal en de omliggende grond heeft hij gebruikt in het kader van zijn onderneming. Volgens de aangifte IB/PVV voor het jaar 2000 is het woongedeelte in dat jaar aan het ondernemingsvermogen onttrokken. Ter zake is een boekwinst verantwoord van f 137.150. De aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Nadien heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de te belasten boekwinst f 294.644 bedraagt. In verband daarmee is de bestreden navorderingsaanslag opgelegd. Tegen die navorderingsaanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Volgens belanghebbende behoorde het woongedeelte tot zijn verplichte privévermogen. Het bezwaar is afgewezen.

NTFR 2012/728 - Vergoeding voor diensten aan scheepvaart-cv's valt niet onder tonnageregeling

ECLI:NL:HR:2012:BV8203, datum uitspraak 15-06-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van A.F. Gunn
Belanghebbende bemiddelt ter zake en verleent diensten aan scheepvaart-cv’s. Daartoe onderhoudt zij contact met rederijen om opdrachten te verwerven en werft zij beleggers die willen participeren. In de periode tussen de oprichting van een scheepvaart-cv en de toetreding van participanten is (de gevoegde dochter van) belanghebbende beherend vennoot van de cv. Zij wordt voor haar werkzaamheden betaald door de cv. In geschil is of deze vergoedingen onder de tonnageregeling (art. 3.22 Wet IB 2001) vallen. Het hof heeft die vraag ontkennend beantwoord.

NTFR 2012/731 - Bewijsoordelen over onzakelijkheid terugwerkende kracht valutawijzigingen zijn cassatieproof

ECLI:NL:HR:2012:BV8185, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. G.J.W. Kinnegim
Belanghebbende, een bv, wenst een verlies op een lening in aanmerking te nemen in verband met valutawijzigingen. Hof Amsterdam heeft die wens niet vervuld. De in de overeenkomst opgenomen terugwerkende kracht van de valutawijzigingen berustte namelijk op onzakelijke overwegingen. Daarom kan het hieruit voortvloeiende verlies niet ten laste van de winst van belanghebbende worden gebracht. In cassatie vecht belanghebbende de bewijsoordelen van het hof aan, echter zonder succes.

NTFR 2012/733 - Restwaarde quotum meenemen bij berekening voortzettingswaarde volgens DCF-methode

ECLI:NL:HR:2011:BU8267, datum uitspraak 16-12-2011, publicatiedatum 16-12-2011
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. D. van Beelen
Tot de nalatenschap behoort een landbouwbedrijf. De inspecteur heeft de (voortzettings)waarde van de onderneming terecht berekend volgens de discountedcashflowmethode (DCF-methode), waarbij de waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van verwachte toekomstige kasstromen. Bij deze methode past dat rekening wordt gehouden met de schulden van de onderneming. Verder moet daarbij ook de restwaarde van het productiequotum in aanmerking worden genomen. Anders dan Hof Den Bosch (4 februari 2011, nr. 10/00370, NTFR 2011/1549) heeft geoordeeld, doet daaraan niet af dat de waarde van het productiequotum vóór liquidatie reeds tot uitdrukking komt in de toekomstige kasstromen, als opbrengst bij verkoop van de productie.

NTFR 2012/734 - Hof treedt buiten de rechtsstrijd door aan evenredigheidsbeginsel te toetsen

ECLI:NL:HR:2012:BU6477, datum uitspraak 16-03-2012, publicatiedatum 16-03-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Belanghebbende is in 2002 commanditair vennoot geworden in een film-cv. De cv heeft met E bv een productieovereenkomst gesloten. Om vooraf zekerheid te verkrijgen dat de participanten in de cv gerechtigd zijn tot de fiscale faciliteiten, heeft de cv met de inspecteur een winstvaststellingsovereenkomst gesloten. Nadat de inspecteur was gebleken dat E bv de gebudgetteerde productiekosten met 17,5% had overschreden, en dit niet voor rekening van de cv kwam, heeft de inspecteur de overeenkomst opgezegd. De cv had zich immers niet aan de afspraak gehouden dat de film volledig voor haar rekening en risico zou worden vervaardigd. De fiscale faciliteiten zijn daarom aan belanghebbende onthouden. Hof Amsterdam (NTFR 2010/917) heeft geoordeeld dat de inspecteur het recht had de overeenkomst op te zeggen, maar dat hij wel het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door de fiscale faciliteiten niet in aanmerking te nemen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Nu belanghebbende zich voor het hof niet heeft beroepen op schending van het evenredigheidsbeginsel, is het hof buiten de grenzen van het geschil getreden. Verder is in cassatie niet bestreden het hofoordeel dat de inspecteur het recht had de overeenkomst op te zeggen.

NTFR 2012/735 - Vermindering van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding

ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6314, datum uitspraak 09-02-2012, publicatiedatum 22-02-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. J. Kastelein
Met toepassing van omkering van de bewijslast – wegens het niet doen van de vereiste aangifte – heeft de inspecteur een aanslag IB/PVV opgelegd, waarvan inkomsten uit een hennepkwekerij onderdeel uitmaken. Het hof stelt voorop dat ook als sprake is van toepassing van omkering van de bewijslast een aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, maar moet berusten op een redelijke schatting. Het hof oordeelt dat de inspecteur in redelijkheid tot zijn schatting heeft kunnen komen. De boete wordt ambtshalve verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze vermindering geeft – anders dan Rechtbank Haarlem heeft overwogen – geen aanleiding voor vergoeding van (proces)kosten en griffierecht. Het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de hoger beroepsfase naar het oordeel van het hof niet onredelijk lang heeft geduurd.

NTFR 2012/736 - Belastingplichtige is gebonden aan ter zitting van rechtbank gesloten compromis

ECLI:NL:GHARN:2012:BV2113, datum uitspraak 17-01-2012, publicatiedatum 27-01-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
Aan belanghebbende zijn een naheffingsaanslag OB, een boete- en een heffingsrentebeschikking opgelegd. Ter zitting van de rechtbank hebben partijen een compromis gesloten, waarbij is overeengekomen dat de naheffingsaanslag en genoemde beschikkingen worden vernietigd en dat belanghebbende het griffierecht vergoed krijgt en een forfaitaire proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Zij betoogt dat zij niet is gebonden aan het compromis wegens dwaling. Het hof gaat hier niet in mee. Het compromis is uitgebreid besproken door de rechtbank en de gemachtigde van belanghebbende heeft de tijd gekregen zich een beeld te vormen van de inhoud en de financiële gevolgen ervan. Van dwaling is geen sprake. Belanghebbende is dan ook gebonden aan het compromis.

NTFR 2012/737 - Verhuur van tentoonstellingsruimte door woningcorporatie is belast

ECLI:NL:HR:2012:BV8180, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Belanghebbende is een woningcorporatie. Naast woningen en bedrijfsruimten verhuurt zij ook voor korte periodes ruimten in een monumentaal pand voor het houden van evenementen (congressen, bruiloften). Daarbij biedt belanghebbende ook andere diensten aan zoals catering. Veelal komt belanghebbende voor het gebruik van de ruimten en de bijkomende diensten één vergoeding overeen waarbij omzetbelasting in rekening wordt gebracht. Belanghebbende heeft de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting voor de restauratie van het monumentenpand in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze omzetbelasting nageheven. Naar het oordeel van de Hoge Raad ten onrechte. Belanghebbende komt immers in aanmerking voor toepassing van de faciliteit die Mededeling 40 biedt (besluit van 24 november 2000, NTFR 2000/1842). Daarin is goedgekeurd dat het ter beschikking stellen van congres- en tentoonstellingsruimten voor een korte periode is belast naar het algemene tarief, ook zonder daartoe strekkend verzoek en ongeacht de vraag in welke mate de verhuurder aftrekgerechtigd is.

NTFR 2012/740 - Regeling voor vermindering BPM bij invoer van gebruikte auto’s is in strijd met EU-recht

ECLI:NL:HR:2012:BV7393, datum uitspraak 02-03-2012, publicatiedatum 02-03-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft in juni 2010 een gebruikte auto vanuit Duitsland overgebracht naar Nederland. In verband met de registratie heeft belanghebbende BPM voldaan. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop de belastingvermindering van art. 10 Wet BPM wordt berekend. Rechtbank Arnhem (NTFR 2011/535) heeft belanghebbende in het gelijk gesteld door te oordelen dat de in art. 10 Wet BPM bedoelde vermindering moet worden berekend door de inkoopwaarde van de auto in gebruikte staat af te zetten tegen de consumentenprijs van een vergelijkbare auto in nieuwstaat. De staatssecretaris heeft sprongcassatie ingesteld, maar wordt in het ongelijk gesteld. Ook de Hoge Raad is van oordeel dat de voor gebruikte auto’s in art. 10, lid 2, Wet BPM voorgeschreven vermindering van de catalogusprijs, in strijd is met art. 110 VwEU.

NTFR 2012/741 - Hoge Raad geeft uitleg aan begrip 'voor verwijdering afgegeven afvalstoffen'

ECLI:NL:HR:2012:BR7042, datum uitspraak 10-02-2012, publicatiedatum 10-02-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende exploiteert een afvalverbrandingsinrichting met stortplaats. Binnen de inrichting moeten voorzieningen worden getroffen voor het bergen van de aangeboden afvalstoffen. Bepaalde afvalstoffen die door derden aan belanghebbende ter verwijdering zijn afgegeven, worden op de stortplaats van de inrichting als vervanging voor primaire bouwmaterialen voor het treffen van die voorzieningen gebruikt. Als houder van de inrichting is belanghebbende belastingplichtig voor de afvalstoffen die bij de inrichting ter verwijdering worden afgegeven. Bij beschikking heeft de inspecteur belanghebbende toegestaan een verhoudingsgetal toe te passen met als gevolg dat alleen afvalstoffenbelasting is verschuldigd over de hoeveelheid voor verwijdering afgegeven afvalstoffen. Partijen strijden over de uitleg van het begrip ‘voor verwijdering afgegeven afvalstoffen’. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat dit begrip dient te worden opgevat als afvalstoffen die de inrichting niet verlaten, ongeacht of deze afvalstoffen binnen de inrichting nuttig worden toegepast. De Hoge Raad sluit zich hierbij aan.

NTFR 2012/743 - Legesverordening gemeente Vianen is onverbindend

ECLI:NL:GHARN:2012:BV7056, datum uitspraak 14-02-2012, publicatiedatum 28-02-2012
Aflevering 13, gepubliceerd op 29-03-2012 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Ter zake van het in behandeling nemen van bouwaanvragen is aan belanghebbende – een bouwbedrijf – leges in rekening gebracht door de gemeente Vianen. Belanghebbende stelt dat de verordening onverbindend is, omdat de zogenoemde opbrengstlimiet is overschreden. Het hof stelt belanghebbende in het gelijk. De gemeente is er namelijk niet in geslaagd te voldoen aan de verplichting om de twijfel of bepaalde posten als ‘lasten ter zake’ kunnen worden aangemerkt en of de baten juist zijn geraamd, weg te nemen. Daarom concludeert het hof dat de verordening in haar geheel onverbindend is. De aan belanghebbende opgelegde aanslagen worden door het hof vernietigd.